1.
Een octrooi kan geheel, gedeeltelijk of voor wat betreft een aandeel daarin worden opge毛ist door degene die krachtens de artikelen 9, 10 of 11 dan wel, indien het een Europees octrooi betreft, krachtens artikel 60, eerste lid, van het Europees Octrooiverdrag aanspraak of mede aanspraak heeft op dat octrooi.
2.
De dagvaarding moet in de openbare registers van de Octrooiraad worden ingeschreven.
3.
De octrooihouder, die bij zijn aanvrage te goeder trouw was, of die het octrooi v贸贸r de inschrijving der dagvaarding te goeder trouw van een vroegere houder verkreeg, blijft ten aanzien van de nieuwe octrooihouder bevoegd tot toepassing der uitvinding op de voet als omschreven in artikel 32.
4.
Te goeder trouw v贸贸r de inschrijving verkregen licenties blijven geldig tegenover de nieuwe octrooihouder, die overeenkomstig de bepaling van artikel 33, derde lid, recht verkrijgt op de voor de licenties verschuldigde vergoeding.
5.
De bepalingen van het derde en het vierde lid zijn niet van kracht ingeval hij, die het octrooi met goed gevolg heeft opge毛ist, reeds door zelf octrooi aan te vragen of door indiening van een bezwaarschrift zijn aanspraken had doen gelden, en de dagvaarding, waarbij de vordering tot opeising werd ingesteld, binnen drie maanden na de verlening van het octrooi of, indien het een Europees octrooi betreft, na de publikatie overeenkomstig artikel 97, vierde lid, van het Europees Octrooiverdrag van de vermelding van de verlening van het Europees octrooi in de openbare registers van de Octrooiraad was ingeschreven.
6.
Pandrechten, door een vroegere octrooihouder gevestigd, zijn alleen geldig tegenover de nieuwe octrooihouder, indien zij te goeder trouw zijn verkregen en v贸贸r de inschrijving der dagvaarding gevestigd. Zij zijn nimmer tegenover deze geldig in het geval, bedoeld in het vorige lid.
7.
De vordering in dit artikel vermeld verjaart, wanneer vijf jaren zijn verstreken na de dagtekening van het octrooi of, indien het een Europees octrooi betreft, na de datum, waarop overeenkomstig artikel 97, vierde lid, van het Europees Octrooiverdrag de vermelding van de verlening van het Europees octrooi is gepubliceerd; nochtans kan hij, die bij het verkrijgen van het octrooi wist of had moeten weten, dat hij of de persoon, die het hem overdroeg, geen aanspraak had op het octrooi, zich niet op deze verjaring beroepen. Artikel 2006 van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen is op deze verjaring niet van toepassing.
8.
Zodra een eindbeslissing aangaande een vordering tot opeising in kracht van gewijsde is gegaan of wel de instantie is vervallen, wordt daarvan op verzoek van de meest gerede partij in de openbare registers van de Octrooiraad aantekening gedaan.