Artikel 72
Er zijn grondkamers, waarvan het rechtsgebied en de standplaats door Ons worden aangewezen.
1.
De grondkamer bestaat uit een voorzitter en ten minste vier en ten hoogste twaalf leden. Zij wordt bijgestaan door een secretaris.
2.
Er kunnen een plaatsvervangende voorzitter, plaatsvervangende leden en een of meer plaatsvervangende secretarissen worden benoemd.
3.
Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter of van de plaatsvervangende voorzitter treedt het oudste lid als waarnemend voorzitter op.
1.
Wij benoemen en ontslaan de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter, de leden, de secretaris alsmede de plaatsvervangende leden en de plaatsvervangende secretarissen.
2.
De leden en de plaatsvervangende leden worden benoemd voor de tijd van vijf jaren. Zij zijn bij hun aftreden weder benoembaar. Op eigen verzoek kunnen zij door Ons worden ontslagen.
3.
Voor de benoeming van een lid of van een plaatsvervangend lid maken Gedeputeerde Staten een aanbeveling op.
4.
Bij de benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden dragen Wij zorg, dat in de grondkamer noch het belang der pachters, noch dat der verpachters overheerst.
5.
De in het eerste lid bedoelde personen worden voor de aanvang hunner bediening beëdigd.
6.
Bij het bereiken van de ouderdom van zeventig jaren wordt aan de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter, de leden en plaatsvervangende leden ontslag verleend met ingang van de eerstvolgende maand.
1.
Voor benoeming tot secretaris of plaatsvervangende secretaris komt in aanmerking degene:
a.
aan wie door een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht is verleend, of
b.
die aan een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek het doctoraat in de rechtsgeleerdheid of het recht om de titel meester te voeren heeft verkregen.
3.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts nadere regels worden gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten.
1.
Onverminderd hetgeen elders is bepaald, worden de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden, de secretaris en de plaatsvervangende secretarissen ontslagen:
a.
bij gebleken ongeschiktheid door ouderdom, door aanhoudende lichaamsziekte of tengevolge van zielsziekte;
b.
wanneer zij onder curatele zijn gesteld.
2.
Onverminderd hetgeen elders is bepaald, kunnen de in het vorige lid genoemde personen worden ontslagen:
a.
bij overtreding van het bepaalde in de artikelen 77 en 78;
b.
wanneer zij in staat van faillissement zijn verklaard, ten aanzien van hen de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, zij surséance van betaling hebben verkregen of wegens schulden zijn gegijzeld.
3.
Alvorens het ontslag op grond van het in de voorgaande leden bepaalde wordt verleend, wordt de betrokkene gehoord.
4.
Wanneer zich een van de omstandigheden voordoet, als bedoeld in het tweede lid, zijn Onze Ministers van Justitie en van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening bevoegd de betrokkene in de uitoefening van zijn ambt terstond te schorsen; de schorsing mag een termijn van drie maanden niet overschrijden. Op deze termijn is de
Algemene termijnenwet niet van toepassing.
5.
Wanneer tijdens de in het vierde lid bedoelde schorsing het besluit tot ontslag wordt genomen, blijft de schorsing van kracht tot het tijdstip, waarop het ontslag ingaat.
1.
De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden, de secretaris en de plaatsvervangende secretarissen zijn verplicht het geheim te bewaren omtrent hetgeen hun als zodanig bekend wordt.
2.
Zij mogen zich noch direct, noch indirect in enig bijzonder onderhoud of gesprek inlaten met partijen of derzelver raadslieden, noch enige bijzondere onderrichting, memorie of schrifturen aannemen over enige aangelegenheid, welke aanhangig is of waarvan zij weten of vermoeden, dat deze aanhangig zal worden bij de grondkamer, waartoe zij behoren.
1.
Het is de voorzitter en de secretaris verboden zich te belasten met de consultatie omtrent en de verdediging van zaken, welke bij enige grondkamer of pachtkamer, bij de Centrale Grondkamer of bij de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem aanhangig zijn, of waarvan zij weten of vermoeden, dat deze daarbij aanhangig zullen worden.
2.
Het is de plaatsvervangende voorzitter, de plaatsvervangende secretaris, de leden en de plaatsvervangende leden verboden zich te belasten met de consultatie omtrent en de verdediging van zaken, welke aanhangig zijn of waarvan zij weten of vermoeden, dat deze aanhangig zullen worden bij de grondkamer, waartoe zij behoren, of bij de Centrale Grondkamer, in het laatste geval voorzover het betreft zaken, aan de behandeling waarvan zij in de grondkamer hebben deelgenomen.
1.
De grondkamer houdt zitting en beslist met de voorzitter en twee leden.
2.
Beschikkingen van de grondkamer, genomen met een ander aantal personen dan in het vorige lid is vermeld, zijn nietig.
1.
De voorzitter en de secretaris genieten een bezoldiging, welke bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld. Zij genieten voorts een vergoeding voor reis- en verblijfkosten volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.
2.
De plaatsvervangende voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden en de plaatsvervangende secretarissen genieten een vergoeding voor reis- en verblijfkosten en verdere vergoedingen volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.
Artikel 81
Er is een Centrale Grondkamer, gevestigd te Arnhem.
Artikel 82
De tot de rechterlijke macht behorende leden, de deskundige leden en de plaatsvervangende deskundige leden van de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem zijn van rechtswege tevens lid, onderscheidenlijk plaatsvervangend lid van de Centrale Grondkamer.
1.
Wij benoemen en ontslaan de griffier van de Centrale Grondkamer.
2.
Wij kunnen een of meer plaatsvervangende griffiers benoemen.
1.
De Centrale Grondkamer houdt zitting en beslist met drie tot de rechterlijke macht behorende leden en twee niet tot de rechterlijke macht behorende deskundige leden.
2.
Een der tot de rechterlijke macht behorende leden treedt op als voorzitter.
3.
Beschikkingen van de Centrale Grondkamer, genomen met een ander aantal personen dan in het eerste lid is vermeld, zijn nietig.
Artikel 85
Het bepaalde in de artikelen 77 en 78 vindt ten aanzien van de leden, de plaatsvervangende leden, de griffier en de plaatsvervangende griffier van de Centrale Grondkamer overeenkomstige toepassing.
1.
De griffier geniet een bezoldiging, welke bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld; hij geniet voorts een vergoeding voor reis- en verblijfkosten volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.
2.
De leden, de plaatsvervangende leden en de plaatsvervangende griffier van de Centrale Grondkamer genieten een vergoeding voor reis- en verblijfkosten en verdere vergoedingen volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.
Artikel 87
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gegeven ter uitvoering van het bepaalde in deze paragraaf alsmede omtrent de werkwijze van de grondkamers en de Centrale Grondkamer.