Minnelijke schuldsanering natuurlijke personen
Algemeen
Per 1 december 1998 is de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (Wsnp) in werking getreden. Deze wet, die is ondergebracht in titel III van de Faillissementswet, heeft als hoofddoel het in het leven roepen van een regeling waarmee kan worden tegengegaan dat een natuurlijke persoon die in een problematische financiële situatie is terechtgekomen tot in lengte van jaren met zijn schulden wordt achtervolgd. Als uitgangspunt bij de verwezenlijking van dit doel geldt dat bevrediging van schuldeisers geen voorwaarde kan zijn voor het bieden van uitzicht aan een natuurlijke persoon om als het ware weer met een schone lei verder te kunnen gaan.
Een belangrijk nevendoel van de wet is dat door het bestaan van een wettelijke schuldsaneringsregeling de bereidheid van schuldeisers tot het treffen van regelingen in onderling overleg of tot het aangaan van een minnelijk akkoord met de schuldenaar wordt bevorderd. Van het bestaan van een wettelijke schuldsaneringsregeling moet in dat opzicht een stimulerende werking uitgaan. De bestaande praktijk van hulp en dienstverlening door instellingen als gemeentelijke sociale diensten, Gemeentelijke Kredietbanken en particuliere instellingen worden door de voorgestelde schuldsaneringsregeling niet doorkruist of bemoeilijkt.
In het kwijtscheldingsbeleid is destijds op het hiervoor genoemde nevendoel (stok achter de deur voor schuldeisers) ingespeeld door het in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 opnemen van de artikelen 19a en 22a. Daarmee is de mogelijkheid tot kwijtschelding van belastingschulden aanmerkelijk verruimd voor personen op wie de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard (gerechtelijke akkoorden) alsmede voor personen die in aanmerking komen voor de wettelijke schuldsaneringsregeling maar die hun schuldeisers – als het ware vooruitlopend daarop – een akkoord aanbieden (buitengerechtelijk akkoord).
De genoemde regeling biedt met name soulaas aan natuurlijke personen die in staat zijn hun schuldeisers een akkoord aan te bieden tegen finale kwijting. Daartoe is veelal een vorm van voorfinanciering vereist. In de praktijk blijkt echter in een groot aantal gevallen dat kredietinstellingen niet bereid zijn deze groep van schuldenaren de daartoe benodigde middelen te verstrekken. Geconstateerd is dan ook dat het thans geldende fiscale beleid dat erop gericht is te voorkomen dat schuldenaren onnodig de wettelijke schuldsaneringsregeling ‘in worden gedreven’, voor deze schuldenaren in zekere zin tekort schiet.
Minnelijk schuldsaneringsplan
In verband met het voorgaande wordt met ingang van 1 januari 2002 in de Leidraad Invordering 1990 een regeling geïntroduceerd waardoor schuldenaren die niet in de gelegenheid zijn hun schuldeisers een akkoord aan te bieden en die zich onder begeleiding stellen van een schuldhulpverlener die lid of geassocieerd lid is van de Nederlandse Vereniging van Volkskrediet uitzicht wordt geboden op een schone lei. Aan deze regeling is voorshands vormgegeven door aanvulling van het uitstelbeleid. In afwijking van het geldende uitstelbeleid, dat uitgaat van een uitsteltermijn voor particulieren van ten hoogste twaalf maanden, kan aan de betreffende belastingschuldigen onder de in de Leidraad Invordering 1990 gestelde voorwaarden uitstel van betaling worden verleend voor een periode van drie jaar. Aan het eind van die periode zal kwijtschelding worden verleend op de voet van artikel 19a Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Het daartoe te sluiten akkoord zal daarbij worden gefinancierd uit het door de schuldhulpverlener gedurende de looptijd van het uitstel gevormde fonds.
a.
een overeenkomst van schuldbemiddeling in de zin van de Gedragscode Schuldregeling van de Nederlandse Vereniging van Volkskrediet tot stand is gekomen;
b.
de schuldhulpverlener lid of geassocieerd lid is van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet;
c.
de schuldbemiddeling betrekking heeft op natuurlijke personen, niet zijnde ondernemers;
d.
redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de belastingschuldige, afgezien van de daarvoor te vervullen formaliteiten, in aanmerking zou komen voor de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen;
e.
bij het eind van de schuldhulpbemiddeling een betaling zal worden verricht van ten minste dezelfde omvang als kan worden verkregen indien in het kader van een wettelijke schuldsanering in rechte een saneringsplan zou worden vastgesteld.
In dit verband wordt opgemerkt dat tussentijdse betalingen gedurende het uitstel zoveel als mogelijk is dienen te worden voorkomen, tenzij sprake is van substantiële bedragen.
Met betrekking tot de voorwaarde onder c wordt opgemerkt dat de betreffende regeling ook van toepassing is op een natuurlijk persoon die zijn bedrijf of zelfstandige beroepsuitoefening heeft gestaakt en aannemelijk is dat die belastingschuldige in de toekomst geen bedrijf of niet zelfstandig een beroep meer zal uitoefenen.
Voorts wordt opgemerkt dat, gelet op de onder d gestelde voorwaarde, nu de wettelijke schuldsaneringsregeling ook betrekking kan hebben op belastingaanslagen, waarvan in beginsel geen kwijtschelding wordt verleend, zoals belastingaanslagen motorrijtuigenbelasting, de onderhavige regeling ook van toepassing is op die belastingaanslagen. Met andere woorden ook voor belastingaanslagen waarvan in beginsel geen kwijtschelding wordt verleend, kan in dit kader gedurende 36 maanden uitstel van betaling worden verleend. In dit verband wordt verwezen naar art. 26, § 2a, lid 14, van deze leidraad.
De belastingaanslagen die in de uitstelregeling kunnen worden opgenomen zijn de aanslagen die betrekking hebben op de (materieel) verschuldigde belasting tot aan het moment van het verzoek tot schuldhulpbemiddeling.
Zodra de ontvanger door een schuldhulpverlener schriftelijk op de hoogte is gesteld van het verzoek tot schuldbemiddeling in de zin van dit lid, worden, gedurende de behandeling van dat verzoek door die hulpverlener, geen dwanginvorderingsmaatregelen genomen en worden lopende invorderingsmaatregelen zo nodig, in overleg met de schuldhulpverlener, opgeschort.
Eventuele gelegde beslagen vervallen zodra het voormelde uitstel is verleend.
Gedurende het uitstel is verrekening mogelijk van belastingaanslagen waarvoor uitstel van betaling is verleend met teruggaven die betrekking hebben op belasting die (materieel) is ontstaan tot aan de dag waarop de schriftelijke mededeling van schuldhulpbemiddeling is ontvangen.
Als sprake is van een verleend uitstel van betaling in het kader van een schuldhulpbemiddeling handelt de ontvanger in voorkomende gevallen gedurende de periode van uitstel als ware sprake van een wettelijke schuldsaneringsregeling.
De ontvanger trekt het uitstel in indien:
–
de schuldbemiddeling wordt beëindigd;
–
de schuldenaar nieuw opkomende belastingschulden, die (materieel) betrekking hebben op belasting verschuldigd na het verzoek tot schuldbemiddeling, onbetaald laat;
–
de schuldenaar overigens zijn lopende fiscale verplichtingen niet nakomt; of
–
de schuldenaar tracht zijn schuldeisers te benadelen.
Indien de ontvanger uitstel van betaling heeft verleend voor de periode van de schuldbemiddeling op grond van dit lid wordt de kennisgeving van de schuldhulpverlener na afloop van die schuldbemiddeling aangemerkt als het aanbieden van een buitengerechtelijk akkoord in de zin van artikel 19a van de regeling. Zie in dit verband artikel 26, § 2a, lid 16a, van deze leidraad.
Wijzigingen in het kwijtscheldingsbeleid per 1 januari 2002
Na artikel 26, § 2a, lid 16, wordt per 1 januari 2002 een nieuw lid ingevoegd, dat komt te luiden:Gevolgen schuldbemiddeling
16a. Indien de ontvanger uitstel van betaling heeft verleend voor de periode van de schuldbemiddeling in de zin van artikel 25, § 13A, van deze leidraad, wordt de kennisgeving van de schuldhulpverlener na afloop van die schuldbemiddeling aangemerkt als het aanbieden van een buitengerechtelijk akkoord in de zin van artikel 19a van de regeling.
Dit akkoord is voor inwilliging vatbaar indien is gebleken dat:
–
de schuldenaar aan zijn verplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst van schuldbemiddeling heeft voldaan;
–
aan de in artikel 19a van de regeling gestelde voorwaarden is voldaan. In dit verband worden betalingen die hebben plaatsgevonden nadat de schriftelijke mededeling van schuldhulpbemiddeling is ontvangen, geacht onderdeel uit te maken van het te ontvangen deel van de belastingschuld of de belastingschulden. Verrekening van teruggaven maken geen deel uit van het te ontvangen deel van de belastingschuld of de belastingschulden.