1.
De bepalingen van de artikelen 2, tweede lid, 3-8, 12-15, 18, 19, 36-49 a , 54, en 56 a -56 i zijn niet van toepassing op pachtovereenkomsten betreffende los land:
a.
waarvan partijen dat in de pachtovereenkomst hebben bepaald;
b.
die zijn aangegaan voor één- of tweejarige teelten voor de duur van ten hoogste één onderscheidenlijk twee jaar;
c.
die zijn aangegaan voor teelten waarvoor vruchtwisseling noodzakelijk is, en
d.
waarbij overigens is voldaan aan het bepaalde in het tweede en derde lid.
2.
De pachtovereenkomst als bedoeld in het eerste lid wordt door een der partijen ter registratie aan de grondkamer gezonden.
3.
De inzending ter registratie dient binnen twee maanden nadat de pachtovereenkomst is aangegaan te hebben plaatsgevonden. Op de inzending is het bepaalde in artikel 88, eerste en tweede lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daarbij een kadastrale kaart dient te zijn gevoegd waarop het gepachte is aangegeven, zulks met vermelding van de oppervlakte per kadastrale aanduiding; voorts zijn de artikelen 92 en 103 van overeenkomstige toepassing.
4.
Indien de verpachter ten behoeve van een onderverpachting overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid de in artikel 32 bedoelde toestemming niet verleend, kan de pachter de grondkamer machtiging vragen tot de gewenste onderverpachting over te gaan. De grondkamer verleent deze machtiging, wanneer door de onderverpachting het algemeen landbouwbelang gediend wordt en geen redelijk belang van de verpachter zich daartegen verzet. De grondkamer kan aan de machtiging voorwaarden verbinden of daarbij een last opleggen en kan daarbij op verzoek van de verpachter de tegenprestatie in afwijking van de regelen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, herzien, indien de bij de onderverpachting overeengekomen tegenprestatie daartoe aanleiding geeft.
5.
De bepalingen van de artikelen 3, 4, 5, eerste lid, onderdelen a , c en d , 12-15, 18 , 19, eerste tot en met vierde lid, 36-49 a , 54, 56 a -56 i en 71, eerste lid, zijn evenmin dan wel niet van toepassing op pachtovereenkomsten betreffende los land:
a.
waarvan partijen dat in de pachtovereenkomst hebben bepaald;
b.
die zijn aangegaan voor een langere duur dan één jaar, doch voor ten hoogste een duur van twaalf jaren, en
c.
waarbij overigens wordt voldaan aan het bepaalde in het zesde en zevende lid.
6.
Pachtovereenkomsten als bedoeld in het vijfde lid kunnen door eenzelfde verpachter terzake van hetzelfde los land slechts worden aangegaan voor een aaneengesloten periode die ten hoogste twaalf jaren mag bedragen.
7.
Bij een pachtovereenkomst als bedoeld in het vijfde lid dient een kadastrale kaart te zijn gevoegd waarop het gepachte is aangegeven, zulks met vermelding van de oppervlakte per kadastrale aanduiding.
8.
Van hetzelfde los land is sprake voor zover de kadastrale aanduidingen van dat los land overeenstemmen met, dan wel betrekking hebben op die van los land dat voorwerp was van een eerder afgesloten pachtovereenkomst vallend onder het vijfde lid.
9.
De grondkamer maakt van haar in artikel 6 bedoelde bevoegdheid tot wijziging van de pachtovereenkomst slechts gebruik indien daardoor sprake blijft van een pachtovereenkomst als bedoeld in het vijfde lid.
10.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat op pachtovereenkomsten als bedoeld in het vijfde lid tevens de artikelen 3, 4, 5, eerste lid, onderdeel a , 13 tot en met 15, 18, 19, eerste tot en met vierde lid, en 71, eerste lid, van toepassing zijn. De algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.
1.
Een overeenkomst als bedoeld in artikel 70 f gaat niet van rechtswege teniet door de dood van de verpachter of van de pachter.
2.
Na de dood van de pachter zet onderscheidenlijk zetten diens echtgenoot of geregistreerde partner, een of meer van diens bloed- of aanverwanten in de rechte lijn, een of meer van diens pleegkinderen of iedere medepachter of onderpachter een pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 70 f voort, tenzij de verpachter na het overlijden van de pachter schriftelijk wordt medegedeeld dat daarvan wordt afgezien.
3.
Een mededeling als bedoeld in het tweede lid geschiedt:
a.
binnen één maand na het overlijden van de pachter voor zover het een overeenkomst als bedoeld in artikel 70 f , eerste lid, betreft en
b.
binnen 3 maanden na het overlijden van de pachter voor zover het een overeenkomst als bedoeld in artikel 70 f , vijfde lid, betreft.