Rijkswet van 13 juni 2002 tot wijziging van de bepalingen ten aanzien van octrooigemachtigden in de Rijksoctrooiwet en de Rijksoctrooiwet 1995
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de wettelijke regeling ten aanzien van de uitoefening van het beroep van octrooigemachtigde opnieuw vorm te geven en te plaatsen in de Rijksoctrooiwet 1995;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
1.
De behandeling van een tegen een octrooigemachtigde gerezen bedenking die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog niet tot een beslissing van de Raad van Toezicht, bedoeld in
artikel 18 van het Octrooigemachtigdenreglement , heeft geleid, geschiedt vanaf dat tijdstip door de raad van toezicht overeenkomstig het bij of krachtens de
artikelen 23n tot en met 23x bepaalde.
2.
Ten aanzien van de behandeling van een tegen een octrooigemachtigde gerezen bedenking die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet reeds tot een beslissing van de Raad van Toezicht heeft geleid, blijven de
artikelen 15 tot en met 19 van het Octrooigemachtigdenreglement van toepassing zoals deze golden op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
Artikel V
Artikel 55 van de Rijksoctrooiwet 1995 zoals dat gold op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing op vertalingen in het Nederlands van de tekst waarin het Europees Octrooibureau besluit een octrooi te verlenen, indien die vertalingen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet op rechtsgeldige wijze zijn gewaarmerkt door een octrooigemachtigde.
1.
Een examen of een proeve van bekwaamheid, met goed gevolg afgelegd voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, waarbij de examencommissie voldoet aan
artikel 23c, derde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 en het examen of de proeve van bekwaamheid voldoet aan de eisen die worden gesteld krachtens
artikel 23c, zesde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995, wordt gelijk gesteld met het examen of de proeve van bekwaamheid, bedoeld in
artikel 23a, tweede lid, van de Rijksoctrooiwet 1995.
Artikel VII
Deze rijkswet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Gegeven te 's-Gravenhage, 13 juni 2002
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
De Minister van Justitie,
Uitgegeven de zestiende juli 2002
De Minister van Justitie,