Verordening van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel van 27 oktober 2004 houdende vaststelling bestemmingsheffing detailhandel in brood en banket voor het jaar 2005 (Verordening bestemmingsheffing detailhandel in brood en banket 2005)
Het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel;
Gelet op de artikelen 95, tweede lid en 126 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie;
Gezien het advies van de Commissie detailhandel in brood en banket;
a.
detailhandel in brood- en banketproducten: het aan particulieren verkopen van:-
brood, dit is de gebakken eetwaar als bedoeld in
artikel 1 sub d van het warenwetbesluit meel en brood;-
banket, dit is gebak met slagroom, banketbakkersroom of een dergelijke grondstof, dan wel met vers of gesteriliseerd fruit;-
overige bakkersartikelen, dit zijn andere geheel of gedeeltelijk uit meel of bloem bereide artikelen, die gewoonlijk in brood- en banketwinkels verkocht worden, dan wel die naar de aard van de verwerkte grondstoffen of de wijze van verwerking van die grondstoffen vergelijkbaar zijn met de hier bedoelde artikelen, zoals beschuit, koek, koekjes, ragoutwerk, kerstbrood of dergelijke (gelegenheids)producten;
b.
franchiseformule: een commerciële samenwerkingsvorm tussen ondernemers, waarbij de ene partij, de franchisegever, aan de andere partij, de franchisenemer, tegen een vergoeding het recht verleent om een onderneming te exploiteren volgens een door de franchisegever ontwikkeld systeem en onder een door hem voorgeschreven handelsnaam.
1.
Deze verordening is van toepassing op ondernemers die een onderneming drijven met één of meer verkoopplaatsen waarin hoofdzakelijk de detailhandel in brood- en banketproducten wordt uitgeoefend.
2.
Deze verordening is niet van toepassing op ondernemers die:
a.
de detailhandel in brood en banket uitsluitend in de vorm van ambulante handel uitoefenen;
b.
de detailhandel in brood en banket uitoefenen in het kader van een franchiseformule en de franchisegever schriftelijk heeft verklaard, dat de verkoopplaatsen van de franchisenemers kunnen worden aangemerkt als eigen verkoopplaatsen in de zin van deze verordening;
c.
aan het Hoofdbedrijfschap Ambachten op grond van de
Heffingsverordening banketbakkersbedrijf 2005 de bestemmingsheffing banket zijn verschuldigd.
1.
Aan degenen die een onderneming drijven als bedoeld in
artikel 3, wordt voor het jaar 2005 een bestemmingsheffing opgelegd. Doel van deze bestemmingsheffing is bevordering van een gezonde sociaal-economische ontwikkeling van de detailhandel in brood en banket door middel van collectieve promotie- en marketingactiviteiten.
2.
De heffing bedraagt € 141,-- voor iedere verkoopplaats als bedoeld in
artikel 3 met een maximum van € 705,-- voor ten hoogste 5 verkoopplaatsen.
1.
Aan de ondernemer die lid is van:
a.
de Nederlandse Brood- en Banketbakkers Ondernemers Vereniging; of
b.
de Nederlandse Vereniging voor de Bakkerij,
en over het jaar 2004 contributie aan een van deze organisaties heeft betaald, wordt op de bruto heffing een afbek toegestaan van 50%, met een maximum van 50% van de aan een van de organisaties betaalde contributie (exclusief BTW). De aftrek wordt slechts toegestaan indien uit door de in de eerste volzin genoemde organisaties verstrekte opgaven blijkt dat de contributie is betaald.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de ondernemers die, al dan niet rechtstreeks, lid zijn van een organisatie van ondernemers die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en die:
a.
krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheid kan uitstrekken tot ten minste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het bedrijfslichaam een taak heeft te vervullen,
c.
tot de werkingssfeer van het bedrijfslichaam behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet-onbetekenend is,
d.
met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een positie van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen ondermeer kan blijken uit de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan het arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en
e.
haar activiteiten, al dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties, landelijk ontplooit.
3.
De in het vorige lid bedoelde aftrek wordt slechts toegestaan indien daartoe door het bestuur van de desbetreffende organisatie een verzoek is gedaan en daarop positief is beslist.
4.
Op een verzoek als in het derde lid van dit artikel bedoeld, wordt door het dagelijks bestuur van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel beslist.
Den Haag, 27 oktober 2004