Regeling voorschotverlening op uitkeringen AWBZ en vaststelling kosten van verstrekkingen en vergoedingen 2013
Het College voor zorgverzekeringen,
gelet op artikel 91, derde lid van de Wet financiering sociale verzekeringen, alsmede artikel 4.2, artikel 4.4, zesde lid, artikel 4.5, derde lid en artikel 4.8 van het Besluit Wfsv, artikel 10, tweede lid Administratiebesluit bijzondere ziektekostenverzekering, alsmede artikel 4:81, eerste lid Algemene wet bestuursrecht;
heeft in zijn vergadering van 21 januari 2013 besloten:
1.
In deze regeling wordt verstaan onder:
a.
het jaar t: het kalenderjaar waarop de uitkering betrekking heeft;
b.
het jaar t + 1: het op het jaar t volgende kalenderjaar;
c.
het jaar t + 3: het jaar dat ligt 3 jaar na het jaar t;
d.
AWBZ:
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten ;
e.
AFBZ: Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten.
2.
De voorschotten bedragen, behoudens afrondingsverschillen, ten hoogste het voor de zorgverzekeraars en verbindingskantoren op grond van
artikel 4.4 en
4.5 van het Besluit Wfsv voor het jaar t vastgestelde beheerskostenbudget.
3.
Voor een zorgverzekeraar, die zich na 1 januari van het jaar t bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) meldt op grond van
artikel 33 AWBZ, stelt het college de hoogte van het voorschot en de te betalen termijnen op nader door hem te bepalen wijze vast.
1.
Uiterlijk op de eerste werkdag in oktober van het jaar t+1 stelt het college de vergoeding voor de kosten van verstrekkingen en vergoedingen voorlopig vast.
2.
Voor de toepassing van het eerste lid gaat het college voor de kosten van verstrekkingen en vergoedingen ingevolge de
AWBZ voor de zorgverzekeraar uit van de som van:
a.
het saldo van de kosten van rechtstreeks met het AFBZ te verrekenen kosten en opbrengsten van zorgaanspraken die de zorgverzekeraar aan het college voor het jaar t opgeeft;
b.
de door de zorgverzekeraar over het jaar t opgegeven rentebaten.
3.
Voor de toepassing van het eerste lid gaat het college voor de kosten van verstrekkingen en vergoedingen ingevolge de
AWBZ voor de verbindingskantoren uit van de som van:
a.
het saldo van de kosten van rechtstreeks met het AFBZ te verrekenen kosten en opbrengsten van zorgaanspraken die het verbindingskantoor aan het college voor het jaar t opgeeft;
b.
de opbrengsten van eigen bijdragen in het kader van de bijzondere ziektekostenverzekering.
4.
Het college keert de voorlopig vastgestelde vergoeding voor de kosten van verstrekkingen en vergoedingen, bedoeld in
artikel 4.2 Besluit Wfsv, uit onder verrekening van de in jaar t verstrekte voorschotten, bedoeld in
artikel 4.
1.
Uiterlijk in het jaar t + 3 stelt het college de vergoeding van kosten van verstrekkingen en vergoedingen, bedoeld in
artikel 4.2 Besluit Wfsv, definitief vast.
2.
Het college betaalt het verschil tussen het bedrag van de definitieve vaststelling en voorlopig vastgestelde vergoeding ingeval van een positief saldo voor het verbindingskantoor of de zorgverzekeraar uit. Indien het verschil bedoeld in de vorige volzin negatief is, vordert het college het verschil van het verbindingskantoor of de zorgverzekeraar terug.
1.
Indien het nader vastgestelde beheerskostenbudget hoger is dan de uitgekeerde voorschotten, betaalt het college de zorgverzekeraar of het verbindingskantoor het verschil vermeerderd met de rentekosten en indien het nader vastgestelde budget lager is dan de uitgekeerde voorschotten vordert het college het verschil, vermeerderd met de rentekosten, beide met ingang van 1 juli van het jaar t tot de datum van betaling.
2.
Indien het definitief vastgestelde beheerskostenbudget hoger is dan het nader vastgestelde beheerskostenbudget, betaalt het college de zorgverzekeraar of het verbindingskantoor het verschil vermeerderd met de rentekosten en indien het definitief vastgestelde budget lager is dan het nader vastgestelde budget vordert het college het verschil, vermeerderd met de rentekosten.
3.
Voor een zorgverzekeraar, waarvoor krachtens
artikel 2, derde lid, een afwijkende bevoorschotting heeft plaatsgevonden, wordt de toepassing van hetgeen hiervóór in het eerste lid en tweede lid is bepaald, aan die bevoorschotting aangepast.
4.
Bij de betaling van het bedrag van de voorlopige vaststelling van de kosten van verstrekkingen en vergoedingen brengt het college aan het verbindingskantoor of de zorgverzekeraar met ingang van de betaaldatum van het voorschot rente in rekening, voor zover het voorschot de werkelijke kosten van verstrekkingen en vergoedingen, die het verbindingskantoor of de zorgverzekeraar aan het college voor het jaar t opgeeft, overschrijdt. De rente wordt berekend over de periode tussen het moment van de voorschotverstrekking (ook als het een deelvoorschot is) en de afrekening.
1.
Voor het rentepercentage voor de uitkering beheerskosten wordt uitgegaan van het gemiddelde van de maandrentes van het Euro InterbankOffered Rate (Euribortarief) voor driemaands termijngelden zonder onderpand over de onderscheiden periodes, bedoeld in
artikel 8. Voor de laatste kalendermaand vóór de betaling wordt uitgegaan van de rente over de voorafgaande kalendermaand.
2.
De rente betreft een samengestelde rente en wordt op maandbasis berekend. Bij de berekening wordt een maand op 30 en een jaar op 360 dagen gesteld.
3.
Indien de situatie zich voordoet dat het Euro InterbankOfferd Rate niet meer kan worden toegepast, zal een zoveel als mogelijk overeenkomstig tarief worden gehanteerd.
Artikel 10. Inwerkingtreding
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2013.
1.
De
Regeling voorschotverlening op uitkeringen AWBZ 2010 wordt ingetrokken.
2.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling voorschotverlening op uitkeringen en vergoedingen AWBZ 2013.
Voorzitter Raad van Bestuur,