1.
Een politieke gezagdrager heeft na ontslag recht op pensioen, indien hij op de dag van ingang van het ontslag de leeftijd als bedoeld in
artikel 6 van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES heeft bereikt, tenzij hij op dat tijdstip opnieuw als politieke gezagdrager optreedt.
2.
Een gewezen politieke gezagdrager verkrijgt recht op pensioen bij het bereiken van die leeftijd, tenzij hij op dat tijdstip opnieuw politieke gezagdrager is of wordt.
1.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
1°
de tijd gedurende welke de politieke gezagdrager een functie als genoemd in
artikel 1, sub a, heeft vervuld;
2°
de tijd waarin recht bestond op een uitkering ingevolge
hoofdstuk 2;
b.
berekeningsgrondslag: de bezoldiging, bedoeld in
artikel 4, gerekend over een jaar, die de betrokkene op de dag voorafgaande aan het ontslag in die functie ontving;
c.
franchise: 10/7 van de tot een jaarbedrag herleide uitkering van het wettelijk ouderdomspensioen, bedoeld in de
Wet algemene ouderdomsverzekering BES , zoals deze geldt op de dag waarop het recht op pensioen ingaat. De franchise wordt naar boven afgerond op hele dollars;
d.
pensioengrondslag: de berekeningsgrondslag op de dag waarop het recht op pensioen ingaat, zonodig aangepast overeenkomstig de bepalingen in
artikel 14, verminderd met de franchise.
2.
De tijd bedoeld in het eerste lid, sub a, onderdeel 2, geldt voor de helft van die tijd als diensttijd. Voor zover en voor zolang de uitkering wordt verminderd op grond van
artikel 7 geldt die tijd niet als diensttijd.
3.
Indien de betrokkene meerdere malen in dezelfde categorie als bedoeld in
artikel 1, sub a, een functie als politieke gezagdrager heeft vervuld, geldt voor de toepassing van het eerste lid, sub b, het laatste ontslag in de functie behorend tot die categorie.
1.
Het pensioen bedraagt jaarlijks:
a.
voor ieder geheel jaar diensttijd drie percent van de pensioengrondslag en
b.
voor elke resterende gehele maand diensttijd 1/12 deel van drie percent, tot een maximum van 70%.
2.
Voor de toepassing van het eerste lid, sub b, wordt een resterende diensttijd van minder dan een maand voor een gehele maand gerekend.
3.
Het pensioen van de politieke gezagdrager en gewezen politieke gezagdrager die in meerdere categorieën als bedoeld in
artikel 1, sub a, een functie als politieke gezagdrager heeft vervuld, bedraagt de som van de voor ieder van die categorieën afzonderlijk berekende bedragen op basis van de bij de onderscheiden categorieën behorende diensttijd, berekeningsgrondslag en pensioengrondslag.
4.
Bij de toepassing van het eerste tot en met derde lid wordt, indien het bedrag van de berekeningsgrondslag kleiner is dan drie keer het bedrag van de franchise en voor zover het die berekeningsgrondslag betreft, het pensioen berekend als percentage van de berekeningsgrondslag waarbij 2,25% als jaarlijks percentage geldt en 52,5% als maximum.
5.
In de gevallen dat de tijd doorgebracht als politieke gezagdrager in eenzelfde categorie in totaal langer dan twaalf maanden heeft geduurd, bedraagt het ingevolge dit artikel voor de desbetreffende categorie berekende pensioen ten minste USD 161 voor ieder geheel jaar in die hoedanigheid doorgebrachte tijd, welk bedrag wordt verhoogd met USD 13,50 voor elke resterende gehele maand met dien verstande dat een resterende tijd van minder dan een maand voor een gehele maand wordt gerekend.
1.
Indien de bezoldiging van de ambtenaren, bedoeld in
artikel 1, eerste lid, van de Ambtenarenwet BES, wijziging ondergaat, wordt de pensioengrondslag met ingang van de datum waarop die wijziging ingaat overeenkomstig deze wijziging aangepast. De toegekende pensioenen worden dienovereenkomstig opnieuw vastgesteld.
2.
Indien een wijziging van de bezoldigingen bedoeld in het eerste lid, een verlaging van deze bezoldigingen inhoudt ten opzichte van het van het voorafgaande peil, vindt aanpassing van de pensioengrondslag niet plaats. Indien een later volgende wijziging als hiervoor bedoeld, een verhoging inhoudt, wordt deze verhoging geheel of gedeeltelijk achterwege gelaten totdat de aanpassing die de pensioengrondslag bij toepassing van het eerste lid zou hebben ondergaan, geheel is gecompenseerd.
3.
Bij ministeriële regeling, kunnen voor de uitvoering van het eerste en tweede lid nadere regels worden gesteld.