3. Wettelijk kader
5. De
Mededingingswet voorziet in een preventief concentratietoezicht door de ACM dat twee fasen kent, de meldingsfase en de vergunningsfase. Remedies kunnen zich in beide fasen voordoen. Ingevolge
artikel 34 Mw is het verboden een concentratie tot stand te brengen voordat het voornemen daartoe aan de ACM is gemeld en vervolgens vier weken zijn verstreken. Na ontvangst van een melding deelt de ACM binnen vier weken mede of voor het tot stand brengen van de concentratie, waarop die melding betrekking heeft, een vergunning is vereist (
artikel 37 lid 1 Mw). Dit wordt ook wel de ‘meldingsfase’ genoemd. De ACM kan bepalen dat een vergunning is vereist voor een concentratie waarvan zij reden heeft om aan te nemen dat die de daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze zou kunnen belemmeren, met name als het resultaat van het in het leven roepen of het versterken van een economische machtspositie (artikel 37 lid 2 Mw). De mededeling dat voor het totstandbrengen van de concentratie geen vergunning is vereist, kan onder voorwaarden worden gedaan (artikel 37 lid 4 Mw). Voor zover voorwaarden noodzakelijk zijn, zullen deze in de regel worden gebaseerd op een voorstel van partijen.
6. Indien een vergunning is vereist en vervolgens is aangevraagd, besluit de ACM op grond van
artikel 44 lid 1 Mw binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag of een vergunning wordt verleend (de zogenaamde ‘vergunningsfase’). De ACM kan een dergelijke vergunning onder beperkingen verlenen en tevens aan een vergunning voorschriften verbinden (
artikel 41 lid 4 Mw). Deze beperkingen en voorschriften strekken ertoe partijen te verplichten die maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om te voorkomen dat door de concentratie de daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze zou worden belemmerd, met name als het resultaat van het in het leven roepen of het versterken van een economische machtspositie. Ook in de vergunningsfase geldt dat beperkingen en voorschriften, indien deze nodig zijn, doorgaans worden gebaseerd op een voorstel van partijen.
7.De voorwaarden in de meldingsfase en de beperkingen en/of voorschriften in de vergunningsfase worden hierna ook aangeduid als ‘remedies’.
8. Partijen hebben gedurende de meldingsfase of de vergunningsfase tevens de mogelijkheid om de melding respectievelijk de vergunningsaanvraag te wijzigen. In de meldingsfase kan daarmee worden voorkomen dat een vergunning wordt vereist. In de vergunningsfase kan daarmee worden voorkomen dat een vergunning wordt geweigerd. In
hoofdstuk 7 zal nader worden ingegaan op de wijziging van de melding of de vergunningsaanvraag.