Registratie-eisen en toetsingsprocedure 006.2 Toetsing aan de Wet Wapens en Munitie – versie 1.0
De kwaliteitseisen geformuleerd in het
tweede lid van artikel 12 van het Besluit register deskundige in strafzaken (Brdis) vormen de algemene criteria waarop de toetsing van forensische deskundigen bij het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) is gebaseerd. Het College gerechtelijk deskundigen (College) formuleert voor elk deskundigheidsgebied op basis van algemene criteria nadere eisen die specifiek zijn voor het deskundigheidsgebied. Tevens specificeert het College de toetsingsprocedure voor elk deskundigheidsgebied.
Dit document verduidelijkt de professionele eisen waaraan deskundigen Toetsing aan de
Wet Wapens en Munitie moeten voldoen en de specifieke toetsingsprocedure gebruikt door de toetsingsadviescommissies om deskundigen Toetsing aan de Wet Wapens en Munitie die een aanvraag doen voor registratie in het NRGD te toetsen.
Voor alle deskundigheidsgebieden geldt dat de beoordeling plaatsvindt op basis van informatie, waaronder documenten (zoals zaaksrapporten en bewijsstukken), in beginsel aangevuld met een mondelinge toetsing. Van deze mondelinge toetsing wordt afgezien indien de deskundigheid van de aanvrager reeds duidelijk is gebleken.
?
in de afgelopen minimaal 4 jaar aantoonbaar een minimum van gemiddeld 3 onderzoeken per jaar, die onderworpen waren aan collegiale toetsing, geïnterpreteerd en hierover gerapporteerd te hebben. Een aanvrager dient recente ervaring te hebben met het interpreteren en rapporteren van zaken op het moment van zijn aanvraag voor registratie;
Collegiale toetsing in deze praktische situatie omvat schaduwen/ medetekenen door een andere deskundige bekwaam op dit gebied. De andere deskundige hoeft niet werkzaam te zijn bij dezelfde instantie.
?
bekend te zijn met de begrippen (zie
Annex 1 ) en de voorgestelde literatuur (zie Annex 2) en dient de state-of-the-art ontwikkelingen bij te houden;
?
tenminste in staat te zijn vragen te beantwoorden over de mogelijkheden en beperkingen van het Forensisch Wapen- en Munitieonderzoek.
12(2) b. (...) beschikt over voldoende kennis van en ervaring in het desbetreffende rechtsgebied en voldoende bekend is met de positie en de rol van de deskundige daarin.
?
De generieke eisen zijn de volgende:
Een aanvrager heeft voldoende kennis van het Nederlandse strafrecht:
o
context van het strafrecht
Trias Politica en onderscheid privaat-, bestuurs- en strafrecht.
?
actoren in de strafrechtsketen;
?
(taken/bevoegdheden/verantwoordelijkheden);
?
gerechtelijk vooronderzoek, dwangmiddelen;
?
verloop van de strafzitting en besluitvorming van de rechter;
?
positie van de deskundige in de rechtsgang.
?
Sancties en strafuitsluitingsgronden (zeer globaal).
o
positionering deskundige als professional
?
Beroepscodes en verwante regelgeving in relatie tot de Gedragscode gerechtelijk deskundigen.
?
In aanvulling op de generieke eisen, dient een aanvrager bekend te zijn met de specifieke Nederlandse Wapen- en Munitiewetgeving en de ontwikkelingen hiervan bij te houden.
Voor (buitenlandse) deskundigen die een aanvraag overwegen in het register is
artikel 19 van het Besluit register deskundige in strafzaken van belang. Volgens dit artikel is een voorwaardelijke registratie mogelijk, indien de deskundige nog niet voldoet aan de eis van artikel 12(2) b.
12(2) c. (...) in staat is de opdrachtgever inzicht te bieden in de vraag of en zo ja, in hoeverre de vraagstelling van de opdrachtgever voldoende helder en onderzoekbaar is om deze vanuit zijn specifieke deskundigheid te kunnen beantwoorden.
12(2) d, e en f
d.
(...) in staat is op basis van de vraagstelling volgens de daarvoor geldende maatstaven een onderzoeksplan op te stellen en uit te voeren.
e.
(...) in staat is onderzoeksmaterialen en -gegevens in een forensische context volgens de daarvoor geldende maatstaven te verzamelen, vast te leggen, te interpreteren en te beoordelen.
f.
(...) in staat is om de geldende onderzoeksmethoden in een forensische context volgens de daarvoor geldende maatstaven toe te passen.
Een aanvrager dient inzicht in, kennis van en/of ervaring te hebben met:
?
Het toepassen van de
Wet Wapens en Munitie ;
?
Algemene principes van de productie van draagbare vuurwapens en hun munitie en van andere draagbare wapens;
?
Algemene principes van kwaliteitsborging;
12(2) g. (...) in staat is zowel schriftelijk als mondeling over de opdracht en elk ander relevant aspect van zijn deskundigheid gemotiveerd, controleerbaar en in voor de opdrachtgever begrijpelijke bewoordingen te rapporteren.
?
Een aanvrager dient in staat te zijn, op basis van de resultaten, aan een leek te rapporteren over een interpretatie en conclusie (zowel schriftelijk als mondeling) en deze statistisch te ondersteunen waar relevant.
12(2) h . (...) in staat is een opdracht te voltooien binnen de daarvoor gestelde of afgesproken termijn.
12(2) i. (...) in staat is zijn werkzaamheden als deskundige onafhankelijk, onpartijdig, zorgvuldig, vakbekwaam en integer te verrichten.
o
algemene elementen als ingeleverd door de aanvrager als onderdeel van het aanvraagpakket; en
o
bewijsstukken van competentie als ingeleverd door de aanvrager:
In ieder geval:
o
Overzicht van het aantal zaaksrapporten in de afgelopen 4 jaar;
o
een lijst van minimaal 5 zaaksrapporten opgemaakt in de afgelopen 4 jaar waarin door de aanvrager tenminste is aangegeven:
•
referentienummer (eventueel parket- of LJN-nummer);
•
het type onderzoek (vrijstellingsgrond / categoriseren);
•
naam van de collegiale toetser;
•
al dan niet opgetreden in de rechtszaal;
•
aantal onderzochte Stukken van Overtuiging (SVO);
•
aantal pagina’s van het zaaksrapport.
o
2 zaaksrapportages, inclusief het zaaksdossier, geselecteerd door het NRGD uit de lijst van minimaal 5 rapportages;
o
één gedetailleerd zaaksrapport, inclusief het zaaksdossier, naar eigen voorkeur in aanvulling op de zaaksrapporten geselecteerd door het NRGD;
o
een uitgebreid curriculum vitae ten behoeve van deze toetsing waarin specifieke opleiding, training en ervaring is aangegeven.
Optionele elementen:
Voorts kan de beoordeling ook geschieden op basis van nadere informatie zoals een onderzoek in open bronnen naar het forensisch optreden van de aanvrager in (recente) jurisprudentie of andere gedetailleerde rapporten, indien dit noodzakelijk wordt geacht voor een adequate toetsing.
Aanvragers worden getoetst door een toetsingsadviescommissie van tenminste drie personen. Een toetsingsadviescommissie bestaat uit een jurist en twee vakinhoudelijk deskundigen.