{**}
Rechtenmedia.nl - Juridische Online Uitgeverij  Rechtennieuws.nl | Jure.nl | Maxius.nl | Parlis.nl | Rechtenforum.nl | Vacatures | MijnWetten.nl | AdvocatenZoeken.nl | Rechtentotaal.nl
» Energiewijzer « advertorial
Bespaar geld en stap over!
Energiewijzer.nl, eerlijk over energie.

Juridische vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature

Powered by Jbmatch.nl

Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Paragraaf 1.1. Begripsbepalingen
Hoofdstuk 2. Premie
Paragraaf 2.1. Verplichting tot betaling van premie
Artikel 2:1. Doel van de premie
Paragraaf 2.2. Restitutie van premie aan regionale transfercentra (onder voorbehoud van goedkeuring van het sectorplan door SZW)
Artikel 2:2. Premierestitutie bij subsidie samenwerkende werkgevers
Hoofdstuk 3. Vergoedingsverzoeken
Paragraaf 3.1. Vergoedingsverzoeken
Artikel 3:1. Vergoedingsverzoek
Artikel 3:2. Wijze van indiening vergoedingsverzoek
Artikel 3:3. Vereisten vergoedingsverzoek
Artikel 3:4. Onvolledig vergoedingsverzoek
Artikel 3:5. Grond voor toewijzing vergoedingsverzoek
Artikel 3:6. Gronden voor afwijzing vergoedingsverzoek
Artikel 3:7. Beslistermijn
Paragraaf 3.2. Uitkeringskosten
Artikel 3:8. Uitnodiging tot verstrekken inlichtingen
Artikel 3:9. Indieningstermijn inlichtingen
Artikel 3:10. Te late indiening inlichtingen
Artikel 3:11. Verschoonbare termijnoverschrijding
Artikel 3:12. Wijze van verstrekken van inlichtingen
Artikel 3:13. Werkgever heeft reeds vergoedingsverzoek gedaan
Artikel 3:14. Werkgever wenst dat de uitkeringskosten ten laste van Participatiefonds komen
Artikel 3:15. Werkgever wenst niet dat de uitkeringskosten ten laste van Participatiefonds komen
Artikel 3:16. Gemoedsbezwaarden
Artikel 3:17. Zelfstandig wachtgeldbeleid
Paragraaf 3.3. Rechtsmiddelen tegen ontslagbesluit
Artikel 3:18. Mededeling bezwaar tegen ontslagbesluit en opschorting beslistermijn
Paragraaf 3.4. Intrekking of wijziging van de beschikking
Artikel 3:19. Gronden voor intrekking en wijziging
Paragraaf 3.5. Toets re-integratieactiviteiten voorafgaand aan ontslag
Artikel 3:20. Verzoek voorafgaande toets re-integratieactiviteiten
Paragraaf 3.6. Medewerking controle
Artikel 3:21. Medewerking rechtmatigheidscontroles
Paragraaf 3.7. Hoofdelijke aansprakelijkheid
Artikel 3:22. Hoofdelijke aansprakelijkheid
Hoofdstuk 4. Beeindigingsgronden bijzonder onderwijs
Paragraaf 4.1. Persoonsgebonden beëindigingsgronden bij een vast dienstverband
Artikel 4:1. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging van het dienstverband door opzegging (artikel 3.7, eerste lid, CAO PO)
Artikel 4:1:1. Meedelen reden ontslag
Artikel 4:2. Grondslag vergoedingsverzoek: artikel 3.7, tweede lid, CAO PO: beëindiging van het dienstverband vanwege dringende reden
Artikel 4:3. Grondslag vergoedingsverzoek: ontbinding arbeidsovereenkomst door Kantonrechter (artikel 3.7, derde lid, CAO PO)
Artikel 4:3:1. ontbinding arbeidsovereenkomst door kantonrechter
Artikel 4:3:2. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:4. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 3.7, vierde lid, CAO PO) vanwege onbekwaamheid/ongeschiktheid (artikel 3.8, tweede lid, CAO PO)
Artikel 4:4:1. Meedelen reden beëindiging van het dienstverband aan werknemer
Artikel 4:4:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
Artikel 4:4:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 4:4:4. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:5. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 3.7, vierde lid, CAO PO) vanwege ziekte/arbeidsongeschiktheid (artikel 3.8, vijfde lid, CAO PO) van de werknemer voor minder dan 35% WIA
Artikel 4:5:1. Meedelen reden beëindiging dienstverband aan werknemer
Artikel 4:5:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
Artikel 4:5:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 4:5:4. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:6. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 3.7, vierde lid, CAO PO) vanwege gewichtige omstandigheden (artikel 3.8, zevende lid, CAO PO) te weten kwalitatieve fricties
Artikel 4:6:1. Meedelen reden beëindiging dienstverband aan werknemer
Artikel 4:6:2. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden volgens vergelijking
Artikel 4:6:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 4:6:4. Toetsingsdatum
Artikel 4:6:5. Afvloeiingsvolgorde
Artikel 4:6:6. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:7. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 3.7, vierde lid, CAO PO) vanwege gewichtige omstandigheden
Artikel 4:7:1. Meedelen reden beëindiging van het dienstverband aan werknemer
Artikel 4:7:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
Artikel 4:7:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 4:7:4. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:8. Grondslag vergoedingsverzoek: plichtsverzuim (artikel 3.8, eerste lid, CAO PO)
Artikel 4:8:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:9. Grondslag vergoedingsverzoek: onbekwaamheid/ongeschiktheid (artikel 3.8, tweede lid, CAO PO)
Artikel 4:9:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:9:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
Artikel 4:9:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 4:9:4. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:10. Grondslag vergoedingsverzoek: geen vacature na afloop lang buitengewoon verlof (artikel 3.8, vierde lid, CAO PO)
Artikel 4:10:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:11. Grondslag vergoedingsverzoek: ziekte/arbeidsongeschiktheid (artikel 3.8, vijfde lid, CAO PO)
Artikel 4:11:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:11:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
Artikel 4:11:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 4:11:4. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:12. Grondslag vergoedingsverzoek: gewichtige omstandigheden (artikel 3.8, zevende lid, CAO PO) te weten kwalitatieve fricties
Artikel 4:12:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:12:2. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden volgens vergelijking
Artikel 4:12:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 4:12:4. Toetsingsdatum
Artikel 4:12:5. Afvloeiingsvolgorde
Artikel 4:12:6. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:13. Grondslag vergoedingsverzoek: gewichtige omstandigheden (artikel 3.8, zevende lid, CAO PO)
Artikel 4:13:1. Meedelen ontslagaan werknemer
Artikel 4:13:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
Artikel 4:13:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 4:13:4. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:14. Grondslag vergoedingsverzoek: tussentijdse beëindiging (artikel 3.7, eerste lid, CAO PO) van een leerarbeidsovereenkomst van een leraar in opleiding (artikel 3.24 CAO PO)
Artikel 4:14:1. Meedelen reden tussentijdse beëindiging dienstverband aan werknemer
Artikel 4:15. Grondslag vergoedingsverzoek: het niet meewerken aan re-integratie als bedoeld in artikel 20a ZAPO
Artikel 4:15:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Paragraaf 4.2. persoonsgebonden beëindigingsgronden bij tijdelijke dienstverband
Artikel 4:16. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO): waarbij werknemer dienstverband niet wil voortzetten als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, CAO PO
Artikel 4:16:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
Artikel 4:17. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO): vanwege dringende redenen (artikel 3.7, tweede lid, CAO PO)
Artikel 4:18. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO): vanwege plichtsverzuim als bedoeld in artikel 3.8, eerste lid
Artikel 4:18:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
Artikel 4:19. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO): vanwege onbekwaamheid/ongeschiktheid als bedoeld in artikel 3.8, tweede lid
Artikel 4:19:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
Artikel 4:19:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
Artikel 4:19:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:20. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) vanwege ziekte/arbeidsongeschiktheid (artikel 3.8, vijfde lid, CAO PO)
Artikel 4:20:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
Artikel 4:20:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
Artikel 4:20:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:21. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO): vanwege gewichtige omstandigheden zoals bedoeld in artikel 3.8 zevende lid vanwege kwalitatieve fricties
Artikel 4:21:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
Artikel 4:21:2. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden volgens vergelijking
Artikel 4:21:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 4:21:4. Toetsingsdatum
Artikel 4:21:5. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:22. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO): vanwege gewichtige omstandigheden zoals bedoeld in artikel 3.8, zevende lid van de CAO PO
Artikel 4:22:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
Artikel 4:22:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
Artikel 4:22:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 4:22:4. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:23. Grondslag vergoedingsverzoek: einde van rechtswege (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) van een leerarbeidsovereenkomst van een leraar in opleiding (artikel 3.22 CAO PO)
Artikel 4:23:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
Artikel 4:24. Grondslag vergoedingsverzoek: einde van rechtswege (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) van een leerarbeidsovereenkomst van een onderwijsassistent in opleiding (artikel 3.27 CAO PO)
Artikel 4:24:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
Artikel 4:25. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) vanwege ontbreken onderwijsbevoegdheid dan wel omdat enige wettelijke bepaling zich daartegen verzet (artikel 3.2 CAO PO)
Artikel 4:25:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
Artikel 4:26. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband vanwege het niet meewerken aan re-integratie als bedoeld in artikel 20a ZAPO
Artikel 4:26:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
Artikel 4:27. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.4 onder b, CAO PO); vanwege vervanging afwezige met ziekteverlof op grond van ZAPO
Artikel 4:27:1. Aantonen vervanging wegens ziekte
Artikel 4:28. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.4, onder b, CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegensschorsing (artikel 3.13 t/m 3.17 CAO PO)
Artikel 4:28:1. Aantonen vervanging wegens schorsing
Artikel 4:29. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.4, onder b, van de CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegens gecompenseerd vakantieverlof (artikel 8.2, zesde lid, CAO PO) en verleend verlof indien werknemer door ziekte minder dan 20 dagen vakantieverlof heeft genoten (artikel 8.2, achtste lid, CAO PO)
Artikel 4:29:1. Aantonen vervanging wegens gecompenseerd vakantieverlof
Artikel 4:30. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.4, onder b, van de CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegens opnieuw verleend verlof (artikel 8.6 CAO PO)
Artikel 4:30:1. Aantonen vervanging wegens opnieuw verleend verlof
Artikel 4:31. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.4, onder b, CAO PO); vanwege vervanging afwezig wegens buitengewoon verlof (artikel 8.7 tot en met 8.9, artikel 8.11 tot en met 8.13, artikel 8.15 of artikel 8.18 CAO PO)
Artikel 4:31:1. Aantonen vervanging wegens buitengewoon verlof
Artikel 4:32. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.4, onder b, CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof op grond van de Wet Arbeid en Zorg (WAZO)
Artikel 4:32:1. Aantonen vervanging wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof
Artikel 4:33. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.4, onder b, CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegens ouderschapsverlof (artikel 8.19 CAO PO)
Artikel 4:33:1. Aantonen vervanging wegens ouderschapsverlof
Artikel 4:34. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.4, onder b, CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegens spaarverlof (artikel 8.23 CAO PO)
Artikel 4:34:1. Aantonen vervanging wegens spaarverlof
Artikel 4:34:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 4:35. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.4, onder b, CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegens levensloopverlof (artikel 8.24 CAO PO)
Artikel 4:35:1. Aantonen vervanging wegens levensloopverlof
Artikel 4:35:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 4:36. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.4, onder b, CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegens studieverlof op grond van het Scholingsfonds als bedoeld in het ‘Definitief akkoord Convenant Leerkracht van Nederland’ van 1 juli 2008
Artikel 4:36:1. Aantonen vervanging wegens studieverlof op grond van het Scholingsfonds als bedoeld in het ‘Definitief akkoord Convenant Leerkracht van Nederland’ van 1 juli 2008
Paragraaf 4.3. Formatieve beëindigingsgronden bij een vast dienstverband
Artikel 4:37. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 3.7 vierde lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) vanwege de daling of beëindiging van de gemeentelijke bijdrage voor in- en doorstroombanen (ID-banen) voor werkgevers met ontslagbeleid
Artikel 4:37:1. Meedelen reden beëindiging dienstverband aan werknemer
Artikel 4:37:2. Daling of beëindiging van de gemeentelijke bijdrage voor ID-banen
Artikel 4:37:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 4:38. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 3.7 vierde lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) voor werkgevers met ontslagbeleid
Artikel 4:38:1. Meedelen reden beëindiging dienstverband aan werknemer
Artikel 4:38:2. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden volgens vergelijking
Artikel 4:38:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 4:38:4. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Artikel 4:38:5. Uitgestelde beëindiging van het dienstverband
Artikel 4:38:6. Afvloeiingsvolgorde
Artikel 4:38:7. Vergelijking per onderwijssoort
Artikel 4:38:8. Toetsingsdatum
Artikel 4:38:9. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:39. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 3.7 vierde lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) voor werkgevers met werkgelegenheidsbeleid
Artikel 4:39:1. Meedelen reden beëindiging dienstverband aan werknemer
Artikel 4:39:2. Sociaal Plan in geval daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 4:39:3. Sociaal Plan in geval van werknemers van wie het vaste dienstverband wordt beëindigd
Artikel 4:39:4. Toetsingsdatum
Artikel 4:39:5. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:40. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 3.7 vierde lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) vanwege reorganisatie
Artikel 4:40:1. Meedelen reden beëindiging dienstverband aan werknemer
Artikel 4:40:2. Sociaal Plan
Artikel 4:40:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:41. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 3.7 vierde lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) van schoonmaakpersoneel wegens daling van de materiele bekostiging
Artikel 4:41:1. Meedelen reden beëindiging dienstverband aan werknemer
Artikel 4:41:2. Daling materiele bekostiging per 1 januari 2016
Artikel 4:41:3. Beëindiging dienstverband
Artikel 4:41:4. Afvloeiingsvolgorde
Artikel 4:41:5. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:42. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 3.7 vierde lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband
Artikel 4:42:1. Meedelen reden beëindiging dienstverband aan werknemer
Artikel 4:42:2. Daling bekostiging volgens vergelijking
Artikel 4:42:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 4:42:4. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Artikel 4:42:5. Afvloeiingsvolgorde
Artikel 4:42:6. Toetsingsdatum
Artikel 4:42:7. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:43. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 3.7 vierde lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) vanwege de daling of beëindiging van een landelijke door de overheid beschikbaar gestelde subsidie voor werkgever met ontslagbeleid
Artikel 4:43:1. Meedelen reden beëindiging dienstverband aan werknemer
Artikel 4:43:2. Daling of beëindiging van een landelijk door de overheid beschikbare gestelde subsidie
Artikel 4:43:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:44. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) vanwege de daling of beëindiging van de gemeentelijke bijdrage voor in- en doorstroombanen (ID-banen) voor werkgevers met ontslagbeleid
Artikel 4:44:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:44:2. Daling of beëindiging van de gemeentelijke bijdrage voor ID-banen
Artikel 4:44:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 4:45. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) voor werkgevers met ontslagbeleid
Artikel 4:45:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:45:2. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden volgens vergelijking
Artikel 4:45:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 4:45:4. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Artikel 4:45:5. Uitgestelde beëindiging van het dienstverband
Artikel 4:45:6. Afvloeiingsvolgorde
Artikel 4:45:7. Vergelijking per onderwijssoort
Artikel 4:45:8. Toetsingsdatum
Artikel 4:45:9. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:46. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) voor werkgevers met werkgelegenheidsbeleid
Artikel 4:46:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:46:2. Sociaal Plan in geval daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 4:46:3. Sociaal Plan in geval van werknemers van wie het vaste dienstverband wordt beëindigd
Artikel 4:46:4. Toetsingsdatum
Artikel 4:46:5. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:47. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking artikel 3.8 derde lid CAO PO) vanwege reorganisatie
Artikel 4:47:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:47:2. Sociaal Plan
Artikel 4:47:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:48. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) van schoonmaakpersoneel wegens daling van de materiele bekostiging
Artikel 4:48:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:48:2. Daling materiele bekostiging per 1 januari 2016
Artikel 4:48:3. Beëindiging dienstverband
Artikel 4:48:4. Afvloeiingsvolgorde
Artikel 4:48:5. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:49. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband (artikel 3.8 derde lid CAO PO)
Artikel 4:49:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:49:2. Daling bekostiging volgens vergelijking
Artikel 4:49:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 4:49:4. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Artikel 4:49:5. Afvloeiingsvolgorde
Artikel 4:49:6. Toetsingsdatum
Artikel 4:49:7. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:50. Grondslag vergoedingsverzoek: Ontslag vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) vanwege de daling of beëindiging van een landelijke door de overheid beschikbaar gestelde subsidie voor werkgever met ontslagbeleid
Artikel 4:50:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:50:2. Daling of beëindiging van een landelijk door de overheid beschikbare gestelde subsidie
Artikel 4:50:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Paragraaf 4.4. Formatieve beëindigingsgronden bij een tijdelijk dienstverband
Artikel 4:51. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) vanwege opheffing van de betrekking zoals bedoeld in artikel 3.8, derde lid CAO PO, vanwege daling of beëindiging van een landelijke subsidie
Artikel 4:51:1. Daling of beëindiging van een landelijk door de overheid beschikbare gestelde subsidie
Artikel 4:51:2. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:52. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) vanwege opheffing van de betrekking voor werkgever met ontslagbeleid
Artikel 4:52:1. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden volgens vergelijking
Artikel 4:52:2. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 4:52:3. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Artikel 4:52:4. Uitgestelde beëindiging van het dienstverband
Artikel 4:52:5. Vergelijking per onderwijssoort
Artikel 4:52:6. Toetsingsdatum
Artikel 4:52:7. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:53. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) vanwege opheffing van de betrekking voor werkgever met werkgelegenheidsbeleid
Artikel 4:53:1. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden volgens vergelijking in geval van werknemers van wie het tijdelijk dienstverband niet wordt voortgezet
Artikel 4:53:2. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis in geval van werknemers van wie het tijdelijke dienstverband niet wordt voortgezet
Artikel 4:53:3. Uitgestelde beëindiging van het dienstverband
Artikel 4:53:4. Toetsingsdatum
Artikel 4:53:5. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:54. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) vanwege reorganisatie
Artikel 4:54:1. Reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer meedelen
Artikel 4:54:2. Sociaal Plan
Artikel 4:54:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:55. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) van schoonmaakpersoneel wegens daling van de materiele bekostiging
Artikel 4:55:1. Daling materiele bekostiging per 1 januari 2016
Artikel 4:55:2. beëindiging dienstverband
Artikel 4:55:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:56. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband (artikel 3.8 derde lid CAO PO)
Artikel 4:56:1. Daling bekostiging volgens vergelijking
Artikel 4:56:2. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 4:56:3. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Artikel 4:56:4. Toetsingsdatum
Artikel 4:56:5. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Paragraaf 4.5. Beëindigingsgronden passend onderwijs bij een vast dienstverband
Artikel 4:57. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) voor werkgevers met ontslagbeleid wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, als gevolg van de invoering van passend onderwijs
Artikel 4:57:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:57:2. Overleg, gericht op overeenstemming conform vigerende regel overlegprotocol.
Artikel 4:57:3. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden volgens vergelijking
Artikel 4:57:4. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 4:57:5. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Artikel 4:57:6. Afvloeiingsvolgorde
Artikel 4:57:7. Vergelijking per onderwijssoort
Artikel 4:57:8. Toetsingsdatum
Artikel 4:57:9. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:58. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) voor werkgevers die ten behoeve van de personele gevolgen passend onderwijs een sociaal plan met de vakbonden overeengekomen zijn
Artikel 4:58:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:58:2. Sociaal Plan in geval daling bekostiging als gevolg van de invoering passend onderwijs
Artikel 4:58:3. Sociaal Plan in geval van werknemers van wie het vaste dienstverband wordt beëindigd
Artikel 4:58:4. Toetsingsdatum
Artikel 4:58:5. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:59. Grondslag vergoedingsverzoek: gewichtige omstandigheden (artikel 3.8, zevende lid, cao PO te weten kwalitatieve fricties, als gevolg van de invoering van passend onderwijs
Artikel 4:59:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 4:59:2. Overleg, gericht op overeenstemming conform vigerende regel overlegprotocol
Artikel 4:59:3. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden volgens vergelijking
Artikel 4:59:4. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 4:59:5. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Artikel 4:59:6. Afvloeiingsvolgorde
Artikel 4:59:7. Vergelijking per onderwijssoort
Artikel 4:59:8. Toetsingsdatum
Artikel 4:59:9. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Paragraaf 4.6. beëindigingsgronden passend onderwijs bij tijdelijk dienstverband
Artikel 4:60. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, als gevolg van de invoering van passend onderwijs
Artikel 4:60:1. Overleg, gericht op overeenstemming conform vigerende regel overlegprotocol
Artikel 4:60:2. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden volgens vergelijking
Artikel 4:60:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 4:60:4. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Artikel 4:60:5. Afvloeiingsvolgorde
Artikel 4:60:6. Vergelijking per onderwijssoort
Artikel 4:60:7. Toetsingsdatum
Artikel 4:60:8. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:61. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, voor werkgevers die ten behoeve van de personele gevolgen passend onderwijs een sociaal plan met de vakbonden overeengekomen zijn
Artikel 4:61:1. Sociaal Plan in geval daling bekostiging als gevolg van de invoering passend onderwijs
Artikel 4:61:2. Sociaal Plan
Artikel 4:61:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 4:62. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) vanwege gewichtige omstandigheden (artikel 3.8, zevende lid, cao PO te weten kwalitatieve fricties, als gevolg van de invoering van passend onderwijs
Artikel 4:62:1. Meedelen reden niet voortzetten aan werknemer
Artikel 4:62:2. Overleg, gericht op overeenstemming conform vigerende regel overlegprotocol
Artikel 4:62:3. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden volgens vergelijking
Artikel 4:62:4. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 4:62:5. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Artikel 4:62:6. Afvloeiingsvolgorde
Artikel 4:62:7. Vergelijking per onderwijssoort
Artikel 4:62:8. Toetsingsdatum
Artikel 4:62:9. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Hoofdstuk 5. Beëindigingsgronden openbaar onderwijs
Paragraaf 5.1. Persoonsgebonden beëindigingsgronden bij een vast dienstverband
Artikel 5:1. Grondslag vergoedingsverzoek: artikel 4.7 onder a, CAO Primair Onderwijs: beëindiging dienstverband op verzoek van de werknemer
Artikel 5:1:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 5:2. Grondslag vergoedingsverzoek: geen vacature na afloop lang buitengewoon verlof (Artikel 4.7 onder e, CAO PO)
Artikel 5:2:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 5:3. Grondslag vergoedingsverzoek: ziekte/arbeidsongeschiktheid (artikel 4.7, onder f, CAO PO)
Artikel 5:3:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 5:3:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
Artikel 5:3:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 5:3:4. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:4. Grondslag vergoedingsverzoek: artikel 4.7, onder g, CAO PO: ernstige mate van onbekwaamheid/ongeschiktheid
Artikel 5:4:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 5:4:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
Artikel 5:4:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 5:4:4. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:5. Grondslag vergoedingsverzoek: onherroepelijke veroordeling tot vrijheidsstraf (artikel 4.7, onder h, CAO PO)
Artikel 5:5:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 5:6. Grondslag vergoedingsverzoek: bij indiensttreding opzettelijk verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen (artikel 4.7, onder i, CAO PO)
Artikel 5:6:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 5:7. Grondslag vergoedingsverzoek: disciplinaire maatregel wegens plichtsverzuim (artikel 4.7, onder j, CAO PO)
Artikel 5:7:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 5:8. Grondslag vergoedingsverzoek: andere met name genoemde redenen van gewichtige aard (Artikel 4.7, onder k, CAO PO)
Artikel 5:8:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 5:8:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
Artikel 5:8:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 5:8:4. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:9. Grondslag vergoedingsverzoek: redenen van gewichtige aard (artikel 4.7, onder k, CAO PO) te weten kwalitatieve fricties
Artikel 5:9:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 5:9:2. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden volgens vergelijking
Artikel 5:9:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 5:9:4. Afvloeiingsvolgorde
Artikel 5:9:5. Toetsingsdatum
Artikel 5:9:6. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:10. Grondslag vergoedingsverzoek: andere met name genoemde redenen van gewichtige aard (artikel 4.7, onder k, CAO PO), te weten het met wederzijds goedvinden beëindigen van het dienstverband vanwege ziekte/arbeidsongeschiktheid (artikel 4.7, onder f, CAO PO)
Artikel 5:10:1. Meedelen reden beëindiging dienstverband aan werknemer
Artikel 5:10:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
Artikel 5:10:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 5:10:4. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:11. Grondslag vergoedingsverzoek: andere met name genoemde redenen van gewichtige aard (artikel 4.7, onder k, CAO PO), te weten het met wederzijds goedvinden beëindigen van het dienstverband vanwege ernstige mate van onbekwaamheid of ongeschiktheid (artikel 4.7, onder g, CAO PO)
Artikel 5:11:1. Meedelen reden beëindiging van het dienstverband aan werknemer
Artikel 5:11:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
Artikel 5:11:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 5:11:4. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:12. Grondslag vergoedingsverzoek: andere met name genoemde redenen van gewichtige aard (artikel 4.7, onder k, CAO PO) te weten het met wederzijds goedvinden beëindigen van het dienstverband vanwege andere met name genoemde redenen van gewichtige aard (artikel 4.7, onder k, CAO PO)
Artikel 5:12:1. Meedelen reden beëindiging van het dienstverband aan werknemer
Artikel 5:12:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
Artikel 5:12:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 5:12:4. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:13. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 4.7, onder k, CAO PO) vanwege redenen van gewichtige aard (artikel 4.7, onder k, CAO PO) te weten kwalitatieve fricties
Artikel 5:13:1. Meedelen reden beëindiging dienstverband aan werknemer
Artikel 5:13:2. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden volgens vergelijking
Artikel 5:13:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 5:13:4. Afvloeiingsvolgorde
Artikel 5:13:5. Toetsingsdatum
Artikel 5:13:6. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:14. Grondslag vergoedingsverzoek: tussentijdse beëindiging van een leerarbeidsovereenkomst van een leraar in opleiding (artikel 4.23 CAO PO)
Artikel 5:14:1. Meedelen reden tussentijdse beëindiging dienstverband aan werknemer
Artikel 5.15. Grondslag vergoedingsverzoek: het niet meewerken aan re-integratie als bedoeld in artikel 20a ZAPO
Artikel 5:15:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Paragraaf 5.2. Persoonsgebonden beëindigingsgronden bij tijdelijk dienstverband
Artikel 5:17. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 4.6, eerste lid, CAO PO) waarbij werknemer dienstverband niet wil voortzetten als bedoeld in artikel 4.7, onder a, CAO PO
Artikel 5:17:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
Artikel 5:18. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 4.6, eerste lid, CAO PO) vanwege ziekte/arbeidsongeschiktheid (artikel 4.7, onder f, CAO PO)
Artikel 5:18:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
Artikel 5:18:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
Artikel 5:18:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:19. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 4.6, eerste lid, CAO PO) vanwege ernstige mate van onbekwaamheid of ongeschiktheid als bedoeld in artikel 4.7, onder g, CAO PO
Artikel 5:19:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
Artikel 5:19:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
Artikel 5:19:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:20. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 4.6, eerste lid, CAO PO) vanwege onherroepelijke veroordeling tot vrijheidsstraf (artikel 4.7, sub h, CAO PO)
Artikel 5:20:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
Artikel 5:21. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 4.6, eerste lid, CAO PO) vanwege bij indiensttreding opzettelijk verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen (artikel 4.7, onder i, CAO PO)
Artikel 5:21:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
Artikel 5:22. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 4.6, eerste lid, CAO PO) vanwege plichtsverzuim als bedoeld in artikel 4.7 onder j
Artikel 5:22:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 5:23. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 4.6, eerste lid, CAO PO): vanwege redenen van gewichtige aard zoals bedoeld in artikel 4.7, onder k, vanwege kwalitatieve fricties
Artikel 5:23:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
Artikel 5:23:2. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden volgens vergelijking
Artikel 5:23:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 5:23:4. Toetsingsdatum
Artikel 5:23:5. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:24. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 4.6, eerste lid, CAO PO) vanwege redenen van gewichtige aard (artikel 4.7, onder k, CAO PO)
Artikel 5:24:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
Artikel 5:24:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen functie
Artikel 5:24:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 5:24:4. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:25. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten van tijdelijk dienstverband (artikel 4.6, eerste lid, CAO PO) vanwege beëindiging van de leerarbeidsovereenkomst van een leraar in opleiding (artikel 4.23 CAO PO)
Artikel 5:25:1. Meedelen reden niet voortzetten tijdelijk dienstverband aan werknemer
Artikel 5:26. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten van tijdelijk dienstverband (artikel 4.6, eerste lid, CAO PO) vanwege beëindiging van de leerarbeidsovereenkomst van een onderwijsassistent in opleiding (artikel 4.26 CAO PO)
Artikel 5:26:1. Meedelen reden niet voortzetten tijdelijk dienstverband aan werknemer
Artikel 5:27. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten van tijdelijk dienstverband (artikel 4.6, eerste lid, CAO PO) vanwege ontbreken onderwijsbevoegdheid dan wel het verzet van een wettelijke bepaling (artikel 4.2 CAO PO)
Artikel 5:27:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
Artikel 5:28. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 4.6, eerste lid, CAO PO): vanwege het niet meewerken aan re-integratie als bedoeld in artikel 20a ZAPO
Artikel 5:28:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
Artikel 5:29. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten van tijdelijk dienstverband (artikel 4.4, onder a, CAO PO); vanwege vervanging afwezige met ziekteverlof op grond van ZAPO
Artikel 5:29:1. Aantonen vervanging wegens ziekte
Artikel 5:30. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten van tijdelijk dienstverband (artikel 4.4, onder a, CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegens schorsing (artikel 4.11 t/m 4.14 CAO PO)
Artikel 5:30:1. Aantonen vervanging wegens schorsing
Artikel 5:31. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten van tijdelijk dienstverband (artikel 4.4, onder a, van de CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegens gecompenseerd vakantieverlof (artikel 8.2, onder 6, CAO PO) en verleend verlof indien werknemer door ziekte minder dan 20 dagen vakantieverlof heeft genoten (artikel 8.2, achtste lid, CAO PO)
Artikel 5:31:1. Aantonen vervanging wegens gecompenseerd vakantieverlof
Artikel 5:32. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten van tijdelijk dienstverband (artikel 4.4, onder a, van de CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegens opnieuw verleend verlof (artikel 8.6 CAO PO)
Artikel 5:32:1. Aantonen vervanging wegens opnieuw verleend verlof
Artikel 5:33. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten van tijdelijk dienstverband (artikel 4.4, onder a, CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegensbuitengewoon verlof (artikel 8.7 tot en met 8.9, artikel 8.11 tot en met 8.13, artikel 8.15 of artikel 8.18 CAO PO)
Artikel 5:33:1. Aantonen vervanging wegens buitengewoon verlof
Artikel 5:34. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten van tijdelijk dienstverband (artikel 4.4, onder a, CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof op grond van de Wet Arbeid en Zorg (WAZO)
Artikel 5:34:1. Aantonen vervanging wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof
Artikel 5:35. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten van tijdelijk dienstverband (artikel 4.4, onder a, CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegens ouderschapsverlof (artikel 8.19, CAO PO)
Artikel 5:35:1. Aantonen vervanging wegens ouderschapsverlof
Artikel 5:36. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten van tijdelijk dienstverband (artikel 4.4, onder a, CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegens spaarverlof (artikel 8.23 CAO PO)
Artikel 5:36:1. Aantonen vervanging wegens spaarverlof
Artikel 5:36:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 5:37. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten van tijdelijk dienstverband (artikel 4.4, onder a, CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegens levensloopverlof (artikel 8.24 CAO PO)
Artikel 5:37:1. Aantonen vervanging wegens levensloopverlof
Artikel 5:37:2. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 5:38. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten van tijdelijk dienstverband (artikel 4.4, onder a, CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegens studieverlof op grond van het Scholingsfonds als bedoeld in het ‘Definitief akkoord Convenant Leerkracht van Nederland’ van 1 juli 2008
Artikel 5:38:1. Aantonen vervanging wegens studieverlof op grond van het Scholingsfonds als bedoeld in het ‘Definitief akkoord Convenant Leerkracht van Nederland’ van 1 juli 2008
Artikel 5:39. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband vanwege het niet meewerken aan re-integratie als bedoeld in artikel 20a ZAPO
Artikel 5:39:1. Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
Paragraaf 5.3. Formatieve beëindigingsgronden bij een vast dienstverband
Artikel 5:40. Grondslag vergoedingsverzoek: Opheffing betrekking (artikel 4.7, onder d, CAO PO) voor werkgevers met ontslagbeleid
Artikel 5:40:1. Reden ontslag aan werknemer meedelen
Artikel 5:40:2. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden volgens vergelijking
Artikel 5:40:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 5:40:4. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Artikel 5:40:5. Uitgestelde beëindiging van het dienstverband
Artikel 5:40:6. Afvloeiingsvolgorde
Artikel 5:40:7. Vergelijking per onderwijssoort
Artikel 5:40:8. Toetsingsdatum
Artikel 5:40:9. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:41. Grondslag vergoedingsverzoek: opheffing betrekking (artikel 4.7, onder d CAO PO) voor werkgevers met werkgelegenheidsbeleid
Artikel 5:41:1. Reden ontslag aan werknemer meedelen
Artikel 5:41:2. Sociaal Plan in geval daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 5:41:3. Sociaal Plan in geval van werknemers van wie het vaste dienstverband wordt beëindigd
Artikel 5:41:4. Toetsingsdatum
Artikel 5:41:5. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:42. Grondslag vergoedingsverzoek: Opheffing betrekking (artikel 4.7, onder d, CAO PO) vanwege reorganisatie
Artikel 5:42:1. Reden ontslag aan werknemer meedelen
Artikel 5:42:2. Sociaal Plan
Artikel 5:42:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:43. Grondslag vergoedingsverzoek: Opheffing betrekking (artikel 4.7, onder d, CAO PO) van schoonmaakpersoneel wegens daling van de materiele bekostiging
Artikel 5:43:1. Reden ontslag aan werknemer meedelen
Artikel 5:43:2. Daling materiele bekostiging per 1 januari 2016
Artikel 5:43:3. beëindiging dienstverband
Artikel 5:43:4. Afvloeiingsvolgorde bij vast en tijdelijk dienstverband
Artikel 5:43:5. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:44. Grondslag vergoedingsverzoek: Opheffing betrekking (artikel 4.7, onder d, CAO PO) van medewerkers Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband
Artikel 5:44:1. Reden ontslag aan werknemer meedelen
Artikel 5:44:2. Daling bekostiging volgens vergelijking
Artikel 5:44:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 5:44:4. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Artikel 5:44:5. Afvloeiingsvolgorde
Artikel 5:44:6. Toetsingsdatum
Artikel 5:44:7. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 5:44:8. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:45. Grondslag vergoedingsverzoek: Opheffing betrekking (artikel 4.7, onder d, CAO PO) vanwege daling of beëindiging van een landelijke door de overheid beschikbaar gestelde subsidie voor werkgever met ontslagbeleid
Artikel 5:45:1. Reden ontslag aan werknemer meedelen
Artikel 5:45:2. Daling of beëindiging van een landelijk door de overheid beschikbare gestelde subsidie
Artikel 5:45:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:46. Grondslag vergoedingsverzoek: opheffing betrekking (artikel 4.7, onder d, CAO PO) bij ontslagbeleid vanwege de daling of beëindiging van de gemeentelijke bijdrage voor in- en doorstroombanen (ID-banen)
Artikel 5:46:1. Reden beëindigen dienstverband aan werknemer meedelen
Artikel 5:46:2. Daling of beëindiging van de gemeentelijke bijdrage voor ID-banen
Artikel 5:46:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 5:47. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 4.7, onder k, vierde lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 4.7, onder d, CAO PO) voor werkgevers met ontslagbeleid
Artikel 5:47:1. Meedelen reden beëindiging dienstverband aan werknemer
Artikel 5:47:2. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden volgens vergelijking
Artikel 5:47:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 5:47:4. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Artikel 5:47:5. Uitgestelde beëindiging van het dienstverband
Artikel 5:47:6. Afvloeiingsvolgorde
Artikel 5:47:7. Vergelijking per onderwijssoort
Artikel 5:47:8. Toetsingsdatum
Artikel 5:47:9. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:48. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 4.7, onder k, vierde lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 4.7, onder d, CAO PO) voor werkgevers met werkgelegenheidsbeleid
Artikel 5:48:1. Meedelen reden beëindiging dienstverband aan werknemer
Artikel 5:48:2. Sociaal Plan in geval daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 5:48:3. Sociaal Plan in geval van werknemers van wie het vaste dienstverband wordt beëindigd
Artikel 5:48:4. Toetsingsdatum
Artikel 5:48:5. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:49. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 4.7, onder k, vierde lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 4.7, onder d, CAO PO) vanwege reorganisatie
Artikel 5:49:1. Meedelen reden beëindiging dienstverband aan werknemer
Artikel 5:49:2. Sociaal Plan
Artikel 5:49:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:50. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 4.7, onder k, vierde lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 4.7, onder d, CAO PO) van schoonmaakpersoneel wegens daling van de materiele bekostiging
Artikel 5:50:1. Meedelen reden beëindiging dienstverband aan werknemer
Artikel 5:50:2. Daling materiele bekostiging per 1 januari 2016
Artikel 5:50:3. beëindiging dienstverband
Artikel 5:50:4. Afvloeiingsvolgorde bij vast en tijdelijk dienstverband
Artikel 5:50:5. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:51. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 4.7, onder k, vierde lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 4.7, onder d, CAO PO) van medewerkers Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband
Artikel 5:51:1. Meedelen reden beëindiging dienstverband aan werknemer
Artikel 5:51:2. Daling bekostiging volgens vergelijking
Artikel 5:51:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 5:51:4. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Artikel 5:51:5. Afvloeiingsvolgorde
Artikel 5:51:6. Toetsingsdatum
Artikel 5:51:7. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 5:51:8. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:52. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 4.7, onder k, vierde lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 4.7, onder d, CAO PO) vanwege daling of beëindiging van een landelijke door de overheid beschikbaar gestelde subsidie voor werkgever met ontslagbeleid
Artikel 5:52:1. Meedelen reden beëindiging dienstverband aan werknemer
Artikel 5:52:2. Daling of beëindiging van een landelijk door de overheid beschikbare gestelde subsidie
Artikel 5:52:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:53. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 4.7, onder k, vierde lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 4.7, onder d, CAO PO) vanwege de daling of beëindiging van de gemeentelijke bijdrage voor in- en doorstroombanen (ID-banen) voor werkgevers met ontslagbeleid
Artikel 5:53:1. Meedelen reden beëindiging dienstverband aan werknemer
Artikel 5:53:2. Daling of beëindiging van de gemeentelijke bijdrage voor ID-banen
Artikel 5:53:3. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Paragraaf 5.4. formatieve beëindigingsgronden bij een tijdelijk dienstverband
Artikel 5.54. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 4.6, eerste lid, CAO PO) vanwege opheffing van de betrekking voor werkgever met ontslagbeleid
Artikel 5:54:1. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden volgens vergelijking
Artikel 5:54:2. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 5:54:3. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Artikel 5:54:4. Uitgestelde beëindiging van het dienstverband
Artikel 5:54:5. Vergelijking per onderwijssoort
Artikel 5:54:6. Toetsingsdatum
Artikel 5:54:7. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:55. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 4.6, eerste lid, CAO PO) vanwege opheffing van de betrekking voor werkgever met werkgelegenheidsbeleid
Artikel 5:55:1. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden volgens vergelijking in geval van werknemers van wie het tijdelijk dienstverband niet wordt voortgezet
Artikel 5:55:2. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis in geval van werknemers van wie het tijdelijke dienstverband niet wordt voortgezet
Artikel 5:55:3. Uitgestelde beëindiging van het dienstverband
Artikel 5:55:4. Toetsingsdatum
Artikel 5:55:5. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:56. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 4.6, eerste lid, CAO PO) vanwege reorganisatie
Artikel 5:56:1. Reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer meedelen
Artikel 5:56:2. Sociaal Plan
Artikel 5:56:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:57. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 46, eerste lid, CAO PO) van schoonmaakpersoneel wegens daling van de materiele bekostiging
Artikel 5:57:1. Daling materiele bekostiging per 1 januari 2016
Artikel 5:57:2. beëindiging dienstverband
Artikel 5:57:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:58. Grondslag vergoedingsverzoek: Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 4.6, eerste lid, CAO PO) vanwege opheffing betrekking Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband (artikel 4.7, onder d, CAO PO)
Artikel 5:58:1. Daling bekostiging volgens vergelijking
Artikel 5:58:2. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 5:58:3. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Artikel 5:58:4. Toetsingsdatum
Artikel 5:58:5. Inspanning behoud werknemer voor eigen organisatie
Artikel 5:58:6. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:59. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 4.6, eerste lid, CAO PO) vanwege opheffing van de betrekking zoals bedoeld in artikel 4.7, onder d, CAO PO, vanwege daling of beëindiging van een landelijke subsidie
Artikel 5:59:1. Beëindiging van een landelijk door de overheid beschikbare gestelde subsidie
Artikel 5:59:2. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Paragraaf 5.5. Beëindigingsgronden passend onderwijs bij vast dienstverband
Artikel 5:60. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking (artikel 4.7, onder d, CAO PO) voor werkgevers met ontslagbeleid wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, als gevolg van de invoering van passend onderwijs
Artikel 5:60:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 5:60:2. Overleg, gericht op overeenstemming conform vigerende regel overlegprotocol
Artikel 5:60:3. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden volgens vergelijking
Artikel 5:60:4. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 5:60:5. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Artikel 5:60:6. Afvloeiingsvolgorde
Artikel 5:60:7. Vergelijking per onderwijssoort
Artikel 5:60:8. Toetsingsdatum
Artikel 5:60:9. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:61. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking (artikel 4.7, onder d, CAO PO) voor werkgevers die ten behoeve van de personele gevolgen passend onderwijs een sociaal plan met de vakbonden overeengekomen zijn
Artikel 5:61:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 5:61:2. Sociaal Plan in geval daling bekostiging als gevolg van de invoering passend onderwijs
Artikel 5:61:3. Sociaal Plan in geval van werknemers van wie het vaste dienstverband wordt beëindigd
Artikel 5:61:4. Toetsingsdatum
Artikel 5:61:5. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:62. Grondslag vergoedingsverzoek: vanwege met name genoemde reden van gewichtige aard (artikel 4.7, onder k, cao PO te weten kwalitatieve fricties, als gevolg van de invoering van passend onderwijs
Artikel 5:62:1. Meedelen reden ontslag aan werknemer
Artikel 5:62:2. Overleg, gericht op overeenstemming conform vigerende regel overlegprotocol.
Artikel 5:62:3. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden volgens vergelijking
Artikel 5:62:4. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 5:62:5. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Artikel 5:62:6. Afvloeiingsvolgorde
Artikel 5:62:7. Vergelijking per onderwijssoort
Artikel 5:62:8. Toetsingsdatum
Artikel 5:62:9. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Paragraaf 5.6. beëindigingsgronden passend onderwijs bij tijdelijk dienstverband
Artikel 5:63. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 4.6, eerste lid vanwege opheffing betrekking (artikel 4.7, onder d, CAO PO) wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, als gevolg van de invoering van passend onderwijs
Artikel 5:63:1. Overleg, gericht op overeenstemming conform vigerende regel overlegprotocol
Artikel 5:63:2. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden volgens vergelijking
Artikel 5:63:3. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 5:63:4. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Artikel 5:63:5. Afvloeiingsvolgorde
Artikel 5:63:6. Vergelijking per onderwijssoort
Artikel 5:63:7. Toetsingsdatum
Artikel 5:63:8. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:64. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 4.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 4.7, onder d, CAO PO) wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, voor werkgevers die ten behoeve van de personele gevolgen passend onderwijs een sociaal plan met de vakbonden overeengekomen zijn
Artikel 5:64:1. Sociaal Plan in geval daling bekostiging als gevolg van de invoering passend onderwijs
Artikel 5:64:2. Sociaal Plan in geval van werknemers van wie het vaste dienstverband wordt beëindigd
Artikel 5:64:3. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Artikel 5:65. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 4.6, eerste lid CAO PO) vanwege met name genoemde redenenvan gewichtige aard (artikel 4.7, onder k, CAO PO te weten kwalitatieve fricties, als gevolg van de invoering van passend onderwijs
Artikel 5:65:1. Meedelen reden niet voortzetten aan werknemer
Artikel 5:65:2. Overleg, gericht op overeenstemming conform vigerende regel overlegprotocol.
Artikel 5:65:3. Daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden volgens vergelijking
Artikel 5:65:4. Daling bekostiging groter of gelijk aan loonkosten op jaarbasis
Artikel 5:65:5. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Artikel 5:65:6. Afvloeiingsvolgorde
Artikel 5:65:7. Vergelijking per onderwijssoort
Artikel 5:65:8. Toetsingsdatum
Artikel 5:65:9. Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
Hoofdstuk 6. Slotbepalingen
Artikel 6:1. Citeerregel
Artikel 6:2. Inwerkingtreding
Artikel 6:3. bekendmaking
Artikel 6:4. Wijziging of afwijking van het reglement
Artikel 6:5. Onvoorziene omstandigheden
Artikel 6:6. Toelichting en bestuursvoorschriften
Artikel 6:7. Wijziging voorgaand reglement
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht

Reglement Participatiefonds voor het Primair Onderwijs en de Expertisecentra voor het schooljaar 2015-2016

Bwb-id:
Officiele titel:
Citeertitel:
Soort regeling:
Wetsfamilies:
Eerst verantwoordelijk ministerie:

Geldigheidsdatum:
Ingangsdatum:
Reglement Participatiefonds voor het Primair Onderwijs en de Expertisecentra voor het schooljaar 2015–2016

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Het bestuur van de Stichting Participatiefonds voor het Onderwijs besluit, gelet op de Wet budgettering wachtgelden en instelling Participatiefonds (Stb. 1995, 155), het Besluit Participatiefonds (Stb. 1996, 384) en de statuten van de Stichting Participatiefonds voor het Onderwijs, het volgende reglement voor het Primair Onderwijs vast te stellen
1. Afvloeiingsvolgorde: de volgorde waarin werknemers conform hoofdstuk 10.4 van de CAO-PO voor afvloeiing in aanmerking komt. Hierin is tevens het niet voortzetten van een tijdelijk dienstverband betrokken. Hoofdregel is dat eerst alle werknemers met een tijdelijk dienstverband dienen te zijn afgevloeid voordat het dienstverband van werknemers met een vast dienstverband kan worden beëindigd.
2. Beëindiging dienstverband: beëindiging van een dienstverband voor onbepaalde tijd door middel van een uitspraak van de kantonrechter, een beëindigingsovereenkomst met wederzijds goedvinden of ontslag.
3. Benoeming of aanstelling in reguliere betrekking: een (her)benoeming of (her)aanstelling niet zijnde een vervangingsaanstelling.
4. Bestuursvoorschriften: de bestuursvoorschriften en bijlagen zoals die door het bestuur van het Participatiefonds zijn vastgesteld ter bevordering van een correcte toepassing van het reglement Participatiefonds.
5. Budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid: het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid dat werkgevers ontvangen op basis van Titel IV, Afdeling 6 van de WPO dan wel op basis van Titel V, Afdeling 6 van de WEC.
6. CAO PO: de collectieve arbeidsovereenkomst voor het primair onderwijs zoals die tussen de PO-Raad en de organisaties van werknemers in het onderwijs voor de periode 1 juli 2014 tot 1 juli 2015 is overeengekomen en welke tot nader order van kracht blijft.
7. Centrale diensten: diensten zoals bedoeld in artikel 68 WPO en artikel 69 WEC.
8. Detachering: de situatie dat onderwijspersoneel op eigen verzoek of met zijn instemming voor bepaalde tijd op basis van een detacheringsovereenkomst wordt belast met werkzaamheden bij een andere werkgever.
9. Dienstverband in het kader van vervanging: een tijdelijk dienstverband van een werknemer ter vervanging van een afwezige werknemer wegens de hieronder limitatief opgesomde gronden van afwezigheid.
1. Ziekteverlof als bedoeld in de ZAPO.
2. Schorsing als bedoeld in de artikelen 3.13 tot en met 3.17 en 4.11 tot en met 4.16 CAO-PO.
3. Gecompenseerd vakantieverlof indien het zwangerschaps- en bevallingsverlof van de vrouwelijke werknemer dat samenvalt met de verlofperiode van de zomervakantie, zoals deze wordt vastgesteld in de Regeling spreiding zomervakanties van het Ministerie van OCW, voor maximaal 3 weken wordt gecompenseerd (artikel 8.2.6 CAO-PO).
4. Vakantieverlof op grond van artikel 8,2, achtste lid van de CAO PO: indien werknemer in een schooljaar door ziekte minder dan 20 dagen vakantieverlof heeft genoten, heeft hij recht op (het restant van) het wettelijk minimum aan vakantiedagen als bedoeld in artikel 7:634 lid 1 BW.
5. Verlof dat door het bevoegd gezag met toepassing van artikel 8.6 CAO-PO opnieuw wordt verleend.
6. Betaald dan wel onbetaald buitengewoon verlof (artikelen 8.7, 8.8, 8.9, 8.11, 8.12, 8.13 en 8.15 CAO-PO).
7. Buitengewoon verlof als bedoeld in artikel 8.18 CAO-PO voor zover verleend met behoud van salaris.
8. Betaald dan wel onbetaald ouderschapsverlof (artikelen 8.19, 8.20 en 8.21 CAO-PO).
9. Verlof wegens zwangerschap en/of bevalling.
10. Studieverlof van de leraar die gebruik maakt van het Scholingsfonds als bedoeld in het ‘Definitief akkoord Convenant Leerkracht van Nederland’ van 1 juli 2008.
Vervanging voor deze gronden van afwezigheid wordt aangemerkt als vervanging in de zin van het reglement Participatiefonds.
10. In- en doorstroombanen: banen die worden vervuld door weknemers voor wie de werkgever destijds subsidie ontving als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het van het Besluit in-en doorstroombanen (stb. 1999, 591).
11. Kwalitatieve fricties (het oplossen van): het ten koste van werknemers met een bepaalde functie vrijmaken van formatieruimte ten behoeve van werknemers met een andere functie omdat het naar het oordeel van de werkgever anders onmogelijk wordt het gevraagde onderwijs te verzorgen of de verlangde taken uit te voeren.
12. Leraar in opleiding: de functie als bedoeld in artikel 3.22 tot en met 3.26 en artikel 4.21 tot en met 4.25 van de CAO-PO.
13. Loonkostentool: de digitale tool van het Participatiefonds aan de hand waarvan een werkgever de vergelijking van de rijksbekostiging personeel en financiële bijdragen van derden maakt en de loonkosten van werknemers van wie het dienstverband niet is voortgezet of beëindigd berekent.
14. Materiële vergoeding: de vergoeding zoals genoemd in Titel IV, Afdeling 4 van de WPO en in Titel IV, Afdeling 4 van de WEC.
15. Modelverklaring: een verklaring waar een werkgever bij het indienen van een vergoedingsverzoek gebruik van kan maken om aan te tonen dat is voldaan aan de voorwaarden van het Participatiefonds.
16. Natuurlijk verloop: de omvang van de loonkosten volgens de digitale tool van het Participatiefonds van niet voortgezette of beëindigde dienstverbanden zonder dat daar voor de werknemer in kwestie een uitkering op volgt op grond van de WW , het WOPO of het ZAPO.
17. Loonkosten: het betreft hier de bruto loonkosten minus de eventuele brutokortingen vermeerderd met de werkgeverslasten en reguliere toeslagen.
18. Onderwijsassistent in opleiding: de functie als bedoeld in artikel 3.27 en 4.26 van de CAO-PO.
19. Onderwijspersoneel: de benoemde directeur, het personeel benoemd in een functie voor het geven van onderwijs, het personeel benoemd in een andere functie dan het geven van onderwijs, het personeel dat is benoemd voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van meer dan een school of meer dan een school als bedoeld in de WEC , waaronder begrepen de leden van het bestuur van die scholen die zijn benoemd door een raad van toezicht als bedoeld in artikel 17c, derde lid van de WPO, voor zover die leden mede zijn benoemd op basis van een arbeidsovereenkomst of een akte van aanstelling, dan wel de benoemde directeur, het personeel benoemd in een functie voor het geven van onderwijs, het personeel benoemd in een andere functie dan het geven van onderwijs, het personeel dat is benoemd voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van meer dan een school of meer dan een school als bedoeld in de WPO ,waaronder begrepen de leden van het bestuur van die scholen die zijn benoemd door een raad van toezicht als bedoeld in artikel 28i, derde lid van de WEC, voor zover die leden mede zijn benoemd op basis van een arbeidsovereenkomst of een akte van aanstelling.
20. Ontslag: ontslag op grond van de opzeggings- en ontslagronden, genoemd in de CAO PO en tussentijdse beëindiging van een tijdelijk dienstverband.
21. Ontslagbeleid: de regeling Ontslagbeleid conform artikel 10.4 en 10.5 van de CAO PO.
22. Outplacement: Bij outplacement in de zin van het Reglement dient er sprake te zijn van een planmatige begeleiding door een derde van een met ontslag bedreigde werknemer bij het verwerven van een reguliere betrekking elders, waarbij een brede oriëntatie op de arbeidsmarkt en een wezenlijke financiële inspanning van de werkgever kenmerkend zijn (zie de uitspraak van de Raad van State van 9 mei 2007, zaaknummer 200606432/1).
23. Participatiefonds: de rechtspersoon als bedoeld in artikel 184 van de WPO en in artikel 170 van de WEC waarbij de werkgever verplicht is aangesloten in verband met kosten van uitkeringen aan gewezen personeel en suppleties inzake arbeidsongeschiktheid.
24. Prestatiebox: de Regeling prestatiebox primair onderwijs als bedoeld in de Staatscourant nr. 1417, d.d. 27 januari 2012.
25. Reorganisatie: een verandering in de organisatie van één of meer scholen of een Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband, waaronder ook begrepen de opheffing van bestaande en/of de introductie van nieuwe functies, die gepaard gaan met ingrijpende personele gevolgen.
26. Samenwerkingsverband: samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 18 van de WPO en artikel 28a van de WEC.
27. Samenwerkende werkgevers: besturen die in het kader van het sectorplan PO een gezamenlijk transfercentrum hebben opgericht.
28. Schooljaar: een schooljaar loopt van 1 augustus tot en met 31 juli van het opvolgende kalenderjaar.
29. Schoolsoort: het basisonderwijs en de scholen voor speciaal basisonderwijs als bedoeld in de WPO en het speciaal onderwijs, het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de WEC .
30. Schoonmaakpersoneel: werknemers waarvan in de functieomschrijving is opgenomen het schoonmaken en schoonhouden van de binnenzijde van het schoolgebouw en waarvoor de bekostiging is genormeerd in de materiële vergoeding.
31. Sociaal Plan: een door de werkgever en door tenminste drie van de vier vakcentrales ondertekend Sociaal Plan conform artikel 10.3 de CAO PO.
32. Uitvoeringsorganisatie Participatiefonds: door het bestuur van het Participatiefonds aangewezen organisatie voor de afhandeling van de vergoedingsverzoeken.
33. Uitgestelde beëindiging van het dienstverband: een dienstverband dat niet is beëindigd of een tijdelijk dienstverband dat is voortgezet per de datum waarop de daling van de rijksbekostiging en financiële bijdragen van derden voor personeel is gedaald, maar waarvan de beëindiging of het niet voortzetten met één jaar is uitgesteld.
34. Vergoedingsverzoek: een op grond van artikel 138, tweede lid, van de WPO dan wel op grond van artikel 132, tweede lid, van de WEC, door de werkgever ingediende aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb.
35. Vervanging (vervangingsbetrekking): zie dienstverband in het kader van vervanging.
36. Werkgelegenheidsbeleid: de regeling werkgelegenheidsbeleid conform artikel 10.2 en 10.3 van de CAO PO.
37. Werkgever: het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 WPO en artikel 1 WEC, respectievelijk het bevoegd gezag van de rechtspersoon als bedoeld in artikel 68 WPO en artikel 69 WEC en het Regionaal Expertisecentrum, als bedoeld in artikel 28b WEC, tenzij het bevoegd gezag door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, op grond van bezwaren van godsdienstige of levensbeschouwelijke aard is uitgezonderd van aansluiting bij de Stichting Participatiefonds voor het Onderwijs.
38. WEC: Wet op de Expertisecentra (Stb. 1998, 469).
39. WPO: Wet op het Primair Onderwijs (Stb. 1998, 495).
40. WOPO: Regeling ‘Werkloosheidregeling onderwijspersoneel primair onderwijs.
41. WW: Werkloosheidwet (Stb. 1986, 566).
42. ZAPO: Regeling ‘Ziekte en Arbeidsongeschiktheid primair onderwijs.
43. Zij-instromers: onbevoegden met een geschiktheidsverklaring als bedoeld in artikel 176b WPO of artikel 162e WEC.
Artikel 2:1. Doel van de premie
De werkgever is verplicht, op de wijze zoals bepaald in de bestuursvoorschriften, een door het Participatiefonds te bepalen bijdrage te voldoen in verband met de kosten voor werkloosheidsuitkeringen, suppleties inzake arbeidsongeschiktheid alsmede uitkeringen wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid van gewezen personeel anders dan op grond van de Ziektewet .
1.
Werkgevers die een subsidie ontvangen als bedoeld in de subsidieregeling Regionale Transfercentra PO, kunnen een verzoek indienen bij het Participatiefonds om eenmalig als samenwerkende werkgevers een restitutie van de premie van het Participatiefonds te ontvangen.
2.
De in het eerste lid bedoelde restitutie bedraagt € 50.000,– en wordt bij toekenning uitgekeerd aan de penvoerder van het regionaal transfercentrum als bedoeld in artikel 5 van de subsidieregeling Regionale Transfercentra PO.
3.
De penvoerder van de werkgevers die voor een in voorgaande leden bedoelde premierestitutie in aanmerking willen komen, doet daartoe een verzoek door het inzenden van een bij het Participatiefonds verkrijgbaar formulier.
4.
De werkgever overlegt daarbij de bijlagen die worden genoemd op formulier uit het voorgaande lid.
5.
Het Participatiefonds keert de premierestitutie uit aan de penvoerder van het regionaal transfercentrum indien aan alle van de hieronder staande voorwaarden is voldaan:
a. Het verzoek voldoet aan de vormvereisten genoemd in het derde en vierde lid, en
b. Het Participatiefonds heeft aan het regionaal transfercentrum de subsidie toegekend als bedoeld in artikel 5 van de subsidieregeling Regionale Transfercentra PO, en
c. Het regionaal transfercentrum heeft een door het Vervangingsfonds bekostigde vervangingspool als bedoeld in artikel 18 van het Reglement Vervangingsfonds voor het Primair Onderwijs in het leven geroepen.
a. die een dienstverband van een werknemer beëindigt of een tijdelijk dienstverband niet voortzet; en
b. die wenst dat de uitkeringskosten die op grond van artikel 138, tweede lid, van de WPO of artikel 132, tweede lid, van de WEC voor rekening van de werkgever komen, ten laste van het Participatiefonds worden gebracht,
dient bij het Participatiefonds een vergoedingsverzoek in.
Artikel 3:2. Wijze van indiening vergoedingsverzoek
De werkgever maakt bij de indiening van het vergoedingsverzoek gebruik van de module ‘vergoedingsverzoeken’ op de website www.participatiefonds.nl.
1.
De werkgever legt bij de indiening van het vergoedingsverzoek de gegevens en de documenten over die het Participatiefonds middels de module ‘vergoedingsverzoeken’ opvraagt.
2.
De werkgever die niet of niet volledig aan het bepaalde in het eerste lid kan voldoen deelt dit aan het Participatiefonds mee onder opgaaf van een deugdelijke motivering door toezending van ter zake overtuigende documenten
3.
Bij het beëindigen van een dienstverband op grond van de artikelen 4:5, 4:11 of één van de artikelen in paragraaf 4.3, kan de werkgever met betrekking tot de in deze artikelen vervatte voorwaarden, behoudens de voorwaarde ‘ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie’, een beroep doen op een vrijstelling van toetsing aan de voorwaarden.
4.
Om voor de vrijstelling, zoals genoemd in het derde lid, in aanmerking te komen, legt de werkgever het formulier ‘verzoek vrijstellingsregeling’ en de daarin genoemde bewijsstukken / ter zake overtuigende documenten over.
5.
Indien uit de stukken, bedoeld in het vorige lid, naar het oordeel van het Participatiefonds blijkt dat daarmee is voldaan aan één of meerdere voorwaarden zoals die zijn vastgelegd in de in het derde lid genoemde artikelen uit het reglement Participatiefonds 2015–2016, wordt een vrijstelling voor die voorwaarden verleend. Indien uit de stukken, bedoeld in het vorige lid, naar het oordeel van het Participatiefonds niet blijkt dat daarmee is voldaan aan één of meerdere voorwaarden zoals die zijn vastgelegd in de in het derde lid genoemde artikelen uit het reglement Participatiefonds 2015–2016, wordt geen vrijstelling voor die voorwaarden verleend. De werkgever wordt in dat geval in de gelegenheid gesteld zijn aanvraag aan te vullen op de voet van artikel 4:5 van de Awb.’
1.
Als het Participatiefonds vaststelt, dat de gegevens en documenten die de werkgever bij het vergoedingsverzoek indient, onvoldoende zijn voor de beoordeling van het vergoedingsverzoek, stelt het Participatiefonds de werkgever in de gelegenheid het vergoedingsverzoek aan te vullen.
2.
De werkgever vult het vergoedingsverzoek aan binnen 8 weken.
3.
De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het Participatiefonds de werkgever in de gelegenheid stelt het vergoedingsverzoek aan te vullen.
4.
Als de werkgever het vergoedingsverzoek niet aanvult, neemt het Participatiefonds een besluit op grond van de tot dan door de werkgever in het kader van het vergoedingsverzoek verschafte gegevens en documenten.
Artikel 3:5. Grond voor toewijzing vergoedingsverzoek
Het Participatiefonds wijst een vergoedingsverzoek uitsluitend toe als de werkgever voldoet aan de voorwaarden die zijn gesteld in de bepalingen van dit reglement, behoudens het bepaalde in artikel 3:6.
1.
Het Participatiefonds wijst een vergoedingsverzoek in ieder geval af als:
a. de werkgever het dienstverband beëindigt of het tijdelijk dienstverband niet voortzet op grond van een andere beëindigingsgrond dan genoemd in dit reglement;
b. de werkgever zich, in strijd met artikel 60 in samenhang gelezen met artikel 62 van de WPO of in strijd met artikel 63 in samenhang gelezen met artikel 65 van de WEC, niet heeft onderworpen aan een uitspraak van de Commissie van Beroep;
c. sprake is van een dienstverband in het kader van vervanging als bedoeld in paragraaf 1, onder 35, waaraan een regulier dienstverband is voorafgegaan en de werkgever niet heeft voldaan aan het verzoek van het Participatiefonds om binnen acht weken alsnog een vergoedingsverzoek te doen in het kader van de beëindiging van het reguliere dienstverband;
d. het vergoedingsverzoek van de werkgever onredelijk is.
e. het beëindigen van een dienstverband of het niet voortzetten van een tijdelijk dienstverband in de risicosfeer van de werkgever valt.
f. De werkgever het dienstverband niet herstelt terwijl hij daartoe op grond van artikel 7:682, eerste lid, onder b dan wel onder c, BW, is veroordeeld.
g. De kantonrechter de werknemer een billijke vergoeding heeft toegekend op de voet van artikel 7:682, eerste lid onder b, BW dan wel artikel 7:682, eerste lid, onder c, nu in die gevallen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever
2.
Als het Participatiefonds de beschikking als bedoeld in het eerste lid neemt, deelt het de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mee, dat de uitkeringskosten als bedoeld in artikel 138, tweede lid, van de WPO of artikel 132, tweede lid, van de WEC, niet ten laste van het Participatiefonds komen.
1.
Het Participatiefonds geeft binnen 8 weken nadat het vergoedingsverzoek is ontvangen een beschikking over het vergoedingsverzoek.
2.
Als een beschikking niet binnen 8 weken nadat het vergoedingsverzoek is ontvangen kan worden gegeven, deelt het Participatiefonds aan de werkgever mee, dat de beschikking uiterlijk binnen 16 weken nadat het vergoedingsverzoek is ontvangen tegemoet kan worden gezien.
3.
De beslistermijn wordt van rechtswege opgeschort met ingang van de dag waarop het Participatiefonds de werkgever op grond van artikel 3:4 uitnodigt het vergoedingsverzoek aan te vullen, tot de dag waarop het vergoedingsverzoek is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
Artikel 3:8. Uitnodiging tot verstrekken inlichtingen
Als uitkeringskosten als bedoeld in artikel 138, tweede lid, van de WPO of artikel 132, tweede lid, van de WEC zijn ontstaan, waarvan het Participatiefonds niet kan vaststellen dat het Participatiefonds ermee heeft ingestemd dat de uitkeringskosten ten laste van het Participatiefonds komen, nodigt het Participatiefonds de werkgever uit inlichtingen te verstrekken.
1.
De werkgever verstrekt de inlichtingen, zoals bedoeld in artikel 3:8, binnen 8 weken.
2.
De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop de uitnodiging is verzonden.
3.
De inlichtingen zijn tijdig verstrekt indien deze vóór het einde van de termijn zijn ontvangen.
1.
Als de werkgever niet tijdig de gevraagde inlichtingen verstrekt, besluit het Participatiefonds dat de uitkeringskosten als bedoeld in artikel 138, tweede lid, van de WPO of artikel 132, tweede lid, van de WEC, niet ten laste van het Participatiefonds komen.
2.
Als het Participatiefonds de beschikking als bedoeld in het eerste lid neemt, deelt het de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mee, dat de uitkeringskosten als bedoeld in artikel 138, tweede lid, van de WPO of artikel 132, tweede lid, van de WEC, niet ten laste van het Participatiefonds komen.
Artikel 3:11. Verschoonbare termijnoverschrijding
Het Participatiefonds werpt de werkgever overschrijding van de termijn als bedoeld in artikel 3:9 niet tegen als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de werkgever in verzuim is geweest.
Artikel 3:12. Wijze van verstrekken van inlichtingen
De werkgever maakt bij het verstrekken van de inlichtingen als bedoeld in a rtikel 3:8 gebruik van de module ‘uitkeringen’ op de website www.participatiefonds.nl
1.
De werkgever die wenst, dat de uitkeringskosten die op grond van artikel 138, tweede lid, van de WPO of artikel 132, tweede lid, van de WEC voor rekening van de werkgever komen, ten laste van het Participatiefonds worden gebracht, en die daarvoor reeds een vergoedingsverzoek heeft ingediend, verstrekt de inlichtingen die het Participatiefonds verzoekt.
2.
De artikelen 3:4 tot en met 3:7 zijn van toepassing.
1.
De werkgever die wenst, dat de uitkeringskosten die op grond van artikel 138, tweede lid, van de WPO of artikel 132, tweede lid, van de WEC voor rekening van de werkgever komen, ten laste van het Participatiefonds worden gebracht, dient alsnog een vergoedingsverzoek in.
2.
De artikelen 3:3 tot en met 3:7 zijn van toepassing.
1.
De werkgever die niet wenst dat de uitkeringskosten als bedoeld in artikel 138, tweede lid, van de WPO of artikel 132, tweede lid, van de WEC, ten laste van het Participatiefonds komen, deelt dit aan het Participatiefonds mee.
2.
Het Participatiefonds geeft binnen 8 weken nadat de werkgever de mededeling doet een beschikking, inhoudende dat de uitkeringskosten als bedoeld in artikel 138, tweede lid, van de WPO of artikel 132, tweede lid, van de WEC, niet ten laste van het Participatiefonds komen.
3.
Als het Participatiefonds de beschikking als bedoeld in het tweede lid neemt, deelt het de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mee, dat de uitkeringskosten als bedoeld in artikel 138, tweede lid, van de WPO of artikel 132, tweede lid, van de WEC, niet ten laste van het Participatiefonds komen.
1.
De werkgever aan wie de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op grond van artikel 184, derde lid, van de WPO ontheffing heeft verleend, deelt aan het Participatiefonds mee dat hij gemoedsbezwaarde is.
2.
Het Participatiefonds deelt het de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mee, dat de uitkeringskosten als bedoeld in artikel 138, tweede lid, van de WPO of artikel 132, tweede lid, van de WEC, niet ten laste van het Participatiefonds komen.
1.
De werkgever die zelfstandig wachtgeld-beleid als bedoeld in artikel 2 van het Reglement Participatiefonds voor het Primair Onderwijs 1998-1999 voert, deelt aan het Participatiefonds mee dat hij zelfstandig wachtgeldbeleid voert.
2.
Het Participatiefonds deelt het de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mee, dat de uitkeringskosten als bedoeld in artikel 138, tweede lid, van de WPO of artikel 132, tweede lid, van de WEC, niet ten laste van het Participatiefonds komen.
3.
Voor de huidige deelnemers aan zelfstandig wachtgeldbeleid is artikel 2 van het Reglement Participatiefonds voor het Primair Onderwijs 1998-1999 voor onbepaalde tijd van toepassing.
1.
Als de werknemer tegen het ontslag een rechtsmiddel heeft aangewend, deelt de werkgever dit aan het Participatiefonds mee.
2.
Als het ontslagbesluit onherroepelijk is geworden, deelt de werkgever dit aan de Participatiefonds mee.
3.
De beslistermijn als bedoeld in artikel 3:7 kan worden opgeschort met ingang van de dag waarop de werknemer het rechtsmiddel aanwendt tot de dag waarop de werkgever de mededeling als bedoeld in het tweede lid doet.
1.
Het Participatiefonds is bevoegd de beschikking te wijzigen of in te trekken ten nadele van de werkgever:
a. als de door de werkgever verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig zijn dat op zijn verzoek als bedoeld in dit Hoofdstuk een andere beslissing zou zijn genomen, als bij de beoordeling daarvan de juiste en volledige gegevens bekend waren geweest;
b. als de beschikking in strijd met wettelijke voorschriften is gegeven;
c. als in verband met verandering van wetgeving, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarop het vereiste van de beschikking is gesteld, zwaarder wegen dan het belang van de werkgever bij een ongewijzigde beschikking.
2.
De werkgever stelt het Participatiefonds schriftelijk op de hoogte van feiten en omstandigheden die ten tijde van het nemen van de beschikking niet bekend waren of konden worden geacht en van zodanige aard zijn, dat zij tot een andere beslissing aanleiding kunnen geven.
1.
Als de werkgever de werknemer andere activiteiten dan genoemd in Hoofdstuk 4 en 5 aanbiedt of reeds heeft aangeboden die de werknemer ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, kan de werkgever het Participatiefonds vragen of deze andere activiteiten door het Participatiefonds worden aangemerkt als tenminste gelijkwaardig aan de activiteiten genoemd in Hoofdstuk 4 en 5, in welk geval de werkgever geacht wordt te hebben voldaan aan voorwaarde 4.
2.
Het Participatiefonds geeft het advies uiterlijk binnen 16 weken nadat het adviesverzoek is ontvangen.
1.
De werkgever verleent medewerking aan een controle door of namens het Participatiefonds die gericht is op de beoordeling van de rechtmatigheid van een beschikking als bedoeld in dit hoofdstuk.
2.
De werkgever draagt gedurende een periode van 5 jaar zorg voor een deugdelijke administratie die op een centraal punt is in te zien en geeft hier desgevraagd inzage in.
1.
De werkgever die participeert in een samenwerkingsverband waar na de beëindiging van een dienstverband of het niet verlengen van een tijdelijk dienstverband een werkloosheidsuitkering of een uitkering wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid van gewezen personeel anders dan op grond van de Ziektewet van een school of een Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband voortvloeit ten gevolge van de inzet of een wijziging van de inzet van de in artikel 120, vierde lid, en artikel 132 WPO bedoelde bekostiging ten opzichte van voorafgaande schooljaren, heeft voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband van dat personeel
a. met de vakbonden een sociaal plan gesloten en het dienstverband conform de afspraken van genoemd sociaal plan beëindigd, of
b. over de personele gevolgen volgens de strekking van de tripartiete overeenkomst personele gevolgen passend onderwijs open en reëel overleg gevoerd met het samenwerkingsverband Passend Onderwijs, de betrokken besturen en de vakorganisaties, gericht op overeenstemming conform de vigerende regels van het overlegprotocol.
2.
Indien het dienstverband niet conform de afspraken van het sociaal plan is beëindigd dan wel het hierboven genoemde overleg over de personele gevolgen niet is gevoerd, dan verhaalt het Participatiefonds de kosten van een werkloosheidsuitkering of een uitkering wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid van gewezen personeel anders dan op grond van de Ziektewet op de werkgever en op de overige bevoegde gezagsorganen van alle scholen van het desbetreffende samenwerkingsverband op grond van artikel 184, zesde lid, van de WPO.
Artikel 4:1. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging van het dienstverband door opzegging (artikel 3.7, eerste lid, CAO PO)
Als ontslag is genomen op grond van artikel 3.7, eerste lid, van de CAO PO, beëindiging van het dienstverband op verzoek van de werknemer, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:1:1 heeft voldaan en de in het artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:1:1. Meedelen reden ontslag
1. De werkgever overlegt documenten, opgesteld voorafgaand aan de einddatum, waaruit blijkt dat de werknemer de werkgever heeft medegedeeld dat hij het dienstverband wenst te beëindigen.
Artikel 4:2. Grondslag vergoedingsverzoek: artikel 3.7, tweede lid, CAO PO: beëindiging van het dienstverband vanwege dringende reden
Als het dienstverband is beëindigd wegens dringende reden (ontslag op staande voet) kan geen vergoedingsverzoek worden ingediend. De werkgever wordt geadviseerd om, in geval van beëindiging vanwege dringende reden, UWV daarover te informeren en van die melding aan UWV het Participatiefonds weer in kennis te stellen.
Artikel 4:3. Grondslag vergoedingsverzoek: ontbinding arbeidsovereenkomst door Kantonrechter (artikel 3.7, derde lid, CAO PO)
Als het dienstverband is ontbonden op grond van de artikelen 7:671b dan wel 7:671c BW (uitspraak kantonrechter) conform artikel 3.7, derde lid, van de CAO PO, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoeking in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:3:1 tot en met 4:3:2 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
Het dienstverband van de werknemer is beëindigd door een uitspraak van de kantonrechter.
2.
De werkgever legt daartoe over de beschikking van de kantonrechter.
3.
Uit de beschikking van de kantonrechter blijkt dat de ontbinding niet in overwegende mate aan de werkgever te wijten is.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:4. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 3.7, vierde lid, CAO PO) vanwege onbekwaamheid/ongeschiktheid (artikel 3.8, tweede lid, CAO PO)
Als het dienstverband is beëindigd op grond artikel 3.7 vierde lid, van de CAO PO, te weten met wederzijds goedvinden met als reden dat er naar het oordeel van de werkgever sprake is van onbekwaamheid of ongeschiktheid van de werknemer voor de door hem uitgeoefende functie, zoals bedoeld in artikel 3.8, tweede lid, van de CAO PO, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden van artikel 4:4:1 tot en met 4:4:4 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor beëindiging van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over de beëindigingsovereenkomst.
1.
Voorafgaand aan de beëindiging dienstverband heeft de werkgever zich ingespannen om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd dat dit niet mogelijk is.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘gesprekkencyclus’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat gesprekken tussen de werkgever en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever tijdens die gesprekken heeft benoemd:
a. de door hem geconstateerde knelpunten in het functioneren van de werknemer;
b. de door hem noodzakelijk geachte verbetering in het functioneren van de werknemer;
c. de wijze waarop de werknemer met interne of externe ondersteuning deze verbetering moest bereiken en de periode waarbinnen hij dat moest realiseren;
d. de conclusie dat het verbetertraject niet of onvoldoende tot de noodzakelijke verbetering heeft geleid.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘herplaatsingsonderzoek’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken. Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:5. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 3.7, vierde lid, CAO PO) vanwege ziekte/arbeidsongeschiktheid (artikel 3.8, vijfde lid, CAO PO) van de werknemer voor minder dan 35% WIA
Als het dienstverband van de werknemer die minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard door het UWV in het kader van de WIA is beëindigd op grond van artikel 3.7, vierde lid, van de CAO PO, te weten met wederzijds goedvinden met als reden dat er naar het oordeel van de werkgever sprake is van ziekte of arbeidsongeschiktheid, zoals bedoeld in artikel 3.8, vijfde lid, van de CAO PO, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:5:1 tot en met 4:5:4 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor de beëindiging van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van de beëindigingsovereenkomst.
3.
Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de WIA-beschikking waaruit blijkt dat de werknemer minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard door het UWV.
1.
Voorafgaand aan de beëindiging dienstverband heeft de werkgever zich ingespannen om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd dat dit niet mogelijk is.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘gesprekkencyclus ziekte en arbeidsongeschiktheid’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat gesprekken tussen de werkgever en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever tijdens die gesprekken heeft benoemd:
a. welke beperkingen de werknemer heeft voor het uitoefenen van zijn eigen functie;
b. welke mogelijkheden zijn onderzocht om zijn eigen functie aan te passen;
c. de conclusie dat het niet mogelijk is de eigen functie van de werknemer aan te passen.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘herplaatsingsonderzoek ziekte en arbeidsongeschiktheid’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken. Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:6. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 3.7, vierde lid, CAO PO) vanwege gewichtige omstandigheden (artikel 3.8, zevende lid, CAO PO) te weten kwalitatieve fricties
Als het dienstverband is beëindigd op grond van artikel 3.7, vierde lid, CAO PO, met als reden dat er naar het oordeel van de werkgever sprake is gewichtige omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 3.8, zevende lid, van de CAO PO, vanwege kwalitatieve fricties omdat het naar het oordeel van de werkgever anders onmogelijk wordt het gevraagde onderwijs te verzorgen of de verlangde taken uit te voeren, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:6:1 tot en met 4:6:7 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor de beëindiging van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over de beëindigingsovereenkomst.
3.
Tevens overlegt de werkgever terzake overtuigende documenten waaruit blijkt dat conform artikel 2.7 CAO PO de PGMR voor 1 mei van het voorafgaande schooljaar heeft ingestemd met het meerjarenformatiebeleid/bestuursformatieplan.
1.
De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid gaat met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, direct voorafgaand aan het ontslag, vergeleken met het bedrag dat gemoeid gaat met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag, is gedaald.
2.
De werkgever legt daartoe over de vergelijking van de rijksbekostiging en financiële bijdragen van derden. Deze vergelijking voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. alle door de werkgever op bestuursniveau ontvangen bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, worden in de vergelijking opgenomen, tenzij in de volgende leden van dit artikel anders wordt vermeld;
b. de bedragen die gemoeid gaan met het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen;
c. de bedragen die gemoeid gaan met de Regeling prestatiebox primair onderwijs worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen.
d. Het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand aan de datum waarop het dienstverband met wederzijds goedvinden is beëindigd, wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden in mindering gebracht.
3.
Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de passage van het ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 18a, achtste lid, onder b van de WPO, over de inzet van de bekostiging van de zorgvoorzieningen in de periode tot en per de datum van de beëindiging van het dienstverband.
4.
Als de werkgever is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de aangesloten werkgevers hebben besloten dat zij zich gedragen als ware het samenwerkingsverband één werkgever voor wat betreft de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, dan neemt de werkgever de bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden op het niveau van het samenwerkingsverband in de vergelijking op.
5.
Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen, houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven. Dit betekent dat als in het schooljaar 2015–2016 een extra instelling onder het bevoegd gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2014–2015 (herkenbaar) bij de vergelijking betrokken wordt.
1.
De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4.6.2 op jaarbasis, gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd in artikel 4.6.3.
2.
De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4.6.2 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
3.
Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever de volgende rangorde aan:
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever mag de volgorde van melden zelf bepalen.
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn personeel in vaste dienst de geldende regels t.a.v. de afvloeiingsvolgorde van de CAO PO van kracht.
1.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een per 1 augustus beëindigd dienstverband wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
2.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een niet voortgezet of beëindigd dienstverband per een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere datum getoetst, indien de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zich heeft voorgedaan direct voorafgaand aan de datum van het niet voortzetten of beëindigen van het dienstverband.
3.
Een vergoedingsverzoek van een beëindigd dienstverband op grond van dit artikel per 1 augustus van het volgend schooljaar, terwijl de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zich eerder heeft voorgedaan maar de werkgever door het bepaalde van artikel 2.7 en 10.4, zesde lid, van de CAO-PO niet eerder tot beëindiging van het dienstverband kon overgaan, wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
Artikel 4:6:5. Afvloeiingsvolgorde
Een vergoedingsverzoek wordt afgewezen als het een werknemer of werknemers betreft die in een vast dienstverband was of waren benoemd, terwijl het tijdelijke dienstverband in dezelfde functie van één of meer werknemers niet wordt beëindigd.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:7. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 3.7, vierde lid, CAO PO) vanwege gewichtige omstandigheden
Als het dienstverband is beëindigd op grond van artikel 3.7 vierde lid, van de CAO PO, te weten met wederzijds goedvinden met als reden dat er naar het oordeel van de werkgever sprake is gewichtige omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 3.8, zevende lid, van de CAO PO, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden van artikel 4:7:1 tot en met 4:7:4 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor beëindiging van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over de beëindigingsovereenkomst.
1.
Voorafgaand aan de beëindiging dienstverband heeft de werkgever zich ingespannen om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd dat dit niet mogelijk is.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘gesprekkencyclus’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat gesprekken tussen de werkgever en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever tijdens die gesprekken heeft benoemd:
a. de door hem geconstateerde knelpunten in het functioneren van de werknemer;
b. de door hem noodzakelijk geachte verbetering in het functioneren van de werknemer;
c. de wijze waarop de werknemer met interne of externe ondersteuning deze verbetering moest bereiken en de periode waarbinnen hij dat moest realiseren;
d. de conclusie dat het verbetertraject niet of onvoldoende tot de noodzakelijke verbetering heeft geleid.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘herplaatsingsonderzoek’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken. Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:8. Grondslag vergoedingsverzoek: plichtsverzuim (artikel 3.8, eerste lid, CAO PO)
Als ontslag is verleend op grond van artikel 3.8, eerste lid, van de CAO PO, te weten op grond van plichtsverzuim als bedoeld in artikel 3.17, tweede lid, van de CAO PO, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:8:1 heeft voldaan en de in het artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor het ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit waaruit onderbouwd blijkt dat de werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim.
Artikel 4:9. Grondslag vergoedingsverzoek: onbekwaamheid/ongeschiktheid (artikel 3.8, tweede lid, CAO PO)
Als ontslag is verleend op grond van artikel 3.8, tweede lid, van de CAO PO, te weten op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid van de werknemer voor de door hem uitgeoefende functie, anders dan ten gevolge van ziekte of arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 3.8, vijfde lid, van de CAO PO, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:9:1 tot en met 4:9:4 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor het ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit.
1.
Voorafgaand aan het ontslag heeft de werkgever zich ingespannen om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd dat dit niet mogelijk is.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘gesprekkencyclus’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat gesprekken tussen de werkgever en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever tijdens die gesprekken heeft benoemd:
a. de door hem geconstateerde knelpunten in het functioneren van de werknemer;
b. de door hem noodzakelijk geachte verbetering in het functioneren van de werknemer;
c. de wijze waarop de werknemer met interne of externe ondersteuning deze verbetering moest bereiken en de periode waarbinnen hij dat moest realiseren;
d. de conclusie dat het verbetertraject niet of onvoldoende tot de noodzakelijke verbetering heeft geleid.
3.
Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten zoals:
a. één of meer schriftelijke uitnodigingen aan werknemer voor gesprekken; of
b. één of meer offertes van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
c. één of meer facturen van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
d. andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat, en wanneer de gesprekken met en/of de begeleiding van de werknemer hebben plaatsgevonden.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘herplaatsingsonderzoek’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken. Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
3.
Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten zoals een brief aan de werknemer waarin de werkgever gemotiveerd meedeelt dat, en waarom, er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:10. Grondslag vergoedingsverzoek: geen vacature na afloop lang buitengewoon verlof (artikel 3.8, vierde lid, CAO PO)
Als ontslag is verleend op grond van artikel 3.8, vierde lid, van de CAO PO, omdat na afloop van het lang buitengewoon verlof de werknemer bij gebrek aan een vacature niet in actieve dienst binnen de instelling dan wel bij de werkgever kan worden geplaatst, komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:10:1 heeft voldaan en de in het artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor het ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit waaruit onderbouwd blijkt dat de werknemer na afloop van buitengewoon lang verlof niet geplaatst kan worden in een vacature.
Artikel 4:11. Grondslag vergoedingsverzoek: ziekte/arbeidsongeschiktheid (artikel 3.8, vijfde lid, CAO PO)
Als aan de werknemer, die minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard in het kader van de WIA, ontslag is verleend op grond van artikel 3.8, vijfde lid, van de CAO PO, te weten op grond van ziekte of arbeidsongeschiktheid met in achtneming van de bepalingen van de ZAPO, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:11:1 tot en met 4:11:4 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor het ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van het ontslagbesluit
3.
Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de WIA-beschikking waaruit blijkt dat de werknemer minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard door het UWV in het kader van de WIA.
1.
Voorafgaand aan het ontslag heeft de werkgever zich ingespannen om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd dat dit niet mogelijk is.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘gesprekkencyclus ziekte en arbeidsongeschiktheid’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat gesprekken tussen de werkgever en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever tijdens die gesprekken heeft benoemd:
a. welke beperkingen de werknemer heeft voor het uitoefenen van zijn eigen functie;
b. welke mogelijkheden zijn onderzocht om zijn eigen functie aan te passen;
c. de conclusie dat het niet mogelijk is de eigen functie van de werknemer aan te passen
3.
Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever afschriften van andere ter zake overtuigende documenten zoals:
a. één of meer schriftelijke uitnodigingen aan werknemer voor gesprekken; of
b. één of meer offertes van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
c. één of meer facturen van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
d. andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat, en wanneer de gesprekken met en/of de begeleiding van de werknemer hebben plaatsgevonden.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘herplaatsingsonderzoek ziekte en arbeidsongeschiktheid’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken. Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
3.
Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever afschriften van andere ter zake overtuigende documenten zoals een brief aan de werknemer waarin de werkgever gemotiveerd meedeelt dat, en waarom, er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:12. Grondslag vergoedingsverzoek: gewichtige omstandigheden (artikel 3.8, zevende lid, CAO PO) te weten kwalitatieve fricties
Als ontslag is verleend op grond van artikel 3.8, zevende lid, van de CAO PO, met als reden dat er naar het oordeel van de werkgever sprake is gewichtige omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 3.8, zevende lid, van de CAO PO, vanwege kwalitatieve fricties omdat het naar het oordeel van de werkgever anders onmogelijk wordt het gevraagde onderwijs te verzorgen of de verlangde taken uit te voeren, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:12:1 tot en met 4:12:7 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit.
3.
Tevens overlegt de werkgever terzake overtuigende documenten waaruit blijkt dat conform artikel 2.7 CAO PO de PGMR voor 1 mei van het voorafgaande schooljaar heeft ingestemd met het meerjarenformatiebeleid/bestuursformatieplan.
1.
De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid gaat met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, direct voorafgaand aan het ontslag, vergeleken met het bedrag dat gemoeid gaat met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag, is gedaald.
2.
De werkgever legt daartoe over de vergelijking van de rijksbekostiging en financiële bijdragen van derden. Deze vergelijking voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. alle door de werkgever op bestuursniveau ontvangen bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, worden in de vergelijking opgenomen, tenzij in de volgende leden van dit artikel anders wordt vermeld;
b. de bedragen die gemoeid gaan met het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen;
c. de bedragen die gemoeid gaan met de Regeling prestatiebox primair onderwijs worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen.
d. Het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand aan de datum waarop het dienstverband met wederzijds goedvinden is beëindigd, wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden in mindering gebracht.
3.
Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de passage van het ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 18a, achtste lid, onder b van de WPO, over de inzet van de bekostiging van de zorgvoorzieningen in de periode tot en per de datum van de beëindiging van het dienstverband.
4.
Als de werkgever is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de aangesloten werkgevers hebben besloten dat zij zich gedragen als ware het samenwerkingsverband één werkgever voor wat betreft de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, dan neemt de werkgever de bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden op het niveau van het samenwerkingsverband in de vergelijking op.
5.
Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen, houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven. Dit betekent dat als in het schooljaar 2015–2016 een extra instelling onder het bevoegd gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2014–2015 (herkenbaar) bij de vergelijking betrokken wordt.
1.
De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4:12:1 op jaarbasis, gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd in artikel 4:12:2.
2.
De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4:12:2 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
3.
Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever de volgende rangorde aan:
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever mag de volgorde van melden zelf bepalen.
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn personeel in vaste dienst de geldende regels t.a.v. de afvloeiingsvolgorde van de CAO PO van kracht.
1.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een per 1 augustus beëindigd dienstverband wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
2.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een niet voortgezet of beëindigd dienstverband per een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere datum getoetst, indien de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zich heeft voorgedaan direct voorafgaand aan de datum van het niet voortzetten of beëindigen van het dienstverband.
3.
Een vergoedingsverzoek van een beëindigd dienstverband op grond van dit artikel per 1 augustus van het volgend schooljaar, terwijl de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zich eerder heeft voorgedaan maar de werkgever door het bepaalde van artikel 2.7 en 10.4, zesde lid, van de CAO-PO niet eerder tot beëindiging van het dienstverband kon overgaan, wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
Artikel 4:12:5. Afvloeiingsvolgorde
Een vergoedingsverzoek wordt afgewezen als het een werknemer of werknemers betreft die in een vast dienstverband was of waren benoemd, terwijl het tijdelijke dienstverband in dezelfde functie van één of meer werknemers niet wordt beëindigd.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:13. Grondslag vergoedingsverzoek: gewichtige omstandigheden (artikel 3.8, zevende lid, CAO PO)
Als ontslag is verleend op grond van artikel 3.8, zevende lid, van de CAO PO, te weten op grond van gewichtige omstandigheden, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:13:1 tot en met 4:13:4 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit waaruit onderbouwd blijkt dat er sprake is van gewichtige omstandigheden op grond waarvan de werkgever van oordeel is dat redelijkerwijs niet gevergd kan worden dat het dienstverband van werknemer nog langer wordt voortgezet
1.
Voorafgaand aan het ontslag heeft de werkgever zich ingespannen om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd dat dit niet mogelijk is.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘gesprekkencyclus’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat gesprekken tussen de werkgever en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever tijdens die gesprekken heeft benoemd:
a. de door hem geconstateerde knelpunten in het functioneren van de werknemer;
b. de door hem noodzakelijk geachte verbetering in het functioneren van de werknemer;
c. de wijze waarop de werknemer met interne of externe ondersteuning deze verbetering moest bereiken en de periode waarbinnen hij dat moest realiseren;
d. de conclusie dat het verbetertraject niet of onvoldoende tot de noodzakelijke verbetering heeft geleid.
3.
Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten zoals:
a. één of meer schriftelijke uitnodigingen aan werknemer voor gesprekken; of
b. één of meer offertes van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
c. één of meer facturen van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
d. andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat, en wanneer de gesprekken met en/of de begeleiding van de werknemer hebben plaatsgevonden.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘herplaatsingsonderzoek’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken. Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
3.
Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten zoals een brief aan de werknemer waarin de werkgever gemotiveerd meedeelt dat, en waarom, er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:14. Grondslag vergoedingsverzoek: tussentijdse beëindiging (artikel 3.7, eerste lid, CAO PO) van een leerarbeidsovereenkomst van een leraar in opleiding (artikel 3.24 CAO PO)
Als de opleidende instelling de leerarbeidsovereenkomst van de werknemer die als LIO is benoemd, tijdens de looptijd van de leerarbeidsovereenkomst, heeft beëindigd, komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:14:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden van het tussentijds beëindigen van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de opleidende instelling de leerarbeidsovereenkomst van de werknemer die als LIO is benoemd, heeft beëindigd.
Artikel 4:15. Grondslag vergoedingsverzoek: het niet meewerken aan re-integratie als bedoeld in artikel 20a ZAPO
Als ontslag is verleend op grond van artikel 20a ZAPO vanwege het niet meewerken aan re-integratie, komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:15:1 heeft voldaan en de in het artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor het ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit waaruit onderbouwd blijkt dat de werknemer zonder deugdelijke grond niet heeft meegewerkt aan zijn re-integratie
3.
Tevens overlegt de werkgever een afschrift van het advies van het UWV als bedoeld in artikel 20a, tweede lid, ZAPO.
Artikel 4:16. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO): waarbij werknemer dienstverband niet wil voortzetten als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, CAO PO
Als het tijdelijk dienstverband na het verstrijken van het tijdvak waarvoor het is aangegaan niet wordt voortgezet omdat de werknemer geen voortzetting van het dienstverband wenst, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:16:1 heeft voldaan en de in het artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever overlegt ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werknemer geen voortzetting van het dienstverband wenst; of
2.
De werkgever overlegt documenten waaruit blijkt dat hij, voorafgaand aan de einddatum van het tijdelijk dienstverband, een passende reguliere betrekking heeft aangeboden met tenminste een gelijke omvang als de voorafgaande betrekking.
Artikel 4:17. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO): vanwege dringende redenen (artikel 3.7, tweede lid, CAO PO)
Als het dienstverband is beëindigd wegens dringende reden (ontslag op staande voet) dan kan geen vergoedingsverzoek worden ingediend. De werkgever wordt geadviseerd om, in geval van beëindiging vanwege dringende reden, UWV daarover te informeren en van die melding aan UWV het Participatiefonds weer in kennis te stellen.
Artikel 4:18. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO): vanwege plichtsverzuim als bedoeld in artikel 3.8, eerste lid
Als het tijdelijk dienstverband na het verstrijken van het tijdvak waarvoor het is aangegaan niet wordt voortgezet omdat de werkgever van oordeel is dat sprake is van plichtsverzuim zoals bedoeld in artikel 3.8, tweede lid van de CAO PO, komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:18:1 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor het niet voortzetten van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van de brief waarin de werkgever aan de werknemer heeft medegedeeld waarom hij het tijdelijk dienstverband niet wil voortzetten.
Artikel 4:19. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO): vanwege onbekwaamheid/ongeschiktheid als bedoeld in artikel 3.8, tweede lid
Als het tijdelijk dienstverband na het verstrijken van het tijdvak waarvoor het is aangegaan niet wordt voortgezet omdat de werkgever van oordeel is dat sprake is van onbekwaamheid of ongeschiktheid van de werknemer voor de door hem uitgeoefende functie zoals bedoeld in artikel 3.8, tweede lid, van de CAO PO, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:19:1 tot en met 4:19:4 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor het niet voortzetten van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van de brief waarin de werkgever aan de werknemer heeft medegedeeld waarom hij het tijdelijk dienstverband niet wil voortzetten.
1.
Voordat het tijdelijke dienstverband is verstreken, heeft de werkgever zich ingespannen om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd dat dit niet mogelijk is.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘gesprekkencyclus’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat gesprekken tussen de werkgever en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever tijdens die gesprekken heeft benoemd:
a. de door hem geconstateerde knelpunten in het functioneren van de werknemer;
b. de door hem noodzakelijk geachte verbetering in het functioneren van de werknemer;
c. de wijze waarop de werknemer met interne of externe ondersteuning deze verbetering moest bereiken en de periode waarbinnen hij dat moest realiseren;
d. de conclusie dat het verbetertraject niet of onvoldoende tot de noodzakelijke verbetering heeft geleid.
3.
Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten zoals:
a. één of meer schriftelijke uitnodigingen aan werknemer voor gesprekken; of
b. één of meer offertes van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
c. één of meer facturen van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
d. andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat, en wanneer de gesprekken met en/of de begeleiding van de werknemer hebben plaatsgevonden.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 500,– bij een dienstverband van minder dan 6 maanden;
b. minstens € 1.000,– bij een dienstverband van 6 maanden of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:20. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) vanwege ziekte/arbeidsongeschiktheid (artikel 3.8, vijfde lid, CAO PO)
Als het tijdelijk dienstverband na het verstrijken van de het tijdvak waarvoor het is aangegaan niet wordt voortgezet omdat er naar het oordeel van de werkgever sprake is van ziekte of arbeidsongeschiktheid zoals bedoeld in artikel 3.8, vijfde lid, van de CAO PO, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:20:1 tot en met 4:20:3 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor het niet voortzetten van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van de brief waarin de werkgever aan de werknemer heeft medegedeeld waarom hij het tijdelijk dienstverband niet wil voortzetten alsmede een afschrift van de brief van een onafhankelijke deskundige waaruit blijkt dat de werknemer op de einddatum van het dienstverband ziek was.
1.
Voordat het tijdelijke dienstverband is verstreken, heeft de werkgever zich ingespannen om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd dat dit niet mogelijk is.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Gesprekkencyclus ziekte en arbeidsongeschiktheid’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat gesprekken tussen de werkgever en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever tijdens die gesprekken heeft benoemd:
a. welke beperkingen de werknemer heeft voor het uitoefenen van zijn eigen functie;
b. welke mogelijkheden zijn onderzocht om zijn eigen functie aan te passen;
c. de conclusie dat het niet mogelijk is de eigen functie van de werknemer aan te passen.
3.
Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten zoals:
a. één of meer schriftelijke uitnodigingen aan werknemer voor gesprekken; of
b. één of meer offertes van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
c. één of meer facturen van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
d. andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat, en wanneer de gesprekken met en/of de begeleiding van de werknemer hebben plaatsgevonden.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 500,– bij een dienstverband van minder dan 6 maanden;
b. minstens € 1.000,– bij een dienstverband van 6 maanden of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:21. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO): vanwege gewichtige omstandigheden zoals bedoeld in artikel 3.8 zevende lid vanwege kwalitatieve fricties
Als het tijdelijk dienstverband na het verstrijken van het tijdvak waarvoor het is aangegaan niet wordt voortgezet omdat de werkgever van oordeel is dat er sprake is gewichtige omstandigheden zoals bedoeld in artikel 3.8, zevende lid, van de CAO PO, vanwege kwalitatieve fricties omdat naar het oordeel van de werkgever het anders onmogelijk wordt het gevraagde onderwijs te verzorgen of de verlangde taken uit te voeren, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikelen 4:21:1 tot en met 4:21:7 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor het niet voortzetten van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van de brief waarin de werkgever aan de werknemer heeft medegedeeld waarom hij het tijdelijk dienstverband niet wil voortzetten.
3.
Tevens overlegt de werkgever terzake overtuigende documenten waaruit blijkt dat conform artikel 2.7 CAO PO de PGMR voor 1 mei van het voorafgaande schooljaar heeft ingestemd met het meerjarenformatiebeleid/bestuursformatieplan.
1.
De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid gaat met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, direct voorafgaand aan het ontslag, vergeleken met het bedrag dat gemoeid gaat met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag, is gedaald.
2.
De werkgever legt daartoe over de vergelijking van de rijksbekostiging en financiële bijdragen van derden. Deze vergelijking voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. alle door de werkgever op bestuursniveau ontvangen bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, worden in de vergelijking opgenomen, tenzij in de volgende leden van dit artikel anders wordt vermeld;
b. de bedragen die gemoeid gaan met het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen;
c. de bedragen die gemoeid gaan met de Regeling prestatiebox primair onderwijs worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen.
3.
Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de passage van het ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 18a, achtste lid, onder b van de WPO, over de inzet van de bekostiging van de zorgvoorzieningen in de periode tot en per de datum van de beëindiging van het dienstverband.
4.
Als de werkgever is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de aangesloten werkgevers hebben besloten dat zij zich gedragen als ware het samenwerkingsverband één werkgever voor wat betreft de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, dan neemt de werkgever de bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden op het niveau van het samenwerkingsverband in de vergelijking op.
5.
Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen, houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven. Dit betekent dat als in het schooljaar 2015–2016 een extra instelling onder het bevoegd gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2014–2015 (herkenbaar) bij de vergelijking betrokken wordt.
1.
De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4:21:1 op jaarbasis, gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd in artikel 4:21:2.
2.
De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4:21:2 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
3.
Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever de volgende rangorde aan:
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers die in een tijdelijk dienstverband waren benoemd bij de berekening in aanmerking. De werkgever mag de volgorde van melden zelf bepalen.
1.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een tijdelijk dienstverband dat eindigt per of na de laatste schooldag van een schooljaar en dat na 1 augustus van dat jaar niet wordt voortgezet, wordt getoetst als zijnde een niet voortgezet dienstverband per 1 augustus van het volgend schooljaar en getoetst op basis van het Reglement dat van kracht is in dat volgende schooljaar.
2.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een per 1 augustus beëindigd dienstverband wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
3.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een niet voortgezet of beëindigd dienstverband per een andere datum dan genoemd in het eerste of tweede lid van dit artikel, wordt per deze andere datum getoetst, indien de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zich heeft voorgedaan direct voorafgaand aan de datum van het niet voortzetten of beëindigen van het dienstverband.
4.
Een vergoedingsverzoek van een beëindigd dienstverband op grond van dit artikel per 1 augustus van het volgend schooljaar, terwijl de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zich eerder heeft voorgedaan maar de werkgever door het bepaalde van artikel 2.7 en 10.4, zesde lid, van de CAO-PO niet eerder tot beëindiging van het dienstverband kon overgaan, wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 500,– bij een dienstverband van minder dan 6 maanden;
b. minstens € 1.000,– bij een dienstverband van 6 maanden of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:22. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO): vanwege gewichtige omstandigheden zoals bedoeld in artikel 3.8, zevende lid van de CAO PO
Als het tijdelijk dienstverband na het verstrijken van het tijdvak waarvoor het is aangegaan niet wordt voortgezet omdat de werkgever van oordeel is dat sprake is gewichtige omstandigheden zoals bedoeld in artikel 3.8, zevende lid, van de CAO PO, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikelen 4:22:1 tot en met 4:22:4 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor beëindiging van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over ter zake doende documenten waaruit onderbouwd blijkt dat er sprake is van gewichtige omstandigheden op grond waarvan de werkgever van oordeel is dat redelijkerwijs niet verlangd kan worden dat het dienstverband van werknemer nog langer wordt voortgezet.
1.
Voordat het tijdelijke dienstverband is verstreken heeft de werkgever zich ingespannen om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd dat dit niet mogelijk is.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Gesprekkencyclus’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat gesprekken tussen de werkgever en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever tijdens die gesprekken heeft benoemd:
a. de door hem geconstateerde knelpunten in het functioneren van de werknemer;
b. de door hem noodzakelijk geachte verbetering in het functioneren van de werknemer;
c. de wijze waarop de werknemer met interne of externe ondersteuning deze verbetering moest bereiken en de periode waarbinnen hij dat moest realiseren;
d. de conclusie dat het verbetertraject niet of onvoldoende tot de noodzakelijke verbetering heeft geleid.
3.
Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten zoals:
a. één of meer schriftelijke uitnodigingen aan werknemer voor gesprekken; of
b. één of meer offertes van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
c. één of meer facturen van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
d. andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat, en wanneer de gesprekken met en/of de begeleiding van de werknemer hebben plaatsgevonden.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Herplaatsingsonderzoek’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken. Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
3.
Als de werknemer de verklaring weigert te ondertekenen, dan overlegt de werkgever afschriften van andere ter zake overtuigende documenten zoals een brief aan de werknemer waarin de werkgever gemotiveerd meedeelt dat, en waarom, er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 500,– bij een dienstverband van minder dan 6 maanden;
b. minstens € 1.000,– bij een dienstverband van 6 maanden of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:23. Grondslag vergoedingsverzoek: einde van rechtswege (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) van een leerarbeidsovereenkomst van een leraar in opleiding (artikel 3.22 CAO PO)
Als het tijdelijk dienstverband van een werknemer die als LIO is benoemd, na het verstrijken van het tijdvak waarvoor het is aangegaan niet wordt voortgezet, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:23:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor het niet voortzetten van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van de leerarbeidsovereenkomst waaruit blijkt dat de einddatum van het tijdelijk dienstverband overeenkomt met de datum van beëindiging van het tijdelijk dienstverband zoals deze door de werkgever bij het vergoedingsverzoek is opgegeven.
Artikel 4:24. Grondslag vergoedingsverzoek: einde van rechtswege (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) van een leerarbeidsovereenkomst van een onderwijsassistent in opleiding (artikel 3.27 CAO PO)
Als het tijdelijk dienstverband van een werknemer die als onderwijsassistent in opleiding is benoemd, na het verstrijken van het tijdvak waarvoor het is aangegaan niet wordt voortgezet, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:24:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor het niet voortzetten van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van de leerarbeidsovereenkomst waaruit blijkt dat de einddatum van het tijdelijk dienstverband overeenkomt met de datum van beëindiging van het tijdelijk dienstverband zoals deze door de werkgever bij het vergoedingsverzoek is opgegeven.
Artikel 4:25. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) vanwege ontbreken onderwijsbevoegdheid dan wel omdat enige wettelijke bepaling zich daartegen verzet (artikel 3.2 CAO PO)
Als het tijdelijk dienstverband na het verstrijken van het tijdvak waarvoor het is aangegaan niet wordt voortgezet omdat de werknemer niet de bij wet voorgeschreven onderwijsbevoegdheid bezit of indien enige andere wettelijke bepaling zich tegen voortzetting van het dienstverband verzet zoals bedoeld in artikel 3.2 van de CAO PO, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:25:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor het niet voortzetten van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
Indien de reden voor het niet voortzetten van een tijdelijk dienstverband ligt in het feit dat de werknemer de bij wet voorgeschreven onderwijsbevoegdheid niet bezit, dan overlegt de werkgever een afschrift van een document waaruit blijkt wat de gemaakte afspraken zijn omtrent de onderwijsbevoegdheid bij aanvang van het dienstverband alsmede een afschrift van een document waaruit blijkt dat deze afspraken niet zijn nagekomen.
3.
Indien de reden voor het niet voortzetten van een tijdelijk dienstverband ligt in het feit dat enige wettelijke bepaling zich daar tegen verzet, overlegt de werkgever ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat:
a. wettelijke bepalingen zich verzetten tegen het voortzetten van het tijdelijk dienstverband van de werknemer; en
b. de werkgever de werknemer heeft meegedeeld dat het tijdelijk dienstverband niet wordt voortgezet vanwege het feit dat wettelijke bepalingen zich daar tegen verzetten.
Artikel 4:26. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband vanwege het niet meewerken aan re-integratie als bedoeld in artikel 20a ZAPO
Als het tijdelijk dienstverband na het verstrijken van het tijdvak waarvoor het is aangegaan niet wordt voortgezet omdat de werkgever van oordeel is dat sprake is van het niet meewerken aan re-integratie als bedoeld in artikel 20a ZAPO, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:26:1 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor het niet voortzetten van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van de brief waarin de werkgever aan de werknemer heeft medegedeeld waarom hij het tijdelijk dienstverband niet wil voortzetten.
3.
Tevens overlegt de werkgever een afschrift van het advies van het UWV als bedoeld in artikel 20a, tweede lid, ZAPO.
Artikel 4:27. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.4 onder b, CAO PO); vanwege vervanging afwezige met ziekteverlof op grond van ZAPO
Als het tijdelijk dienstverband dat is aangegaan op grond van artikel 3.4, onder b, van de CAO PO, niet wordt voortgezet, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:27:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever toont aan dat de werknemer was benoemd in een tijdelijk dienstverband wegens vervanging van een afwezige werknemer die ziekteverlof op grond van het ZAPO genoot.
2.
De werkgever legt daartoe over een akte van benoeming van de werknemer die de afwezige werknemer heeft vervangen, waarin is opgenomen:
a. de naam van de afwezige; en
b. de reden van de afwezigheid; en
c. de periode waarvoor de benoeming is aangegaan.
3.
Indien de reden van de afwezigheid niet is opgenomen in de akte van benoeming dan overlegt de werkgever naast de akte van benoeming:
a. een afschrift of afschriften afkomstig uit zijn salarissysteem waaruit blijkt dat de werknemer de wegens ziekte afwezige werknemer heeft vervangen; of
b. andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werknemer de wegens ziekte afwezige werknemer heeft vervangen.
Artikel 4:28. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.4, onder b, CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegensschorsing (artikel 3.13 t/m 3.17 CAO PO)
Als het tijdelijk dienstverband dat is aangegaan op grond van artikel 3.4, onder b, van de CAO PO, niet wordt voortgezet, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:28:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever toont aan dat de werknemer was benoemd in een tijdelijk dienstverband wegens vervanging van een afwezige werknemer die is geschorst op grond van artikel 3.13 tot en met 3.17 van de CAO PO.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van de akte van benoeming van de werknemer die de afwezige werknemer heeft vervangen, waarin is opgenomen:
a. de naam van de afwezige; en
b. de periode waarvoor de benoeming is aangegaan.
3.
Tevens overlegt de werkgever een afschrift van het schorsingsbesluit.
Artikel 4:29. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.4, onder b, van de CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegens gecompenseerd vakantieverlof (artikel 8.2, zesde lid, CAO PO) en verleend verlof indien werknemer door ziekte minder dan 20 dagen vakantieverlof heeft genoten (artikel 8.2, achtste lid, CAO PO)
Als het tijdelijk dienstverband dat is aangegaan op grond van artikel 3.4, onder b, van de CAO PO, niet wordt voortgezet, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:29:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever toont aan dat de werknemer was benoemd in een tijdelijk dienstverband wegens vervanging van een afwezige werknemer die gecompenseerd vakantieverlof genoot op grond van artikel 8.2, zesde lid, of artikel 8.2, achtste lid van de CAO PO.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van de akte van benoeming van de werknemer die de afwezige werknemer heeft vervangen, waarin is opgenomen:
a. de naam van de afwezige; en
b. de reden van de afwezigheid; en
c. de periode waarvoor de benoeming is aangegaan.
3.
Indien de reden van de afwezigheid niet is opgenomen in de akte van benoeming dan overlegt de werkgever naast de akte van benoeming:
a. een afschrift van andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de afwezige werknemer gecompenseerd vakantieverlof heeft genoten; en
b. een afschrift van ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werknemer de afwezige werknemer die gecompenseerd vakantieverlof genoot, heeft vervangen.
Artikel 4:30. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.4, onder b, van de CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegens opnieuw verleend verlof (artikel 8.6 CAO PO)
Als het tijdelijk dienstverband dat is aangegaan op grond van artikel 3.4, onder b, van de CAO PO, niet wordt voortgezet, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:30:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever toont aan dat de werknemer was benoemd in een tijdelijk dienstverband wegens vervanging van een afwezige werknemer die opnieuw verleend verlof genoot op grond van artikel 8.6 van de CAO PO.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van de akte van benoeming van de werknemer die de afwezige werknemer heeft vervangen, waarin is opgenomen:
a. de naam van de afwezige; en
b. de reden van de afwezigheid; en
c. de periode waarvoor de benoeming is aangegaan.
3.
Indien de reden van de afwezigheid niet is opgenomen in de akte van benoeming dan overlegt de werkgever naast de akte van benoeming:
a. een afschrift van andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de afwezige werknemer opnieuw verleend verlof heeft genoten; en
b. een afschrift van ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werknemer de afwezige werknemer die opnieuw verleend verlof genoot, heeft vervangen
Artikel 4:31. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.4, onder b, CAO PO); vanwege vervanging afwezig wegens buitengewoon verlof (artikel 8.7 tot en met 8.9, artikel 8.11 tot en met 8.13, artikel 8.15 of artikel 8.18 CAO PO)
Als het tijdelijk dienstverband dat is aangegaan op grond van artikel 3.4, onder b, van de CAO PO, niet wordt voortgezet, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:31:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever toont aan dat de werknemer was benoemd in een tijdelijk dienstverband wegens vervanging van een afwezige werknemer die buitengewoon verlof genoot op grond van artikel 8.7 dan wel 8.8, 8.9, 8.11, 8.12, 8.13, 8.15 of 8.18 van de CAO PO.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van de akte van benoeming van de werknemer die de afwezige werknemer heeft vervangen, waarin is opgenomen:
a. de naam van de afwezige; en
b. de reden van de afwezigheid; en
c. de periode waarvoor de benoeming is aangegaan.
3.
Indien de reden van de afwezigheid niet is opgenomen in de akte van benoeming dan overlegt de werkgever naast de akte van benoeming:
a. een afschrift van andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de afwezige werknemer buitengewoon verlof heeft genoten op grond van artikel 8.7 dan wel 8.8, 8.9, 8.11, 8.12, 8.13, 8.15 of 8.18 van de CAO PO; en
b. een afschrift van ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werknemer de afwezige werknemer die buitengewoon verlof op grond van artikel 8.7 dan wel 8.8, 8.9, 8.11, 8.12, 8.13, 8.15 of 8.18 van de CAO PO genoot, heeft vervangen.
Wet Arbeid en Zorg (WAZO) van Reglement Participatiefonds voor het Primair Onderwijs en de Expertisecentra voor het schooljaar 2015-2016">
Artikel 4:32. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.4, onder b, CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof op grond van de Wet Arbeid en Zorg (WAZO)
Als het tijdelijk dienstverband dat is aangegaan op grond van artikel 3.4, onder b, van de CAO PO, niet wordt voortgezet, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:32:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever toont aan dat de werknemer was benoemd in een tijdelijk dienstverband wegens vervanging van een afwezige werknemer die zwangerschaps- en bevallingsverlof genoot op grond van de WAZO .
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van de akte van benoeming van de werknemer die de afwezig werknemer heeft vervangen, waarin is opgenomen:
a. de naam van de afwezige; en
b. de reden van de afwezigheid; en
c. de periode waarvoor de benoeming is aangegaan.
3.
Indien de reden van de afwezigheid niet is opgenomen in de akte van benoeming dan overlegt de werkgever naast de akte van benoeming:
a. een afschrift van andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de afwezige werknemer zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft genoten; en
b. een afschrift van ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werknemer de afwezige werknemer die zwangerschaps- en bevallingsverlof genoot, heeft vervangen.
Artikel 4:33. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.4, onder b, CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegens ouderschapsverlof (artikel 8.19 CAO PO)
Als het tijdelijk dienstverband dat is aangegaan op grond van artikel 3.4, onder b, van de CAO PO, niet wordt voortgezet, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:33:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever toont aan dat de werknemer was benoemd in een tijdelijk dienstverband wegens vervanging van een afwezige werknemer die ouderschapsverlof genoot op grond van artikel 8.19 van de CAO PO.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van de akte van benoeming van de werknemer die de afwezige werknemer heeft vervangen, waarin is opgenomen:
a. de naam van de afwezige; en
b. de reden van de afwezigheid; en
c. de periode waarvoor de benoeming is aangegaan.
3.
Indien de reden van de afwezigheid niet is opgenomen in de akte van benoeming dan overlegt de werkgever naast de akte van benoeming:
a. een afschrift van andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de afwezige werknemer ouderschapsverlof heeft genoten; en
b. een afschrift van ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werknemer de afwezige werknemer die ouderschapsverlof genoot, heeft vervangen.
Artikel 4:34. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.4, onder b, CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegens spaarverlof (artikel 8.23 CAO PO)
Als het tijdelijk dienstverband dat is aangegaan op grond van artikel 3.4, onder b, van de CAO PO, niet wordt voortgezet, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:34:1 en 4:34:2 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever toont aan dat de werknemer was benoemd in een tijdelijk dienstverband wegens vervanging van een afwezige werknemer die spaarverlof genoot op grond van artikel 8.23 CAO PO.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van de akte van benoeming van de werknemer die de afwezige werknemer heeft vervangen, waarin is opgenomen:
a. de naam van de afwezige; en
b. de reden van de afwezigheid; en
c. de periode waarvoor de benoeming is aangegaan.
3.
Indien de reden van de afwezigheid niet is opgenomen in de akte van benoeming dan overlegt de werkgever naast de akte van benoeming:
a. een afschrift van andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de afwezige werknemer spaarverlof heeft genoten; en
b. een afschrift van ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werknemer de afwezige werknemer die spaarverlof genoot, heeft vervangen.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Herplaatsingsonderzoek’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken. Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
3.
Als de werknemer de verklaring weigert te ondertekenen, overlegt de werkgever afschriften van andere ter zake overtuigende documenten met betrekking tot het herplaatsingsonderzoek zoals een brief aan de werknemer waarin de werkgever gemotiveerd meedeelt dat, en waarom, er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn.
Artikel 4:35. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.4, onder b, CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegens levensloopverlof (artikel 8.24 CAO PO)
Als het tijdelijk dienstverband dat is aangegaan op grond van artikel 3.4, onder b, van de CAO PO, niet wordt voortgezet, komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:35:1 en 4:35:2 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever toont aan dat de werknemer was benoemd in een tijdelijk dienstverband wegens vervanging van een afwezige werknemer die levensloopverlof genoot op grond van artikel 8.24 van de CAO PO.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van de akte van benoeming van de werknemer die de afwezige werknemer heeft vervangen, waarin is opgenomen:
a. de naam van de afwezige; en
b. de reden van de afwezigheid; en
c. de periode waarvoor de benoeming is aangegaan.
3.
Indien de reden van de afwezigheid niet is opgenomen in de akte van benoeming overlegt de werkgever naast de akte van benoeming:
a. een afschrift van andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de afwezige werknemer levensloopverlof heeft genoten; en
b. een afschrift van ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werknemer de afwezige werknemer die levensloopverlof genoot, heeft vervangen.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor de eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘herplaatsingsonderzoek’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken. Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
3.
Als de werknemer de verklaring weigert te ondertekenen, dan overlegt de werkgever afschriften van andere ter zake overtuigende documenten met betrekking tot het herplaatsingsonderzoek zoals een brief aan de werknemer waarin de werkgever gemotiveerd meedeelt dat, en waarom, er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn
Artikel 4:36. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.4, onder b, CAO PO); vanwege vervanging afwezige wegens studieverlof op grond van het Scholingsfonds als bedoeld in het ‘Definitief akkoord Convenant Leerkracht van Nederland’ van 1 juli 2008
Als het tijdelijk dienstverband dat is aangegaan op grond van artikel 3.4, onder b, van de CAO PO, niet wordt voortgezet, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:36:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever toont aan dat de werknemer was benoemd in een tijdelijk dienstverband wegens vervanging van een afwezige werknemer die studieverlof genoot op grond van het Scholingsfonds als bedoeld in het ‘Definitief akkoord Convenant Leerkracht van Nederland’ van 1 juli 2008.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van de akte van benoeming van de werknemer die de afwezige werknemer heeft vervangen, waarin is opgenomen:
a. de naam van de afwezige; en
b. de reden van de afwezigheid; en
c. de periode waarvoor de benoeming is aangegaan.
3.
Indien de reden van de afwezigheid niet is opgenomen in de akte van benoeming dan overlegt de werkgever naast de akte van benoeming:
a. een afschrift van andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de afwezige werknemer studieverlof heeft genoten op grond van het Scholingsfonds als bedoeld in het ‘Definitief akkoord Convenant Leerkracht van Nederland’ van 1 juli 2008; en
b. een afschrift van ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werknemer de afwezige werknemer die studieverlof op grond van het Scholingsfonds als bedoeld in het ‘Definitief akkoord Convenant Leerkracht van Nederland’ van 1 juli 2008 genoot, heeft vervangen.
Artikel 4:37. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 3.7 vierde lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) vanwege de daling of beëindiging van de gemeentelijke bijdrage voor in- en doorstroombanen (ID-banen) voor werkgevers met ontslagbeleid
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4 en 10.5 van de CAO-PO voert het dienstverband beëindigt met wederzijds goedvinden op grond van artikel 3.7, vierde lid, met als reden dat er sprake is van opheffing betrekking, zoals bedoeld in artikel 3.8, derde lid CAO PO, vanwege daling of beëindiging van een gemeentelijke bijdrage voor in- en doorstroombanen, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:37:1 tot en met 4:37:3 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft aan de werknemer de reden voor de beëindiging van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over de beëindigingsovereenkomst.
1.
De werkgever toont aan dat de gemeentelijke bijdrage voor ID-banen is gedaald of beëindigd.
2.
De werkgever legt daartoe over ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de gemeente de bijdragen voor ID-banen heeft verminderd of beëindigd.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Herplaatsingsonderzoek’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken. Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
Artikel 4:38. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 3.7 vierde lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) voor werkgevers met ontslagbeleid
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4 en 10.5 van de CAO-PO voert het dienstverband eindigt met wederzijds goedvinden op grond van artikel 3.7, vierde lid, met als reden dat er sprake is van opheffing betrekking, zoals bedoeld in artikel 3.8, derde lid CAO PO wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:38:1 tot en met 4:38:9 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft aan de werknemer de reden voor de beëindiging van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over de beëindigingsovereenkomst.
1.
De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid gaat met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, direct voorafgaand aan het ontslag, vergeleken met het bedrag dat gemoeid gaat met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag, is gedaald.
2.
De werkgever legt daartoe over de vergelijking van de rijksbekostiging en financiële bijdragen van derden. Deze vergelijking voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. alle door de werkgever op bestuursniveau ontvangen bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, worden in de vergelijking opgenomen, tenzij in de volgende leden van dit artikel anders wordt vermeld;
b. de bedragen die gemoeid gaan met het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen;
c. de bedragen die gemoeid gaan met de Regeling prestatiebox primair onderwijs worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen;
d. het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand aan de datum waarop het dienstverband met wederzijds goedvinden is beëindigd, wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden in mindering gebracht.
3.
Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de passage van het ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 18a, achtste lid, onder b van de WPO, over de inzet van de bekostiging van de zorgvoorzieningen in de periode tot en per de datum van de beëindiging van het dienstverband.
4.
Als de werkgever is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de aangesloten werkgevers hebben besloten dat zij zich gedragen als ware het samenwerkingsverband één werkgever voor wat betreft de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, dan neemt de werkgever de bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden op het niveau van het samenwerkingsverband in de vergelijking op.
5.
Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen, houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven. Dit betekent dat als in het schooljaar 2015–2016 een extra instelling onder het bevoegd gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2014–2015 (herkenbaar) bij de vergelijking betrokken wordt.
1.
De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4.38.1 op jaarbasis, gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd in artikel 4.38.2.
2.
De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4.38.2 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
3.
Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever de volgende rangorde aan:
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever mag de volgorde van melden zelf bepalen.
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn voor personeel in vaste dienst de geldende regels t.a.v. de afvloeiingsvolgorde van de CAO PO van kracht.
1.
Als het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd, dan geeft de werkgever aan of er op de datum van beëindiging van het dienstverband sprake is van:
i. personeel in tijdelijke dienst dat gehandhaafd blijft;
ii. personeel in tijdelijke dienst dat, in de periode tussen het sluiten van de beëindigingsovereenkomst en de datum van beëindiging van het dienstverband, in vaste dienst is benoemd;
iii. personeel in vaste of tijdelijke dienst dat, in de periode tussen de datum van het sluiten van de beëindigingsovereenkomst en de datum van beëindiging van het dienstverband, een uitbreiding van de betrekking heeft gehad;
iv. personeel dat, in de periode tussen de datum van het sluiten van de beëindigingsovereenkomst en de datum van beëindiging van het dienstverband, in vaste dienst is getreden;
v. een vacature op de datum van beëindiging van het dienstverband.
Als van het gestelde onder i., ii., iii., iv. of v. sprake is, in die zin dat het personeel betreft dat werkzaam is in dezelfde functie als die van de werknemer van wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd, dan wordt het bedrag dat gemoeid is met de daling, genoemd in artikel 4:38:2 verminderd met het bedrag dat gemoeid is met het in dienst houden of nemen van personeel genoemd in i. t/m. v. respectievelijk met het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer van wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd en die niet in de vacature, genoemd onder v. is benoemd.
Artikel 4:38:5. Uitgestelde beëindiging van het dienstverband
Indien er sprake is van uitgestelde beëindiging van een dienstverband, dan wordt de vergelijking op bestuursniveau over drie schooljaren gemaakt. In de vergelijking wordt de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zoals beschreven in artikel 4:38:2 in de schooljaren 2013–2014, 2014–2015 en 2015–2016 vergeleken. Daarna volgt een vergelijking van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden tot de datum waarop het dienstverband beëindigd is, ten opzichte van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van beëindiging van het dienstverband.
De daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per 1 augustus 2014 wordt opgeteld bij de daling, of in mindering gebracht op de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van beëindiging van het dienstverband.
Artikel 4:38:6. Afvloeiingsvolgorde
Een vergoedingsverzoek wordt afgewezen als het een werknemer betreft die in een vast dienstverband was benoemd, terwijl het tijdelijke dienstverband in dezelfde functie van één of meer werknemers niet wordt beëindigd.
Artikel 4:38:7. Vergelijking per onderwijssoort
Een werkgever die zowel werkgever is in de zin van de WPO als van de WEC en die wordt geconfronteerd met een daling van de rijksbekostiging maakt de vergelijking, zoals genoemd in artikel 4:38:3 voor de onderwijssoort waar de daling zich heeft voorgedaan. Is er een daling bij beide schoolsoorten dan maakt de werkgever per schoolsoort een vergelijking.
1.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een per 1 augustus beëindigd dienstverband wordt getoetst op basis van het Reglement dat per 1 augustus van het volgend schooljaar van kracht is.
2.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindigd dienstverband per een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere datum getoetst, indien de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zich heeft voorgedaan direct voorafgaand aan de datum van het beëindigen van het dienstverband.
3.
Een vergoedingsverzoek van een beëindigd dienstverband op grond van dit artikel per 1 augustus van het volgend schooljaar, terwijl de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zich eerder heeft voorgedaan maar de werkgever door het bepaalde van artikel 2.7 en 10.4, zesde lid, van de CAO-PO niet eerder tot beëindiging van het dienstverband kon overgaan, wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de beëindigingsdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband langer dan 12 maanden maar korter dan 10 jaar;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag`
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:39. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 3.7 vierde lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) voor werkgevers met werkgelegenheidsbeleid
Als de werkgever, die de regeling werkgelegenheidsbeleid als bedoeld in artikel 10.3 van de CAO-PO voert, het dienstverband eindigt met wederzijds goedvinden op grond van artikel 3.7, vierde lid, met als reden dat er sprake is van opheffing betrekking, zoals bedoeld in artikel 3.8, derde lid CAO PO wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:39:1 tot en met 4:39:5 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft aan de werknemer de reden voor de beëindiging van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over de beëindigingsovereenkomst.
1.
De werkgever toont aan dat hij met de vakcentrales in het DGO het sociaal plan is overeengekomen omdat hij wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden de werkgelegenheidsgarantie niet meer kon garanderen.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring “Daling bekostiging bij werkgelegenheidsbeleid” waaruit blijkt dat
a. zich in één of meer achterliggende schooljaren, direct voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband, een daling in de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden heeft voorgedaan; en
b. de werkgever uitsluitend als gevolg van deze daling in de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, de werkgelegenheidsgarantie niet meer kon handhaven; en
c. er derhalve aan het beëindigen van het dienstverband niet (mede) andere redenen van financiële aard ten grondslag liggen dan genoemde daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden.
1.
De werkgever toont aan dat:
a. hij met de bonden overeenstemming heeft bereikt over de omvang van het formatieve probleem dat zou kunnen leiden tot gedwongen ontslag na afloop van de tweede fase van het sociaal plan; en
b. de beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden tijdens de looptijd van het sociaal plan, conform de in het sociaal plan gemaakte afspraken, is;
2.
De werkgever legt daartoe over het sociaal plan.
3.
Tevens overlegt de werkgever ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever en de bonden gezamenlijk van oordeel zijn dat het formatieve probleem, nog niet door middel van reductie van de omvang van het personeelsbestand, volledig was opgelost op de datum van de beëindiging van het dienstverband.
1.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een per 1 augustus beëindigd dienstverband wordt getoetst op basis van het Reglement dat per 1 augustus van het volgend schooljaar van kracht is.
2.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindigd dienstverband per een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere datum getoetst.
3.
Een vergoedingsverzoek van een beëindigd dienstverband op grond van dit artikel per 1 augustus van het volgend schooljaar, terwijl de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zich eerder heeft voorgedaan maar de werkgever door het bepaalde van artikel 2.7 en 10.4, zesde lid, van de CAO-PO niet eerder tot beëindiging van het dienstverband kon overgaan, wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over het sociaal plan waaruit moet blijken dat de werknemer van minstens één van de in het sociaal plan overeengekomen mobiliteitsbevorderende maatregelen gebruik heeft kunnen maken.
Artikel 4:40. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 3.7 vierde lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) vanwege reorganisatie
Als de werkgever met de centrales in het DGO overleg heeft gevoerd over de rechtspositionele gevolgen van een reorganisatie als bedoeld in artikel 13.2 lid 5 onder a van de CAO PO en in dat kader een met de bonden overeengekomen sociaal plan, zoals bedoeld in artikel 10.3 van de CAO PO uitvoert of heeft uitgevoerd, dan komt een vergoedingsverzoek, voor het dienstverband dat is beëindigd op grond van artikel 3.7 vierde lid, van de CAO PO, te weten met wederzijds goedvinden met als reden opheffing van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking, zoals bedoeld in artikel 3.8, derde lid CAO PO, voor toewijzing in aanmerking als de werkgever heeft voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:40:1 tot en met 4:40:3 en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
1.
De werkgever heeft aan de werknemer de reden voor de beëindiging van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over de beëindigingsovereenkomst.
1.
De werkgever toont aan dat:
a. hij met de bonden overeenstemming heeft bereikt over de omvang van het formatieve probleem dat zou kunnen leiden tot gedwongen ontslag na afloop van de tweede fase van het sociaal plan; en
b. de beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden, tijdens de looptijd van het sociaal plan conform de in het sociaal plan gemaakte afspraken is; dan wel
c. het ontslag meteen na afloop van fase twee conform de in het sociaal plan gemaakte afspraken is.
2.
De werkgever legt daartoe over het sociaal plan.
3.
Tevens overlegt de werkgever ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever en de bonden gezamenlijk van oordeel zijn dat het formatieve probleem, nog niet volledig door middel van reductie van de omvang van het personeelsbestand, was opgelost op de datum van de beëindiging van het dienstverband.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over het sociaal plan waaruit blijkt dat de werknemer gebruik heeft kunnen maken van minstens één van de in het sociaal plan overeengekomen mobiliteitsbevorderende maatregelen.
Artikel 4:41. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 3.7 vierde lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) van schoonmaakpersoneel wegens daling van de materiele bekostiging
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4 en 10.5 van de CAO PO voert en er is sprake van daling van de rijksbekostiging materieel, dan komt een vergoedingsverzoek voor toewijzing in aanmerking als het dienstverband voor schoonmaakpersoneel is beëindigd op grond van artikel 3.7 vierde lid, van de CAO PO, te weten met wederzijds goedvinden met als reden opheffing van de betrekking zoals bedoeld in artikel 3.8 derde lid CAO PO, vanwege daling van de materiele bekostiging en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:41:1 tot en met 4:41:5 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor de beëindiging van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over de beëindigingsovereenkomst.
1.
De werkgever toont aan dat de rijksbekostiging materieel op 1 januari 2016, vergeleken met de totale rijksbekostiging Materieel per 31 december 2015, zijn gedaald.
2.
De werkgever legt daartoe over de vergelijking van de rijksbekostiging Materieel. De werkgever gebruikt daarvoor de modelberekening ‘Kostenvergelijking materieel’ van het Participatiefonds.
1.
In geval van een daling van de rijksbekostiging materiele instandhouding kan de werkgever op drie data het dienstverband van schoonmaakpersoneel beëindigen:
A. Het dienstverband wordt beëindigd per 1 augustus 2015, of
B. Het dienstverband wordt beëindigd per 1 januari 2016, of
C. Het dienstverband wordt beëindigd per 1 augustus 2016
2.
De werkgever overlegt, afhankelijk van de ontslagdatum, de vergelijking zoals bepaald in artikel 4:41:3 onder A, B of C:
A. beëindiging dienstverband per 1 augustus 2015
1. Indien het dienstverband wordt beëindigd per 1 augustus 2015 dan toont de werkgever aan dat de daling van de vergoeding per 1 januari 2016 ten opzichte van de vergoeding per 1 januari 2015, inclusief andere niet voortgezette/beëindigde dienstverbanden en natuurlijk verloop, minimaal gelijk is aan de omvang van het gemelde ontslag.
2. De werkgever legt daartoe over een vergelijking over de jaren 2015 en 2016.
3. Tevens overlegt de werkgever een gespecificeerde opgave in loonkosten van de verwachte omvang van het natuurlijk verloop van schoonmaakpersoneel en de andere niet voortgezette/ beëindigde dienstverbanden van schoonmaakpersoneel in de periode vanaf 1 januari 2015 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
B. beëindiging dienstverband per 1 januari 2016
1. Indien het dienstverband wordt beëindigd per 1 januari 2016 dan toont de werkgever aan dat de daling van de vergoeding per 1 januari 2016 ten opzichte van de vergoeding per 1 januari 2015, inclusief andere niet voortgezette/beëindigde dienstverbanden en natuurlijk verloop, minimaal gelijk is aan de omvang van het gemelde ontslag.
2. De werkgever legt daartoe over een vergelijking over de jaren 2015 en 2016.
3. Tevens overlegt de werkgever een gespecificeerde opgave in loonkosten van de omvang van het natuurlijk verloop van schoonmaakpersoneel en de andere niet voortgezette/ beëindigde dienstverbanden van schoonmaakpersoneel in de periode vanaf 1 januari 2015 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
C. beëindiging dienstverband per 1 augustus 2016
1. Indien het dienstverband wordt beëindigd per 1 augustus 2016 dan toont de werkgever aan dat de daling van de vergoeding per 1 januari 2016 ten opzichte van de vergoeding per 1 januari 2015, inclusief andere niet voortgezette/beëindigde dienstverbanden en natuurlijk verloop, minimaal gelijk is aan de omvang van het gemelde ontslag.
2. De werkgever legt daartoe over een vergelijking over de jaren 2015 en 2016.
3. Tevens overlegt de werkgever een gespecificeerde opgave in loonkosten van de omvang van het natuurlijk verloop van schoonmaakpersoneel en de andere niet voortgezette/ beëindigde dienstverbanden van schoonmaakpersoneel in de periode vanaf 1 januari 2016 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
Artikel 4:41:4. Afvloeiingsvolgorde
Een vergoedingsverzoek wordt afgewezen als het een werknemer betreft die in een vast dienstverband was benoemd, terwijl het tijdelijke dienstverband in dezelfde fucntie van één of meer werknemers niet wordt beëindigd.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband langer dan 12 maanden maar korter dan 10 jaar;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:42. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 3.7 vierde lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4 en 10.5 van de CAO-PO voert en er is sprake van daling van de bekostiging voor de Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband, dan komt een vergoedingsverzoek voor toewijzing in aanmerking als het dienstverband is beëindigd op grond van artikel 3.7 vierde lid, van de CAO PO, te weten met wederzijds goedvinden met als reden opheffing van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking, zoals bedoeld in artikel 3.8, derde lid CAO PO en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:42:1 tot en met 4:42:7 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
1.
De werkgever heeft aan de werknemer de reden voor de beëindiging van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over de beëindigingsovereenkomst.
1.
De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid gaat met de totale bekostiging Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband, direct voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband, vergeleken met het bedrag dat gemoeid gaat met de totale bekostiging Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband per de datum van de beëindiging van het dienstverband is gedaald.
2.
De werkgever legt daartoe over documenten waaruit blijkt dat de totale bekostiging Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband direct voorafgaand aan de datum van de beëindiging van het dienstverband, vergeleken met het bedrag dat gemoeid gaat met de totale bekostiging Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband per de datum van de datum van de beëindiging van het dienstverband is gedaald.
3.
Het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand aan de datum waarop het dienstverband met wederzijds goedvinden is beëindigd, wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden in mindering gebracht.
1.
De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4:42:1 op jaarbasis, gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd in artikel 4:42:2.
2.
De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4.42.2 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
3.
Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever de volgende rangorde aan:
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever mag de volgorde van melden zelf bepalen.
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn personeel in vaste dienst de geldende regels t.a.v. de afvloeiingsvolgorde van de CAO PO van kracht.
Artikel 4:42:4. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Wanneer van een werknemer het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd, dan geeft de werkgever aan of er op de datum van beëindiging van het dienstverband sprake is van:
i. personeel in tijdelijke dienst dat gehandhaafd blijft;
ii. personeel in tijdelijke dienst dat, in de periode tussen het sluiten van de beëindigingsovereenkomst en de datum van beëindiging van het dienstverband, in vaste dienst is benoemd;
iii. personeel in vaste of tijdelijke dienst dat, in de periode tussen de datum van het sluiten van de beëindigingsovereenkomst en de datum van beëindiging van het dienstverband, een uitbreiding van de betrekking heeft gehad;
iv. personeel dat, in de periode tussen de datum van het sluiten van de beëindigingsovereenkomst en de beëindiging van het dienstverband, in vaste dienst is getreden;
v. een vacature op de datum van de datum van de beëindiging van het dienstverband.
Als van het gestelde onder i., ii., iii., iv. of v. sprake is, in die zin dat het personeel betreft dat werkzaam is in dezelfde functie als die van werknemer/werknemers van wie het dienstverband beëindigd is, dan wordt het bedrag dat gemoeid is met de daling, genoemd in artikel 4:43:2 verminderd met het bedrag dat gemoeid is met het in dienst houden of nemen van personeel genoemd in i. tot en met v. respectievelijk met het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer van wie het dienstverband beëindigd is en die niet in de vacature, genoemd onder v. is benoemd.
Artikel 4:42:5. Afvloeiingsvolgorde
Een vergoedingsverzoek wordt afgewezen als het een werknemer betreft die in een vast dienstverband was benoemd, terwijl het tijdelijke dienstverband in dezelfde functie van één of meer werknemers niet wordt beëindigd.
1.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een per 1 augustus beëindigd dienstverband wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
2.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een beëindigd dienstverband per een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere datum getoetst, indien de daling van de bekostiging van de Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband zich heeft voorgedaan direct voorafgaand aan de datum van het beëindigen van het dienstverband.
3.
Een vergoedingsverzoek van een beëindigd dienstverband op grond van dit artikel per 1 augustus van het volgend schooljaar, terwijl de daling van bekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zich eerder heeft voorgedaan maar de werkgever door het bepaalde van artikel 2.7 en 10.4, zesde lid, van de CAO-PO niet eerder tot beëindiging van het dienstverband kon overgaan, wordt getoetst op basis van het Reglement dat per 1 augustus van het volgend schooljaar van kracht is.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband langer dan 12 maanden maar korter dan 10 jaar;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:43. Grondslag vergoedingsverzoek: beëindiging met wederzijds goedvinden (artikel 3.7 vierde lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) vanwege de daling of beëindiging van een landelijke door de overheid beschikbaar gestelde subsidie voor werkgever met ontslagbeleid
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4 en 10.5 van de CAO-PO voert en er is sprake van een daling of beëindiging van een landelijke door de overheid beschikbaar gestelde subsidie, waaronder ook begrepen subsidie voor een combinatiefunctie als bedoeld in het document ‘bestuurlijke afspraken Impuls brede scholen’, dan komt een vergoedingsverzoek voor toewijzing in aanmerking als het dienstverband is beëindigd op grond van artikel 3.7 vierde lid, CAO PO, te weten met wederzijds goedvinden met als reden opheffing van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking, zoals bedoeld in artikel 3.8, derde lid, CAO PO, en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:43:1 tot en met 4:43:3 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor de beëindiging van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over de beëindigingsovereenkomst.
1.
De werkgever toont aan dat de landelijke subsidie is gedaald of beëindigd.
2.
De werkgever legt daartoe over ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de landelijk door de overheid beschikbaar gestelde subsidie is gedaald of beëindigd.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de datum van de beëindiging van het dienstverband is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband langer dan 12 maanden maar korter dan 10 jaar;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, heeft de werkgever het ondersteuningsaanbod verlengd tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘aanbod externe ondersteuning’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. indien de werkgever geen gebruik heeft gemaakt van de modelbrief ‘aanbod externe ondersteuning’ andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:44. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) vanwege de daling of beëindiging van de gemeentelijke bijdrage voor in- en doorstroombanen (ID-banen) voor werkgevers met ontslagbeleid
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4 en 10.5 van de CAO-PO voert en er is sprake van een daling of beëindiging van een gemeentelijke bijdrage voor in- en doorstroombanen, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:44:1 tot en met 4:44:3 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd
1.
De werkgever heeft de reden voor ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit.
1.
De werkgever toont aan dat de gemeentelijke bijdrage voor ID-banen is gedaald of beëindigd.
2.
De werkgever legt daartoe over ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de gemeente de bijdragen voor ID-banen heeft verminderd of beëindigd.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Herplaatsingsonderzoek’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken. Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
3.
Als de werknemer de verklaring weigert te ondertekenen, overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten zoals een brief aan de werknemer waarin de werkgever gemotiveerd meedeelt dat, en waarom, er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn.
Artikel 4:45. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) voor werkgevers met ontslagbeleid
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4 en 10.5 van de CAO-PO en er is ontslag verleend op grond van artikel 3.8, derde lid, CAO PO, te weten op grond van opheffing van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:45:1 tot en met 4:45:9 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit.
1.
De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, direct voorafgaand aan het ontslag, vergeleken met het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag, is gedaald.
2.
De werkgever legt daartoe over de vergelijking van de rijksbekostiging en financiële bijdragen van derden. Deze vergelijking voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. alle door de werkgever op bestuursniveau ontvangen bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, worden in de vergelijking opgenomen, tenzij in de volgende leden van dit artikel anders wordt vermeld;
b. de bedragen die gemoeid gaan met het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen;
c. de bedragen die gemoeid gaan met de Regeling prestatiebox primair onderwijs worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen;
d. het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand aan het ontslag wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden in mindering gebracht.
3.
Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de passage van het ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 18a, achtste lid, onder b van de WPO, over de inzet van de bekostiging van de zorgvoorzieningen in de periode tot en per de datum van de beëindiging van het dienstverband.
4.
Als de werkgever is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de aangesloten werkgevers hebben besloten dat zij zich gedragen als ware het samenwerkingsverband één werkgever voor wat betreft de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, dan neemt de werkgever de bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden op het niveau van het samenwerkingsverband in de vergelijking op.
5.
Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen, houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven. Dit betekent dat als in het schooljaar 2015–2016 een extra instelling onder het bevoegd gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2014–2015 (herkenbaar) bij de vergelijking betrokken wordt.
1.
De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4.45.1 op jaarbasis, gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd in artikel 4.45.2.
2.
De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4.45.2 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
3.
Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever de volgende rangorde aan:
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever mag de volgorde van melden zelf bepalen.
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn personeel in vaste dienst de geldende regels ten aanzien van de afvloeiingsvolgorde van de CAO PO van kracht.
1.
Indien de werkgever een werknemer in vaste dienst heeft ontslagen dan geeft de werkgever aan of er op de datum van beëindiging van het dienstverband sprake is van:
i. personeel in tijdelijke dienst dat gehandhaafd blijft;
ii. personeel in tijdelijke dienst dat, in de periode tussen de ontslagaanzegging en de ontslagdatum in vaste dienst is benoemd;
iii. personeel in vaste of tijdelijke dienst dat, in de periode tussen ontslagaanzegging en de ontslagdatum een uitbreiding van de betrekking heeft gehad;
iv. personeel dat, in de periode tussen de datum van het sluiten van de ontslagaanzegging en de ontslagdatum in vaste dienst is getreden;
v. een vacature op de datum van ontslag;
Als van het gestelde onder i., ii., iii., iv. of v. sprake is, in die zin dat het personeel betreft dat werkzaam is in dezelfde functie als die van de ontslagen werknemer/werknemers, dan wordt het bedrag dat gemoeid is met de daling, genoemd in artikel 4:45:2 verminderd met het bedrag dat gemoeid is met het in dienst houden of nemen van personeel genoemd in i. tot en met respectievelijk met het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de ontslagen werknemer die niet in de vacature, genoemd onder v., is benoemd.
1.
Indien er sprake is van uitgesteld ontslag dan wordt de vergelijking op bestuursniveau over drie schooljaren gemaakt.
2.
In de vergelijking wordt de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zoals beschreven in artikel 4:45:2 in de schooljaren 2013–2014, 2014–2015 en 2015–2016 vergeleken.
3.
Daarna volgt een vergelijking van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden tot de datum waarop het dienstverband beëindigd is, ten opzichte van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van beëindiging van het dienstverband.
4.
De daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per 1 augustus 2014 wordt opgeteld bij de daling, of in mindering gebracht op de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van beëindiging van het dienstverband.
Artikel 4:45:6. Afvloeiingsvolgorde
Een vergoedingsverzoek wordt afgewezen als het een werknemer betreft die in een vast dienstverband was benoemd, terwijl het tijdelijke dienstverband in dezelfde functie van één of meer werknemers niet wordt beëindigd.
Artikel 4:45:7. Vergelijking per onderwijssoort
Een werkgever die zowel werkgever is in de zin van de WPO als van de WEC en die wordt geconfronteerd met een daling van de rijksbekostiging maakt de vergelijking, zoals genoemd in artikel 4:39:3 voor de onderwijssoort waar de daling zich heeft voorgedaan. Is er een daling bij beide schoolsoorten dan maakt de werkgever per schoolsoort een vergelijking.
1.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een per 1 augustus verleend ontslag wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
2.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een verleend ontslag per een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere datum getoetst, indien de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zich heeft voorgedaan direct voorafgaand aan de datum van het ontslag.
3.
Een vergoedingsverzoek van een ontslag op grond van dit artikel per 1 augustus van het volgend schooljaar, terwijl de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zich eerder heeft voorgedaan maar de werkgever door het bepaalde van artikel 2.7 en 10.4, zesde lid, van de CAO-PO niet eerder tot beëindiging van het dienstverband kon overgaan, wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband langer dan 12 maanden maar korter dan 10 jaar;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
a. De werkgever legt daartoe over: een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:46. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) voor werkgevers met werkgelegenheidsbeleid
Als de werkgever, die de regeling werkgelegenheidsbeleid als bedoeld in artikel 10.2 van de CAO-PO en er is ontslag verleend op grond van artikel 3.8, derde lid, CAO PO, te weten op grond van opheffing van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking, wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:46:1 tot en met 4:46:5 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit.
1.
De werkgever toont aan dat hij met de vakcentrales in het DGO het sociaal plan is overeengekomen omdat hij wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden de werkgelegenheidsgarantie niet meer kon garanderen.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring “Daling bekostiging bij werkgelegenheidsbeleid” waaruit blijkt dat
a. zich in één of meer achterliggende schooljaren, direct voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband, een daling in de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden heeft voorgedaan en
b. de werkgever uitsluitend als gevolg van deze daling in de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, de werkgelegenheidsgarantie niet meer kon handhaven en
c. er derhalve aan het beëindigen van het dienstverband niet (mede) andere redenen van financiële aard ten grondslag liggen dan genoemde daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden.
1.
De werkgever toont aan dat:
a. hij met de bonden overeenstemming heeft bereikt over de omvang van het formatieve probleem dat zou kunnen leiden tot gedwongen ontslag na afloop van de tweede fase van het sociaal plan, en
b. het ontslag meteen na afloop van fase twee conform de in het sociaal plan gemaakte afspraken is.
2.
De werkgever legt daartoe over het sociaal plan.
3.
Tevens overlegt de werkgever ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever en de bonden gezamenlijk van oordeel zijn dat het formatieve probleem nog niet door middel van reductie van de omvang van het personeelsbestand, volledig was opgelost op de datum van het ontslag.
1.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een ontslag per 1 augustus wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
2.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een ontslag per een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere datum getoetst.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over het sociaal plan waaruit moet blijken dat de werknemer van minstens één van de in het sociaal plan overeengekomen mobiliteitsbevorderende maatregelen gebruik heeft kunnen maken.
Artikel 4:47. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking artikel 3.8 derde lid CAO PO) vanwege reorganisatie
Als de werkgever met de centrales in het DGO overleg heeft gevoerd over de rechtspositionele gevolgen van een reorganisatie als bedoeld in artikel 13.2 lid 5 onder a van de CAO PO en in dat kader een met de bonden overeengekomen sociaal plan, zoals bedoeld in artikel 10.3 van de CAO PO, uitvoert of heeft uitgevoerd, dan komt een vergoedingsverzoek voor toewijzing in aanmerking als ontslag is verleend op grond van artikel 3.8, derde lid, van de CAO PO, te weten op grond van opheffing van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:47:1 tot en met 4:47:3 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit.
1.
De werkgever toont aan dat:
a. hij met de bonden overeenstemming heeft bereikt over de omvang van het formatieve probleem dat zou kunnen leiden tot gedwongen ontslag na afloop van de tweede fase van het sociaal plan; en
b. het ontslag meteen na afloop van fase twee conform de in het sociaal plan gemaakte afspraken is.
2.
De werkgever legt daartoe over het sociaal plan.
3.
Tevens overlegt de werkgever ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever en de bonden gezamenlijk van oordeel zijn dat het formatieve probleem, nog niet volledig door middel van reductie van de omvang van het personeelsbestand, was opgelost op de datum ontslag.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over het sociaal plan waaruit moet blijken dat de werknemer van minstens één van de in het sociaal plan overeengekomen mobiliteitsbevorderende maatregelen gebruik heeft kunnen maken.
Artikel 4:48. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) van schoonmaakpersoneel wegens daling van de materiele bekostiging
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4 en 10.5 van de CAO-PO voert en er is sprake van daling van de rijksbekostiging materieel, dan komt een vergoedingsverzoek voor toewijzing in aanmerking als het dienstverband voor schoonmaakpersoneel is beëindigd op grond van artikel 3.8 derde lid, van de CAO PO, te weten ontslag vanwege opheffing van de betrekking vanwege daling van de materiele bekostiging en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:48:1 tot en met 4:48:5 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit.
1.
De werkgever toont aan dat de rijksbekostiging Materieel op 1 januari 2016, vergeleken met de totale rijksbekostiging Materieel per 31 december 2015, zijn gedaald.
2.
De werkgever legt daartoe over de vergelijking van de rijksbekostiging Materieel. De werkgever gebruikt daarvoor de modelberekening ‘Kostenvergelijking materieel’ van het Participatiefonds.
1.
In geval van een daling van de rijksbekostiging materiele instandhouding kan op drie data het dienstverband van schoonmaakpersoneel beëindigen:
Het dienstverband wordt beëindigd per 1 augustus 2015, of
Het dienstverband wordt beëindigd per 1 januari 2016, of
Het dienstverband wordt beëindigd per 1 augustus 2016.
2.
De werkgever overlegt, afhankelijk van de ontslagdatum, de vergelijking zoals bepaald in artikel 4:48:3 onder A, B of C:
A. beëindiging dienstverband per 1 augustus 2015
1. Indien het ontslag geeffectueerd wordt per 1 augustus 2015 dan wordt de materiele instandhouding over de jaren 2015 en 2016 vergeleken. De werkgever toont aan dat de daling van de vergoeding per 1 januari 2016 ten opzichte van de vergoeding per 1 januari 2015, inclusief andere beëindigde dienstverbanden en natuurlijk verloop, minimaal gelijk is aan de omvang van het gemelde ontslag.
2. De werkgever legt daartoe over een vergelijking over de jaren 2015 en 2016.
3. Tevens overlegt de werkgever een gespecificeerde opgave van de loonkosten van de verwachte omvang van het natuurlijk verloop van schoonmaakpersoneel en de andere beëindigde dienstverbanden van schoonmaakpersoneel in een periode vanaf 1 januari 2015 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
B. beëindiging dienstverband per 1 januari 2016
1. Indien het ontslag geeffectueerd wordt per 1 januari 2016 dan wordt de materiele instandhouding over de jaren 2015 en 2016 vergeleken. De werkgever toont aan dat de daling van de vergoeding per 1 januari 2016 ten opzichte van de vergoeding per 1 januari 2015, inclusief andere beëindigde dienstverbanden en natuurlijk verloop, minimaal gelijk is aan de omvang van het gemelde ontslag.
2. De werkgever legt daartoe over een vergelijking over de jaren 2015 en 2016.
3. Tevens overlegt de werkgever een gespecificeerde opgave van de loonkosten van de omvang van het natuurlijk verloop van schoonmaakpersoneel en de andere beëindigde dienstverbanden van schoonmaakpersoneel in een periode vanaf 1 januari 2015 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
C. beëindiging dienstverband per 1 augustus 2016
1. Indien het ontslag geeffectueerd wordt per 1 augustus 2016 dan wordt de materiele instandhouding over de jaren 2015 en 2016 vergeleken. De werkgever toont aan dat de daling van de vergoeding per 1 januari 2016 ten opzichte van de vergoeding per 1 januari 2015, inclusief andere beëindigde dienstverbanden en natuurlijk verloop, minimaal gelijk is aan de omvang van het gemelde ontslag.
2. De werkgever legt daartoe over een vergelijking over de jaren 2015 en 2016.
3. Tevens overlegt de werkgever een gespecificeerde opgave in loonkosten van de omvang van het natuurlijk verloop van schoonmaakpersoneel en de andere beëindigde dienstverbanden van schoonmaakpersoneel vanaf 1 januari 2016 tot en met de datum van ontslag aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
Artikel 4:48:4. Afvloeiingsvolgorde
Als er meerdere ontslagen gemeld worden, overlegt de werkgever de onderlinge volgorde van ontslag. Hierbij zijn voor personeel in vaste dienst de geldende regels t.a.v. de afvloeiingsvolgorde van de CAO PO van kracht. Een vergoedingsverzoek in geval van ontslag van personeel in vaste dienst, terwijl personeel in tijdelijke dienst gehandhaafd blijft, is niet mogelijk op grond van dit artikel.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband langer dan 12 maanden maar korter dan 10 jaar;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
a. De werkgever legt daartoe over: een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:49. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband (artikel 3.8 derde lid CAO PO)
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4 en 10.5 van de CAO-PO voert en er is sprake van daling van de bekostiging voor de Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband, dan komt een vergoedingsverzoek voor toewijzing in aanmerking als ontslag is verleend op grond van artikel 3.8, derde lid, van de CAO PO, te weten op grond van opheffing van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:49:1 tot en met 4:49:7 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit.
1.
De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid gaat met de totale bekostiging voor de Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband, direct voorafgaand aan het ontslag, vergeleken met het bedrag dat gemoeid gaat met de totale bekostiging voor de Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband per de datum van het ontslag, is gedaald.
2.
De werkgever legt daartoe over documenten waaruit blijkt dat de totale bekostiging voor de Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband direct voorafgaand aan het ontslag, vergeleken met het bedrag dat gemoeid gaat met de totale bekostiging voor de Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband per de datum van het ontslag, is gedaald.
3.
Het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand aan het ontslag wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling bekostiging voor de Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband in mindering gebracht.
1.
De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4:49:1 op jaarbasis, gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd in artikel 4:49:2.
2.
De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4.49.2 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
3.
Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever de volgende rangorde aan:
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever mag de volgorde van melden zelf bepalen.
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn personeel in vaste dienst de geldende regels ten aanzien van de afvloeiingsvolgorde van de CAO PO van kracht.
Artikel 4:49:4. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
In geval van ontslag geeft de werkgever aan of er op de datum van beëindiging van het dienstverband sprake is van:
i. personeel in tijdelijke dienst dat gehandhaafd blijft;
ii. personeel in tijdelijke dienst dat, in de periode tussen de ontslagaanzegging en de ontslagdatum in vaste dienst is benoemd;
iii. personeel in vaste of tijdelijke dienst dat, in de periode tussen de datum van ontslagaanzegging en de ontslagdatum een uitbreiding van de betrekking heeft gehad;
iv. personeel dat, in de periode tussen de datum van ontslagaanzegging en de ontslagdatum in vaste dienst is getreden;
v. een vacature op de datum van ontslag;
Als van het gestelde onder i., ii., iii., iv. of v. sprake is, in die zin dat het personeel betreft dat werkzaam is in dezelfde functie als die van de ontslagen werknemer/werknemers, dan wordt het bedrag dat gemoeid is met de daling, genoemd in artikel 4:49:2 verminderd met het bedrag dat gemoeid is met het in dienst houden of nemen van personeel genoemd in i. tot en met respectievelijk met het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de ontslagen werknemer die niet in de vacature, genoemd onder v. is benoemd.
Artikel 4:49:5. Afvloeiingsvolgorde
Een vergoedingsverzoek wordt afgewezen als het een werknemer betreft die in een vast dienstverband was benoemd, terwijl het tijdelijke dienstverband in dezelfde functie van één of meer werknemers niet wordt beëindigd.
1.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een ontslag per 1 augustus wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
2.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een ontslag per een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere datum getoetst, indien de daling van bekostiging voor de Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband zich heeft voorgedaan direct voorafgaand aan de datum van het niet voortzetten of beëindigen van het dienstverband.
3.
Een vergoedingsverzoek van een ontslag op grond van dit artikel per 1 augustus van het volgend schooljaar, terwijl de daling van de bekostiging voor de Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband zich eerder heeft voorgedaan maar de werkgever door het bepaalde van artikel 2.7 en 10.4, zesde lid, van de CAO-PO niet eerder tot beëindiging van het dienstverband kon overgaan, wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband langer dan 12 maanden maar korter dan 10 jaar;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
a. De werkgever legt daartoe over: een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:50. Grondslag vergoedingsverzoek: Ontslag vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) vanwege de daling of beëindiging van een landelijke door de overheid beschikbaar gestelde subsidie voor werkgever met ontslagbeleid
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4 en 10.5 van de CAO-PO voert en er is sprake van een daling of beëindiging van een landelijke door de overheid beschikbaar gestelde subsidie, waaronder ook begrepen subsidie voor een combinatiefunctie als bedoeld in het document ‘bestuurlijke afspraken Impuls brede scholen’, dan komen vergoedingsverzoeken voor toewijzing in aanmerking als ontslag is verleend op grond van artikel 3.8, derde lid, CAO PO, te weten op grond van opheffing van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:50:1 tot en met 4:50:3 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit.
1.
De werkgever toont aan dat de landelijke subsidie is gedaald of beëindigd.
2.
De werkgever legt daartoe over ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de landelijk door de overheid beschikbaar gestelde subsidie is gedaald of beëindigd.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband langer dan 12 maanden maar korter dan 10 jaar;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, heeft de werkgever het ondersteuningsaanbod verlengd tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘aanbod externe ondersteuning’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. indien de werkgever geen gebruik heeft gemaakt van de modelbrief ‘aanbod externe ondersteuning’ andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:51. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) vanwege opheffing van de betrekking zoals bedoeld in artikel 3.8, derde lid CAO PO, vanwege daling of beëindiging van een landelijke subsidie
Als het tijdelijk dienstverband na het verstrijken van het tijdvak waarvoor het is aangegaan niet wordt voortgezet vanwege de opheffing van de betrekking zoals bedoeld in artikel 3.8, derde lid CAO PO, vanwege daling of beëindiging van een landelijke subsidie, waaronder ook begrepen subsidie voor een combinatiefunctie als bedoeld in het document ‘bestuurlijke afspraken Impuls brede scholen’, dan komt de werkgever die de regeling werkgelegenheidsbeleid of ontslagbeleid, artikel 10.2 en 10.4 van de CAO PO, hanteert voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden van artikel 4:51:1 tot en met 4:51:2 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever toont aan dat de landelijke subsidie is gedaald of beëindigd.
2.
De werkgever legt daartoe over ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de landelijke door de overheid beschikbaar gestelde subsidie of subsidie voor een combinatiefunctie als bedoeld in het document ‘bestuurlijke afspraken Impuls brede scholen’ is gedaald of beëindigd
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 500,– bij een dienstverband van minder dan 6 maanden;
b. minstens € 1.000,– bij een dienstverband van 6 maanden of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
a. De werkgever legt daartoe overlegt daartoe over: een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:52. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) vanwege opheffing van de betrekking voor werkgever met ontslagbeleid
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4 en 10.5 van de CAO-PO hanteert, en er is sprake van daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, dan komt een vergoedingsverzoek voor toewijzing in aanmerking als het dienstverband dat voor bepaalde tijd is aangegaan op grond van artikel 3.6 eerste lid, CAO PO na het verstrijken van de tijd waarvoor deze is aangegaan niet is voortgezet met als reden, opheffing van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking zoals bedoeld in artikel 3.8, derde lid CAO PO en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:52:1 tot en met 4:52:7 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
1.
De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, direct voorafgaand aan het ontslag, vergeleken met het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag, is gedaald.
2.
De werkgever legt daartoe over de vergelijking van de rijksbekostiging en financiële bijdragen van derden. Deze vergelijking voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. alle door de werkgever op bestuursniveau ontvangen bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, worden in de vergelijking opgenomen, tenzij in de volgende leden van dit artikel anders wordt vermeld;
b. de bedragen die gemoeid gaan met het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen;
c. de bedragen die gemoeid gaan met de Regeling prestatiebox primair onderwijs worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen.
d. Het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand aan de datum waarop het tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden in mindering gebracht.
3.
Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de passage van het ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 18a, achtste lid, onder b van de WPO, over de inzet van de bekostiging van de zorgvoorzieningen in de periode tot en per de datum van de beëindiging van het dienstverband.
4.
Als de werkgever is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de aangesloten werkgevers hebben besloten dat zij zich gedragen als ware het samenwerkingsverband één werkgever voor wat betreft de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, dan neemt de werkgever de bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden op het niveau van het samenwerkingsverband in de vergelijking op.
5.
Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen, houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven. Dit betekent dat als in het schooljaar 2015–2016 een extra instelling onder het bevoegd gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2014–2015 (herkenbaar) bij de vergelijking betrokken wordt.
1.
De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, waarvan het tijdelijke dienstverband niet wordt voortgezet, op jaarbasis gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd in artikel 4.52.1.
2.
De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4.52.1 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
3.
Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever de volgende rangorde aan:
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever mag de volgorde van melden zelf bepalen.
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn personeel in vaste dienst de geldende regels ten aanzien van de afvloeiingsvolgorde van de CAO PO van kracht.
Artikel 4:52:3. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Indien de werkgever van een werknemer het tijdelijk dienstverband niet heeft voortgezet, dan geeft hij aan dat er op de datum waarop het dienstverband van rechtswege eindigde, geen vacature voor de functie van werknemer was waarin de werknemer benoemd had kunnen worden.
Artikel 4:52:4. Uitgestelde beëindiging van het dienstverband
Indien er sprake is van uitgestelde beëindiging van een dienstverband, dan wordt de vergelijking op bestuursniveau over drie schooljaren gemaakt. In de vergelijking wordt de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zoals beschreven in artikel 4:52:1 in de schooljaren 2013–2014, 2014–2015 en 2014–2015 vergeleken. Daarna volgt een vergelijking van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden tot de datum waarop het dienstverband beëindigd is, ten opzichte van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van beëindiging van het dienstverband.
De daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per 1 augustus 2014 wordt opgeteld bij de daling, of in mindering gebracht op de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van beëindiging van het dienstverband.
Artikel 4:52:5. Vergelijking per onderwijssoort
Een werkgever die zowel werkgever is in de zin van de WPO als van de WEC en die wordt geconfronteerd met een daling van de rijksbekostiging maakt de vergelijking, zoals genoemd in artikel 4:52:1 voor de onderwijssoort waar de daling zich heeft voorgedaan. Is er een daling bij beide schoolsoorten dan maakt de werkgever per schoolsoort een vergelijking.
1.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een tijdelijk dienstverband dat eindigt per of na de laatste schooldag van een schooljaar en dat na 1 augustus van dat jaar niet wordt voortgezet, wordt getoetst als zijnde een niet voortgezet dienstverband per 1 augustus van het volgend schooljaar en getoetst op basis van het Reglement dat van kracht is in dat volgende schooljaar.
2.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een niet voortgezet dienstverband per een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere datum getoetst, indien de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zich heeft voorgedaan direct voorafgaand aan de datum van het niet voortzetten van het dienstverband.
3.
Een vergoedingsverzoek van een beëindigd dienstverband op grond van dit artikel per 1 augustus van het volgend schooljaar, terwijl de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zich eerder heeft voorgedaan maar de werkgever door het bepaalde van artikel 2.7 en 10.4, zesde lid, van de CAO-PO niet eerder tot beëindiging van het dienstverband kon overgaan, wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 500,– bij een dienstverband van minder dan 6 maanden;
b. minstens € 1.000,– bij een dienstverband van 6 maanden of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:53. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) vanwege opheffing van de betrekking voor werkgever met werkgelegenheidsbeleid
Als de werkgever, die de werkgelegenheidsbeleid als bedoeld in artikel 10.2 van de CAO-PO voert en er is sprake van daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, dan komt een vergoedingsverzoek voor toewijzing in aanmerking als het dienstverband dat voor bepaalde tijd is aangegaan op grond van artikel 3.6, eerste lid, CAO PO na het verstrijken van de tijd waarvoor deze is aangegaan, niet is voortgezet met als reden, opheffing van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking zoals bedoeld in artikel 3.8, derde lid CAO PO en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:53:1 tot en met 4:53:4 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
1.
De werkgever toont ten aanzien van een werknemer wiens tijdelijke dienstverband niet wordt voortgezet aan dat het bedrag dat gemoeid gaat met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, direct voorafgaand aan het ontslag, vergeleken met het bedrag dat gemoeid gaat met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag, is gedaald.
2.
De werkgever legt daartoe over de vergelijking van de rijksbekostiging en financiële bijdragen van derden. Deze vergelijking voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. alle door de werkgever op bestuursniveau ontvangen bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, worden in de vergelijking opgenomen, tenzij in de volgende leden van dit artikel anders wordt vermeld;
b. de bedragen die gemoeid gaan met het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen;
c. de bedragen die gemoeid gaan met de Regeling prestatiebox primair onderwijs worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen.
d. het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand aan het ontslag wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden in mindering gebracht.
3.
Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de passage van het ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 18a, achtste lid, onder b van de WPO, over de inzet van de bekostiging van de zorgvoorzieningen in de periode tot en per de datum van de beëindiging van het dienstverband.
4.
Als de werkgever is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de aangesloten werkgevers hebben besloten dat zij zich gedragen als ware het samenwerkingsverband één werkgever voor wat betreft de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, dan neemt de werkgever de bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden op het niveau van het samenwerkingsverband in de vergelijking op.
5.
Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen, houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven. Dit betekent dat als in het schooljaar 2015–2016 een extra instelling onder het bevoegd gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2014–2015 (herkenbaar) bij de vergelijking betrokken wordt.
1.
De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers van wie het tijdelijke dienstverband niet wordt voortgezet, waarvan het tijdelijke dienstverband niet wordt voortgezet, op jaarbasis gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd in artikel 4:53:1;
2.
De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, van wie het tijdelijke dienstverband niet wordt voortgezet, bedoeld in artikel 4:53:2 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
Artikel 4:53:3. Uitgestelde beëindiging van het dienstverband
Indien er sprake is van uitgestelde beëindiging van een dienstverband, dan wordt de vergelijking op bestuursniveau over drie schooljaren gemaakt. In de vergelijking wordt de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zoals beschreven in artikel 4:53:1 in de schooljaren 2013–2014, 2014–2015 en 2015–2016 vergeleken. Daarna volgt een vergelijking van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden tot de datum waarop het dienstverband beëindigd is, ten opzichte van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van beëindiging van het dienstverband.
De daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per 1 augustus 2014 wordt opgeteld bij de daling, of in mindering gebracht op de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van beëindiging van het dienstverband.
1.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een tijdelijk dienstverband dat eindigt per of na de laatste schooldag van een schooljaar en dat na 1 augustus van dat jaar niet wordt voortgezet, wordt getoetst als zijnde een niet voortgezet dienstverband per 1 augustus van het volgend schooljaar en getoetst op basis van het Reglement dat van kracht is in dat volgende schooljaar.
2.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een niet voortgezet dienstverband per een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere datum getoetst, indien de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zich heeft voorgedaan direct voorafgaand aan de datum van het niet voortzetten van het dienstverband.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over het sociaal plan waaruit moet blijken dat de werknemer van minstens één van de in het sociaal plan overeengekomen mobiliteitsbevorderende maatregelen gebruik heeft kunnen maken.
3.
Indien de werkgever niet over een sociaal plan beschikt, overlegt hij de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 500,– bij een dienstverband van minder dan 6 maanden;
b. minstens € 1.000,– bij een dienstverband van 6 maanden of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:54. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) vanwege reorganisatie
Als de werkgever met de centrales in het DGO overleg heeft gevoerd over de rechtspositionele gevolgen van een reorganisatie als bedoeld in artikel 13.2 lid 5 onder a van de CAO PO en in dat kader een met de bonden overeengekomen sociaal plan, zoals bedoeld in artikel 10.3 van de CAO PO uitvoert of heeft uitgevoerd, dan komt een vergoedingsverzoek voor toewijzing in aanmerking als het dienstverband dat voor bepaalde tijd is aangegaan op grond van artikel 3.6 eerste lid van de CAO PO na het verstrijken van de tijd waarvoor deze is aangegaan, niet is voortgezet met als reden, opheffing van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking zoals bedoeld in artikel 3.8, derde lid CAO PO wegens reorganisatie en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:54:1 tot en met 4:54:3 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor het niet voortzetten van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van een brief waarin de werkgever aan de werknemer heeft medegedeeld waarom hij het tijdelijk dienstverband niet wil voortzetten.
1.
De werkgever toont aan dat
a. hij met de bonden overeenstemming heeft bereikt over de omvang van het formatieve probleem dat zou kunnen leiden tot gedwongen ontslag na afloop van de tweede fase van het sociaal plan, en
b. het niet voortzetten van het tijdelijk dienstverband tijdens de looptijd van het sociaal plan conform de in het sociaal plan gemaakte afspraken is.
2.
De werkgever legt daartoe over het sociaal plan.
3.
Tevens overlegt de werkgever ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever en de bonden gezamenlijk van oordeel zijn dat het formatieve probleem, nog niet volledig door middel van reductie van de omvang van het personeelsbestand, was opgelost op de datum van het niet voortzetten van het tijdelijk dienstverband.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over het sociaal plan waaruit moet blijken dat de werknemer van minstens één van de in het sociaal plan overeengekomen mobiliteitsbevorderende maatregelen gebruik heeft kunnen maken.
Artikel 4:55. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) van schoonmaakpersoneel wegens daling van de materiele bekostiging
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4 en 10.5 van de CAO-PO voert en er is sprake van daling van de materiele bekostiging dan komt een vergoedingsverzoek voor toewijzing in aanmerking als het dienstverband voor schoonmaakpersoneel dat voor bepaalde tijd is aangegaan op grond van artikel 3.6 eerste lid van de CAO PO na het verstrijken van de tijd waarvoor deze is aangegaan, niet is voortgezet met als reden, opheffing van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking zoals bedoeld in artikel 3.8, derde lid CAO PO vanwege daling van de materiele bekostiging en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:55:1 tot en met 4:55:3 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
1.
De werkgever toont aan dat de rijksbekostiging materieel op 1 januari 2016, vergeleken met de totale rijksbekostiging Materieel per 31 december 2015, zijn gedaald.
2.
De werkgever legt daartoe over de vergelijking van de rijksbekostiging Materieel. De werkgever gebruikt daarvoor de modelberekening ‘kostenvergelijking materieel’ van het Participatiefonds.
1.
In geval van een daling van de rijksbekostiging materiele instandhouding kan op drie data het dienstverband van schoonmaakpersoneel beëindigen:
Het dienstverband wordt niet voortgezet per 1 augustus 2015, of
Het dienstverband wordt niet voortgezet per 1 januari 2016, of
Het dienstverband wordt niet voortgezet per 1 augustus 2016
2.
De werkgever overlegt, afhankelijk van de datum waarop het tijdelijk dienstverband niet wordt voortgezet, de vergelijking zoals bepaald in artikel 4:55:3 onder A, B of C:
A. dienstverband wordt niet voortgezet per 1 augustus 2015
1. Indien het dienstverband niet wordt voortgezet per 1 augustus 2015 dan wordt de materiele instandhouding over de jaren 2015 en 2016 vergeleken. De werkgever toont aan dat de daling van de vergoeding per 1 januari 2016 ten opzichte van de vergoeding per 1 januari 2015, inclusief andere dienstverbanden die niet worden voortgezet/beëindigd van schoonmaakpersoneel en natuurlijk verloop, minimaal gelijk is aan de omvang van het dienstverband dat niet wordt voortgezet.
2. De werkgever legt daartoe over een vergelijking over de jaren 2015 en 2016.
3. Tevens overlegt de werkgever een gespecificeerde opgave van de loonkosten van de verwachte omvang van het natuurlijk verloop van schoonmaakpersoneel en de andere dienstverbanden die niet worden voortgezet/beëindigd van schoonmaakpersoneel in een periode vanaf 1 januari 2015 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
B. dienstverband wordt niet voortgezet per 1 januari 2016
1. Indien het dienstverband niet wordt voortgezet per 1 januari 2016 dan wordt de materiele instandhouding over de jaren 2015 en 2016 vergeleken. De werkgever toont aan dat de daling van de vergoeding per 1 januari 2016 ten opzichte van de vergoeding per 1 januari 2015, inclusief andere dienstverbanden die niet worden voortgezet/beëindigd van schoonmaakpersoneel en natuurlijk verloop, minimaal gelijk is aan de omvang van het dienstverband dat niet wordt voortgezet.
2. De werkgever legt daartoe over een vergelijking over de jaren 2015 en 2016.
3. Tevens overlegt de werkgever een gespecificeerde opgave van de loonkosten van de omvang van het natuurlijk verloop van schoonmaakpersoneel en de andere dienstverbanden die niet worden voortgezet/beëindigd van schoonmaakpersoneel in een periode vanaf 1 januari 2015 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
C. beëindiging dienstverband per 1 augustus 2016
1. Indien het dienstverband niet wordt voortgezet per 1 augustus 2016 dan wordt de materiele instandhouding over de jaren 2015 en 2016 vergeleken. De werkgever toont aan dat de daling van de vergoeding per 1 januari 2016 ten opzichte van de vergoeding per 1 januari 2015, inclusief andere dienstverbanden die niet worden voortgezet/beëindigd van schoonmaakpersoneel en natuurlijk verloop, minimaal gelijk is aan de omvang van het dienstverband dat niet wordt voortgezet.
2. De werkgever legt daartoe over een vergelijking over de jaren 2015 en 2016.
3. Tevens overlegt de werkgever een gespecificeerde opgave van de loonkosten van de omvang van het natuurlijk verloop van schoonmaakpersoneel en de andere dienstverbanden die niet worden voortgezet/beëindigd van schoonmaakpersoneel in een periode vanaf 1 januari 2016 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 500,– bij een dienstverband van minder dan 6 maanden;
b. minstens € 1.000,– bij een dienstverband langer dan 6 maanden maar korter dan 12 maanden
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:56. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband (artikel 3.8 derde lid CAO PO)
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4 en 10.5 van de CAO-PO voert en er is sprake van daling van de bekostiging voor de Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband, dan komen vergoedingsverzoeken voor toewijzing in aanmerking als het dienstverband dat voor bepaalde tijd is aangegaan op grond van artikel 3.6 eerste lid van de CAO PO en dat na het verstrijken van de tijd waarvoor deze is aangegaan, niet is voortgezet met als reden, opheffing van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking zoals bedoeld in artikel 3.8, derde lid CAO PO en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:56:1 tot en met 4:56:5 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
1.
De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid gaat met de totale bekostiging voor de Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband, direct voorafgaand aan de datum van het niet voortzetten van het tijdelijk dienstverband, vergeleken met het bedrag dat gemoeid gaat met de totale bekostiging voor de Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband per de datum van het ontslag, is gedaald.
2.
De werkgever legt daartoe over documenten waaruit blijkt dat de totale bekostiging Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband direct voorafgaand aan de datum van het niet voortzetten van het tijdelijk dienstverband vergeleken met het bedrag dat gemoeid gaat met de totale bekostiging Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband per de datum van het van het niet voortzetten van het tijdelijk dienstverband is gedaald.
3.
Het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand aan de datum waarop het tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling bekostiging voor de Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband.
1.
De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, waarvan het tijdelijke dienstverband niet wordt voortgezet, op jaarbasis gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd in artikel 4.56.1.
2.
De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4.56.1 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
3.
Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever de volgende rangorde aan:
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever mag de volgorde van melden zelf bepalen.
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn personeel in vaste dienst de geldende regels t.a.v. de afvloeiingsvolgorde van de CAO PO van kracht.
Artikel 4:56:3. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Indien de werkgever van een werknemer het tijdelijk dienstverband niet heeft voortgezet, dan geeft hij aan dat er op de datum waarop het dienstverband van rechtswege eindigde, geen vacature voor de functie van werknemer was waarin de werknemer benoemd had kunnen worden.
1.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een tijdelijk dienstverband dat eindigt per of na de laatste schooldag van een schooljaar en dat na 1 augustus van dat jaar niet wordt voortgezet, wordt getoetst als zijnde een niet voortgezet dienstverband per 1 augustus van het volgend schooljaar en getoetst op basis van het Reglement dat van kracht is in dat volgende schooljaar.
2.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een niet voortgezet dienstverband per een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere datum getoetst, indien de daling van de bekostiging voor de Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband zich heeft voorgedaan direct voorafgaand aan de datum van het niet voortzetten van het dienstverband.
3.
Een vergoedingsverzoek van een niet voortgezet dienstverband op grond van dit artikel per 1 augustus van het volgend schooljaar, terwijl de daling van de bekostiging voor de Centrale Dienst dan wel Samenwerkingsverband zich eerder heeft voorgedaan maar de werkgever door het bepaalde van artikel 2.7 en 10.4, zesde lid, van de CAO-PO niet eerder tot niet voortzetten van het dienstverband kon overgaan, wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 500,– bij een dienstverband van minder dan 6 maanden;
b. minstens € 1.000,– bij een dienstverband langer dan 6 maanden maar korter dan 12 maanden;
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:57. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) voor werkgevers met ontslagbeleid wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, als gevolg van de invoering van passend onderwijs
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4 en 10.5 van de CAO-PO en er is ontslag verleend op grond van artikel 3.8, derde lid, CAO PO, te weten op grond van opheffing van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden als gevolg van de invoering van passend onderwijs, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:57:1 tot en met 4:57:9 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit.
1.
De werkgever toont aan met ter zake overtuigende documenten dat hij volgens de strekking van het tripartiet convenant over de personele gevolgen overleg heeft gevoerd met het samenwerkingsverband, de betrokken besturen en de vakorganisaties, gericht op overeenstemming conform de vigerende regels van het overlegprotocol.
1.
De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, direct voorafgaand aan het ontslag, vergeleken met het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag, is gedaald.
2.
De werkgever legt daartoe over de vergelijking van de rijksbekostiging en financiële bijdragen van derden. Deze vergelijking voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. alle door de werkgever op bestuursniveau ontvangen bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, worden in de vergelijking opgenomen, tenzij in de volgende leden van dit artikel anders wordt vermeld;
b. de bedragen die gemoeid gaan met het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen;
c. de bedragen die gemoeid gaan met de Regeling prestatiebox primair onderwijs worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen;
d. het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand aan het ontslag wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden in mindering gebracht.
3.
Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de passage van het ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 18a, achtste lid, onder b van de WPO, over de inzet van de bekostiging van de zorgvoorzieningen in de periode tot en per de datum van de beëindiging van het dienstverband.
4.
Als de werkgever is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de aangesloten werkgevers hebben besloten dat zij zich gedragen als ware het samenwerkingsverband één werkgever voor wat betreft de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, dan neemt de werkgever de bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden op het niveau van het samenwerkingsverband in de vergelijking op.
5.
Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen, houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven. Dit betekent dat als in het schooljaar 2015–2016 een extra instelling onder het bevoegd gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2014–2015 (herkenbaar) bij de vergelijking betrokken wordt.
1.
De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4.57.1 op jaarbasis, gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd in artikel 4.57.2.
2.
De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4.57.2 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
3.
Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever de volgende rangorde aan:
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever mag de volgorde van melden zelf bepalen.
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn personeel in vaste dienst de geldende regels ten aanzien van de afvloeiingsvolgorde van de CAO PO van kracht.
1.
Indien de werkgever een werknemer in vaste dienst heeft ontslagen dan geeft de werkgever aan of er op de datum van beëindiging van het dienstverband sprake is van:
i. personeel in tijdelijke dienst dat gehandhaafd blijft;
ii. personeel in tijdelijke dienst dat, in de periode tussen de ontslagaanzegging en de ontslagdatum in vaste dienst is benoemd;
iii. personeel in vaste of tijdelijke dienst dat, in de periode tussen ontslagaanzegging en de ontslagdatum een uitbreiding van de betrekking heeft gehad;
iv. personeel dat, in de periode tussen de datum van het sluiten van de ontslagaanzegging en de ontslagdatum in vaste dienst is getreden;
v. een vacature op de datum van ontslag;
Als van het gestelde onder i., ii., iii., iv. of v. sprake is, in die zin dat het personeel betreft dat werkzaam is in dezelfde functie als die van de ontslagen werknemer/werknemers, dan wordt het bedrag dat gemoeid is met de daling, genoemd in artikel 4:57:2 verminderd met het bedrag dat gemoeid is met het in dienst houden of nemen van personeel genoemd in i. tot en met respectievelijk met het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de ontslagen werknemer die niet in de vacature, genoemd onder v., is benoemd.
Artikel 4:57:6. Afvloeiingsvolgorde
Een vergoedingsverzoek wordt afgewezen als het een werknemer betreft die in een vast dienstverband was benoemd, terwijl het tijdelijke dienstverband in dezelfde functie van één of meer werknemers niet wordt beëindigd.
Artikel 4:57:7. Vergelijking per onderwijssoort
Een werkgever die zowel werkgever is in de zin van de WPO als van de WEC en die wordt geconfronteerd met een daling van de rijksbekostiging maakt de vergelijking, zoals genoemd in artikel 4:57:3 voor de onderwijssoort waar de daling zich heeft voorgedaan. Is er een daling bij beide schoolsoorten dan maakt de werkgever per schoolsoort een vergelijking.
1.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een per 1 augustus verleend ontslag wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
2.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een verleend ontslag per een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere datum getoetst, indien de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zich heeft voorgedaan direct voorafgaand aan de datum van het ontslag.
3.
Een vergoedingsverzoek van een ontslag op grond van dit artikel per 1 augustus van het volgend schooljaar, terwijl de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zich eerder heeft voorgedaan maar de werkgever door het bepaalde van artikel 2.7 en 10.4, zesde lid, van de CAO-PO niet eerder tot beëindiging van het dienstverband kon overgaan, wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband langer dan 12 maanden maar korter dan 10 jaar;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:58. Grondslag vergoedingsverzoek: ontslag vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) voor werkgevers die ten behoeve van de personele gevolgen passend onderwijs een sociaal plan met de vakbonden overeengekomen zijn
Als de werkgever, ontslag verleend op grond van artikel 3.8, derde lid, CAO PO, te weten op grond van opheffing van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking, wegens daling van de financiële bijdragen van derden als gevolg van de invoering passend onderwijs, een sociaal plan is overeengekomen met de vakcentrales, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:58:1 tot en met 4:58:5 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit.
1.
De werkgever toont aan dat hij met de vakcentrales in het DGO het sociaal plan is overeengekomen omdat hij wegens daling van de financiële bijdragen van derden als gevolg van de invoering passend onderwijs de werkgelegenheidsgarantie niet meer kon garanderen.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring “Daling financiële bijdragen van derden als gevolg van de invoering passend onderwijs” waaruit blijkt dat
i. de werkgever uitsluitend als gevolg van deze daling van de financiële bijdragen van derden, de werkgelegenheidsgarantie niet meer kon handhaven en
ii. er derhalve aan het beëindigen van het dienstverband niet (mede) andere redenen van financiële aard ten grondslag liggen dan genoemde daling van de financiële bijdragen van derden.
1.
De werkgever toont aan dat:
a. hij met de bonden overeenstemming heeft bereikt over de omvang van het formatieve probleem dat zou kunnen leiden tot gedwongen ontslag na afloop van de tweede fase van het sociaal plan, en
b. het ontslag meteen na afloop van fase twee conform de in het sociaal plan gemaakte afspraken is.
2.
De werkgever legt daartoe over het sociaal plan.
3.
Tevens overlegt de werkgever ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever en de bonden gezamenlijk van oordeel zijn dat het formatieve probleem nog niet door middel van reductie van de omvang van het personeelsbestand, volledig was opgelost op de datum van het ontslag.
1.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een ontslag per 1 augustus wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
2.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een ontslag per een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere datum getoetst.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over het sociaal plan waaruit moet blijken dat de werknemer van minstens één van de in het sociaal plan overeengekomen mobiliteitsbevorderende maatregelen gebruik heeft kunnen maken.
Artikel 4:59. Grondslag vergoedingsverzoek: gewichtige omstandigheden (artikel 3.8, zevende lid, cao PO te weten kwalitatieve fricties, als gevolg van de invoering van passend onderwijs
Als ontslag is verleend op grond van artikel 3.8, zevende lid, van de CAO PO, met als reden dat er naar het oordeel van de werkgever sprake is gewichtige omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 3.8, zevende lid, van de CAO PO, vanwege kwalitatieve fricties als gevolg van de invoering van passend onderwijs, omdat het naar het oordeel van de werkgever anders onmogelijk wordt het gevraagde onderwijs te verzorgen of de verlangde taken uit te voeren, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:59:1 tot en met 4:59:9 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever overlegt daartoe het ontslagbesluit.
Artikel 4:59:2. Overleg, gericht op overeenstemming conform vigerende regel overlegprotocol
De werkgever toont aan met ter zake overtuigende documenten dat hij volgens de strekking van het tripartiet convenant over de personele gevolgen overleg heeft gevoerd met het samenwerkingsverband, de betrokken besturen en de vakorganisaties, gericht op overeenstemming conform de vigerende regels van het overlegprotocol.
1.
De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, direct voorafgaand aan het ontslag, vergeleken met het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag, is gedaald.
2.
De werkgever overlegt daartoe de vergelijking van de rijksbekostiging en financiële bijdragen van derden. Deze vergelijking voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. alle door de werkgever op bestuursniveau ontvangen bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, worden in de vergelijking opgenomen, tenzij in de volgende leden van dit artikel anders wordt vermeld;
b. de bedragen die gemoeid gaan met het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen;
c. de bedragen die gemoeid gaan met de Regeling prestatiebox primair onderwijs worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen;
d. het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand aan het ontslag wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden in mindering gebracht.
3.
Als de werkgever is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de aangesloten werkgevers hebben besloten dat zij zich gedragen als ware het samenwerkingsverband één werkgever voor wat betreft de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, dan neemt de werkgever de bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden op het niveau van het samenwerkingsverband in de vergelijking op.
4.
Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen, houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven. Dit betekent dat als in het schooljaar 2015–2016 een extra instelling onder het bevoegd gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2014–2015 (herkenbaar) bij de vergelijking betrokken wordt.
1.
De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4;59:1 op jaarbasis, gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd in artikel 4:59:2.
2.
De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4:59:2 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
3.
Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever de volgende rangorde aan:
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever mag de volgorde van melden zelf bepalen.
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn personeel in vaste dienst de geldende regels ten aanzien van de afvloeiingsvolgorde van de CAO PO van kracht.
1.
Indien de werkgever een werknemer in vaste dienst heeft ontslagen dan geeft de werkgever aan of er op de datum van beëindiging van het dienstverband sprake is van:
i. personeel in tijdelijke dienst dat gehandhaafd blijft;
ii. personeel in tijdelijke dienst dat, in de periode tussen de ontslagaanzegging en de ontslagdatum in vaste dienst is benoemd;
iii. personeel in vaste of tijdelijke dienst dat, in de periode tussen ontslagaanzegging en de ontslagdatum een uitbreiding van de betrekking heeft gehad;
iv. personeel dat, in de periode tussen de datum van het sluiten van de ontslagaanzegging en de ontslagdatum in vaste dienst is getreden;
v. een vacature op de datum van ontslag;
Als van het gestelde onder i., ii., iii., iv. of v. sprake is, in die zin dat het personeel betreft dat werkzaam is in dezelfde functie als die van de ontslagen werknemer/werknemers, dan wordt het bedrag dat gemoeid is met de daling, genoemd in artikel 4:59:2 verminderd met het bedrag dat gemoeid is met het in dienst houden of nemen van personeel genoemd in i. tot en met respectievelijk met het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de ontslagen werknemer die niet in de vacature, genoemd onder v., is benoemd.
Artikel 4:59:6. Afvloeiingsvolgorde
Een vergoedingsverzoek wordt afgewezen als het een werknemer betreft die in een vast dienstverband was benoemd, terwijl het tijdelijke dienstverband in dezelfde functie van één of meer werknemers niet wordt beëindigd.
Artikel 4:59:7. Vergelijking per onderwijssoort
Een werkgever die zowel werkgever is in de zin van de WPO als van de WEC en die wordt geconfronteerd met een daling van de rijksbekostiging maakt de vergelijking, zoals genoemd in artikel 4:59:3 voor de onderwijssoort waar de daling zich heeft voorgedaan. Is er een daling bij beide schoolsoorten dan maakt de werkgever per schoolsoort een vergelijking.
1.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een per 1 augustus verleend ontslag wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever overlegt daartoe de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband langer dan 12 maanden maar korter dan 10 jaar;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever overlegt daartoe:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:60. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, als gevolg van de invoering van passend onderwijs
Als de werkgever, die de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4 en 10.5 van de CAO-PO hanteert, en er is sprake van daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden als gevolg van de invoering van passend onderwijs, dan komt een vergoedingsverzoek voor toewijzing in aanmerking als het dienstverband dat voor bepaalde tijd is aangegaan op grond van artikel 3.6 eerste lid, CAO PO na het verstrijken van de tijd waarvoor deze is aangegaan niet is voortgezet met als reden, opheffing van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking zoals bedoeld in artikel 3.8, derde lid CAO PO en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:60:1 tot en met 4:60:8 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
1.
De werkgever toont aan met ter zake overtuigende documenten dat hij volgens de strekking van het tripartiet convenant over de personele gevolgen overleg heeft gevoerd met het samenwerkingsverband, de betrokken besturen en de vakorganisaties, gericht op overeenstemming conform de vigerende regels van het overlegprotocol.
1.
De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, direct voorafgaand aan het ontslag, vergeleken met het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag, is gedaald.
2.
De werkgever legt daartoe over de vergelijking van de rijksbekostiging en financiële bijdragen van derden. Deze vergelijking voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. alle door de werkgever op bestuursniveau ontvangen bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, worden in de vergelijking opgenomen, tenzij in de volgende leden van dit artikel anders wordt vermeld;
b. de bedragen die gemoeid gaan met het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen;
c. de bedragen die gemoeid gaan met de Regeling prestatiebox primair onderwijs worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen;
d. het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand aan het ontslag wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden in mindering gebracht.
3.
Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de passage van het ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 18a, achtste lid, onder b van de WPO, over de inzet van de bekostiging van de zorgvoorzieningen in de periode tot en per de datum van de beëindiging van het dienstverband.
4.
Als de werkgever is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de aangesloten werkgevers hebben besloten dat zij zich gedragen als ware het samenwerkingsverband één werkgever voor wat betreft de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, dan neemt de werkgever de bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden op het niveau van het samenwerkingsverband in de vergelijking op.
5.
Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen, houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven. Dit betekent dat als in het schooljaar 2015–2016 een extra instelling onder het bevoegd gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2014–2015 (herkenbaar) bij de vergelijking betrokken wordt.
1.
De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, waarvan het tijdelijke dienstverband niet wordt voortgezet, op jaarbasis gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd in artikel 4:60:1.
2.
De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4:60:1 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
3.
Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever de volgende rangorde aan:
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever mag de volgorde van melden zelf bepalen.
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn personeel in vaste dienst de geldende regels ten aanzien van de afvloeiingsvolgorde van de CAO PO van kracht.
Artikel 4:60:4. Onderbouwing reden dat voor de juiste persoon/personen het vergoedingsverzoek is ingediend
Indien de werkgever van een werknemer het tijdelijk dienstverband niet heeft voortgezet, dan geeft hij aan dat er op de datum waarop het dienstverband van rechtswege eindigde, geen vacature voor de functie van werknemer was waarin de werknemer benoemd had kunnen worden.
Artikel 4:60:5. Afvloeiingsvolgorde
Een vergoedingsverzoek wordt afgewezen als het een werknemer betreft die in een vast dienstverband was benoemd, terwijl het tijdelijke dienstverband in dezelfde functie van één of meer werknemers niet wordt beëindigd.
Artikel 4:60:6. Vergelijking per onderwijssoort
Een werkgever die zowel werkgever is in de zin van de WPO als van de WEC en die wordt geconfronteerd met een daling van de rijksbekostiging maakt de vergelijking, zoals genoemd in artikel 4:57:3 voor de onderwijssoort waar de daling zich heeft voorgedaan. Is er een daling bij beide schoolsoorten dan maakt de werkgever per schoolsoort een vergelijking.
1.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een tijdelijk dienstverband dat eindigt per of na de laatste schooldag van een schooljaar en dat na 1 augustus van dat jaar niet wordt voortgezet, wordt getoetst als zijnde een niet voortgezet dienstverband per 1 augustus van het volgend schooljaar en getoetst op basis van het Reglement dat van kracht is in dat volgende schooljaar.
2.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een niet voortgezet dienstverband per een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere datum getoetst, indien de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zich heeft voorgedaan direct voorafgaand aan de datum van het niet voortzetten van het dienstverband.
3.
Een vergoedingsverzoek van een beëindigd dienstverband op grond van dit artikel per 1 augustus van het volgend schooljaar, terwijl de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zich eerder heeft voorgedaan maar de werkgever door het bepaalde van artikel 2.7 en 10.4, zesde lid, van de CAO-PO niet eerder tot beëindiging van het dienstverband kon overgaan, wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 500,– bij een dienstverband van minder dan 6 maanden;
b. minstens € 1.000,– bij een dienstverband van 6 maanden of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 4:61. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) vanwege opheffing betrekking (artikel 3.8 derde lid CAO PO) wegens daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, voor werkgevers die ten behoeve van de personele gevolgen passend onderwijs een sociaal plan met de vakbonden overeengekomen zijn
Als de werkgever met de centrales in het DGO overleg heeft gevoerd over de rechtspositionele gevolgen van de invoering van passend onderwijs, dan komt een vergoedingsverzoek voor toewijzing in aanmerking als het dienstverband dat voor bepaalde tijd is aangegaan op grond van artikel 3.6 eerste lid van de CAO PO na het verstrijken van de tijd waarvoor deze is aangegaan, niet is voortgezet met als reden, opheffing van de instelling of de dienst van de instelling of de betrekking zoals bedoeld in artikel 3.8, derde lid CAO PO wegens de invoering van passend onderwijs en de werkgever heeft aan de voorwaarden genoemd in artikel 4:61:1 tot en met 4:61:3 voldaan en de in die artikelen genoemde documenten overgelegd.
1.
De werkgever toont aan dat hij met de vakcentrales in het DGO het sociaal plan is overeengekomen omdat hij wegens daling van de financiële bijdragen van derden als gevolg van de invoering passend onderwijs de werkgelegenheidsgarantie niet meer kon garanderen.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring “Daling financiële bijdragen van derden als gevolg van de invoering passend onderwijs” waaruit blijkt dat
I. de werkgever uitsluitend als gevolg van deze daling van de financiële bijdragen van derden, de werkgelegenheidsgarantie niet meer kon handhaven en
II. er derhalve aan het beëindigen van het dienstverband niet (mede) andere redenen van financiële aard ten grondslag liggen dan genoemde daling van de financiële bijdragen van derden.
1.
De werkgever toont aan dat:
a. hij met de bonden overeenstemming heeft bereikt over de omvang van het formatieve probleem dat zou kunnen leiden tot gedwongen ontslag na afloop van de tweede fase van het sociaal plan, en
b. het niet voortzetten van het tijdelijk dienstverband tijdens de looptijd van het sociaal plan conform de in het sociaal plan gemaakte afspraken is.
2.
De werkgever legt daartoe over het sociaal plan.
3.
Tevens overlegt de werkgever ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever en de bonden gezamenlijk van oordeel zijn dat het formatieve probleem nog niet door middel van reductie van de omvang van het personeelsbestand, volledig was opgelost op de datum van het ontslag.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over het sociaal plan waaruit moet blijken dat de werknemer van minstens één van de in het sociaal plan overeengekomen mobiliteitsbevorderende maatregelen gebruik heeft kunnen maken.
Artikel 4:62. Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 3.6, eerste lid en artikel 3.6, tweede lid CAO PO) vanwege gewichtige omstandigheden (artikel 3.8, zevende lid, cao PO te weten kwalitatieve fricties, als gevolg van de invoering van passend onderwijs
Als het tijdelijk dienstverband na het verstrijken van het tijdvak waarvoor het is aangegaan niet wordt voortgezet omdat de werkgever van oordeel is dat er sprake is gewichtige omstandigheden zoals bedoeld in artikel 3.8, zevende lid, van de CAO PO, vanwege kwalitatieve fricties, als gevolg van de invoering van passend onderwijs, omdat naar het oordeel van de werkgever het anders onmogelijk wordt het gevraagde onderwijs te verzorgen of de verlangde taken uit te voeren, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikelen 4:62:1 tot en met 4:62:7 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor het niet voortzetten van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van de brief waarin de werkgever aan de werknemer heeft medegedeeld waarom hij het tijdelijk dienstverband niet wil voortzetten.
Artikel 4:62:2. Overleg, gericht op overeenstemming conform vigerende regel overlegprotocol
De werkgever toont aan met ter zake overtuigende documenten dat hij volgens de strekking van het tripartiet convenant over de personele gevolgen overleg heeft gevoerd met het samenwerkingsverband, de betrokken besturen en de vakorganisaties, gericht op overeenstemming conform de vigerende regels van het overlegprotocol.
1.
De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, direct voorafgaand aan het ontslag, vergeleken met het bedrag dat gemoeid is met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag, is gedaald.
2.
De werkgever overlegt daartoe de vergelijking van de rijksbekostiging en financiële bijdragen van derden. Deze vergelijking voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. alle door de werkgever op bestuursniveau ontvangen bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, worden in de vergelijking opgenomen, tenzij in de volgende leden van dit artikel anders wordt vermeld;
b. de bedragen die gemoeid gaan met het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen;
c. de bedragen die gemoeid gaan met de Regeling prestatiebox primair onderwijs worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen;
d. het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand aan het ontslag wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden in mindering gebracht.
3.
Als de werkgever is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de aangesloten werkgevers hebben besloten dat zij zich gedragen als ware het samenwerkingsverband één werkgever voor wat betreft de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, dan neemt de werkgever de bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden op het niveau van het samenwerkingsverband in de vergelijking op.
4.
Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen, houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven. Dit betekent dat als in het schooljaar 2015–2016 een extra instelling onder het bevoegd gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2014–2015 (herkenbaar) bij de vergelijking betrokken wordt.
5.
Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen, houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven. Dit betekent dat als in het schooljaar 2015–2016 een extra instelling onder het bevoegd gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2014–2015 (herkenbaar) bij de vergelijking betrokken wordt.
1.
De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4;62:1 op jaarbasis, gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd in artikel 4:62:2.
2.
De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4:62:2 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
3.
Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever de volgende rangorde aan:
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever mag de volgorde van melden zelf bepalen.
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn personeel in vaste dienst de geldende regels ten aanzien van de afvloeiingsvolgorde van de CAO PO van kracht.
1.
Indien de werkgever een werknemer in vaste dienst heeft ontslagen dan geeft de werkgever aan of er op de datum van beëindiging van het dienstverband sprake is van:
i. personeel in tijdelijke dienst dat gehandhaafd blijft;
ii. personeel in tijdelijke dienst dat, in de periode tussen de ontslagaanzegging en de ontslagdatum in vaste dienst is benoemd;
iii. personeel in vaste of tijdelijke dienst dat, in de periode tussen ontslagaanzegging en de ontslagdatum een uitbreiding van de betrekking heeft gehad;
iv. personeel dat, in de periode tussen de datum van het sluiten van de ontslagaanzegging en de ontslagdatum in vaste dienst is getreden;
v. een vacature op de datum van ontslag;
Als van het gestelde onder i., ii., iii., iv. of v. sprake is, in die zin dat het personeel betreft dat werkzaam is in dezelfde functie als die van de ontslagen werknemer/werknemers, dan wordt het bedrag dat gemoeid is met de daling, genoemd in artikel 4:45:2 verminderd met het bedrag dat gemoeid is met het in dienst houden of nemen van personeel genoemd in i. tot en met respectievelijk met het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de ontslagen werknemer die niet in de vacature, genoemd onder v., is benoemd.
Artikel 4:62:6. Afvloeiingsvolgorde
Een vergoedingsverzoek wordt afgewezen als het een werknemer betreft die in een vast dienstverband was benoemd, terwijl het tijdelijke dienstverband in dezelfde functie van één of meer werknemers niet wordt beëindigd.
Artikel 4:62:7. Vergelijking per onderwijssoort
Een werkgever die zowel werkgever is in de zin van de WPO als van de WEC en die wordt geconfronteerd met een daling van de rijksbekostiging maakt de vergelijking, zoals genoemd in artikel 4:62:3 voor de onderwijssoort waar de daling zich heeft voorgedaan. Is er een daling bij beide schoolsoorten dan maakt de werkgever per schoolsoort een vergelijking.
Artikel 4:62:8. Toetsingsdatum
1. Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een per 1 augustus verleend ontslag wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever overlegt daartoe de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de ontslagdatum is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 500,– bij een dienstverband van minder dan 6 maanden;
b. minstens € 1.000,– bij een dienstverband van 6 maanden of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever overlegt daartoe:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 5:1. Grondslag vergoedingsverzoek: artikel 4.7 onder a, CAO Primair Onderwijs: beëindiging dienstverband op verzoek van de werknemer
Als ontslag is verleend op grond van artikel 4.7 onder a, van de CAO PO, beëindiging van het dienstverband op verzoek van de werknemer, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikel 5:1:1 heeft voldaan en de in het artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever overlegt documenten, opgesteld voorafgaand aan de einddatum, waaruit blijkt dat de werknemer de werkgever verzocht heeft het dienstverband te beëindigen.
Artikel 5:2. Grondslag vergoedingsverzoek: geen vacature na afloop lang buitengewoon verlof (Artikel 4.7 onder e, CAO PO)
Als ontslag is verleend op grond artikel 4.7 onder e, van de CAO PO, omdat na afloop van het lang buitengewoon verlof de werknemer bij gebrek aan een vacature niet in actieve dienst binnen de instelling dan wel bij de werkgever kan worden geplaatst, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 5:2:1 heeft voldaan en de in het artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor het ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit waaruit onderbouwd blijkt dat de werknemer na afloop van buitengewoon lang verlof niet geplaatst kan worden in een vacature.
Artikel 5:3. Grondslag vergoedingsverzoek: ziekte/arbeidsongeschiktheid (artikel 4.7, onder f, CAO PO)
Als aan de werknemer die minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard door het UWV in het kader van de WIA ontslag is verleend op grond van artikel 4.7, onder f, van de CAO PO, te weten op grond van ziekte of arbeidsongeschiktheid met in achtneming van de bepalingen van de ZAPO, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 5:3:1 tot en met 5:3:4 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor het ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van het ontslagbesluit.
3.
Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de beschikking waaruit blijkt dat de werknemer, in het kader van de WIA voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard door het UWV.
1.
Voorafgaand aan het ontslag heeft de werkgever zich ingespannen om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd dat dit niet mogelijk is.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘gesprekkencyclus ziekte en arbeidsongeschiktheid’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat gesprekken tussen de werkgever en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever tijdens die gesprekken heeft benoemd:
a. welke beperkingen de werknemer heeft voor het uitoefenen van zijn eigen functie;
b. welke mogelijkheden zijn onderzocht om zijn eigen functie aan te passen;
c. de conclusie dat het niet mogelijk is de eigen functie van de werknemer aan te passen
3.
Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten zoals:
a. één of meer schriftelijke uitnodigingen aan werknemer voor gesprekken; of
b. één of meer offertes van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
c. één of meer facturen van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
d. andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat, en wanneer de gesprekken met en/of de begeleiding van de werknemer hebben plaatsgevonden.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘herplaatsingsonderzoek ziekte en arbeidsongeschiktheid’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken. Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
3.
Als de werknemer de verklaring weigert te ondertekenen, overlegt de werkgever afschriften van andere ter zake overtuigende documenten zoals een brief aan de werknemer waarin de werkgever gemotiveerd meedeelt dat, en waarom, er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 5:4. Grondslag vergoedingsverzoek: artikel 4.7, onder g, CAO PO: ernstige mate van onbekwaamheid/ongeschiktheid
Als ontslag is verleend op grond artikel 4.7, onder g, CAO PO, te weten wegens ernstige mate van onbekwaamheid of ongeschiktheid van de werknemer voor het verrichten van zijn functie, uit andere hoofde dan genoemd onder artikel 4.7, onder f, van de CAO Primair Onderwijs, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden genoemd in artikel 5:4:1 tot en met 5:4:4 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor het ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit.
1.
Voorafgaand aan het ontslag heeft de werkgever zich ingespannen om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd dat dit niet mogelijk is.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘gesprekkencyclus’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat gesprekken tussen de werkgever en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever tijdens die gesprekken heeft benoemd:
a. de door hem geconstateerde knelpunten in het functioneren van de werknemer;
b. de door hem noodzakelijk geachte verbetering in het functioneren van de werknemer;
c. de wijze waarop de werknemer met interne of externe ondersteuning deze verbetering moest bereiken en de periode waarbinnen hij dat moest realiseren;
d. de conclusie dat het verbetertraject niet of onvoldoende tot de noodzakelijke verbetering heeft geleid.
3.
Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten zoals:
a. één of meer schriftelijke uitnodigingen aan werknemer voor gesprekken; of
b. één of meer offertes van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
c. één of meer facturen van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
d. andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat, en wanneer de gesprekken met en/of de begeleiding van de werknemer hebben plaatsgevonden.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Herplaatsingsonderzoek’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken. Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
3.
Als de werknemer de verklaring weigert te ondertekenen, overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten zoals een brief aan de werknemer waarin de werkgever gemotiveerd meedeelt dat, en waarom, er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 5:5. Grondslag vergoedingsverzoek: onherroepelijke veroordeling tot vrijheidsstraf (artikel 4.7, onder h, CAO PO)
Als ontslag is verleend op grond van artikel 4.7, onder h, van de CAO PO, wegens een onherroepelijk geworden veroordeling tot vrijheidsstraf wegens misdrijf, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 5:5:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor het ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van het ontslagbesluit waaruit onderbouwd blijkt dat de werknemer onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsstraf wegens misdrijf.
Artikel 5:6. Grondslag vergoedingsverzoek: bij indiensttreding opzettelijk verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen (artikel 4.7, onder i, CAO PO)
Als ontslag is verleend op grond van artikel 4.7, onder i, van de CAO PO, te weten wegens het bij of in verband met indiensttreding en/of keuring opzettelijk verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen, zonder welke handelwijze niet tot indienstneming of geschiktverklaring zou zijn overgegaan, terwijl de termijn van zes maanden nog niet verstreken is sinds de vaststelling van dit feit, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 5:6:1 heeft voldaan en de in dat artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor het ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van het ontslagbesluit.
Artikel 5:7. Grondslag vergoedingsverzoek: disciplinaire maatregel wegens plichtsverzuim (artikel 4.7, onder j, CAO PO)
Als ontslag is verleend op grond artikel 4.7, onder j, van de CAO PO, als disciplinaire maatregels wegens plichtsverzuim, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 5:7:1 heeft voldaan en de in het artikel genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor het ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit waaruit onderbouwd blijkt dat de werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim.
Artikel 5:8. Grondslag vergoedingsverzoek: andere met name genoemde redenen van gewichtige aard (Artikel 4.7, onder k, CAO PO)
Als ontslag is verleend op grond artikel 4.7, onder k, van de CAO PO, vanwege redenen van gewichtige aard, dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 5:8:1 tot en met 5:8:4 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor het ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van het ontslagbesluit.
1.
Voorafgaand aan het ontslag heeft de werkgever zich ingespannen om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd dat dit niet mogelijk is.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Gesprekkencyclus’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat gesprekken tussen de werkgever en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever tijdens die gesprekken heeft benoemd:
a. de door hem geconstateerde knelpunten in het functioneren van de werknemer;
b. de door hem noodzakelijk geachte verbetering in het functioneren van de werknemer;
c. de wijze waarop de werknemer met interne of externe ondersteuning deze verbetering moest bereiken en de periode waarbinnen hij dat moest realiseren;
d. de conclusie dat het verbetertraject niet of onvoldoende tot de noodzakelijke verbetering heeft geleid.
3.
Weigert de werknemer de verklaring te ondertekenen, dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten zoals:
a. één of meer schriftelijke uitnodigingen aan werknemer voor gesprekken; of
b. één of meer offertes van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
c. één of meer facturen van aanbieders voor begeleiding van werknemer; of
d. andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat, en wanneer de gesprekken met en/of de begeleiding van de werknemer hebben plaatsgevonden.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Herplaatsingsonderzoek’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken. Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
3.
Als de werknemer de verklaring weigert te ondertekenen, overlegt de werkgever afschriften van andere ter zake overtuigende documenten zoals een brief aan de werknemer waarin de werkgever gemotiveerd meedeelt dat, en waarom, er geen herplaatsingsmogelijkheden zijn.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 5:9. Grondslag vergoedingsverzoek: redenen van gewichtige aard (artikel 4.7, onder k, CAO PO) te weten kwalitatieve fricties
Als ontslag is verleend op grond artikel 4.7, onder k, CAO PO, met als reden dat er naar het oordeel van de werkgever sprake is gewichtige omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 4.7, onder k, CAO PO, vanwege kwalitatieve fricties omdat het naar het oordeel van de werkgever anders onmogelijk wordt het gevraagde onderwijs te verzorgen of de verlangde taken uit te voeren, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 5:9:1 tot en met 5:9:6 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor ontslag aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over het ontslagbesluit.
3.
Tevens overlegt de werkgever terzake overtuigende documenten waaruit blijkt dat conform artikel 2.7 CAO PO de PGMR voor 1 mei van het voorafgaande schooljaar heeft ingestemd met het meerjarenformatiebeleid/bestuursformatieplan.
1.
De werkgever toont aan dat het bedrag dat gemoeid gaat met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, direct voorafgaand aan het ontslag, vergeleken met het bedrag dat gemoeid gaat met de totale rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden per de datum van het ontslag, is gedaald.
2.
De werkgever legt daartoe over de vergelijking van de rijksbekostiging en financiële bijdragen van derden. Deze vergelijking voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. alle door de werkgever op bestuursniveau ontvangen bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, worden in de vergelijking opgenomen, tenzij in de volgende leden van dit artikel anders wordt vermeld;
b. de bedragen die gemoeid gaan met het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen;
c. de bedragen die gemoeid gaan met de Regeling prestatiebox primair onderwijs worden voor 65% in de vergelijking van schooljaar 2014–2015 en schooljaar 2015–2016 opgenomen.
d. Het bedrag dat gemoeid is met de omvang van het natuurlijk verloop en de andere niet voortgezette/beëindigde dienstverbanden in de periode van zes maanden voorafgaand aan de datum waarop het dienstverband met wederzijds goedvinden is beëindigd, wordt op het bedrag dat gemoeid is met de daling rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden in mindering gebracht.
3.
Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de passage van het ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 18a, achtste lid, onder b van de WPO, over de inzet van de bekostiging van de zorgvoorzieningen in de periode tot en per de datum van de beëindiging van het dienstverband.
4.
Als de werkgever is aangesloten bij een samenwerkingsverband waarvan de aangesloten werkgevers hebben besloten dat zij zich gedragen als ware het samenwerkingsverband één werkgever voor wat betreft de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden, dan neemt de werkgever de bedragen rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden op het niveau van het samenwerkingsverband in de vergelijking op.
5.
Indien er sprake is van een fusie en/of overdacht van instellingen dan wel besturen, houdt de werkgever hier rekening mee, zodat de verschillende jaren vergelijkbaar blijven. Dit betekent dat als in het schooljaar 2015–2016 een extra instelling onder het bevoegd gezag ressorteert, deze instelling in het schooljaar 2014–2015 (herkenbaar) bij de vergelijking betrokken wordt.
1.
De werkgever toont aan dat het totale bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4.6.2 op jaarbasis, gelijk of lager is dan het bedrag dat gemoeid is met de daling genoemd in artikel 4.6.3.
2.
De werkgever berekent daartoe het bedrag dat gemoeid is met de loonkosten van de werknemer of werknemers, bedoeld in artikel 4.6.2 aan de hand van de loonkostentool van het Participatiefonds.
3.
Bij de berekening van de totale loonkosten van meerdere werknemers brengt de werkgever de volgende rangorde aan:
a. De werkgever neemt eerst de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het tijdelijk dienstverband niet is voortgezet, bij de berekening in aanmerking. De werkgever mag de volgorde van melden zelf bepalen.
b. De werkgever neemt vervolgens de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het dienstverband op grond van een beëindigingsovereenkomst is beëindigd bij de berekening in aanmerking. De werkgever neemt daarbij eerst het dienstverband in aanmerking met de vroegste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst en als laatste dienstverband met de laatste datum van ondertekening van de beëindigingsovereenkomst.
c. De werkgever neemt tenslotte de loonkosten van de werknemer of de werknemers van wie het vast dienstverband door middel van ontslag is beëindigd bij de berekening in aanmerking.
Hierbij zijn personeel in vaste dienst de geldende regels t.a.v. de afvloeiingsvolgorde van de CAO PO van kracht.
Artikel 5:9:4. Afvloeiingsvolgorde
Een vergoedingsverzoek wordt afgewezen als het een werknemer of werknemers betreft die in een vast dienstverband was of waren benoemd, terwijl het tijdelijke dienstverband in dezelfde functie van één of meer werknemers niet wordt beëindigd.
1.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een per 1 augustus beëindigd dienstverband wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
2.
Een vergoedingsverzoek op grond van dit artikel van een niet voortgezet of beëindigd dienstverband per een andere datum dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, wordt per deze andere datum getoetst, indien de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zich heeft voorgedaan direct voorafgaand aan de datum van het niet voortzetten of beëindigen van het dienstverband.
3.
Een vergoedingsverzoek van een beëindigd dienstverband op grond van dit artikel per 1 augustus van het volgend schooljaar, terwijl de daling van de rijksbekostiging van personeel en financiële bijdragen van derden zich eerder heeft voorgedaan maar de werkgever door het bepaalde van artikel 2.7 en 10.4, zesde lid, van de CAO-PO niet eerder tot beëindiging van het dienstverband kon overgaan, wordt getoetst op basis van het Reglement dat per die datum van 1 augustus van kracht is.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 5:10. Grondslag vergoedingsverzoek: andere met name genoemde redenen van gewichtige aard (artikel 4.7, onder k, CAO PO), te weten het met wederzijds goedvinden beëindigen van het dienstverband vanwege ziekte/arbeidsongeschiktheid (artikel 4.7, onder f, CAO PO)
Als het dienstverband van de werknemer die minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard door het UWV in het kader van de WIA is beëindigd op grond van artikel 4.7, onder k, CAO PO, te weten met wederzijds goedvinden vanwege redenen van gewichtige aard, zijnde ziekte of arbeidsongeschiktheid, met in achtneming van de bepalingen van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair onderwijs (ZAPO), dan komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 5:10:1 tot en met 5:10:4 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor de beëindiging van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over een afschrift van de beëindigingsovereenkomst.
3.
Tevens overlegt de werkgever een afschrift van de beschikking waaruit blijkt dat de werknemer, in het kader van de WIA voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard door het UWV.
1.
Voorafgaand aan het beëindigen van het dienstverband heeft de werkgever zich ingespannen om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd dat dit niet mogelijk is.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Gesprekkencyclus ziekte en arbeidsongeschiktheid’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat gesprekken tussen de werkgever en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever tijdens die gesprekken heeft benoemd:
a. welke beperkingen de werknemer heeft voor het uitoefenen van zijn eigen functie;
b. mogelijkheden zijn onderzocht om zijn eigen functie aan te passen;
c. de conclusie dat het niet mogelijk is de eigen functie van de werknemer aan te passen.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Herplaatsingsonderzoek ziekte en arbeidsongeschiktheid’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken. Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 5:11. Grondslag vergoedingsverzoek: andere met name genoemde redenen van gewichtige aard (artikel 4.7, onder k, CAO PO), te weten het met wederzijds goedvinden beëindigen van het dienstverband vanwege ernstige mate van onbekwaamheid of ongeschiktheid (artikel 4.7, onder g, CAO PO)
Als het dienstverband is beëindigd op grond artikel 4.7 onder k, CAO PO, zijnde andere met name genoemde en aan de werknemer schriftelijk meegedeelde redenen van gewichtige aard, namelijk dat werkgever en werknemer met wederzijds goedvinden het dienstverband willen beëindigen omdat werknemer naar het oordeel van de werkgever in ernstige mate onbekwaam of ongeschikt is voor zijn functie, zoals bedoeld in artikel 4.7 onder g, CAO PO, komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden van artikel 5:11:1 tot en met 5:11:4 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor beëindiging van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over de beëindigingsovereenkomst.
1.
Voorafgaand aan het beëindigen van het dienstverband heeft de werkgever zich ingespannen om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd dat dit niet mogelijk is.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Gesprekkencyclus’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat gesprekken tussen de werkgever en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever tijdens die gesprekken heeft benoemd:
a. de door hem geconstateerde knelpunten in het functioneren van de werknemer;
b. de door hem noodzakelijk geachte verbetering in het functioneren van de werknemer;
c. de wijze waarop de werknemer met interne of externe ondersteuning deze verbetering moest bereiken en de periode waarbinnen hij dat moest realiseren;
d. de conclusie dat het verbetertraject niet of onvoldoende tot de noodzakelijke verbetering heeft geleid.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Herplaatsingsonderzoek’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken. Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoemde aangeboden ondersteuning bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie, dan verlengt de werkgever het ondersteuningsaanbod tot drie maanden na de eerste WW-dag van de werknemer.
4.
De werkgever legt daartoe over:
a. een afschrift van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ waaruit blijkt dat hij het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag; of
b. als de werkgever geen gebruik maakt van de modelbrief ‘verlengd aanbod ondersteuning extern’ dan overlegt hij andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever het aanbod aan de werknemer om hem te ondersteunen bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie heeft verlengd tot 3 maanden na de eerste WW-dag.
5.
Weigert de werknemer de verklaring zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel te ondertekenen dan overlegt de werkgever andere ter zake overtuigende documenten waaruit blijkt dat de werkgever activiteiten heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk, zoals een offerte en factuur, waarbij de waarde van de ingekochte activiteiten minstens overeenkomt met de bedragen zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.
Artikel 5:12. Grondslag vergoedingsverzoek: andere met name genoemde redenen van gewichtige aard (artikel 4.7, onder k, CAO PO) te weten het met wederzijds goedvinden beëindigen van het dienstverband vanwege andere met name genoemde redenen van gewichtige aard (artikel 4.7, onder k, CAO PO)
Als het dienstverband van de werknemer is beëindigd op grond van artikel 4.7, onder k, van de CAO PO, te weten met wederzijds goedvinden vanwege redenen van gewichtige aard, komt de werkgever voor toewijzing van een vergoedingsverzoek in aanmerking indien hij aan de voorwaarden genoemd in artikel 5:12:1 tot en met 5:12:4 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
1.
De werkgever heeft de reden voor beëindiging van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
2.
De werkgever legt daartoe over de beëindigingsovereenkomst.
1.
Voorafgaand aan het beëindigen van het dienstverband heeft de werkgever zich ingespannen om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden. Uiteindelijk heeft hij geconcludeerd dat dit niet mogelijk is.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Gesprekkencyclus’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat gesprekken tussen de werkgever en de werknemer hebben plaatsgevonden en dat de werkgever tijdens die gesprekken heeft benoemd:
a. de door hem geconstateerde knelpunten in het functioneren van de werknemer;
b. de door hem noodzakelijk geachte verbetering in het functioneren van de werknemer;
c. de wijze waarop de werknemer met interne of externe ondersteuning deze verbetering moest bereiken en de periode waarbinnen hij dat moest realiseren;
d. de conclusie dat het verbetertraject niet of onvoldoende tot de noodzakelijke verbetering heeft geleid.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is om de werknemer voor zijn eigen functie te behouden, heeft de werkgever zich ingespannen om hem in een andere functie voor de eigen organisatie te behouden.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘Herplaatsingsonderzoek’, die door beide partijen is ondertekend. Uit deze verklaring blijkt dat de werkgever met de werknemer de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie heeft besproken. Tevens blijkt daar uit dat de werkgever heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden ontbreken of redelijkerwijs niet te realiseren zijn.
1.
Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
2.
De werkgever legt daartoe over de modelverklaring ‘aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de einddatum van het dienstverband is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 3.000,– bij een dienstverband van 10 jaar of korter;
b. minstens € 4.000,– bij een dienstverband langer dan 10 jaar maar korter dan 20 jaar;
c. minstens € 5.000,– bij een dienstverband van 20 jaar of langer.
3.
Als de werknemer geen gebruik heeft gemaakt van de in dit artikel genoe