{**}
Rechtenmedia.nl - Juridische Online Uitgeverij  Rechtennieuws.nl | Jure.nl | Maxius.nl | Parlis.nl | Rechtenforum.nl | Vacatures | MijnWetten.nl | AdvocatenZoeken.nl | Rechtentotaal.nl
» Energiewijzer « advertorial
Bespaar geld en stap over!
Energiewijzer.nl, eerlijk over energie.

Juridische vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature

Powered by Jbmatch.nl

Inhoudsopgave
+ Afdeling 1. Definities
+ Afdeling 2. Uitvoering van internationale sancties
+ Afdeling 3. Tijdelijke voorschriften
+ Afdeling 4
+ Afdeling 5. Toezicht
+ Afdeling 6. Overige bepalingen
+ Afdeling 7. Toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba
+ Afdeling 8. Slotbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht

Sanctiewet 1977

Bwb-id:
Officiele titel:
Citeertitel:
Soort regeling:
Wetsfamilies:
Eerst verantwoordelijk ministerie:

Geldigheidsdatum:
Ingangsdatum:
Wet van 15 februari 1980, tot het treffen van sancties tegen bepaalde staten of gebieden
Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is over te gaan tot vernieuwing en uitbreiding van de wettelijke mogelijkheden om, ter uitvoering van internationale besluiten, aanbevelingen en afspraken, beperkingen vast te stellen voor de betrekkingen met bepaalde staten of gebieden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:
a. sanctiebesluit: een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2;
b. sanctieregeling: een regeling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, of artikel 7;
c. Onze Minister: Onze Minister van Buitenlandse Zaken in overeenstemming met Onze Minister wie het mede aangaat.
1.
Ter voldoening aan verdragen, besluiten of aanbevelingen van organen van volkenrechtelijke organisaties, dan wel aan internationale afspraken, met betrekking tot de handhaving of het herstel van de internationale vrede en veiligheid of de bevordering van de internationale rechtsorde dan wel de bestrijding van terrorisme, kunnen bij algemene maatregel van bestuur ten aanzien van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde onderwerpen regels worden vastgesteld.
2.
Indien de te stellen regels uitsluitend strekken ter uitvoering van verplichtingen die voortvloeien uit verdragen of uit bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties kan Onze Minister deze vaststellen.
1.
De in artikel 2 bedoelde regels kunnen betreffen het goederen-, diensten- en financieel verkeer, de scheepvaart, de luchtvaart, het wegverkeer, de post en de telecommunicatie en al hetgeen overigens is vereist ter voldoening aan de verdragen, besluiten, aanbevelingen dan wel internationale afspraken, bedoeld in artikel 2.
2.
Onder het in het eerste lid genoemde verkeer wordt begrepen iedere handeling, die kennelijk rechtstreeks is gericht op het bewerkstelligen van zulk verkeer.
3.
De in artikel 2 bedoelde regels kunnen mede voorschriften inhouden betreffende de in het verband van de onderwerpen, aangeduid in het eerste lid, gebruikelijke documenten.
4.
Deze wet laat de bevoegdheden krachtens de Algemene douanewet onverlet.
Artikel 4
De in artikel 2 bedoelde regels kunnen tevens de toegang en het verblijf van vreemdelingen betreffen, in die zin dat voor zover nodig in afwijking van de artikelen 3 en 12 van de Vreemdelingenwet 2000 de toegang en het verblijf aan in de regels aangeduide vreemdelingen kunnen worden geweigerd en dat Onze Minister van Justitie verblijfsvergunningen als bedoeld in de artikelen 14 en 20 van de Vreemdelingenwet 2000 van de bedoelde vreemdelingen kan intrekken. Een intrekking op grond van dit artikel geldt als een intrekking op grond van artikel 19 respectievelijk artikel 22 van de Vreemdelingenwet 2000.
1.
Een sanctiebesluit, zomede een besluit tot wijziging of intrekking daarvan, treedt niet eerder in werking dan twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het wordt geplaatst.
2.
Met betrekking tot een sanctiebesluit anders dan ter voldoening aan een verplichting die voortvloeit uit een verdrag of uit een bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, dan wel met betrekking tot een besluit tot intrekking of wijziging daarvan, kan, binnen één maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het betrokken besluit wordt geplaatst, door of namens één der Kamers der Staten-Generaal of door ten minste een vijfde van één dier Kamers de wens te kennen worden gegeven dat het betrokken besluit bij de wet zal worden bekrachtigd. Indien zodanige wens te kennen is gegeven dienen Wij zo spoedig mogelijk een desbetreffend wetsontwerp in.
3.
Indien een overeenkomstig het tweede lid ingediend wetsontwerp door één der beide Kamers der Staten-Generaal wordt verworpen, wordt het desbetreffende besluit onverwijld ingetrokken.
4.
Een sanctiebesluit vervalt, behoudens eerdere intrekking, drie jaren na het in werking treden, tenzij bij nadere wet anders wordt bepaald.
Artikel 7
Bij regeling kan Onze Minister, wanneer hij overweegt een voordracht tot vaststelling, wijziging of intrekking van een sanctiebesluit te doen en naar zijn oordeel een gewichtige reden een onmiddellijke voorziening eist, regels overeenkomstig het in overweging zijnde besluit vaststellen alsmede in een bestaand sanctiebesluit vervatte regels buiten werking stellen.
Artikel 8
Een sanctieregeling op grond van artikel 7 blijft, behoudens eerdere intrekking van kracht totdat een krachtens artikel 2 vastgesteld besluit, dat hetzelfde onderwerp betreft, in werking treedt, doch uiterlijk tot tien maanden na het in werking treden van de regeling.
1.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de ambtenaren of andere personen die door Onze Minister zijn aangewezen.
2.
Onverminderd het eerste lid kan Onze Minister van Financiën een of meer rechtspersonen aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze afdeling bepaalde met betrekking tot het financieel verkeer, door:
a. financiële ondernemingen die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mogen uitoefenen,
b. financiële ondernemingen die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland rechten van deelneming in een beleggingsinstelling mogen aanbieden of beheerder van een beleggingsinstelling mogen zijn,
c. financiële ondernemingen die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van wisselinstelling mogen uitoefenen,
d. financiële ondernemingen die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland beleggingsdiensten mogen verlenen,
e. de pensioenfondsen, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet en de beroepspensioenfondsen, bedoeld in artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling,
f. financiële ondernemingen die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van verzekeraar mogen uitoefenen,
g. het notarieel pensioenfonds, bedoeld in artikel 4 van de Wet tot invoering van een leeftijdsgrens voor het notarisambt en oprichting van een notarieel pensioenfonds ,
h. de trustkantoren die zijn ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wet toezicht trustkantoren,
i. financiële ondernemingen die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van elektronischgeldinstelling mogen uitoefenen,
j. financiële ondernemingen die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van betaaldienstverlener mogen uitoefenen.
3.
Ten aanzien van personen die door een op grond van het tweede lid aangewezen rechtspersoon belast zijn met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze afdeling bepaalde zijn de bepalingen van hoofdstuk 5, afdeling 5.2, van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
4.
Van een besluit tot aanwijzing op grond van het eerste of tweede lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 10a
Onze Minister van Financiën kan de krachtens artikel 10, tweede lid, aangewezen rechtspersonen in de gelegenheid stellen hun zienswijze naar voren te brengen omtrent de uitvoering van de op grond van artikel 2 dan wel artikel 7 vastgestelde regels betreffende het financieel verkeer.
1.
Onze Minister van Financiën kan regels stellen voor de bedrijfsvoering met betrekking tot de administratieve organisatie en de interne controle van de instellingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder a tot en met j.
2.
Onze Minister van Financiën kan regels stellen omtrent het al dan niet op verzoek verstrekken van gegevens door de instellingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder a tot en met j.
3.
Onze Minister van Financiën kan ontheffing of vrijstelling verlenen van de op grond van het eerste en tweede lid gestelde regels.
Artikel 10ba
Indien een instelling als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder a tot en met j, niet voldoet aan haar verplichtingen ingevolge artikel 10b, kan Onze Minister van Financiën door middel van het geven van een aanwijzing die instelling verplichten binnen een door hem gestelde redelijke termijn ten aanzien van in de aanwijzingsbeschikking aan te geven punten een bepaalde gedragslijn te volgen.
Artikel 10c
Onze Minister van Financiën kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van regels, gesteld krachtens artikel 10b.
1.
Onze Minister van Financiën kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van regels, gesteld krachtens artikel 10b.
2.
Ten aanzien van de ondernemingen en instellingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder a, b, c, d, f, g, h, i en j, is artikel 1:85 van de Wet op het financieel toezicht van overeenkomstige toepassing.
3.
Ten aanzien van de instellingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder e, zijn artikel 183 en 184 van de Pensioenwet en artikel 178 en 179 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, en de categorie-indeling op grond van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 179 van de Pensioenwet, en de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 174 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling van overeenkomstige toepassing.
4.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.
1.
Het bedrag van de bestuurlijke boete wordt bepaald bij algemene maatregel van bestuur, met dien verstande dat de bestuurlijke boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste € 4 000 000 bedraagt. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert het opleggen van een bestuurlijke boete aan de overtreder ter zake van eenzelfde overtreding, wordt het bedrag van de bestuurlijke boete, bedoeld in de eerste volzin, voor een afzonderlijke overtreding verdubbeld.
2.
De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen bestuurlijke boete. De overtredingen worden gerangschikt in categorieën naar zwaarte van de overtreding met de daarbij behorende basisbedragen, minimumbedragen en maximumbedragen. Daarbij wordt de volgende indeling gebruikt:
3.
In afwijking van het eerste en tweede lid kan de toezichthouder de hoogte van de bestuurlijke boete vaststellen op ten hoogste twee keer het bedrag van het voordeel dat de overtreder door de overtreding heeft verkregen indien diens voordeel groter is dan € 2 000 000.
1.
De bevoegdheden die Onze Minister van Financiën op grond van deze afdeling heeft, kunnen bij algemene maatregel van bestuur worden overgedragen aan een of meer rechtspersonen die ingevolge artikel 10, tweede lid, zijn aangewezen. Alsdan gelden de verplichtingen op grond van deze afdeling jegens Onze Minister van Financiën als verplichtingen jegens de desbetreffende rechtspersoon.
2.
Aan de overdracht, bedoeld in het eerste lid, kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden.
1.
Gegevens en inlichtingen die ingevolge het bij of krachtens deze afdeling bepaalde omtrent afzonderlijke ondernemingen, instellingen of personen zijn verstrekt of zijn verkregen en gegevens en inlichtingen die van een instantie als bedoeld in artikel 10h zijn ontvangen, worden niet gepubliceerd en zijn geheim.
2.
Het is aan een ieder die uit hoofde van de toepassing van deze afdeling of krachtens deze afdeling genomen besluiten enige taak vervult, verboden van gegevens of inlichtingen, ingevolge genoemde artikelen verstrekt of van een instantie als bedoeld in artikel 10h ontvangen, of van gegevens of inlichtingen, bij het onderzoek van zakelijke gegevens en van bescheiden verkregen, verder of anders gebruik te maken of daaraan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitoefening van zijn taak of op grond van deze afdeling wordt geëist.
3.
Het eerste en tweede lid laten, ten aanzien van degene op wie het tweede lid van toepassing is, onverlet de toepasselijkheid van de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering .
4.
Het in het eerste en tweede lid bepaalde laat evenzo, ten aanzien van degene op wie het tweede lid van toepassing is, onverlet de toepasselijkheid van de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en van artikel 66 van de Faillissementswet welke betrekking hebben op het als getuige of als partij in een comparitie van partijen dan wel als deskundige in burgerlijke zaken afleggen van een verklaring omtrent gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van zijn ingevolge deze afdeling opgedragen taak, voor zover het gaat om gegevens of inlichtingen omtrent een bank die in staat van faillissement is verklaard of op grond van een rechterlijke uitspraak is ontbonden. Het in de vorige volzin bepaalde geldt niet voor gegevens of inlichtingen die betrekking hebben op ondernemingen of instellingen die betrokken zijn of zijn geweest bij een poging de desbetreffende bank in staat te stellen haar bedrijf voort te zetten.
Artikel 10h
Onze Minister van Financiën is, onverminderd de bepalingen terzake in bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties, in afwijking van artikel 10g, bevoegd om gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hem bij deze wet opgedragen taak, te verstrekken aan Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel aan Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op de naleving of met de uitvoering van de verdragen, besluiten, aanbevelingen en afspraken, bedoeld in artikel 2, op het gebied van het financieel verkeer en de daartoe krachtens dat artikel dan wel artikel 7 gestelde regels, tenzij:
a. het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;
b. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlandse wet of de openbare orde;
c. de geheimhouding van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;
d. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen; of
e. onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.
Artikel 13
De Nederlandse strafwet is toepasselijk op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een bij of krachtens deze wet strafbaar gesteld feit.
1.
Deze wet, met uitzondering van de artikelen 4, 10, tweede en derde lid, en 10a tot en met 11, is mede van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met inachtneming van het in deze afdeling bepaalde.
2.
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
Artikel 14a
Voor de toepassing van deze wet in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba gelden bindende besluiten, vastgesteld in het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie, als internationale verplichtingen in de zin van artikel 2, tweede lid.
Artikel 14b
Met de opsporing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba van de in deze wet strafbaar gestelde feiten zijn belast, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES bedoelde ambtenaren, de daartoe bij besluit van Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister aangewezen ambtenaren.
1.
Overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 2 en 7 zijn misdrijven voor zover zij opzettelijk zijn begaan. Voor zover deze gedragingen niet opzettelijk worden begaan, zijn zij overtredingen.
2.
In geval van een misdrijf kan de rechter in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaar of een geldboete van de vijfde categorie opleggen.
3.
In geval van een overtreding kan de rechter in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba hechtenis van ten hoogste een jaar of een geldboete van de vierde categorie opleggen.
Artikel 15
De Uitvoerverbodenwet 1935 (Stb. 599) en de Sanctiewet 1935 (Stb. 621) treden voor Nederland buiten werking.
1.
Deze wet kan worden aangehaald als Sanctiewet 1977.
2.
Zij treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen, dat deze wet in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Lech, 15 februari 1980
De Minister van Buitenlandse Zaken,
De Minister van Justitie,
De Minister van Financiën a.i.,
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
De Minister van Economische Zaken,
De Minister van Landbouw en Visserij,
Uitgegeven de twintigste maart 1980
De Minister van Justitie,