1.
Het COA draagt zorg voor de centrale opvang van asielzoekers door erin te voorzien dat hen opvang wordt geboden in een opvangvoorziening.
2.
Tot de in het eerste lid bedoelde categorieën asielzoekers aan wie opvang wordt geboden behoren:
3.
Met de in het vorige lid bedoelde categorieën asielzoekers worden gelijkgesteld:
a.
de vreemdeling wiens asielaanvraag binnen de procedure op het Aanmeldcentrum is afgewezen en ten aanzien van wie een daartoe strekkend en tijdig ingediend verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening om de behandeling van het beroeps- en hoger beroepsschrift in Nederland te mogen afwachten, is toegewezen;
b.
een alleenstaande minderjarige vreemdeling wiens asielaanvraag binnen de procedure op het AC is afgewezen;
c.
de vreemdeling aan wie de verblijfsvergunning, als bedoeld in
artikel 14 of
28 van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend en die, met inachtneming van
artikel 12 van deze regeling, reeds in de centrale opvang verblijft in afwachting van het betrekken van woonruimte in een gemeente;
d.
de vreemdeling die een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning als bedoeld in
artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 heeft ingediend onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid indien sprake is van gezinshereniging met een asielzoeker aan wie met toepassing van deze regeling opvang wordt geboden;
e.
de vreemdeling die niet in een opvangvoorziening verblijft als bedoeld in
artikel 1, aanhef en onder h van deze regeling en die in het bezit wordt gesteld van een verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd, dan wel in het bezit wordt gesteld van een asielgerelateerde verblijfsvergunning, vanaf het moment van vergunningverlening tot het moment waarop passende huisvesting buiten de opvangvoorziening kan worden gerealiseerd, tenzij de vreemdeling reeds van overheidswege in een opvangvoorziening is gehuisvest;
f.
de vreemdeling wiens uitzetting op grond van
artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 achterwege blijft, met uitzondering van de vreemdeling die in afwachting is van de definitieve beslissing op zijn verzoek om toepassing van
artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 en die niet een uitgeprocedeerde asielzoeker is en die evenmin een vreemdeling is die in afwachting is van de uitspraak in hoger beroep in zijn asielprocedure;
k.
de uitgenodigde vluchteling, ook en indien reeds binnen de AC-procedure een verblijfsvergunning is verleend;
l.
de vreemdeling wiens asielaanvraag is afgewezen en die rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in
artikel 8, onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 op grond van een door de president van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens getroffen voorlopige maatregel (‘interim measure’) waarin is bepaald dat de vreemdeling vooralsnog niet mag worden uitgezet;
m.
de uitgeprocedeerde asielzoeker of de vreemdeling die in afwachting is van de uitspraak in hoger beroep in zijn asielprocedure met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2000, die voorafgaand aan de indiening van een aanvraag om een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 onder de beperking ‘medische behandeling’ zijn complete en actuele medische gegevens heeft overgelegd;
n.
de uitgeprocedeerde asielzoeker aan wie een verblijfsvergunning als bedoeld in
artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 onder de beperking ‘verblijf voor het ondergaan van medische behandeling’ of ‘verblijf vanwege medische noodsituatie’ is verleend op basis van voorafgaand aan de aanvraag overgelegde complete en actuele medische gegevens;
o.
de uitgeprocedeerde asielzoeker of de vreemdeling die in afwachting is van de uitspraak in hoger beroep in zijn asielprocedure met rechtmatig verblijf als bedoeld in
artikel 8, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000, die voorafgaand aan de aanvraag om verblijf op medische gronden zijn complete en actuele medische gegevens heeft overgelegd;