1.
Het verzoek tot goedkeuring van een pachtovereenkomst en van een overeenkomst tot wijziging of beëindiging van een pachtovereenkomst geschiedt door indiening bij de grondkamer van een door partijen ondertekende akte of een notarieel afschrift, met zoveel ongetekende afschriften als er meer dan twee partijen bij de overeenkomst zijn betrokken.
2.
Aan het hoofd van de akte worden de namen, voornamen en woonplaatsen der partijen vermeld, voorzover deze niet in de overeenkomst zijn opgenomen. Het gepachte moet met de kadastrale aanduiding zijn aangeduid.
3.
Indien de goedkeuring van de pachtovereenkomst of van de overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst wordt verlangd op grond van het bepaalde in artikel 7, derde lid, wordt tevens de beschikking van de grondkamer, waarbij de ontwerp-overeenkomst werd goedgekeurd, vermeld.
Artikel 89
Het verzoek tot goedkeuring van een ontwerp-pachtovereenkomst of van een ontwerp-overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst wordt ingediend bij de grondkamer. Het moet zijn ondertekend door degenen, die in de ontwerp-overeenkomst als partijen zijn genoemd of hun gemachtigden. Daarbij wordt overgelegd een ongetekend exemplaar van de ontwerp-overeenkomst, vermeerderd met zovele ongetekende exemplaren als er verzoekers zijn. Het verpachte moet met de kadastrale aanduiding zijn aangeduid.
1.
De verzoeken, bedoeld in de artikelen 12, derde lid, 13, derde lid, 19, eerste lid, 29, tweede lid, 30, derde lid, 33, eerste lid, 56 c , eerste lid, 56 e , tweede lid en 56 f , tweede lid, vinden plaats door indiening van een verzoekschrift bij de grondkamer met zoveel afschriften als er wederpartijen bij de overeenkomst of belanghebbenden zijn.
2.
Het verzoekschrift vermeldt de naam, de voornamen en de woonplaats van de verzoeker, de naam en de woonplaats van de wederpartij of van de belanghebbenden, zo deze er zijn, voorts de gronden, waarop het verzoek steunt, en de gevraagde beslissing.
1.
De verzoeken, bedoeld in de artikelen 60, 62 en 65, eerste lid, worden gedaan bij een verzoekschrift, dat bij de grondkamer wordt ingediend.
2.
Het verzoekschrift vermeldt de naam, de voornamen en de woonplaats van de verzoeker, voorts de gronden, waarop het verzoek steunt en de gevraagde beslissing.
1.
De in deze afdeling bedoelde verzoeken moeten worden ingediend bij de grondkamer, binnen welker rechtsgebied de onroerende zaak of het grootste gedeelte daarvan is gelegen. Indien het een hoeve betreft, wordt het verzoek ingediend bij de grondkamer, binnen welker rechtsgebied het hoofdgebouw, tot de hoeve behorend, gelegen is.
2.
Indien de grondkamer van oordeel is, dat een verzoek ten onrechte bij haar is ingediend, verwijst zij het verzoek naar de grondkamer, die naar haar oordeel bevoegd is het verzoek te behandelen.