2.
Om te kunnen worden benoemd tot lid of plaatsvervangend lid van de pachtkamer moet men Nederlander zijn en de ouderdom van vijf en twintig jaren hebben bereikt.
3.
De leden en de plaatsvervangende leden worden voor de tijd van vijf jaren benoemd. Zij zijn bij hun aftreden weder benoembaar. Zij worden op eigen verzoek bij koninklijk besluit ontslagen.
4.
Bij de benoeming van de leden en van de plaatsvervangende leden dragen Wij zorg, dat in de pachtkamer noch het belang der pachters, noch dat der verpachters overheerst.
5.
De leden en de plaatsvervangende leden worden voor de aanvang hunner bediening beëdigd.
6.
Met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin een lid of een plaatsvervangend lid van de pachtkamer de leeftijd van zeventig jaren heeft bereikt, wordt aan hem bij koninklijk besluit ontslag verleend.
Artikel 118
Het in de
artikelen 46c,
46d,
46f,
46g, eerste en tweede lid,
46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c,
46j,
46l, eerste en derde lid,
46m,
46o en
46p, eerste tot en met het vijfde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren voor de leden van de rechterlijke macht bepaalde is van toepassing ten aanzien van de deskundige leden van de pachtkamers van de rechtbanken en hun plaatsvervangers.
Artikel 121
De president van de rechtbank is bevoegd op de vordering van de voorzitter van de pachtkamer of op de vordering van het openbaar ministerie aan de leden en de plaatsvervangende leden van de pachtkamer, die de waardigheid van hun ambt, hun ambtsbezigheden of ambtsplichten verwaarlozen, of die zich schuldig maken aan de overtreding, bedoeld in artikel 123, de nodige waarschuwing te doen, na hen in de gelegenheid te hebben gesteld om te worden gehoord.
Artikel 124
De leden en de plaatsvervangende leden van de pachtkamers genieten vergoeding voor reis- en verblijfkosten en verdere vergoeding volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.
1.
De deskundige leden van de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem, bedoeld in
artikel 69, tweede lid, van de Wet op de rechterlijk organisatie en hun plaatsvervangers worden benoemd bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister van Justitie. Zij worden genoemd raad, onderscheidenlijk plaatsvervangende raad in de pachtkamer van het gerechtshof.
2.
Om te kunnen worden benoemd tot raad of plaatsvervangende raad in de pachtkamer van het gerechtshof moet men Nederlander zijn en de ouderdom van dertig jaren hebben bereikt.
3.
Het bepaalde in de artikelen 116, derde, vierde, vijfde en zesde lid, 118, 121 en 124 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij de toepassing van artikel 121 de president van het gerechtshof te Arnhem bevoegd is de nodige waarschuwing te doen.
Artikel 127
Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven ter uitvoering van het bepaalde in deze paragraaf.
Artikel 128
De pachtkamers van de rechtbank behandelen en beslissen alle zaken betrekkelijk tot:
a.
een pachtovereenkomst;
b.
een overeenkomst tot wijziging of beëindiging van een pachtovereenkomst;
c.
een overeenkomst tot het aangaan van een pachtovereenkomst;
d.
een overeenkomst, waarbij persoonlijke zekerheid wordt gesteld voor de nakoming van een pachtovereenkomst;
e.
de overeenkomsten, genoemd in het tweede hoofdstuk van deze wet;
f.
een overeenkomst tussen afgaande en opkomende pachters, verband houdende met de overgang van het bedrijf.
Artikel 129
De pachtkamers van de rechtbank behandelen en beslissen voorts vorderingen tot:
a.
ontruiming van het gepachte door de pachter of de gewezen pachter;
b.
opeising van het verpachte van de pachter of de gewezen pachter;
c.
schadevergoeding of betaling van het bedrag, bedoeld in de artikelen 44, eerste en derde lid, en 51, derde lid;
d.
terugvordering van teveel betaalde pacht;
e.
vergoeding van schade wegens onrechtmatig gebruik van het gepachte, nadat de pachtovereenkomst is geëindigd.
1.
Ook in reconventie kan de pachtkamer slechts kennis nemen van de vorderingen, bedoeld in de artikelen 128 en 129.
2.
Ook in reconventie kan slechts de pachtkamer kennis nemen van de vorderingen, bedoeld in de artikelen 128 en 129.
Artikel 132
Van de vonnissen en beschikkingen van de pachtkamers van de rechtbanken staat, tenzij de vordering niet meer beloopt dan € 1750, beroep open op de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem.
1.
De advocaat-generaal bij het gerechtshof te Arnhem kan beroep instellen van een vonnis of beschikking van de pachtkamer bij de rechtbank.
2.
Het beroep kan slechts worden ingesteld na verloop van de termijn, genoemd in de artikelen 142 en 151, eerste lid.
3.
Vernietiging van de beslissing van de pachtkamer op dit beroep brengt geen nadeel toe aan de rechten, door partijen verkregen.
Artikel 134
De vonnissen en beschikkingen van de pachtkamers van de rechtbanken, de beschikkingen van haar voorzitter en de arresten en beschikkingen van de pachtkamer van het gerechtshof zijn niet vatbaar voor cassatie.
Artikel 135
De pachtkamer van het gerechtshof neemt kennis van alle jurisdictie-geschillen tussen de pachtkamers van de rechtbanken.
Artikel 136
De behandeling van de zaken, bedoeld in de artikelen 128 en 129, geschiedt overeenkomstig de gewone regelen, voorzover daarvan niet bij de navolgende artikelen is afgeweken.
Artikel 140
Onverminderd het met betrekking tot gerechtelijke plaatsopneming en bezichtiging in het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalde, is de pachtkamer bevoegd, zo vaak zulks haar nodig voorkomt, in elke stand van de procedure, de staat van de onroerende zaak door een of meer harer leden te doen opnemen, mits de griffier hiervan ten minste twee dagen voor de opneming aan partijen heeft kennis gegeven. Van de opneming wordt proces-verbaal opgemaakt.
Artikel 141
De leden van de pachtkamers en hun plaatsvervangers alsmede de raden in de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem en hun plaatsvervangers kunnen worden gewraakt op de wijze en in de gevallen, als omschreven in de vierde afdeling van de eerste titel van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met dien verstande, dat het onderzoek van de redenen van wraking en het beslissen over de wraking geschiedt door de pachtkamer.
Artikel 142
De termijn van hoger beroep van vonnissen bedraagt een maand na de dag van de uitspraak.
Artikel 142a
De pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem is bevoegd, indien zij een verschijning van partijen of een getuigenverhoor heeft bevolen, te bepalen dat deze verschijning of dit verhoor zal plaatshebben voor één lid van het gerechtshof en één raad.
Artikel 143
De pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem kan de kosten van een plaatsopneming geheel of ten dele ten laste van de Staat brengen.
1.
Met betrekking tot de schriftelijke vastlegging van pachtovereenkomsten of van overeenkomsten tot wijziging of beëindiging van pachtovereenkomsten gelden de volgende bepalingen.
2.
De griffier van de pachtkamer van de rechtbank zendt binnen veertien dagen na de uitspraak van het vonnis, waarbij de overeenkomst schriftelijk wordt vastgelegd, drie gewaarmerkte afschriften van het vonnis aan de bevoegde grondkamer.
3.
De griffier van de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem geeft onverwijld aan de grondkamer kennis van een ingesteld beroep. De grondkamer houdt alsdan de behandeling aan, totdat omtrent de uitslag van het beroep bericht is ontvangen.
4.
Indien de pachtkamer van het gerechtshof in afwijking van de beslissing van de pachtkamer van de rechtbank de overeenkomst niet vastlegt, dan wel niet tot een andere beslissing dan de eerste rechter komt, geeft de griffier daarvan onverwijld kennis aan de bevoegde grondkamer.
5.
Indien de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem, in afwijking van de beslissing van de pachtkamer van de rechtbank, de overeenkomst vastlegt, dan wel de overeenkomst anders vastlegt, zendt de griffier van de pachtkamer van het gerechtshof binnen veertien dagen na de uitspraak van het vonnis drie gewaarmerkte afschriften van het vonnis aan de bevoegde grondkamer.
Artikel 145
De pachtkamers van de rechtbanken en de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem zijn verplicht aan letteren requisitoriaal ten dienste der justitie wettig gevolg te geven.
1.
Het door de verzoeker of diens gemachtigde ondertekend verzoekschrift bevat een opgave van de naam, de voornamen en de woonplaats van de verzoeker, van de naam en de woonplaats der wederpartij, voorts de gronden, waarop het verzoek steunt en de gevraagde beslissing.
2.
Bij het verzoekschrift worden gevoegd zoveel afschriften als er verweerders bij het verzoek betrokken zijn.
3.
Het verzoekschrift wordt ingediend ter griffie van de rechtbank, binnen welks rechtsgebied het gepachte of het grootste gedeelte daarvan is gelegen. Indien het een hoeve betreft, wordt het verzoekschrift ingediend ter griffie van de rechtbank, binnen welks rechtsgebied het hoofdgebouw, tot de hoeve behorend, gelegen is.
4.
Indien de pachtkamer van een rechtbank van oordeel is, dat een verzoekschrift ten onrechte bij haar is ingediend, verwijst zij het verzoek naar de pachtkamer van de rechtbank, die naar haar oordeel bevoegd is het verzoek te behandelen.
1.
De griffier tekent op het verzoekschrift de dag van ontvangst aan en zendt onverwijld bij aangetekende brief met bericht van ontvangst een afschrift van het verzoekschrift aan de wederpartij toe. Daarbij wordt gevoegd een kennisgeving, vermeldende de tijd, binnen welke een verweerschrift kan worden ingediend.
2.
Het verweerschrift wordt met zoveel afschriften ingezonden als er verzoekers zijn. Aan iedere verzoeker wordt door de griffier onverwijld een afschrift bij aangetekende brief met bericht van ontvangst toegezonden.
3.
De rechter kan een mondelinge behandeling bevelen.
4.
De griffier geeft onverwijld bij aangetekende brief met bericht van ontvangst aan partijen kennis van de dag der behandeling.
1.
Ook buiten eigenlijk rechtsgeding kan de pachtkamer zodanige personen oproepen en, al of niet na beëdiging, als getuigen horen of doen horen, als zij te harer voorlichting nodig acht. De personen zijn verplicht te verschijnen en de gevorderde voorlichting te verlenen. Zij worden opgeroepen bij aangetekende brief.
2.
Ook buiten eigenlijk rechtsgeding is de pachtkamer bevoegd plaatsen te bezichtigen en aldaar getuigen te horen. Zij kan bedoelde handelingen ook doen verrichten door de kantonrechter of door één of meer harer leden, vergezeld door de griffier.
1.
De beschikking is met redenen omkleed.
2.
De griffier zendt bij aangetekende brief een afschrift van de beschikking aan partijen. Voor dit afschrift is geen griffierecht verschuldigd.
Artikel 150
Bij de behandeling van verzoekschriften vindt het bepaalde in de artikelen 140 en 141 overeenkomstige toepassing.
1.
Het hoger beroep van beschikkingen moet worden ingesteld binnen een maand na de dag van verzending van het afschrift, bedoeld in artikel 149, tweede lid.
2.
De verweerder kan van zijn kant incidenteel beroep instellen, zelfs na verloop van de in het vorige lid bedoelde termijn en na berusting in de beschikking. Het incidenteel beroep wordt op straffe van verval, ingesteld bij het verweerschrift. De afstand van het principaal beroep doet het ingestelde incidenteel beroep niet vervallen.
3.
Indien een partij gedurende de termijn van het hoger beroep overlijdt, kunnen haar erfgenamen of rechtverkrijgenden nog beroep instellen binnen een maand na het overlijden of, indien zij gebruik maken van het recht van beraad, binnen een maand na afloop van de daarvoor gestelde termijn.
1.
Het beroepschrift wordt door tussenkomst van een procureur ingediend, bevat een duidelijke conclusie en is met redenen omkleed. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de aangevallen beschikking gevoegd.
2.
Overigens zijn op het beroepschrift en de behandeling in beroep artikel 142 a en de artikelen 146-150 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 153
Indien bij een pachtkamer meer dan één verzoekschrift als bedoeld in artikel 36, derde lid, onderscheidenlijk artikel 70 d , derde lid, is ingediend, kan de rechter ambtshalve de gezamenlijke behandeling der zaken gelasten.
Artikel 154
Indien binnen de in de wet gestelde termijn een verzoek is ingediend bij de grondkamer en deze beslist, dat zij niet bevoegd is daarvan kennis te nemen, kan het verzoek, indien de pachtkamer van de rechtbank bevoegd is daarvan kennis te nemen en een wettelijke termijn, binnen welke het verzoek bij de pachtkamer moet worden ingediend of de vordering moet worden ingesteld, niet meer kan worden in acht genomen, niettemin nog binnen een maand na de beslissing van de grondkamer bij de pachtkamer worden ingediend of kan de vordering binnen dezelfde termijn worden ingesteld. Hetzelfde geldt, indien een dergelijke beslissing door de Centrale Grondkamer wordt bevestigd dan wel door haar de grondkamer alsnog niet bevoegd wordt verklaard van het verzoek kennis te nemen.