1.
Gedeputeerde staten zijn in ieder geval bevoegd:
a.
het dagelijks bestuur van de provincie te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet provinciale staten of de commissaris van de Koning hiermee zijn belast;
b.
beslissingen van provinciale staten voor te bereiden en uit te voeren, tenzij bij of krachtens de wet de commissaris hiermee is belast;
c.
regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de provincie, met uitzondering van de organisatie van de griffie;
d.
ambtenaren, niet zijnde de griffier en de op de griffie werkzame ambtenaren, te benoemen, te schorsen en te ontslaan;
e.
tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de provincie te besluiten;
f.
te besluiten namens de provincie, provinciale staten of gedeputeerde staten rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij provinciale staten, voor zover het provinciale staten aangaat, in voorkomende gevallen anders beslissen.
g.
toezicht te houden op waterstaatswerken, voor zover niet bij de wet het toezicht aan anderen is opgedragen of de waterstaatswerken in beheer zijn bij het Rijk;
h.
ten aanzien van de voorbereiding van de civiele verdediging.
2.
Gedeputeerde staten besluiten slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat provinciale staten een ontwerp-besluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van gedeputeerde staten te brengen.
3.
Gedeputeerde staten nemen, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.
1.
Gedeputeerde staten kunnen aan een door hen ingestelde bestuurscommissie bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.
3.
Gedeputeerde staten nemen geen besluit op grond van het eerste lid dan nadat provinciale staten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van gedeputeerde staten te brengen.
1.
De voorschriften met betrekking tot de bevoegdheid van gedeputeerde staten, de uitoefening daarvan en het toezicht daarop, zijn ten aanzien van de ingevolge artikel 163 toegekende bevoegdheden van overeenkomstige toepassing.
2.
Onder de in het eerste lid bedoelde voorschriften zijn niet begrepen die betreffende vergaderingen.
1.
Gedeputeerde staten kunnen een of meer van hun leden machtigen tot uitoefening van een of meer van hun bevoegdheden, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet.
2.
Een krachtens machtiging uitgeoefende bevoegdheid wordt uit naam en onder verantwoordelijkheid van gedeputeerde staten uitgeoefend.
3.
Gedeputeerde staten kunnen te dien aanzien alle aanwijzingen geven die zij nodig achten.
1.
Gedeputeerde staten en elk van hun leden afzonderlijk zijn aan provinciale staten verantwoording schuldig over het door hen gevoerde bestuur.
2.
Zij geven provinciale staten alle inlichtingen die provinciale staten voor de uitoefening van hun taak nodig hebben.
3.
Zij geven provinciale staten mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.
4.
Zij geven provinciale staten vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in
artikel 158, eerste lid, onder e, f en h, indien provinciale staten daarom verzoeken of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de provincie. In het laatste geval nemen gedeputeerde staten geen besluit dan nadat provinciale staten hun wensen en bedenkingen terzake ter kennis van gedeputeerde staten hebben kunnen brengen.
5.
Indien de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in
artikel 158, eerste lid, onder f, geen uitstel kan lijden, geven zij in afwijking van het vierde lid provinciale staten zo spoedig mogelijk inlichtingen over de uitoefening van deze bevoegdheid en het terzake genomen besluit.
Artikel 168
Een door provinciale staten te maken verordening regelt de behandeling door gedeputeerde staten van administratieve geschillen, aan hun beslissing onderworpen.
2.
Getuigen en deskundigen kunnen al dan niet op verzoek van belanghebbenden door gedeputeerde staten worden opgeroepen.
3.
De opgeroepenen zijn verplicht aan de oproeping gevolg te geven. De getuigen zijn verplicht getuigenis af te leggen, de deskundigen hun diensten als zodanig te verlenen, een en ander behoudens verschoning wegens ambts- of beroepsgeheim. De getuigen leggen de eed of de belofte af dat zij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zullen spreken, de deskundigen dat zij verslag zullen doen naar hun geweten.
4.
Gedeputeerde staten kunnen bevelen dat getuigen of deskundigen die, hoewel wettelijk opgeroepen, niet zijn verschenen, door de openbare macht voor hen worden gebracht om aan hun verplichtingen te voldoen.
5.
Getuigen en deskundigen, door gedeputeerde staten opgeroepen, ontvangen desverlangd uit de provinciale kas een door provinciale staten te regelen vergoeding voor reis- en verblijfkosten en tijdsverzuim.
Artikel 170
Artikel 169 is eveneens van toepassing in die gevallen waarvoor het provinciebestuur een behandeling op de voet van de verordening, bedoeld in artikel 168 heeft voorgeschreven.
1.
Voor de behandeling van de zaken, bedoeld in de artikelen 168 en 170, vormen gedeputeerde staten uit hun college een of meer kamers.
2.
Elke kamer telt ten minste drie leden, waartoe ook de commissaris van de Koning als voorzitter behoren kan.
3.
Gedeputeerde staten regelen samenstelling en werkzaamheden der kamers.
4.
De voorzitter van een kamer kan de behandeling van eenvoudige zaken aan een enkelvoudige kamer, bestaande uit één door hem uit de kamer aan te wijzen lid, opdragen. Dit lid is te allen tijde bevoegd, indien naar zijn oordeel de zaak niet van eenvoudige aard is, deze naar de bevoegde kamer terug te wijzen.
5.
Op de behandeling door deze kamers is het bij of krachtens de artikelen 168 en 169 bepaalde van overeenkomstige toepassing.
6.
De uitspraken van de meervoudige kamers onderscheidenlijk de enkelvoudige kamers worden getekend door haar voorzitter onderscheidenlijk het lid van de kamer en mede ondertekend door degene die als haar griffier optreedt. De uitspraken gelden als uitspraken van gedeputeerde staten.
1.
De voorzitter van een kamer als bedoeld in artikel 171, tweede lid, en het lid van een enkelvoudige kamer kunnen, zonder toepassing van de
artikelen 7:16 en
7:18 tot en met 7:22 van de Algemene wet bestuursrecht, uitspraak doen, indien het verzoek om voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is, dan wel indien de verdere behandeling van de zaak hen niet nodig voorkomt, omdat:
a.
het verzoek kennelijk ongegrond is;
b.
het aangevallen besluit kennelijk niet in stand kan blijven;
c.
het aangevallen besluit door het bevoegde overheidsorgaan is ingetrokken of gewijzigd, en dit orgaan kennelijk aan de bezwaren van de verzoeker is tegemoet gekomen.
2.
Het voornemen om in een zaak op de in het eerste lid bedoelde wijze uitspraak te doen, wordt door de voorzitter van een kamer als bedoeld in artikel 171, onderscheidenlijk het lid van een enkelvoudige kamer bekendgemaakt aan de belanghebbenden. De bekendmaking bevat een kennisgeving van hetgeen in het derde lid is bepaald.
3.
Tegen de voorgenomen wijze van afdoening kan de belanghebbende binnen veertien dagen na de bekendmaking van het voornemen schriftelijk verzet doen bij gedeputeerde staten indien het een voornemen betreft van de voorzitter van een kamer als bedoeld in artikel 171, of, indien het een voornemen betreft van het lid van een enkelvoudige kamer, bij de kamer uit welke dat lid is aangewezen.
4.
Alvorens een uitspraak te doen op het verzet, stellen gedeputeerde staten onderscheidenlijk de kamer uit welke het lid van een enkelvoudige kamer is aangewezen, de indiener van het verzetschrift die daarom vroeg in de gelegenheid in een openbare vergadering te worden gehoord en de stukken die op zijn zaak betrekking hebben in te zien, tenzij zij van oordeel zijn dat het verzet gegrond is.
5.
Al hetgeen verder de indiening en de behandeling van, alsmede de uitspraak op het verzetschrift betreft wordt door provinciale staten nader geregeld in de verordening, bedoeld in artikel 168.
Artikel 174
Gedeputeerde staten trachten alle geschillen tussen in hun provincie gevestigde gemeenten, waterschappen en lichamen, ingesteld bij gemeenschappelijke regeling, in der minne te doen bijleggen.