Artikel 187
Waar in andere wetten dan de in de artikelen 66-71 van de Pachtwet 1937 en de artikelen 175-178 van deze wet genoemde, en in andere algemeen verbindende voorschriften op 1 november 1938 sprake was van huur, verhuur, huren, verhuren, huurder, verhuurder, huurgelden, huurpenningen en andere soortgelijke woordverbindingen en daaronder op 1 november 1938, pacht, verpachting, pachten, enzovoorts, begrepen was, behouden deze uitdrukkingen ook na het in werking treden van deze wet haar ruime strekking.
Artikel 188
De volgende bezettingsmaatregelen vervallen:
a.
het Pachtbesluit ( Verordeningenblad 1941, No. 215);
b.
het Reglement voor de Grondkamers ( Stcrt. 1942, 118);
c.
het besluit van 30 oktober 1942 ( Stcrt. 1942, 232);
d.
de door de grondkamers vastgestelde bezettingsmaatregelen.
a.
de Pachtwet ( Stb. 1937, 205); zij wordt in het vervolg aangehaald als: Pachtwet 1937;
b.
de Crisis pachtwet 1932.
a.
artikel 1 van de Wet van 28 juli 1924 ( Stb. 375);
b.
de Pachtregeling 1945 ( Stb. F 279);
c.
de Pachtvoorziening 1947 ( Stb. H 142);
d.
de Wet van 15 juli 1948 ( Stb. I 295);
e.
de Wet van 2 januari 1953 ( Stb. 17).
Artikel 191
Deze wet kan worden aangehaald onder de titel: Pachtwet.
1.
Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.
2.
Dit tijdstip kan voor de artikelen 72-75 en 81-83 eerder worden gesteld dan voor de overige bepalingen dezer wet.