1.
Provinciale staten kunnen een rekenkamer instellen.
2.
Indien provinciale staten een rekenkamer instellen, zijn de navolgende artikelen van dit hoofdstuk alsmede
hoofdstuk XIa van toepassing.
3.
Indien provinciale staten geen rekenkamer instellen is
hoofdstuk IVb van toepassing.
Artikel 79b
Provinciale staten stellen het aantal leden van de rekenkamer vast.
1.
Provinciale staten benoemen de leden van de rekenkamer voor de duur van zes jaar.
2.
Indien de rekenkamer uit twee of meer leden bestaat, benoemen provinciale staten uit de leden de voorzitter.
3.
Provinciale staten kunnen plaatsvervangende leden benoemen. Indien de rekenkamer uit één lid bestaat, benoemen provinciale staten in ieder geval een plaatsvervangend lid. Deze paragraaf is op plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.
4.
Provinciale staten kunnen een lid herbenoemen.
5.
Voorafgaand aan de benoemingen, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, plegen provinciale staten overleg met de rekenkamer.
6.
Een lid van de rekenkamer wordt door provinciale staten ontslagen:
bij de aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap;
indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;
indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;
indien hij naar het oordeel van provinciale staten ernstig nadeel toebrengt aan het in hem gestelde vertrouwen.
7.
Een lid van de rekenkamer kan door provinciale staten worden ontslagen:
indien hij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie te vervullen;
1.
Provinciale staten stellen een lid van de rekenkamer op non-activiteit indien:
hij zich in voorlopige hechtenis bevindt;
hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;
hij onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld ingevolge een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak.
2.
Provinciale staten kunnen een lid van de rekenkamer op non-activiteit stellen, indien tegen hem een gerechtelijk onderzoek ter zake van een misdrijf wordt ingesteld of indien er een ander ernstig vermoeden is van het bestaan van feiten en omstandigheden die tot ontslag, anders dan op gronden vermeld in
artikel 79c, zesde lid, onder a, en zevende lid, onder a, zouden kunnen leiden.
3.
Provinciale staten beëindigen de non-activiteit zodra de grond voor de maatregel is vervallen, met dien verstande dat in een geval als bedoeld in het tweede lid de non-activiteit in ieder geval eindigt na zes maanden. In dat geval kunnen provinciale staten de maatregel telkens voor ten hoogste drie maanden verlengen.
1.
Een lid van de rekenkamer is niet tevens:
c.
lid van de Raad van State;
d.
lid van de Algemene Rekenkamer;
g.
lid van provinciale staten van de betrokken provincie;
h.
commissaris van de Koning van de betrokken provincie;
i.
gedeputeerde van de betrokken provincie;
j.
burgemeester van een in de betrokken provincie gelegen gemeente;
k.
wethouder van een in de betrokken provincie gelegen gemeente;
l.
ambtenaar, door of vanwege het provinciebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt;
m.
ambtenaar, door of vanwege het Rijk aangesteld, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de provincie;
n.
functionaris, krachtens wet of algemene maatregel van bestuur geroepen om het provinciebestuur van advies te dienen.
2.
In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een lid van de rekenkamer tevens zijn vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht.
1.
Alvorens hun functie uit te kunnen oefenen, leggen de leden van de rekenkamer in de vergadering van provinciale staten, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af: «Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de rekenkamer benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de
Grondwet , dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de rekenkamer naar eer en geweten zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!
(«Dat verklaar en beloof ik!»)
2.
Wanneer de eed (verklaring en belofte), bedoeld in het eerste lid, in de Friese taal wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt:
«Ik swar (ferklearje) dat ik, om ta lid fan 'e rekkenkeamer beneamd te wurden, streekrjocht noch midlik, ûnder wat namme of wat ferlechje ek, hokker jefte of geunst dan ek jûn of ûnthjitten haw.
Ik swar (ferklearje en ûnthjit) dat ik, om eat yn dit amt te dwaan of te litten, streekrjocht noch midlik hokker geskink of hokker ûnthjit dan ek oannommen haw of oannimme sil.
Ik swar (ûnthjit) dat ik trou wêze sil oan 'e
Grûnwet , dat ik de wetten neikomme sil en dat ik myn plichten as lid fan 'e rekkenkeamer yn alle oprjochtens ferfolje sil.
Sa wier helpe my God Almachtich!»
(«Dat ferklearje en ûnthjit ik!»).
1.
De rekenkamer stelt een reglement van orde voor haar werkzaamheden vast en, indien zij uit twee of meer leden bestaat, tevens voor haar vergaderingen.
2.
De rekenkamer zendt het reglement ter kennisneming aan provinciale staten en maakt het bekend op de wijze, bedoeld in
artikel 136, tweede lid.
1.
Provinciale staten stellen, na overleg met de rekenkamer, de rekenkamer de nodige middelen ter beschikking voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden.
2.
Op voordracht van de voorzitter of van het enige lid van de rekenkamer benoemen gedeputeerde staten zoveel ambtenaren van de rekenkamer als nodig zijn voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden.
3.
De ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer, verrichten niet tevens werkzaamheden voor een ander orgaan van de provincie
4.
De ambtenaren, die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer, zijn ter zake van die werkzaamheden uitsluitend verantwoording schuldig aan de rekenkamer.
Artikel 79k
De leden van de rekenkamer ontvangen een bij verordening van provinciale staten vastgestelde vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten.