{**}
Rechtenmedia.nl - Juridische Online Uitgeverij  Rechtennieuws.nl | Jure.nl | Maxius.nl | Parlis.nl | Rechtenforum.nl | Vacatures | MijnWetten.nl | AdvocatenZoeken.nl | Rechtentotaal.nl
» Energiewijzer « advertorial
Bespaar geld en stap over!
Energiewijzer.nl, eerlijk over energie.

Juridische vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature

Powered by Jbmatch.nl

Inhoudsopgave
- Titel I. Regelen voor het openbaar onderwijs, tevens voorwaarden voor bekostiging voor het bijzonder onderwijs
+ Titel II. Overige regelen voor het openbaar onderwijs
+ Titel III. Overige voorwaarden voor bekostiging van het bijzonder onderwijs
+ Titel IV. Georganiseerd overleg
+ Titel V. Overgangsbepalingen
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht

Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel

Bwb-id:
Officiele titel:
Citeertitel:
Ook bekend als:
Soort regeling:
Wetsfamilies:
Eerst verantwoordelijk ministerie:

Geldigheidsdatum:
Ingangsdatum:
Let op. Deze wet is vervallen op 18 juni 2003. U leest nu de tekst die gold op 17 juni 2003.
1.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. instelling: de instelling genoemd in artikel I-A1, onder d1, d2 en d16 voor zover die instelling over formatierekeneenheden beschikt als bedoeld in artikel 68, eerste lid onder d, van de Wet op het primair onderwijs;
b. betrokkene: de betrokkene genoemd in artikel I-A1, onder e1, e2 en e16 e 4, e 5, e 6, e 10, e 14, e 15, e 17 en e 18, voor zover het betreft het onderwijsgevend, het pedagogische, het educatief, het docerend en het onderzoekspersoneel;
c. Formatiebesluit: het Formatiebesluit WPO , het Formatiebesluit WEC , deel II van het Formatiebesluit WVO en het Besluit trekkende bevolking WPO
2.
Voor zover uit het eerste lid niet anders blijkt, zijn in dit hoofdstuk de begripsbepalingen van artikel I-P1, I-P50 en I-P75 van toepassing.
1.
Aan iedere instelling kan onderwijsgevend, docerend, onderzoeks-, pedagogische en educatief personeel verbonden zijn voor zover dit binnen de door het bevoegd gezag vastgestelde formatie mogelijk is.
Deze functies worden onderscheiden in onderwijsgevenden functies voor het basisonderwijs en centrale diensten (§ 2 van dit hoofdstuk), het speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs (§ 3), alsmede in pedagogische functies voor het leerlingwezen (§ 6), in een leraarsfunctie voor het vormingswerk (§ 7), in instructeursfuncties voor het landbouwpraktijkonderwijs (§ 8), in de functie van educatief werker in de basiseducatie (§ 9), in een leraarsfunctie voor het middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld in artikel I-A1, onder e 14 (§ 12), in een leraarsfunctie aan een scholengemeenschap als bedoeld in artikel I-A1, onder d 15 (§ 13), in een leraarsfunctie voor het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (§ 14) en in een leraarsfunctie voor beroepsbegeleidend onderwijs (§ 15).
2.
De werkzaamheden die aan de instelling moeten worden verricht, worden in onderling overleg verdeeld tussen de directie en de betrokkenen zodanig dat een zoveel mogelijk evenwichtige taakbelasting plaatsvindt in verhouding tot de aard en de omvang van de functies.
Indien dit overleg niet tot overeenstemming leidt, beslist het bevoegd gezag, de betrokkenen gehoord.
1.
Indien een betrokkene met inachtneming van het voor hem geldende carrièrepatroon, het begintraject en de aanloopschaal of -schalen behorend bij de functie waarin hij is benoemd, heeft doorlopen en hij heeft voldaan aan de in voorkomend geval door Onze minister dan wel het bevoegd gezag vastgestelde promotiecriteria wordt hij met inachtneming van het bepaalde in artikel I-R107 en in de paragrafen 2 en 3 en 6 tot en met 9, 12 en 13 tot en met 15 van dit hoofdstuk bezoldigd volgens de bij zijn functie behorende maximumschaal. Het bevoegd gezag kan promotiecriteria vaststellen uitsluitend indien over die criteria overeenstemming is bereikt in het overleg bedoeld in hoofdstuk IV-E en IV-F.
2.
Het bevoegd gezag is onverminderd het bepaalde in artikel I-R107, vijfde lid, gehouden de betrokkene in staat te stellen aan de voor hem geldende promotiecriteria te voldoen.
1.
Voor elke functie met maximumschaal 9, 10 of 11 geldt dat bij elke maximumschaal een aanloopschaal behoort die één nummer lager is dan de maximumschaal. Bij de de functies met maximumschaal 9, 10 of 11 behoort een begintraject dat voorafgaat aan de aanloopschaal. Voor elke functie met maximumschaal 12 of hoger geldt dat bij elke maximumschaal twee aanloopschalen behoren die één respectievelijk twee nummers lager zijn dan de maximumschaal.
2.
De betrokkene doorloopt het begintraject en de aanloopschalen bij zijn functie volgens het voor hem geldende carrièrepatroon.
Artikel I-R105. Inschaling in een functie met maximumschaal 12 of hoger
Bij benoeming van een betrokkene in een functie als bedoeld in paragrafen 2 en 3 en 6 tot en met 9, 12 en 13 tot en met 15 met maximumschaal 12 of hoger wordt, in afwijking van het bepaalde in de artikelen I-P7, I-P8, I-P9 en I-P11, het voor hem geldende salarisbedrag vastgesteld als volgt:
a. eerst wordt bepaald welk salarisbedrag in een salarisschaal voor hem in de functie bedoeld in de paragraaf 2 tot en met 9, 12 en 13 tot en met 15 zou gelden op de voet van het bepaalde in de artikelen I-P7, I-P8, I-P9 en I-P11;
b. indien de onder a bepaalde salarisschaal de laagste bij zijn functie behorende aanloopschaal is en aan hem in die schaal in één of meer vorige onderwijsfuncties met een laagste aanloopschaal met hetzelfde nummer dan wel bij de toepassing van onderdeel a reeds vier maal een periodieke verhoging als bedoeld in de artikelen I-P8, tweede en vierde lid, I-P11, eerste en tweede lid, en I-P13, is toegekend, vindt de inschaling plaats in de naasthogere aanloopschaal op het bedrag dat gelijk is aan het onder a bepaalde bedrag, of indien dat bedrag in die schaal niet voorkomt op het naasthogere bedrag.
Artikel I-R106. Overgang naar aanloopschaal of hogere aanloopschaal
Kolom A Kolom B
Schaal 11, sal.nr. 2 Schaal 11, sal.nr. 4
Schaal 11, sal.nr. 4 Schaal 11, sal.nr. 6
1.
De bezoldiging van de betrokkene die op 31 juli van enig schooljaar werd bezoldigd volgens het hoogste bedrag van het voor hem op die datum van toepassing zijnde begintraject, wordt per 1 augustus vastgesteld volgens het laagste bedrag dat hoger is in de bij zijn functie behorende aanloopschaal.
2.
De bezoldiging van de betrokkene die is benoemd in een functie met maximumschaal 12 of hoger en die op 31 juli van enig schooljaar werd bezoldigd volgens schaal 11, salarisnummer 10 of schaal 12, salarisnummer 9, welke niet de hoogste aanloopschaal is die bij zijn functie behoort, wordt per 1 augustus vastgesteld volgens de naasthogere aanloopschaal, waarbij het salaris wordt vastgesteld op het bedrag, dat is gelegen onmiddellijk boven het salaris dat voor hem op 31 juli daaraan voorafgaand gold.
3.
De bezoldiging van de betrokkene voor wie schaal 12 of hoger de bij zijn functie behorende maximumschaal is en die op 31 juli van enig schooljaar volgens de laagste bij zijn functie behorende aanloopschaal werd bezoldigd en aan wie in die aanloopschaal vier maal een periodieke verhoging als bedoeld in de artikelen I-P8, tweede en vierde lid, I-P11, eerste en tweede lid, of I-P13, is toegekend, waarbij het aantal malen dat hem een dergelijke periodieke verhoging in die aanloopschaal in een andere functie met een laagste aanloopschaal met hetzelfde nummer reeds is toegekend mede in aanmerking wordt genomen, wordt per 1 augustus vastgesteld volgens de naasthogere aanloopschaal, waarbij het salaris wordt vastgesteld op een bedrag dat onmiddellijk is gelegen boven het salaris dat voor hem op 31 juli daaraan voorafgaand gold.
4.
De bezoldiging van de betrokkene, voor wie schaal 13 de bij zijn functie behorende maximumschaal is, die op 31 juli van enig schooljaar wordt vastgesteld volgens de schaal en het salarisnummer vermeld in kolom A van onderstaand schema wordt, in afwijking van het bepaalde in het derde lid en in artikel I-P13, op 1 augustus daarop volgend vastgesteld volgens de daarnaast vermelde schaal en het salarisnummer in kolom B.
1.
Behoudens het vijfde lid heeft de betrokkene die is benoemd in een functie met maximumschaal 11 of lager en wiens salaris op 31 juli van enig schooljaar is vastgesteld op het hoogste bedrag in de bij zijn functie behorende aanloopschaal met ingang van 1 augustus van het daarop volgende schooljaar recht op vaststelling van zijn salaris volgens de bij zijn functie behorende maximumschaal op het bedrag dat is gelegen onmiddellijk boven het salaris dat op 31 juli daaraan voorafgaand voor hem gold. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de betrokkene die is benoemd in een functie met maximumschaal 12 en wiens salaris op 31 juli van enig schooljaar is vastgesteld op het hoogste bedrag in de hoogste bij zijn functie behorende aanloopschaal.
2.
Behoudens het bepaalde in het vijfde lid heeft de betrokkene die is benoemd in een functie met maximumschaal 13 en wiens salaris gedurende twee achtereenvolgende schooljaren is vastgesteld op het hoogste bedrag in de hoogste bij zijn functie behorende aanloopschaal met ingang van 1 augustus van het daarop volgende schooljaar recht op vaststelling van zijn salaris volgens de bij zijn functie behorende maximumschaal. Zijn salaris wordt in dat geval vastgesteld volgens de maximumschaal op het bedrag dat is gelegen onmiddellijk boven het salaris dat op 31 juli daaraan voorafgaand voor hem gold.
3.
In afwijking van het tweede lid en behoudens het vijfde lid wordt het salaris van de betrokkene zoveel eerder vastgesteld volgens de bij zijn functie behorende maximumschaal als zijn salaris in een vorige functie reeds langer dan één schooljaar is vastgesteld geweest volgens het maximum van de bij die vorige functie behorende hoogste aanloopschaal.
4.
Voor de toepassing van het bepaalde in het derde lid wordt mede in aanmerking genomen het schooljaar waarin de betrokkene gedurende ten minste 60 werkdagen in een vorige functie werkzaam is geweest en is bezoldigd volgens het hoogste bedrag in de hoogste bij die functie behorende aanloopschaal.
5.
De betrokkene bedoeld in het eerste, tweede en derde lid heeft geen recht op vaststelling van zijn salaris volgens de bij zijn functie behorende maximumschaal, indien de betrokkene niet aan de in artikel I-R103, eerste lid, bedoelde promotiecriteria heeft voldaan als gevolg van feitelijkheden die voor zijn rekening komen. In dat geval rust op het bevoegd gezag niet de verplichting bedoeld in artikel I-R103, tweede lid.
1.
De benoeming van een lid van het onderwijsgevend personeel bedoeld in artikel 1-A1, onder e1, e2 en e16 in een functie welke vanaf de aanvang van het schooljaar beschikbaar is, gaat in op de eerste dag na de zomervakantie.
2.
Indien het lid van het onderwijsgevend personeel bedoeld in artikel I-A, onder e1, e2 en e16 in het voorafgaande schooljaar als lid van het onderwijzend personeel bij een instelling in de zin van dit besluit dan wel bij een andere door Onze minister bekostigde onderwijsinstelling benoemd en bezoldigd is geweest gedurende een aaneengesloten periode van langer dan 2 maanden, welke periode is geëindigd op of na 1 juni van het voorafgaande schooljaar, gaat de benoeming in op 1 augustus mits het lid van het onderwijsgevend personeel voor langer dan 2 maanden wordt benoemd.
3.
Het lid van het onderwijsgevend personeel bedoeld in artikel I-A, onder e1, e2 en e16 dat in tijdelijke dienst is benoemd, heeft aanspraak op bezoldiging tot en met de dag waarop zijn benoeming in tijdelijke dienst afloopt, met dien verstande dat hij, ingeval de benoeming is ingegaan op of na 1 maart van een schooljaar, in elk geval geen aanspraak op bezoldiging heeft over de dagen na de laatste dag voor de zomervakantie, ook al strekt de duur van zijn dienstverband zich wel over die dagen uit. Indien de duur van zijn dienstverband zich tot in het volgende schooljaar uitstrekt, ontstaat weer aanspraak op bezoldiging met ingang van de eerste dag na de zomervakantie, behoudens indien zich de in het tweede lid bedoelde omstandigheid voordoet, in welk geval weer aanspraak op bezoldiging ontstaat met in gang van 1 augustus van het nieuwe schooljaar. Voor de toepassing van dit lid worden aansluitende benoemingen dan wel bestuursbenoemingen binnen eenzelfde schooljaar als één benoeming beschouwd.
4.
De duur van het dienstverband van het in het eerste lid bedoelde lid van het onderwijsgevend personeel dat in vaste dienst is benoemd en dat in verband met ontslag zijn werkzaamheden na de zomervakantie niet voortzet, kan zich uitstrekken uiterlijk tot en met de laatste dag van het schooljaar.
5.
Het lid van het onderwijsgevend personeel bedoeld in artikel I-A, onder e1, e2 en e16 aan wie ontslag is verleend en die in een nieuwe betrekking is benoemd met ingang van een dag waarop het ontslag uit de oude betrekking nog niet is ingegaan, heeft in de oude betrekking aanspraak op bezoldiging tot de dag waarop de nieuwe betrekking aanvangt indien de nieuwe betrekking een voortzetting van de oude betrekking geacht kan worden te zijn. Indien de nieuwe betrekking niet bij het onderwijs wordt bekleed, behoudt hij, voor zover hem nog vakantieverlof toekomt, aanspraak op bezoldiging tot en met de dag waarop dat vakantieverlof afloopt.
6.
Indien het lid van het onderwijsgevend personeel, bedoeld in artikel I-A1, onder e1, e2 en e16, als gevolg van het bepaalde in het derde lid of van artikel I-P22, tweede lid, gedurende een gedeelte van de zomervakantie benoemd is geweest en aanspraak had op bezoldiging heeft hij niettemin aanspraak op bezoldiging gedurende de zomervakantie, indien hij een periode van 12 achtereenvolgende maanden gedurende alle schoolweken aan een of meer scholen was verbonden en indien de zomervakantie in die periode valt.
Artikel I-R109. Benoeming horizontale scholengemeenschap
Degene die werkzaam wordt in meerdere componenten van een horizontale scholengemeenschap als bedoeld in artikel I-Q101, eerste lid, onderdeel c , sub 2, wordt benoemd in de formatie van de component waaraan hij het grootste deel van zijn werkzaamheden verricht.
Artikel I-R201. Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. instelling: een instelling als bedoeld in artikel I-A1, onder d 1 en d16;
b. betrokkene: een lid van het onderwijsgevend personeel benoemd bij een bevoegd gezag aan een instelling bedoeld in artikel I-A1, onder d 1 en d16.
Artikel I-R202. Normfunctie
De normfuncties voor het onderwijsgevend personeel die in de formatie van een instelling kunnen voorkomen zijn:
a. voor wat betreft basisscholen: de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 9;
b. voor wat betreft speciale scholen voor basisonderwijs: de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 10;
c. voor wat betreft centrale diensten: de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 9, onderscheidenlijk de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 10.
In de bijlage R1 bij dit besluit is voor de in de eerste volzin genoemde normfuncties een taakkarakteristiek gegeven.
1.
De betrokkene die is benoemd in een normbetrekking en die het verlof, bedoeld in artikel I-C41, per jaar geniet, wordt gemiddeld voor ten hoogste 930 uren per jaar belast met het geven van onderwijs bedoeld in de taakkarakteristiek. Voor de betrokkene, die gebruik maakt van het verlof, bedoeld in artikel I-C41, zevende lid, en voor wie een arbeidsduur op jaarbasis geldt van 1710 uren respectievelijk 1790 uren wordt in de eerste volzin voor «930 uren» gelezen «961 uren» respectievelijk «1010 uren».
2.
Van het eerste lid kan met het oog op de invulling van de algemene arbeidsduur per jaar bedoeld in artikel I-P3, tweede en derde lid, in het bijzonder onderwijs worden afgeweken op grond van een overeenkomst bedoeld in de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst en in het openbaar onderwijs op grond van een overeenkomst die voldoet aan de voorwaarden zoals die zijn gesteld in genoemde wet.
3.
Binnen een normbetrekking is 10% van de normbetrekking en indien gebruik wordt gemaakt van artikel I-C41, zevende lid, 10% van de arbeidsduur op jaarbasis, bedoeld in artikel I-P3, tweede en derde lid, bestemd voor activiteiten in het kader van de deskundigheidsbevordering. De besteding van het in de eerste volzin bedoelde deel van de normbetrekking respectievelijk de arbeidsduur op jaarbasis wordt door betrokkene bepaald, met dien verstande dat het bevoegd gezag in individuele gevallen en schriftelijk gemotiveerd daarvan kan afwijken.
4.
Na verkregen instemming van het decentraal georganiseerd overleg kan aan instellingen waarvoor op jaarbasis een onderwijstijd geldt van meer dan 1010 doch ten hoogste 1040 uur een betrokkene voor maximaal die aan de instelling geldende onderwijstijd worden belast met het geven van onderwijs.
5.
Voor de betrokkene die is benoemd in een betrekking met een omvang van minder dan een normbetrekking wordt het maximum aantal uren, bedoeld in het eerste lid, en de deskundigheidsbevordering, bedoeld in het tweede lid, naar evenredigheid van de werktijdfactor berekend en rekenkundig afgerond op gehele uren.
6.
In individuele gevallen kunnen door het bevoegd gezag en betrokkene van het percentage genoemd in het derde lid afwijkende afspraken worden gemaakt.
1.
De omvang van de betrekking van de betrokkene die aan de instelling is of wordt verbonden en die daarnaast vervangingswerkzaamheden verricht of gaat verrichten aan die instelling of aan een andere instelling waaraan hij uit hoofde van zijn benoeming verbonden kan worden, dan wel die daarnaast werkzaamheden verricht dan wel gaat verrichten waarvoor hem een gedeelte van een normbetrekking is of wordt toebedeeld die op grond van artikel I-P80 van rechtswege vervalt, wordt voor de duur en de omvang van die werkzaamheden tijdelijk uitgebreid met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in de artikelen I-P22 en I-R108, waarbij voor benoeming wordt gelezen tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang en voor benoemd wordt gelezen een tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang had.
2.
De omvang van de tijdelijke uitbreiding van de betrekking bedoeld in het eerste lid, wordt voor de duur waarvoor dit geschiedt afzonderlijk in de akte van benoeming vermeld.
3.
Indien de betrekkingsomvang van een betrokkene die uitsluitend is benoemd voor het verrichten van vervangingswerkzaamheden, tijdelijk is uitgebreid op grond van het eerste lid, wordt die tijdelijke uitbreiding bij beëindiging van eerstbedoelde vervangingswerkzaamheden omgezet in een benoeming.
1.
Voor de betrokkene die is benoemd in verband met de vervanging van een leraar wordt voor de vaststelling van de factor r in artikel I-P15, tweede lid, de werktijdfactor per dag gelijkgesteld met 0,2306, per ochtend met 0,1356 en per middag met 0,095. De werktijdfactor voor een dag waarop aan de school structureel uitsluitend gedurende de ochtend onderwijs wordt gegeven, is bepaald op 0,1628.
2.
Indien de in het eerste lid bedoelde vervanging geschiedt voor korter dan een ochtend dan wel een middag, wordt voor de vaststelling van de factor r in artikel I-P15, tweede lid, het feitelijk aantal uren bepaald op de uitkomst van de formule l x 1,5385, waarbij l gelijk is aan het aantal uren gedurende welke de betrokkene op die dag wordt belast met het geven van onderwijs, bedoeld in de taakkarakteristiek.
1.
Voor de betrokkene, bedoeld in artikel I-Q201, onder a, wiens benoeming als directeur anders dan wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd en die werd bezoldigd volgens de bij deze functie behorende maximumschaal op een bedrag dat hoger is dan het hoogste bedrag in de aanloopschaal van een leraar wordt, in afwijking van artikel I-P78, eerste lid, voor zijn functie waarop hoofdstuk I-R van toepassing is, bij hetzelfde bevoegd gezag aan dezelfde instelling of instellingen een aantal rekeneenheden verbruikt dat overeenkomt met het aantal rekeneenheden dat behoorde bij zijn functie als directeur. De eerste volzin is niet van toepassing indien op grond van artikel I-R107, eerste lid, het salaris van de betrokkene reeds kon worden vastgesteld volgens de bij zijn functie behorende maximumschaal.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op directeuren van wie de betrekking is opgeheven wegens samenvoeging van de desbetreffende instelling of instellingen waaraan de directeur is verbonden, met een of meer andere instellingen.
3.
Het verbruik van rekeneenheden wordt in gevallen, bedoeld in het tweede lid, berekend met inachtneming van de in artikel I-A8, tweede lid, bedoelde voorschriften.
1.
Voor de betrokkene bedoeld in artikel I-Q201, onder b , wiens benoeming als leraar tevens adjunct-directeur anders dan wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd, wordt in afwijking van het bepaalde in artikel I-P78, eerste lid, voor zijn functie als leraar bij hetzelfde bevoegd gezag aan dezelfde instelling of instellingen een aantal rekeneenheden verbruikt dat overeenkomt met het aantal rekeneenheden dat behoorde bij zijn functie als leraar tevens adjunct-directeur, indien:
a. de betrokkene als leraar tevens adjunct-directeur werd bezoldigd volgens de bij die functie behorende maximumschaal op een bedrag dat hoger is dan het hoogste bedrag in de aanloopschaal behorende bij de functie van leraar; of
b. op de betrokkene artikel I-Q207 van toepassing is.
2.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing indien
a. voor de betrokkene, bedoeld in artikel I-R201, onder b, de beëindiging van de benoeming als leraar tevens adjunct-directeur het gevolg is van een gelijktijdige daling van:
1°. voor wat betreft een leraar tevens adjunct-directeur aan een basisschool: het aantal formatierekeneenheden, bedoeld in artikel 13a, derde lid, van het Formatiebesluit WPO tot 54 formatierekeneenheden,
2°. voor wat betreft een leraar tevens adjunct-directeur aan een speciale school voor basisonderwijs: het aantal formatierekeneenheden, bedoeld in artikel 16b, vierde lid, van het Formatiebesluit WPO tot 65 formatierekeneenheden, en
b. in redelijkheid niet van het bevoegd gezag kon worden gevergd dat deze functie van leraar tevens adjunct-directeur in de formatie zou worden gehandhaafd.
Artikel I-R301. Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. instelling: een instelling als bedoeld in artikel I-A1, onder d 2;
b. betrokkene: een lid van het onderwijsgevend personeel, benoemd bij een bevoegd gezag aan een instelling bedoeld in artikel I-A1, onder d 2.
Artikel I-R302. Normfunctie
De normfunctie van het onderwijsgevend personeel aan een instelling kan zijn opgenomen is de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 10. In de bijlage R2 bij dit besluit is voor de in de eerste volzin genoemde normfunctie een taakkarakteristiek gegeven.
1.
De betrokkene die is benoemd in een normbetrekking en die het verlof, bedoeld in artikel I-C41, per jaar geniet, wordt gemiddeld voor ten hoogste 930 uren per jaar belast met het geven van onderwijs bedoeld in de taakkarakteristiek. Voor de betrokkene, die gebruik maakt van het verlof, bedoeld in artikel I-C41, zevende lid, en voor wie een arbeidsduur op jaarbasis geldt van 1710 uren respectievelijk 1790 uren wordt in de eerste volzin voor «930 uren» gelezen «961 uren» respectievelijk «1010 uren».
2.
Van het eerste lid kan met het oog op de invulling van de algemene arbeidsduur per jaar bedoeld in artikel I-P3, tweede en derde lid, in het bijzonder onderwijs worden afgeweken op grond van een overeenkomst bedoeld in de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst en in het openbaar onderwijs op grond van een overeenkomst die voldoet aan de voorwaarden zoals die zijn gesteld in genoemde wet.
3.
Binnen een normbetrekking is 10% van de normbetrekking en indien gebruik wordt gemaakt van artikel I-C41, zevende lid, 10% van de arbeidsduur op jaarbasis, bedoeld in artikel I-P3, tweede of derde lid, bestemd voor activiteiten in het kader van de deskundigheidsbevordering. De besteding van het in de eerste volzin bedoelde deel van de normbetrekking respectievelijk de arbeidsduur op jaarbasis wordt door betrokkene bepaald, met dien verstande dat het bevoegd gezag in individuele gevallen en schriftelijk gemotiveerd daarvan kan afwijken.
4.
Na verkregen instemming van het decentraal georganiseerd overleg kan aan instellingen waarvoor op jaarbasis een onderwijstijd geldt van meer dan 1010 doch ten hoogste 1040 uur betrokkene voor maximaal die aan de instelling geldende onderwijstijd worden belast met het geven van onderwijs.
5.
Voor de betrokkene die is benoemd in een betrekking met een omvang van minder dan een normbetrekking wordt het maximum aantal uren, bedoeld in het eerste lid, en de deskundigheidsbevordering, bedoeld in het tweede lid, naar evenredigheid van de werktijdfactor berekend en rekenkundig afgerond op gehele uren.
6.
In individuele gevallen kunnen door het bevoegd gezag en betrokkene van het percentage genoemd in het derde lid afwijkende afspraken worden gemaakt.
1.
De omvang van de betrekking van de betrokkene die aan de instelling is of wordt verbonden en die daarnaast vervangingswerkzaamheden verricht of gaat verrichten aan die instelling of aan een andere instelling waaraan hij uit hoofde van zijn benoeming verbonden kan worden waarvoor hem een gedeelte van een normbetrekking is of wordt toebedeeld die op grond van artikel I-P80 van rechtswege vervalt, wordt voor de duur en de omvang van die werkzaamheden tijdelijk uitgebreid met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in de artikelen I-P22 en I-R108, waarbij voor benoeming wordt gelezen tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang en voor benoemd wordt gelezen een tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang had.
2.
De omvang van de tijdelijke uitbreiding van de betrekking bedoeld in het eerste lid wordt voor de duur waarvoor dit geschiedt afzonderlijk in de akte van benoeming vermeld.
3.
Indien de betrekkingsomvang van een betrokkene die uitsluitend is benoemd voor het verrichten van vervangingswerkzaamheden, tijdelijk is uitgebreid op grond van het eerste lid, wordt die tijdelijke uitbreiding bij beëindiging van eerstbedoelde vervangingswerkzaamheden omgezet in een benoeming.
1.
Voor de betrokkene die is benoemd in verband met de vervanging van een leraar wordt voor de vaststelling van de factor r in artikel I-P15, tweede lid, de werktijdfactor per dag gelijkgesteld met 0,2306, per ochtend met 0,1356 en per middag met 0,095. De werktijdfactor voor een dag waarop aan de school structureel uitsluitend gedurende de ochtend onderwijs wordt gegeven, is bepaald op 0,1628.
2.
Indien de in het eerste lid bedoelde vervanging geschiedt voor korter dan een ochtend dan wel een middag, wordt voor de vaststelling van de factor r in artikel I-P15, tweede lid, het feitelijk aantal uren bepaald op de uitkomst van de formule l x 1,5385, waarbij l gelijk is aan het aantal uren gedurende welke de betrokkene op die dag wordt belast met het geven van onderwijs, bedoeld in de taakkarakteristiek.
1.
Voor de betrokkene, bedoeld in artikel I-Q301, onder a, wiens benoeming als directeur anders dan wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd en die werd bezoldigd volgens de bij deze functie behorende maximumschaal op een bedrag dat hoger is dan het hoogste bedrag in de aanloopschaal van een leraar wordt, in afwijking van artikel I-P78, eerste lid, voor zijn functie waarop hoofdstuk I-R van toepassing is, bij hetzelfde bevoegd gezag aan dezelfde instelling of instellingen een aantal rekeneenheden verbruikt dat overeenkomt met het aantal rekeneenheden dat behoorde bij zijn functie als directeur. De eerste volzin is niet van toepassing indien op grond van artikel I-R107, eerste lid, het salaris van de betrokkene reeds kon worden vastgesteld volgens de bij zijn functie behorende maximumschaal.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op directeuren van wie de betrekking is opgeheven wegens samenvoeging van de desbetreffende instelling of instellingen waaraan de directeur is verbonden, met een of meer andere instellingen.
3.
Het verbruik van rekeneenheden wordt in gevallen, bedoeld in het tweede lid, berekend met inachtneming van de in artikel I-A8, tweede lid, bedoelde voorschriften.
1.
Voor de betrokkene bedoeld in artikel I-Q301, onder b , wiens benoeming als leraar tevens adjunct-directeur anders dan wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd, wordt in afwijking van het bepaalde in artikel I-P78, eerste lid, voor zijn functie als leraar bij hetzelfde bevoegd gezag aan dezelfde instelling of instellingen een aantal rekeneenheden verbruikt dat overeenkomt met het aantal rekeneenheden dat behoorde bij zijn functie als leraar tevens adjunct-directeur, indien:
a. de betrokkene als leraar tevens adjunct-directeur werd bezoldigd volgens de bij die functie behorende maximumschaal op een bedrag dat hoger is dan het hoogste bedrag in de aanloopschaal behorende bij de functie van leraar, of
b. op de betrokkene artikel I-Q307 van toepassing is.
2.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing voor de betrokkene, bedoeld in artikel I-R301, onder b , voor wie de beëindiging van de benoeming als leraar tevens adjunct-directeur het gevolg is van een gelijktijdige daling van het aantal formatierekeneenheden, bedoeld in artikel 16, derde en vierde lid, van het Formatiebesluit WEC of artikel 25, derde en vierde lid, van het Formatiebesluit W.V.O. van 236 naar 171, 98 of 65, van 171 naar 65, van 131 naar 98 of 65, van 98 naar 65 formatierekeneenheden en in redelijkheid niet van het bevoegd gezag kon worden gevergd dat deze functie van leraar tevens adjunct-directeur in de formatie zou worden gehandhaafd.
Artikel I-R601. Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. instelling: een instelling als bedoeld in artikel I-A1, onder d 4;
b. betrokkene, bedoeld in artikel I-A1, onder e 4, voorzover het betreft de consulent dan wel een ander lid van het pedagogisch personeel.
Artikel I-R602. Formatievaststelling
Het bevoegd gezag stelt, met inachtneming van het bepaalde in artikel I-R604, het beleid met betrekking tot de formatie van de consulentenfuncties vast.
Artikel I-R603. Normbetrekking
In het georganiseerd overleg op instellingsniveau als bedoeld in hoofdstuk IV-E kan worden overeengekomen af te wijken van het bepaalde in artikel I-P3, tweede lid, mits daarbij de taakomvang op jaarbasis ongewijzigd blijft.
1.
Onverminderd het bepaalde in het tweede lid, stelt Onze minister voor de normfunctie een taakkarakteristiek en functiebeschrijving en de maximumschaal vast.
2.
In het navolgende schema is een normfunctie vermeld die in de formatie van de consulenten kan zijn opgenomen, met de daarbij behorende maximumschaal.
functie maximumschaal
consulent 10

In de bijlage R5 bij dit besluit zijn voor deze normfunctie een functiebeschrijving en taakkarakteristiek opgenomen.
1.
De betrokkene vervult zijn functie binnen de gebouwen of ruimten waarin de instelling is gehuisvest en op de daarbij behorende terreinen. Het bevoegd gezag dient een voorstel in bij het overlegorgaan op instellingsniveau als bedoeld in hoofdstuk IV-E waarin nadere regels zijn getroffen met betrekking tot de mate waarin de weektaak plaatsgebonden is, met dien verstande dat de plaatsgebondenheid ten minste 65% van de betrekkingomvang bedraagt.
2.
Het bevoegd gezag stelt voor de betrokkene werktijdregelingen vast. Onder werktijdregeling wordt verstaan een voor een periode van langer dan een week opgesteld en van te voren bekendgemaakt schema van aanvang en einde van de dagelijkse werkzaamheden.
3.
Het bevoegd gezag stelt een regeling op met betrekking tot de autorisatie en registratie van afwezigheid.
Artikel I-R606. Periodieke verhoging
Het bepaalde in artikel I-P53, eerste en derde lid, is niet van toepassing.
1.
De omvang van de betrekking van de betrokkene die aan de instelling is of wordt verbonden en die daarnaast vervangingswerkzaamheden verricht of gaat verrichten aan die instelling of aan een andere instelling waaraan hij uit hoofde van zijn benoeming verbonden kan worden, wordt voor de duur van die vervangingswerkzaamheden tijdelijk uitgebreid met ingang van de dag waarop hij feitelijk met de vervanging wordt belast.
2.
Indien een betrokkene wordt belast met werkzaamheden van kennelijk tijdelijke aard ten behoeve van derden en voor zover hij daarvoor niet een vergoeding ontvangt of verlof krijgt, kan het bevoegd gezag bepalen dat de omvang van de betrekking van de betrokkene tijdelijk wordt uitgebreid.
3.
De in het eerste en tweede lid bedoelde uitbreiding wordt voor de duur waarvoor zij geldt afzonderlijk in de akte van benoeming vermeld. De bezoldiging behorende bij deze uitbreiding wordt berekend op grond van het salaris dat voor hem geldt bij de functie waarin hij reeds aan de instelling is benoemd.
Artikel I-R608. Toepassing hoofdstuk I-P en hoofdstuk I-R paragraaf 1
Waar in hoofdstuk I-P en in de artikelen I-R101 tot en met I-R107 sprake is van "31 juli" en "1 augustus" wordt daarvoor bij de toepassing van deze paragraaf gelezen: 31 december respectievelijk 1 januari.
Artikel I-R701. Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. "instelling": een instelling als bedoeld in artikel I-A1, onder d 5;
b. "betrokkene": degene die bij een instelling is benoemd in een leraarsfunctie voor het vormingswerk.
Artikel I-R702. Formatievaststelling
Het bevoegd gezag stelt, met inachtneming van het bepaalde in artikel I-R704, het beleid met betrekking tot de formatie van de leraarsfuncties vast.
Artikel I-R703. Normbetrekking
In het georganiseerd overleg op instellingsniveau als bedoeld in hoofdstuk IV-E kan worden overeengekomen af te wijken van het bepaalde in artikel I-P3, tweede lid, onder a , mits daarbij de taakomvang op jaarbasis ongewijzigd blijft.
1.
De normfunctie die in de formatie van de leraren kan zijn opgenomen is de functie van leraar vormingswerk waarvoor als maximumschaal geldt schaal 9. In de bijlage R6 bij dit besluit is voor deze normfunctie een taakkarakteristiek gegeven.
2.
Indien de instelling deel uitmaakt van een horizontale scholengemeenschap als bedoeld in artikel I-Q101, eerste lid, onderdeel c , sub 2, die programma’s aanbiedt overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.12 van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs, is voor de betrokkene die in overwegende mate de werkzaamheden behorende bij deze programma’s verzorgt, in afwijking van het eerste lid, de in de bijlage R11 opgenomen taakkarakteristiek voor de normfunctie van leraar C van overeenkomstige toepassing. Voor deze betrokkene is schaal 10 de maximumschaal.
1.
De betrokkene vervult zijn functie binnen de gebouwen of ruimten waarin de instelling is gehuisvest en op de daarbij behorende terreinen. Het bevoegd gezag dient een voorstel in bij het overlegorgaan op instellingsniveau als bedoeld in hoofdstuk IV-E waarin nadere regels zijn getroffen met betrekking tot de mate waarin de weektaak plaatsgebonden is, met dien verstande dat de plaatsgebondenheid ten minste 65% van de betrekkingsomvang bedraagt.
2.
Het bevoegd gezag stelt voor de betrokkene werktijdregelingen vast. Onder werktijdregeling wordt verstaan een voor een periode van langer dan een week opgesteld en van te voren bekendgemaakt schema van aanvang en einde van de dagelijkse werkzaamheden.
3.
Het bevoegd gezag stelt een regeling op met betrekking tot de werktijd alsmede met betrekking tot de autorisatie en registratie van afwezigheid.
Artikel I-R706. Periodieke verhoging
Het bepaalde in artikel I-P53, eerste en derde lid, is niet van toepassing.
1.
Voor de betrokkene die bij wijze van waarneming tijdelijk wordt belast met de volledige vervanging van een functionaris bij wiens functie een hogere maximumschaal behoort, die gedurende meer dan 30 aaneengesloten kalenderdagen anders dan wegens vakantieverlof verhinderd is de werkzaamheden voortvloeiende uit zijn functie te verrichten, wordt met ingang van de 31e dag van de vervanging en zolang hij met de volledige vervanging is belast, een salaris vastgesteld alsof hij in die functie was benoemd.
2.
Na de beëindiging van de volledige vervanging, bedoeld in het eerste lid, wordt het salaris van de betrokkene die met de vervanging was belast, vastgesteld op het bedrag dat behoort bij de schaal en het salarisnummer die voor hem zouden hebben gegolden indien de vervanging niet zou hebben plaatsgevonden.
1.
De omvang van de betrekking van de betrokkene die reeds aan de instelling is verbonden en die vervangingswerkzaamheden verricht aan die instelling of aan een andere instelling waaraan hij uit hoofde van zijn benoeming verbonden kan worden, wordt voor de duur van die vervangingswerkzaamheden tijdelijk uitgebreid met ingang van de dag waarop hij feitelijk met de vervanging wordt belast.
2.
Indien een betrokkene wordt belast met werkzaamheden van kennelijk tijdelijke aard ten behoeve van derden en voor zover hij daarvoor niet een vergoeding ontvangt of verlof krijgt, kan het bevoegd gezag bepalen dat de omvang van de betrekking van de betrokkene tijdelijk wordt uitgebreid.
3.
De in het eerste en tweede lid bedoelde uitbreiding wordt voor de duur waarvoor zij geldt afzonderlijk in de akte van benoeming vermeldt. De bezoldiging behorende bij deze uitbreiding wordt berekend op grond van het salaris dat voor hem geldt bij de functie waarin hij reeds aan de instelling is benoemd.
Artikel I-R801. Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. "instelling": een instelling als bedoeld in artikel I-A1, onder d 10;
b. "betrokkene": degene die bij een instelling is benoemd in een functie als bedoeld in artikel I-R804.
Artikel I-R802. Formatievaststelling
Het bevoegd gezag stelt, in afwijking van artikel I-P3, derde lid, tweede tot en met vierde volzin, en met inachtneming van het bepaalde in artikel I-R804, het beleid met betrekking tot de formatie van het instructiepersoneel vast.
Artikel I-R803. Normbetrekking
In het georganiseerd overleg op instellingsniveau als bedoeld in hoofdstuk IV-E kan worden overeengekomen af te wijken van het bepaalde in artikel I-P3, tweede lid, onder a , mits daarbij de taakomvang op jaarbasis ongewijzigd blijft.
1.
Onverminderd het bepaalde in het tweede lid, stelt Onze Minister voor de normfuncties taakkarakteristieken of functiebeschrijvingen en maximumschalen vast.
2.
In onderstaand schema zijn normfuncties vermeld die in de formatie van het instructiepersoneel kunnen zijn opgenomen, met de daarbij behorende maximumschalen.
Functie Maximumschaal
1. Instructeur 9
2. Hoofdinstructeur 10
3. Stafinstructeur A 11
4. Stafinstructeur B 12

In de bijlage R7 zijn voor de normfuncties, vermeld in bovenstaand schema, functiebeschrijvingen en taakkarakteristieken opgenomen.
1.
De betrokkene vervult zijn functie binnen de gebouwen of ruimten waarin de instelling is gehuisvest en op de daarbij behorende terreinen. Het bevoegd gezag dient een voorstel in bij het overlegorgaan op instellingsniveau als bedoeld in hoofdstuk IV-E waarin nadere regels zijn getroffen met betrekking tot de mate waarin de weektaak plaatsgebonden is, met dien verstande dat de plaatsgebondenheid ten minste 65% van de betrekkingsomvang bedraagt.
2.
Het bevoegd gezag stelt voor de betrokkene werktijdregelingen vast. Onder werktijdregeling wordt verstaan een voor een periode van langer dan een week opgesteld en van te voren bekendgemaakt schema van aanvang en einde van de dagelijkse werkzaamheden.
3.
Het bevoegd gezag stelt een regeling op met betrekking tot de werktijd alsmede met betrekking tot de autorisatie en registratie van afwezigheid.
Artikel I-R806. Periodieke verhoging
Het bepaalde in artikel I-P53, eerste en derde lid, is niet van toepassing.
Artikel I-R807. Restrictie toepassing artikelen I-P53 en I-P55 tot en met I-P58
Het is het bevoegd gezag niet toegestaan de betrokkene extra beloning toe te kennen in de vorm van een periodieke verhoging, bedoeld in artikel I-P53, in de vorm van een buitengewone toelage, bedoeld in artikel I-P55, in de vorm van een gratificatie, bedoeld in artikel I-P56, dan wel in de vorm van uitkering of toelage om redenen van werving en behoud als bedoeld in de artikelen I-P57 en I-P58, in situaties waarin tevens sprake is van gedwongen ontslag van een of meer personeelsleden.
1.
Voor de betrokkene, die bij wijze van waarneming tijdelijk wordt belast met de volledige vervanging van een functionaris bij wiens functie een hogere maximumschaal behoort, die gedurende meer dan 30 aaneengesloten kalenderdagen anders dan wegens vakantieverlof verhinderd is de werkzaamheden uit zijn functie te verrichten, wordt met ingang van de 31e dag van de vervanging en zolang hij met de volledige vervanging is belast, een salaris vastgesteld alsof hij in die functie was benoemd.
2.
Na de beëindiging van de volledige vervanging, bedoeld in het eerste lid, wordt het salaris van de betrokkene, die met de vervanging was belast, vastgesteld op het bedrag dat behoort bij de schaal en het salarisnummer die voor hem zouden hebben gegolden indien de vervanging niet zou hebben plaatsgevonden.
1.
De omvang van de betrekking van de betrokkene die reeds aan de instelling is verbonden en die vervangingswerkzaamheden verricht aan die instelling of aan een andere instelling waaraan hij uit hoofde van zijn benoeming verbonden kan worden, wordt voor de duur van die vervangingswerkzaamheden tijdelijk uitgebreid met ingang van de dag waarop hij feitelijk met de vervanging wordt belast.
2.
Indien een betrokkene wordt belast met werkzaamheden van kennelijk tijdelijke aard ten behoeve van derden en voor zover hij daarvoor niet een vergoeding ontvangt of verlof krijgt, kan het bevoegd gezag bepalen dat de omvang van de betrekking van de betrokkene tijdelijk wordt uitgebreid.
3.
De in het eerste en tweede lid bedoelde uitbreiding wordt voor de duur waarvoor zij geldt afzonderlijk in de akte van benoeming vermeld. De bezoldiging behorende bij deze uitbreiding wordt berekend op grond van het salaris dat voor hem geldt bij de functie waarin hij reeds aan de instelling is benoemd.
Artikel I-R901. Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaat onder:
a. instelling: een instelling als bedoeld in artikel I-A1, onder d 6;
b. betrokkene: een lid van het educatief personeel dat bij een bevoegd gezag is benoemd aan een instelling bedoeld in artikel I-A1, onder d 6.
Artikel I-R902. Normfunctie
De normfunctie die aan een instelling kan voorkomen, is die van educatief werker en de daarbij behorende maximumschaal is schaal 9. In de bijlage R8 bij dit besluit is voor de normfunctie een taakkarakteristiek gegeven.
Artikel I-R903. Inschaling ex-vrijwilliger in de basiseducatie
Het salaris van de educatief werker, die voorafgaand aan zijn benoeming bij een bevoegd gezag aan een instelling als bedoeld in artikel I-A1, onder d 6, gedurende ten minste 4 jaar jaarlijks 60 of meer werkdagen aan zo’n instelling werkzaamheden heeft verricht waaraan geen inkomsten uit of in verband met arbeid waren verbonden, en die daarbij relevante ervaring heeft opgedaan, wordt onverminderd het bepaalde in de artikelen I-P7 tot en met I-P10 vastgesteld op het salaris dat één periodieke verhoging hoger is dan de aanvang van het carrièrepatroon dat bij zijn functie hoort.
Artikel I-R904. Verdeling der werkzaamheden
De betrokkene wordt voor ten hoogste 3/5 deel van zijn weektaakomvang belast met begeleiding van groepen deelnemers en individuele deelnemers.
1.
De functie van de betrokkene wordt vervuld binnen de gebouwen of ruimten waarin de instelling of instellingen zijn gehuisvest en op de daarbij behorende terreinen, tenzij de aard van de te verrichten werkzaamheden zich daartegen verzet.
2.
Het bevoegd gezag stelt voor de betrokkene werktijdregelingen vast. Onder werktijdregeling wordt verstaan een voor een periode van langer dan een week opgesteld en van te voren bekendgemaakt schema van aanvang en einde van de dagelijkse werkzaamheden.
1.
De omvang van de betrekking van de betrokkene die aan de instelling is of wordt verbonden en die daarnaast vervangingswerkzaamheden verricht of gaat verrichten aan die instelling of aan een andere instelling waaraan hij uit hoofde van zijn benoeming verbonden kan worden, wordt voor de duur van die vervangingswerkzaamheden tijdelijk uitgebreid met ingang van de dag waarop hij feitelijk met de vervanging wordt belast.
2.
Indien een betrokkene wordt belast met werkzaamheden van kennelijk tijdelijke aard ten behoeve van derden en voor zover hij daarvoor niet een vergoeding ontvangt of verlof krijgt, kan het bevoegd gezag bepalen dat de omvang van de betrekking van de betrokkene tijdelijk wordt uitgebreid.
3.
De in het eerste en tweede lid bedoelde uitbreiding wordt voor de duur waarvoor zij geldt afzonderlijk in de akte van benoeming vermeld. De bezoldiging behorende bij deze uitbreiding wordt berekend op grond van het salaris dat voor hem geldt bij de functie waarin hij reeds aan de instelling is benoemd.
Artikel I-R907. Toepassing bepalingen bij horizontale scholengemeenschap
Voor de betrokkene die in overwegende mate werkzaam is in de component basiseducatie van een horizontale scholengemeenschap als bedoeld in artikel I-Q101, eerste lid, onderdeel c , sub 2, zijn de artikelen I-R1502, I-R1503 en I-R1505 tot en met I-R1508 van overeenkomstige toepassing. De artikelen I-R902 tot en met I-R905 zijn eveneens van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat deze artikelen slechts toepassing vinden voor het gedeelte dat de betrokkene werkzaam is in de component basiseducatie.
Artikel I-R1201. Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. "instelling": een instelling als bedoeld in artikel I-A1, onder d 14;
b. "betrokkene": degene die bij een bevoegd gezag aan een instelling is benoemd in een functie als bedoeld in de artikelen I-R1204, I-R1211 en I-R1212;
c. "verticale scholengemeenschap": een scholengemeenschap, bedoeld in artikel I-Q101, eerste lid, onderdeel c onder 3.
Artikel I-R1202. Formatievaststelling
Het bevoegd gezag stelt, met inachtneming van het bepaalde in artikel I-R1203, het beleid van met betrekking tot de formatie van de leraarsfuncties vast.
Artikel I-R1203. Normbetrekking
In het georganiseerd overleg op instellingsniveau als bedoeld in hoofdstuk IV-E kan worden overeengekomen af te wijken van het bepaalde in artikel I-P3, tweede lid, mits daarbij de taakomvang op jaarbasis ongewijzigd blijft.
1.
Onverminderd het bepaalde in het tweede lid, stelt Onze minister voor de normfuncties taakkarakteristieken of functiebeschrijvingen en maximumschalen vast.
2.
In het navolgende schema is een aantal normfuncties vermeld die in de formatie van de leraren kunnen zijn opgenomen, met de daarbij behorende maximumschaal.
Functie Maximumschaal
leraar A 12
leraar B 11
leraar C 10

In de bijlage R9 bij dit besluit zijn voor de normfuncties, vermeld in bovenstaand schema, functiebeschrijvingen en taakkarakteristieken opgenomen.
1.
De betrokkene vervult zijn functie binnen de gebouwen of ruimten waarin de instelling of instellingen zijn gehuisvest en op de daarbij behorende terreinen. Het bevoegd gezag dient een voorstel in bij het overlegorgaan op instellingsniveau als bedoeld in hoofdstuk IV-E waarin nadere regels zijn getroffen met betrekking tot de mate waarin de weektaak plaatsgebonden is, met dien verstande dat de plaatsgebondenheid ten minste 65% van de betrekkingomvang bedraagt.
2.
Het bevoegd gezag stelt voor de betrokkene werktijdregelingen vast. Onder werktijdregeling wordt verstaan een voor een periode van langer dan een week opgesteld en van te voeren bekendgemaakt schema van aanvang en einde van de dagelijkse werkzaamheden.
3.
Het bevoegd gezag stelt een regeling op met betrekking tot de werktijd alsmede met betrekking tot de autorisatie en registratie van afwezigheid.
Artikel I-R1206. Periodieke verhoging
Het bepaalde in artikel I-P53, eerste en derde lid, is niet van toepassing.
1.
Voor de betrokkene die bij wijze van waarneming tijdelijk wordt belast met de volledige vervanging van een functionaris bij wiens functie een hogere maximumschaal behoort, die gedurende meer dan 30 aaneengesloten kalenderdagen anders dan wegens vakantieverlof verhinderd is de werkzaamheden voortvloeiende uit zijn functie te verrichten, wordt met ingang van de 31e dag van de vervanging en zo lang hij met de volledige vervanging is belast, een salaris vastgesteld alsof hij in die functie was benoemd.
2.
Na de beëindiging van de volledige vervanging, bedoeld in het eerste lid, wordt het salaris van de betrokkene die met de vervanging was belast, vastgesteld op het bedrag dat behoort bij de schaal en het salarisnummer die voor hem zouden hebben gegolden indien de vervanging niet zou hebben plaatsgevonden.
1.
De omvang van de betrekking van de betrokkene die aan de instelling is of wordt verbonden en die daarnaast vervangingswerkzaamheden verricht of gaat verrichten aan die instelling of aan een andere instelling waaraan hij uit hoofde van zijn benoeming verbonden kan worden, wordt voor de duur van die vervangingswerkzaamheden tijdelijk uitgebreid met ingang van de dag waarop hij feitelijk met de vervanging wordt belast.
2.
Indien een betrokkene wordt belast met werkzaamheden van kennelijk tijdelijke aard ten behoeve van derden en voor zover hij daarvoor niet een vergoeding ontvangt of verlof krijgt, kan het bevoegd gezag bepalen dat de omvang van de betrekking van de betrokkene tijdelijk wordt uitgebreid.
3.
De in het eerste en tweede lid bedoelde uitbreiding wordt voor de duur waarvoor zij geldt afzonderlijk in de akte van benoeming vermeld. De bezoldiging behorende bij deze uitbreiding wordt berekend op grond van het salaris dat voor hem geldt bij de functie waarin hij reeds aan de instelling is benoemd.
Artikel I-R1301. Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. "instelling": een instelling als bedoeld in artikel I-A1, onder d 15;
b. "betrokkene": degene die bij een bevoegd gezag aan een instelling is benoemd in een functie als bedoeld in artikel I-R1305.
1.
Het bevoegd gezag stelt met inachtneming van het bepaalde in artikel I-R1304, het beleid met betrekking tot de formatie van de leraarsfuncties vast.
2.
De formatie voor de instelling wordt onderscheidenlijk vastgesteld voor:
a. de component lager landbouwonderwijs; en
b. de component, niet zijnde lager landbouwonderwijs.
Artikel I-R1303. Toedeling formatie l.l.o.-component
De in gevolge artikel I-R1302, tweede lid, vastgestelde formatie ten behoeve van de component lager landbouwonderwijs wordt uitsluitend ingezet ten behoeve van die component.
Artikel I-R1304. Normbetrekking
In het georganiseerd overleg op instellingsniveau als bedoeld in hoofdstuk IV-E kan worden overeengekomen af te wijken van het bepaalde in artikel I-P3, tweede lid, mits daarbij de taakomvang op jaarbasis ongewijzigd blijft.
1.
Onverminderd het bepaalde in de volgende leden, stelt Onze minister voor de normfuncties taakkarakteristieken of functiebeschrijvingen en maximumschalen vast.
2.
In het navolgende schema is een aantal normfuncties vermeld die in de formatie van de leraren, werkzaam in de component niet zijnde lager landbouwonderwijs dan wel beroepsbegeleidend onderwijs, kunnen zijn opgenomen, met de daarbij behorende maximumschaal.
Functie Maximumschaal
leraar A 12
leraar B 11
leraar C 10


In de bijlage R9 bij dit besluit, zijn voor de normfuncties, vermeld in bovenstaand schema, functiebeschrijvingen en taakkarakteristieken opgenomen.
3.
Voor de leraar, in overwegende mate werkzaam in de component lager landbouwonderwijs is in afwijking van het eerste lid, de in de bijlage R3 bij dit besluit opgenomen taakkarakteristiek voor de normfunctie leraar voortgezet onderwijs van overeenkomstige toepassing. Voor deze leraar is schaal 10 de maximumschaal.
4.
Voor de leraar in overwegende mate werkzaam in de component beroepsbegeleidend onderwijs is in afwijking van het eerste lid artikel I-R1504 van overeenkomstige toepassing met inbegrip van de daarbij behorende bijlage R11, dan wel geldt de normfunctie leraar/consulent beroepsbegeleidend onderwijs.
In bijlage R11 a bij dit besluit zijn voor de normfunctie leraar/consulent beroepsbegeleidend onderwijs functiebeschrijvingen en taakkarakteristieken opgenomen.
1.
De betrokkene vervult zijn functie binnen de gebouwen of ruimten waarin de instelling of instellingen zijn gehuisvest en op de daarbij behorende terreinen. Het bevoegd gezag dient een voorstel in bij het overlegorgaan op instellingsniveau als bedoeld in hoofdstuk IV-E waarin nadere regels zijn getroffen met betrekking tot de mate waarin de weektaak plaatsgebonden is, met dien verstande dat de plaatsgebondenheid ten minste 65% van de betrekkingsomvang bedraagt.
2.
Het bevoegd gezag stelt voor de betrokkene werktijdregelingen vast. Onder werktijdregeling wordt verstaan een voor een periode van langer dan een week opgesteld en van te voren bekendgemaakt schema van aanvang en einde van de dagelijkse werkzaamheden.
3.
Het bevoegd gezag stelt een regeling op met betrekking tot de werktijd alsmede met betrekking tot de autorisatie en registratie van afwezigheid.
Artikel I-R1307. Periodieke verhoging
Het bepaalde in artikel I-P53, eerste en derde lid, is niet van toepassing.
Artikel I-R1308. Restrictie toepassing artikelen I-P53 en I-P55 tot en met I-P58
Het is het bevoegd gezag niet toegestaan de betrokkene extra beloning toe te kennen in de vorm van periodieke verhoging, bedoeld in artikel I-P53, in de vorm van buitengewone toelage, bedoeld in artikel I-P55, in de vorm van gratificatie, bedoeld in artikel I-P56, dan wel in de vorm van uitkering of toelage om redenen van werving en behoud als bedoeld in de artikelen I-P57 en I-P58, in situaties waarin tevens sprake is van gedwongen ontslag van een of meer personeelsleden.
1.
Voor de betrokkene, die bij wijze van waarneming tijdelijk wordt belast met de volledige vervanging van een functionaris bij wiens functie een hogere maximumschaal behoort, die gedurende meer dan 30 aaneengesloten kalenderdagen anders dan wegens vakantieverlof verhinderd is de werkzaamheden voortvloeiende uit zijn functie te verrichten, wordt met ingang van de 31e dag van de vervanging en zolang hij met de volledige vervanging is belast, een salaris vastgesteld alsof hij in die functie was benoemd.
2.
Na de beëindiging van de volledige vervanging, bedoeld in het eerste lid, wordt het salaris van de betrokkene die met de vervanging was belast, vastgesteld op het bedrag dat behoort bij de schaal en het salarisnummer die voor hem zouden hebben gegolden indien de vervanging niet zou hebben plaatsgevonden.
1.
De omvang van de betrekking van de betrokkene die aan de instelling is of wordt verbonden en die daarnaast vervangingswerkzaamheden verricht of gaat verrichten aan die instelling of aan een andere instelling waaraan hij uit hoofde van zijn benoeming verbonden kan worden, wordt voor de duur van die vervangingswerkzaamheden tijdelijk uitgebreid met ingang van de dag waarop hij feitelijk met de vervanging wordt belast.
2.
Indien een betrokkene wordt belast met werkzaamheden van kennelijk tijdelijke aard ten behoeve van derden en voor zover hij daarvoor niet een vergoeding ontvangt of verlof krijgt, kan het bevoegd gezag bepalen dat de omvang van de betrekking van de betrokkene tijdelijk wordt uitgebreid.
3.
De in het eerste en tweede lid bedoelde uitbreiding wordt voor de duur waarvoor zij geldt afzonderlijk in de akte van benoeming vermeld. De bezoldiging behorende bij deze uitbreiding wordt berekend op grond van het salaris dat voor hem geldt bij de functie waarin hij reeds aan de instelling is benoemd.
Artikel I-R1401. Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. "instelling": een instelling als bedoeld in artikel I-A1, onder d 17;
b. "betrokkene": degene die bij een bevoegd gezag aan een instelling is benoemd in een functie als bedoeld in de artikelen I-R1404, I-R1411 en I-R1412;
c. "verticale scholengemeenschap": een scholengemeenschap, bedoeld in artikel I-Q101, eerste lid, onderdeel c onder 3.
Artikel I-R1402. Formatievaststelling
Het bevoegd gezag stelt, met inachtneming van het bepaalde in artikel I-R1404, het beleid met betrekking tot de formatie van de leraarsfuncties vast.
Artikel I-R1403. Normbetrekking
In het georganiseerd overleg op instellingsniveau als bedoeld in hoofdstuk IV-E kan worden overeengekomen af te wijken van het bepaalde in artikel I-P3, tweede lid, mits daarbij de taakomvang op jaarbasis ongewijzigd blijft.
1.
Onverminderd het bepaalde in het tweede lid, stelt Onze minister voor de normfuncties taakkarakteristieken en functiebeschrijvingen en maximumschalen vast.
2.
In onderstaand schema zijn normfuncties vermeld die in de formatie van de leraren kunnen zijn opgenomen, met de daarbij behorende maximumschalen.
functie maximumschaal
leraar A 12
leraar C 10

In bijlage R10 bij dit besluit zijn voor de normfuncties, vermeld in bovenstaand schema, functiebeschrijvingen en taakkarakteristieken opgenomen.
3.
Voor de leraar, in overwegende mate werkzaam in het deeltijd m.e.a.o. is in afwijking van het eerste lid, de in de bijlage R11 bij dit besluit opgenomen taakkarakteristiek voor de normfunctie leraar B en C van overeenkomstige toepassing.
1.
De betrokkene vervult zijn werkzaamheden binnen de gebouwen of ruimten waarin de instelling of instellingen zijn gehuisvest en op de daarbij behorende terreinen. Het bevoegd gezag dient een voorstel in bij het overlegorgaan op instellingsniveau als bedoeld in hoofdstuk IV-E waarin nadere regels zijn getroffen met betrekking tot de mate waarin de weektaak plaatsgebonden is, met dien verstande dat de plaatsgebondenheid ten minste 65% van de betrekkingsomvang bedraagt.
2.
Het bevoegd gezag stelt voor de betrokkene werktijdregelingen vast. Onder werktijdregeling wordt verstaan een voor een periode van langer dan een week opgesteld en van te voren bekendgemaakt schema van aanvang en einde van de dagelijkse werkzaamheden.
3.
Het bevoegd gezag stelt een regeling op met betrekking tot de autorisatie en registratie van afwezigheid.
Artikel I-R1406. Periodieke verhoging
Het bepaalde in artikel I-P53, eerste en derde lid, is niet van toepassing.
1.
Voor de betrokkene die bij wijze van waarneming tijdelijk wordt belast met de volledige vervanging van een functionaris bij wiens functie een hogere maximumschaal behoort, die gedurende meer dan 30 aaneengesloten kalenderdagen anders dan wegens vakantieverlof verhinderd is de werkzaamheden voortvloeiende uit zijn functie te verrichten, wordt met ingang van de 31e dag van de vervanging en zolang hij met de volledige vervanging is belast, een salaris vastgesteld alsof hij in die functie was benoemd.
2.
Na de beëindiging van de volledige vervanging, bedoeld in het eerste lid, wordt het salaris van de betrokkene die met de vervanging was belast, vastgesteld op het bedrag dat behoort bij de schaal en het salarisnummer die voor hem zouden hebben gegolden indien de vervanging niet zou hebben plaatsgevonden.
1.
De omvang van de betrekking van de betrokkene die aan de instelling is of wordt verbonden en die daarnaast vervangingswerkzaamheden verricht of gaat verrichten aan die instelling of aan een andere instelling waaraan hij uit hoofde van zijn benoeming verbonden kan worden, wordt voor de duur van die vervangingswerkzaamheden tijdelijk uitgebreid met ingang van de dag waarop hij feitelijk met de vervanging wordt belast.
2.
Indien een betrokkene wordt belast met werkzaamheden van kennelijk tijdelijke aard ten behoeve van derden en voor zover hij daarvoor niet een vergoeding ontvangt of verlof krijgt, kan het bevoegd gezag bepalen dat de omvang van de betrekking van de betrokkene tijdelijk wordt uitgebreid.
3.
De in het eerste en tweede lid bedoelde uitbreiding wordt voor de duur waarvoor zij geldt afzonderlijk in de akte van benoeming vermeld. De bezoldiging behorende bij deze uitbreiding wordt berekend op grond van het salaris dat voor hem geldt bij de functie waarin hij reeds aan de instelling is benoemd.
Artikel I-R1501. Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. "instelling": een instelling als bedoeld in artikel I-A1, onder d 18;
b. "betrokkene": degene die bij een bevoegd gezag aan een instelling is benoemd in een functie als bedoeld in de artikelen I-R1504, I-R1511 en I-R1512;
c. "verticale scholengemeenschap": een scholengemeenschap, bedoeld in artikel I-Q101, eerste lid, onderdeel c onder 3.
Artikel I-R1502. Formatievaststelling
Het bevoegd gezag stelt, met inachtneming van het bepaalde in artikel I-R1504, het beleid met betrekking tot de formatie van de leraarsfuncties vast.
1.
In het georganiseerd overleg op instellingsniveau als bedoeld in hoofdstuk IV-E kan worden overeengekomen af te wijken van het bepaalde in artikel I-P3, tweede lid, mits daarbij de taakomvang op jaarbasis ongewijzigd blijft.
1.
Onverminderd het bepaalde in het tweede lid, stelt Onze minister voor de normfuncties taakkarakteristieken en functiebeschrijvingen en maximumschalen vast.
2.
In onderstaand schema zijn normfuncties vermeld die in de formatie van de leraren kunnen zijn opgenomen, met de daarbij behorende maximumschalen.
functie maximumschaal
leraar A 12
leraar B 11
leraar C 10

In bijlage R11 bij dit besluit zijn voor de normfuncties, vermeld in bovenstaand schema, functiebeschrijvingen en taakkarakteristieken opgenomen.
1.
De betrokkene vervult zijn werkzaamheden binnen de gebouwen of ruimten waarin de instelling of instellingen zijn gehuisvest en op de daarbij behorende terreinen. Het bevoegd gezag dient een voorstel in bij het overlegorgaan op instellingsniveau als bedoeld in hoofdstuk IV-E waarin nadere regels zijn getroffen met betrekking tot de mate waarin de weektaak plaatsgebonden is, met dien verstande dat de plaatsgebondenheid ten minste 65% van de betrekkingsomvang bedraagt.
2.
Het bevoegd gezag stelt voor de betrokkene werktijdregelingen vast. Onder werktijdregeling wordt verstaan een voor een periode van langer dan een week opgesteld en van te voren bekendgemaakt schema van aanvang en einde van de dagelijkse werkzaamheden.
3.
Het bevoegd gezag stelt een regeling op met betrekking tot de werktijd alsmede met betrekking tot de autorisatie en registratie van afwezigheid.
Artikel I-R1506. Periodieke verhoging
Het bepaalde in artikel I-P53, eerste en derde lid, is niet van toepassing.
1.
Voor de betrokkene die bij wijze van waarneming tijdelijk wordt belast met de volledige vervanging van een functionaris bij wiens functie een hogere maximumschaal behoort, die gedurende meer dan 30 aaneengesloten kalenderdagen anders dan wegens vakantieverlof verhinderd is de werkzaamheden voortvloeiende uit zijn functie te verrichten, wordt met ingang van de 31e dag van de vervanging en zolang hij met de volledige vervanging is belast, een salaris vastgesteld alsof hij in die functie was benoemd.
2.
Na de beëindiging van de volledige vervanging, bedoeld in het eerste lid, wordt het salaris van de betrokkene die met de vervanging was belast, vastgesteld op het bedrag dat behoort bij de schaal en het salarisnummer die voor hem zouden hebben gegolden indien de vervanging niet zou hebben plaatsgevonden.
1.
De omvang van de betrekking van de betrokkene die aan de instelling is of wordt verbonden en die daarnaast vervangingswerkzaamheden verricht of gaat verrichten aan die instelling of aan een andere instelling waaraan hij uit hoofde van zijn benoeming verbonden kan worden, wordt voor de duur van die vervangingswerkzaamheden tijdelijk uitgebreid met ingang van de dag waarop hij feitelijk met de vervanging wordt belast.
2.
Indien een betrokkene wordt belast met werkzaamheden van kennelijk tijdelijke aard ten behoeve van derden en voor zover hij daarvoor niet een vergoeding ontvangt of verlof krijgt, kan het bevoegd gezag bepalen dat de omvang van de betrekking van de betrokkene tijdelijk wordt uitgebreid.
3.
De in het eerste en tweede lid bedoelde uitbreiding wordt voor de duur waarvoor zij geldt afzonderlijk in de akte van benoeming vermeld. De bezoldiging behorende bij deze uitbreiding wordt berekend op grond van het salaris dat voor hem geldt bij de functie waarin hij reeds aan de instelling is benoemd.