Loonheffingen, inkomstenbelasting, internationale aspecten van pensioenen en stamrechten
De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit is een actualisering van het besluit van 31 januari 2008, nr. CPP2007/98M ( Stcrt. 2008, 27 ). In dit besluit wordt ingegaan op de pensioenopbouw van inkomende werknemers en de pensioenafwikkeling van uitgaande werknemers. Dit besluit bevat de aanwijzing van een aantal regelingen als pensioenregeling.
1. Algemene inleiding
Dit besluit is een actualisering van het
besluit van 31 januari 2008 , nr. CPP2007/98M (Stcrt. 2008, 27) en behandelt enige situaties van pensioenopbouw en pensioenafwikkeling met internationale aspecten. De situatie van pensioenopbouw komt in
hoofdstuk 2 aan de orde. Het gaat hierbij om inkomende werknemers. De situatie van pensioenafwikkeling komt in
hoofdstuk 3 aan de orde. Hierbij gaat het om uitgaande werknemers.
In dit besluit wijs ik enkele regelingen aan als pensioenregeling. Die aanwijzingen vinden plaats in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (zie
artikel 19d van de Wet op de loonbelasting 1964). Het nieuwe
hoofdstuk 4 gaat over de aanwijzing van buitenlandse eigenbeheerlichamen als toegelaten pensioen- en stamrechtverzekeraar (zie
artikel 19a, eerste lid, onderdeel e, van de Wet op de loonbelasting 1964 respectievelijk
artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 2°, tekst tot en met 31 december 2013, van de Wet op de loonbelasting 1964).
Het besluit bevat nieuwe standpunten en nieuwe voorwaarden over:
–
de mogelijkheid om naast de buitenlandse regeling deel te nemen in een aanvullende Nederlandse pensioenregeling (
paragraaf 2.2).
–
de voorzetting van de bestaande deelneming in een buitenlandse pensioenregeling op grond van bilaterale belastingverdragen (
subparagraaf 2.2.3).
–
de toepassing van de saldomethode na een waardeoverdracht vanuit het buitenland (
paragraaf 2.4).
–
de vervolgoverdracht van pensioenkapitaal na een eerdere waardeoverdracht naar een buitenlandse pensioenuitvoerder (
paragraaf 3.3).
–
de (gedeeltelijke) afkoop van een buitenlandse pensioenregeling voor zover het afgekochte deel niet ten laste van het Nederlandse inkomen is opgebouwd (
bijlage IV , bijzonderheid i,
bijlage V , bijzonderheid f en
bijlage VI , bijzonderheid g).
–
het vervallen van de aansprakelijkheid van de pensioenuitvoerder na een waardeoverdracht naar de pensioenregeling van de EU/ECB (
bijlage V , bijzonderheid g).
–
het onderbrengen van pensioenen en stamrechten in buitenlands eigen beheer (
hoofdstuk 4).
AWR:
Algemene wet inzake rijksbelastingen
BGL: In het buitenland gevestigd lichaam
buitenlandse pensioenuitvoerder: een pensioenuitvoerder die in het buitenland is gevestigd of een pensioenuitvoerder van een internationale organisatie
detachering: tijdelijke uitzending voor werkzaamheden op het grondgebied van een andere lidstaat; de werknemer blijft op grond van de artikelen 12, eerste lid, en 16, eerste lid, van
Verordening (EG) nr. 883/2004 voor de sociale verzekeringen verzekerd in de lidstaat van uitzending
DNB: De Nederlandsche Bank N.V.
ECB: Europese Centrale Bank
EER: Europese Economische Ruimte (i.c. IJsland, Liechtenstein en Noorwegen)
inkomende werknemer: werknemer die vanuit het buitenland in Nederland komt wonen of werken
loonheffingen: loonbelasting, premie volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet
pensioenuitvoerder: een instelling of organisatie die een pensioenregeling uitvoert in overeenstemming met de fiscale, sociale en arbeidswetgeving van de staat van vestiging of met internationale regelgeving
UBLB:
Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965
Tewerkstelling: tijdelijke uitzending voor werkzaamheden vanuit een staat naar het grondgebied van een andere staat, daaronder begrepen een detachering die valt onder de artikelen 12, eerste lid, en 16, eerste lid, van
Verordening (EG) nr. 883/2004
uitgaande werknemer: werknemer die in het buitenland gaat werken of die in Nederland gaat werken voor een internationale organisatie
vervolgoverdracht: elke overdracht van pensioenkapitaal (waardeoverdracht) aan een fiscaal niet-aangewezen pensioenuitvoerder die volgt op de (eerste) waardeoverdracht vanuit een Nederlandse pensioenregeling aan een fiscaal niet-aangewezen pensioenuitvoerder
waardeoverdracht: overdracht van pensioenkapitaal aan een andere pensioenuitvoerder
–
inhoudingsplichtige ingevolge de
Wet LB of
–
degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat
Wet IB 2001:
Wet inkomstenbelasting 2001
Wet LB:
Wet op de loonbelasting 1964
2.1. Inleiding
Als een werknemer in Nederland komt wonen of werken, is er wat zijn pensioen betreft een aantal situaties mogelijk. Ik behandel drie situaties:
a.
De werknemer zet bij een tewerkstelling in Nederland de bestaande deelneming in een buitenlandse pensioenregeling voort (
paragraaf 2.2).
b.
Er vindt een overdracht plaats van het buitenlandse pensioenkapitaal aan de pensioenverzekeraar van een Nederlandse pensioenregeling (
paragraaf 2.3).
c.
De (ex-)werknemer gaat in Nederland pensioen genieten uit een naar Nederlandse maatstaven zuivere pensioenregeling, die geheel of gedeeltelijk buiten Nederland is opgebouwd zonder fiscale faciliëring (
paragraaf 2.4).
In de situaties onder a en b kan sprake zijn van een pensioenregeling die in strijd is of komt met de
Wet LB . In dat geval zou de regeling niet onder de fiscale faciliteit vallen. Dat vind ik ongewenst vanwege het mogelijk negatieve effect daarvan op de arbeidsmobiliteit. Daarom wijs ik deze regelingen hierna voor zover nodig en onder voorwaarden aan als pensioenregeling. In situatie c kan sprake zijn van een ongewenste economische dubbele heffing.
2.2. Voortzetting buitenlandse pensioenregeling bij inkomende werknemers
Inkomende werknemers die deelnemen aan een buitenlandse pensioenregeling kunnen tijdelijk werknemer worden in de zin van de
Wet LB . Meestal is dan sprake van uitzending naar en tewerkstelling in Nederland. Zij willen vaak de buitenlandse pensioenregeling voortzetten in de periode dat ze in Nederland belastingplichtig zijn. Een buitenlandse pensioenregeling zal in het algemeen niet aan de bepalingen van de
Wet LB voldoen. De regeling zal dan moeten worden aangewezen. Hierna worden drie situaties beschreven waarin buitenlandse pensioenregelingen worden aangewezen. In
subparagraaf 2.2.1 gaat het om pensioenen van werknemers die vanuit de EU of EER in Nederland worden tewerkgesteld.
Subparagraaf 2.2.2 betreft pensioenen van werknemers bij tewerkstelling in Nederland vanuit een niet-EU/EER-staat. Beide aanwijzingen gelden alleen voor zover de inkomende werknemer ter zake van de in Nederland uitgeoefende dienstbetrekking geen pensioen opbouwt in een andere pensioenregeling dan de aangewezen regeling. Aanwijzing van een buitenlandse regeling laat de mogelijkheid onverlet om ter zake van het loon een aanvullende Nederlandse pensioenregeling toe te zeggen zolang de aanspraken uit de beide pensioentoezeggingen tezamen binnen de grenzen blijven van
hoofdstuk IIB van de Wet LB.
Diverse verdragen bevatten bepalingen die een voor de werknemer gunstiger fiscale behandeling van betaalde pensioenbijdragen toestaan. In
subparagraaf 2.2.3 wordt ingegaan op deze gunstigere fiscale behandeling als gevolg van de bilaterale belastingverdragen. Deze gunstigere behandeling bestaat met name uit een langere termijn van voortzetting van de buitenlandse pensioenregeling.
Bovengenoemde aanwijzingen laten onverlet een eventuele collectieve aanwijzing als pensioenregeling van buitenlandse ouderdomsvoorzieningen in andere besluiten.
2.2.1. Aanwijzing en voorwaarden bij tewerkgestelde werknemers vanuit een andere EU-lidstaat of vanuit een EER-land
Deze subparagraaf betreft tijdelijke tewerkstellingen vanuit een andere EU-lidstaat of EER-land. In het kort leidt de fiscale erkenning ertoe dat Nederland fiscale faciliteiten geeft naar de normen van de uitzendstaat. De aanwijzing sluit aan bij de bepalingen van
Richtlijn 98/49/EG betreffende de bescherming van rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen die zich binnen de EU/EER verplaatsen. Deze aanwijzing komt neer op een fiscale erkenning door Nederland van alle regelingen voor aanvullend pensioen in de EU/EER in geval van een tewerkstelling in Nederland. De fiscale erkenning houdt in dat Nederland vrijstelling van pensioenaanspraken en aftrek van pensioenpremies verleent in dezelfde mate en tot hetzelfde bedrag als hetgeen de fiscale wetgeving in de uitzendstaat voorschrijft. Nederland accepteert hiermee een tijdelijke inbreuk op de fiscale autonomie bij tewerkstellingen en handhaaft hiermee, in overeenstemming met Europese regelgeving, zo veel mogelijk de gelijkheid tussen uitgezonden en niet uitgezonden werknemers uit de uitzendstaat. Hiervoor wijkt tijdelijk en binnen zekere grenzen het gebruikelijke uitgangspunt van gelijkheid van behandeling van alle werknemers op het grondgebied van de werkstaat (territorialiteitsbeginsel). De begrenzing van de fiscale behandeling tot wat in de andere staat fiscaal is toegestaan houdt hiermee rechtstreeks verband.
Deze begrenzing strekt ertoe tegen te gaan dat de werknemer gedurende de detachering in Nederland een hogere aftrek of vrijstelling van pensioenpremies of -aanspraken krijgt dan in de uitzendstaat.
De fiscale erkenning heeft als achtergrond de bevordering van een zo veel mogelijk ongewijzigde opbouw van het aanvullende pensioen van mobiele werknemers alsmede het voorkomen van complicaties in de uitvoering ten gevolge van het stellen van aanvullende voorwaarden en het verminderen van administratieve lasten voor werkgever en werknemer. Deze aanwijzing vindt plaats op grond van
artikel 19d, onderdeel c, van de Wet LB.
Voor deze aanwijzing gelden de voorwaarden die zijn opgenomen in
bijlage I . Een van de voorwaarden voor de aanwijzing als fiscaal erkende pensioenregeling is dat de regeling wordt uitgevoerd door een pensioenverzekeraar in de zin van
artikel 19a, eerste lid, van de Wet LB. Voor de toepassing van deze aanwijzing versta ik met toepassing van
artikel 63 van de AWR onder pensioenverzekeraar ook de werkgever die op grond van de wetgeving van de andere staat bevoegd is zelf als pensioenuitvoerder van een collectieve regeling op te treden. Zie voorwaarde d van
bijlage I . Deze uitbreiding betreft met name de pensioentoezeggende onderneming die de pensioenverplichting opneemt op de balans. Dit noemt men wel het systeem van boekreserves. Een voorbeeld van de toepassing van het boekreservesysteem is te vinden bij de Duitse Direktzusage-pensioenen. In dat systeem is de werkgever zelf de pensioenuitvoerder.
De aanwijzing betreft werknemers die tijdelijk vanuit een andere EU-lidstaat of EER-land in Nederland worden tewerkgesteld. In de meeste gevallen zal tevens sprake zijn van een detachering. De werknemer blijft dan onderworpen aan de socialezekerheidswetgeving van de uitzendstaat krachtens de artikelen 12, eerste lid, en 16, eerste lid, van
Verordening (EG) nr. 883/2004. Deze verordening betreft de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen die zich binnen de EU/EER verplaatsen. Omwille van de eenvoud in de uitvoering geldt de aanwijzing ook voor werknemers die worden tewerkgesteld vanuit een andere EU-lidstaat of EER-land zonder dat sprake is van een formele detachering in de zin van
Verordening (EG) nr. 883/2004. Wellicht ten overvloede merk ik op dat het bij de toepassing van dit besluit moet gaan om reële tewerkstellingen. De Belastingdienst zal misbruik en oneigenlijk gebruik van de aanwijzing van de buitenlandse pensioenregeling bestrijden. Voorbeeld: een werknemer is in Nederland werkzaam bij een in Nederland gevestigde concernmaatschappij. Hij treedt vervolgens in dienst van een in het buitenland gevestigde concernmaatschappij en wordt direct ‘teruggedetacheerd’ naar de Nederlandse concernmaatschappij. Het doel is om de Nederlandse fiscale begrenzingen aan pensioenregelingen te omzeilen met een ruimere pensioenregeling uit een andere lidstaat. Indien partijen de realiteitswaarde van een dergelijke constructie niet aannemelijk kunnen maken, is dit besluit niet van toepassing. De Belastingdienst zal de pensioenaanspraak in dat geval aanmerken als belast loon.Mandaatverlening van de aanwijsbevoegdheid
Ik mandateer hierbij (met de bevoegdheid van ondermandaat) aan de inspecteur de bevoegdheid om pensioenregelingen vanuit een andere EU-lidstaat of EER-land inkomende werknemers aan te wijzen als pensioenregeling in de zin van de
Wet LB . Bij een dergelijke aanwijzing gelden de voorwaarden en bijzonderheden die zijn vermeld in
bijlage I van dit besluit.
2.2.2. Aanwijzing en voorwaarden in andere situaties (tewerkstelling in Nederland vanuit een niet EU/EER-staat)
Deze subparagraaf betreft alle gevallen van tijdelijke tewerkstelling in Nederland van werknemers vanuit een staat die geen EU-lidstaat of EER-land is. In het kort leidt de fiscale erkenning ertoe dat Nederland fiscale faciliteiten geeft naar de Nederlandse normen, tenzij die van de uitzendstaat tot een lagere faciliteit leiden. Voor de aanwijzing gelden deels andere voorwaarden.Mandaatverlening van de aanwijsbevoegdheid
Ik mandateer hierbij (met de bevoegdheid van ondermandaat) aan de inspecteur de bevoegdheid om pensioenregelingen van inkomende werknemers als in deze subparagraaf bedoeld, aan te wijzen als pensioenregeling in de zin van de
Wet LB . Bij een dergelijke aanwijzing gelden de voorwaarden en bijzonderheden die zijn vermeld in
bijlage II van dit besluit.
2.2.3. Aanwijzing en voorwaarden bij tewerkstelling in Nederland van werknemers uit een bilateraal verdragsland met een pensioenpremiebepaling
In diverse belastingverdragen is een bepaling opgenomen op grond waarvan het bij tijdelijke uitzending naar Nederland mogelijk is om onder voorwaarden premies betaald voor buitenlandse pensioenregelingen fiscaal in Nederland in aftrek te brengen (pensioenpremiebepaling). In het kort leidt de fiscale erkenning ertoe dat Nederland fiscale faciliteiten geeft naar de Nederlandse normen, mits de pensioenregeling in de uitzendstaat fiscaal erkend is. De belangrijkste voorwaarde, opgenomen in deze belastingverdragen, is dat de buitenlandse pensioenregeling vergelijkbaar is met een in Nederland fiscaal erkende pensioenregeling. Het gaat daarbij om een vergelijking op basis van een globale toetsing. Het is bijvoorbeeld geen belemmering als in de pensioenregeling van het verdragsland geen afkoopverbod is opgenomen. De opbouw in de buitenlandse pensioenregeling (via premieaftrek in Nederland volgens Nederlandse grenzen en normen) mag echter niet aanzienlijk groter zijn dan de opbouw van een vergelijkbare werknemer met een Nederlandse pensioenregeling. De bepaling gaat uit van fiscale aftrek van buitenlandse premies volgens de grenzen en de normen van het gastland (gelijke behandeling in het gastland van buitenlandse en binnenlandse premies). Dat betekent dat in zo’n situatie bij tewerkstelling in Nederland de grenzen en normen van premieaftrek in Nederland gevolgd moeten worden. Als de non-discriminatiebepaling van toepassing is, dan wordt de buitenlandse pensioenregeling hetzelfde behandeld als een pensioenregeling in de zin van
hoofdstuk IIB van de Wet LB respectievelijk
artikel 1.7, tweede lid, onderdeel a, van de Wet IB. Een termijn van de duur van de fiscale aftrek wordt in de belastingverdragen meestal niet genoemd. Bij het ontbreken van een termijn acht ik een termijn van 10 jaar aanvaardbaar om tijdelijke uitzendingen fiscaal niet te belemmeren. De periode van aanwijzing op grond van
subparagraaf 2.2.1 en
2.2.2 komt in mindering op de termijn van 10 jaar.Mandaatverlening van de aanwijsbevoegdheid
Ik mandateer hierbij (met de bevoegdheid van ondermandaat) aan de inspecteur de bevoegdheid om pensioenregelingen van inkomende werknemers als in deze subparagraaf bedoeld, aan te wijzen als pensioenregeling in de zin van de
Wet LB . Bij een dergelijke aanwijzing gelden de voorwaarden en bijzonderheden die zijn vermeld in
bijlage III van dit besluit.
2.3. Waardeoverdracht vanuit het buitenland
Inkomende werknemers die in Nederland voor langere tijd een dienstbetrekking aangaan, willen soms het in het buitenland opgebouwde pensioenkapitaal naar Nederland overdragen. Als een dergelijke overdracht civielrechtelijk valt onder
artikel 91 van de PW is er geen probleem:
artikel 10a, eerste lid, onderdeel f, van het UBLB laat dan toekenning van de buitenlandse dienstjaren in de Nederlandse regeling toe. Gaat het echter om overdrachten die niet vallen onder
artikel 91 van de PW, dan geldt artikel 10a van het UBLB niet voor de buitenlandse diensttijd. Als in een dergelijk geval de Nederlandse werkgever aan de werknemer pensioenaanspraken toekent in de pensioenregeling als tegenprestatie voor het ontvangen kapitaal, komt daardoor de hele Nederlandse pensioenregeling mogelijk in strijd met de voorschriften voor fiscale faciliëring. Dit acht ik ongewenst. Daarom volgt hierna voor deze situatie een aanwijzing als pensioenregeling.Aanwijzing
Voor zover nodig wijs ik de volgende pensioenregelingen aan als pensioenregeling in de zin van de
Wet LB . Het betreft pensioenregelingen van werknemers die pensioenkapitaal vanuit het buitenland laten overdragen aan de pensioenverzekeraar van hun Nederlandse pensioenregeling. Aan deze aanwijzing verbind ik de volgende voorwaarden:
a.
De buitenlandse pensioenuitvoerder draagt het pensioenkapitaal rechtstreeks over aan de pensioenverzekeraar.
b.
De Nederlandse werkgever kent niet meer pensioenrechten toe dan hetgeen overeenkomt met het overgedragen kapitaal.
c.
Na de waardeoverdracht blijft de regeling in alle overige opzichten voldoen aan de van toepassing zijnde bepalingen van de
Wet LB .
d.
De werknemer pleegt in verband met de waardeoverdracht geen enkele aftrek op enig in Nederland belastbaar inkomen van hem of zijn partner.Toelichting op voorwaarde b
Als men het kapitaal inbrengt in een pensioenregeling die is gebaseerd op een eindloonstelsel kan de werkgever aan de werknemer fictieve dienstjaren toekennen, overeenkomend met het bedrag van het kapitaal. Is sprake van een middelloonstelsel dan kan de werknemer voor het kapitaal een extra pensioenbedrag inkopen. Bij een beschikbare-premiestelsel dient het overgedragen kapitaal als premie voor een toekomstig pensioen.
2.4. Uitkeringen ingevolge aanspraken uit een Nederlandse pensioenregeling waarvoor de werknemer tijdens de opbouw in het buitenland geen fiscale tegemoetkoming heeft genoten
Pensioenuitkeringen uit een Nederlandse pensioenregeling die voldoet aan de regels voor fiscale faciliëring zijn belast volgens
artikel 10, eerste lid, van de Wet LB. Daar staat tegenover dat de verworven aanspraken tijdens de opbouw zijn vrijgesteld en dat de premies aftrekbaar zijn. Het komt voor dat werknemers in het buitenland pensioen (blijven) opbouwen in een Nederlandse pensioenregeling die wel voldoet aan de Nederlandse fiscale regels, maar niet aan de buitenlandse. Deze situatie kan zich voordoen als een werknemer tijdelijk in het buitenland gaat werken onder voortzetting van zijn Nederlandse pensioenregeling bij de pensioenverzekeraar van die regeling. Het gevolg hiervan kan zijn dat de werknemer in het buitenland geen vrijstelling en geen premieaftrek krijgt tijdens de opbouw. Dit kan zich ook voordoen na een waardeoverdracht vanuit het buitenland (zie
paragraaf 2.3). De uitkeringen uit die regeling worden evenwel bij een inwoner in Nederland normaal belast volgens artikel 10, eerste lid, van de Wet LB. Er is in dat geval dus sprake van economische dubbele heffing.
Dit geeft mij aanleiding het volgende goed te keuren.Goedkeuring
Met toepassing van
artikel 63 van de AWR keur ik goed dat in beide beschreven situaties via de zogenoemde saldomethode onder omstandigheden een deel van de pensioenuitkeringen buiten de heffing van loon- en inkomstenbelasting blijft. Hierbij kan ook van belang zijn het wel of niet heffen over een deel van de pensioenuitkering over de periode waarin de pensioengenieter nog niet in Nederland woonde (zie HR 9 juli 2010, nr. 09/03825, ECLI:NL:HR:2010:BN0635). Relevant is het bedrag van de voor en door de werknemer betaalde pensioenbijdragen ter zake van de buitenlandse arbeid. Voorwaarde is dat de werknemer voor deze bijdragen in het buitenland geen fiscale tegemoetkoming heeft ontvangen. Ik verbind aan deze wetstoepassing de voorwaarde dat belanghebbende desgevraagd aannemelijk maakt dat in verband met de verkrijging van de pensioenaanspraken in het buitenland daadwerkelijk belasting is geheven die naar aard en strekking overeenkomt met de loonbelasting of de inkomstenbelasting. Onder een daadwerkelijke heffing versta ik ook het achterwege zijn gebleven van premieaftrek bij de werknemer.Uitwerking en voorbeelden
Een cijfermatige uitwerking met voorbeelden van toepassing bij verschillende pensioenstelsels is te vinden bij de V&A’s voor
artikel 10 van de Wet LB op www.belastingdienstpensioensite.nl.
3.1. Inleiding
In dit hoofdstuk ga ik in op twee situaties die op pensioengebied kunnen voorkomen als een werknemer in het buitenland gaat werken (uitgaande werknemer):
a.
De werknemer wenst de deelneming in de Nederlandse pensioenregeling tijdens zijn verblijf in het buitenland voort te zetten (
paragraaf 3.2).
b.
Op verzoek van de werknemer vindt een overdracht van het pensioenkapitaal (waardeoverdracht) plaats van de pensioenverzekeraar in de zin van
artikel 19a, eerste lid, van de Wet LB aan een buitenlandse, fiscaal niet-aangewezen pensioenuitvoerder (
paragraaf 3.3).
In situatie a kan de vraag ontstaan in welke gevallen Nederland de voortgezette regeling nog fiscaal facilieert. Bij situatie b is van belang dat de wet de mogelijkheid biedt voorwaarden te stellen aan de overdracht. Van deze mogelijkheid maak ik in dit besluit gebruik. Indien de betrokkenen bij een overdracht niet aan die voorwaarden voldoen, kan de overdracht een belaste afkoop vormen.
3.2. Voortzetting Nederlandse pensioenregeling in het buitenland
Ik heb in de
besluiten van 16 april 2001 , nr. RTB2001/1325M, en
24 juli 2002 , nr. CPP2002/1073M, antwoord gegeven op vragen over de mogelijkheden van voortzetting. Deze antwoorden betreffen rechtstreekse wetstoepassing. Beide besluiten zijn vervallen. De standpunten uit de antwoorden zijn terug te vinden bij de V&A’s voor
artikel 18g van de Wet LB op www.belastingdienstpensioensite.nl.
3.3. Waardeoverdracht aan een fiscaal niet-aangewezen pensioenuitvoerder
Deze paragraaf behandelt de waardeoverdrachten op verzoek van een werknemer door een pensioenverzekeraar in de zin van
artikel 19a, eerste lid, van de Wet LB aan een buitenlandse, fiscaal niet-aangewezen pensioenuitvoerder. Het gaat om een overdracht vanuit een Nederlandse pensioenregeling aan een buitenlandse pensioenuitvoerder of om een vervolgoverdracht aan een buitenlandse pensioenuitvoerder na een eerdere waardeoverdracht van een Nederlandse pensioenregeling aan een fiscaal niet-aangewezen buitenlandse pensioenuitvoerder. Voor beide soorten overdrachten gelden dezelfde voorwaarden. De overnemende pensioenuitvoerder is geen pensioenverzekeraar als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, van de Wet LB.
In bepaalde gevallen kan een dergelijke overdracht zonder loonheffingen plaatsvinden op grond van
artikel 19b, zesde lid, van de Wet LB. De bepaling betreft de aanvaarding van een dienstbetrekking buiten Nederland of bij een internationale organisatie in Nederland. Deze paragraaf bevat de uitwerking van de in het artikel bedoelde voorwaarden.
Subparagraaf 3.3.1 behandelt de voorwaarden voor de overdrachten in het algemeen van pensioenkapitaal aan buitenlandse, fiscaal niet-aangewezen pensioenuitvoerders. Daarna volgen twee soorten overdrachten waarvoor afwijkende, specifieke regels gelden. Het gaat in de eerste plaats om de overdrachten van pensioenkapitaal aan (de pensioenuitvoerder van) de EU of de ECB (
paragraaf 3.3.2). Daarna volgen in
subparagraaf 3.3.3 de overdrachten aan (de pensioenuitvoerders van) internationale organisaties, zowel die in Nederland als die in het buitenland. Nieuw bij deze overdrachten is een versoepeling bij (gedeeltelijke) afkoop van een buitenlandse pensioenregeling voor zover het afgekochte deel niet ten laste van het Nederlandse inkomen is opgebouwd. Ter vermindering van de administratieve lasten geldt de voorwaarde van akkoordverklaring met de hoogte van het over te dragen pensioenkapitaal alleen voor overdrachten door een lichaam als bedoeld in
artikel 19a, eerste lid, onderdelen d en e, van de Wet LB. Het gaat daarbij om een lichaam dat een pensioenovereenkomst met een directeur-grootaandeelhouder uitvoert. De voorwaarden voor overdracht sluiten aan bij de wet- en regelgeving rond de
PW . Daarbij beoog ik een gelijke fiscale behandeling van pensioenverzekeraars die wel en pensioenverzekeraars die niet onder de PW vallen.
3.3.1. Waardeoverdracht in het algemeen
Op grond van
artikel 19b, zesde lid, van de Wet LB kan een waardeoverdracht zonder loonheffingen plaatsvinden indien het gaat om een overdracht in het kader van de aanvaarding van een dienstbetrekking buiten Nederland.Mandaatverlening van de aanwijsbevoegdheid
Ik mandateer hierbij (met de bevoegdheid tot ondermandaat) aan de inspecteur de bevoegdheid ermee in te stemmen dat een waardeoverdracht of vervolgoverdracht aan een buitenlandse pensioenuitvoerder zonder loonheffingen geschiedt. Daarbij gelden de voorwaarden en bijzonderheden van
bijlage IV van dit besluit.
3.3.2. Waardeoverdracht aan de (pensioenuitvoerder van) de EU of ECB
Ik ben met de Europese Commissie en de ECB zogenoemde ‘working arrangements’ overeengekomen. Deze arrangements zijn mede tot stand gekomen in het licht van het arrest van het Hof van Justitie van de EG van 20 maart 1986, zaak 72/85 (gepubliceerd in Jurisprudentie van het Hof van Justitie, 1986-3, blz. 1219 e.v.). De arrangements regelen de fiscale consequenties van waardeoverdrachten aan (een pensioenuitvoerder van) de Europese Unie of de ECB. Daarbij gelden de voorwaarden en bijzonderheden van
bijlage V van dit besluit. Deze voorwaarden en bijzonderheden zijn grotendeels overgenomen uit de arrangements. Indien een pensioenverzekeraar een waardeoverdracht doet aan (een pensioenuitvoerder van) de EU of de ECB dient deze overdracht te voldoen aan de voorwaarden en bijzonderheden uit die bijlage. In dat geval kan de waardeoverdracht zonder loonheffingen geschieden. Instemming van de inspecteur is dan niet noodzakelijk.
3.3.3. Waardeoverdracht aan (de pensioenuitvoerder van) een internationale organisatie
Op grond van
artikel 19b, zesde lid, van de Wet LB kan een waardeoverdracht zonder loonheffingen plaatsvinden indien het gaat om een overdracht in het kader van de aanvaarding van een dienstbetrekking bij een internationale organisatie die al dan niet in Nederland is gevestigd.Mandaatverlening van de aanwijsbevoegdheid
Ik mandateer hierbij aan de inspecteur de bevoegdheid ermee in te stemmen dat een waardeoverdracht of vervolgoverdracht aan (de pensioenuitvoerder van) die internationale organisatie zonder loonheffingen geschiedt. Daarbij gelden de voorwaarden en bijzonderheden van
bijlage VI van dit besluit. Voor de goede orde merk ik op dat overdrachten aan (de pensioenuitvoerders van) de EU of de ECB niet onder deze paragraaf vallen maar onder
subparagraaf 3.3.2.
4. Pensioen en stamrechten in buitenlands eigen beheer
Directeuren-grootaandeelhouders kunnen hun pensioen onderbrengen in een eigenbeheerlichaam. Ook stamrechten die vallen onder de vrijstelling van
artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet LB (tekst tot en met 31 december 2013), kunnen in een dergelijk lichaam worden ondergebracht. Met ingang van 15 september 2009 worden eigenbeheerlichamen die zijn gevestigd in een andere lidstaat van de EU of EER-land onder voorwaarden als pensioen- en of stamrechtverzekeraar van pensioenen en of stamrechten toegelaten (
artikel 19a, eerste lid, onderdeel e, van de Wet LB). Het kan daarbij gaan om een verplaatsing van een in Nederland gevestigd lichaam of om een overdracht van het pensioen- of stamrechtkapitaal naar een eigenbeheerlichaam dat is gevestigd in een van de genoemde landen.
De aanwijzing van een in een andere EU-lidstaat of EER-land gevestigd eigenbeheerlichaam als een toegelaten pensioen- en/of stamrechtverzekeraar in de zin van de
Wet LB vindt plaats door de inspecteur. Bij een dergelijke overeenkomst gelden de bepalingen die zijn vermeld in
bijlage VII (pensioen) respectievelijk
VIII (stamrecht) van dit besluit.
5. Overgangsrecht
Inkomende werknemers als bedoeld in
paragraaf 2.2 kunnen een rechtstreeks beroep doen op dit besluit als hun detachering of tewerkstelling begint bij of na de inwerkingtreding van dit besluit. Als hun detachering of tewerkstelling eerder begon, geldt het volgende. Bestaande aanwijzingen blijven als hoofdregel van kracht. Bestaande aanwijzingen zijn aanwijzingen op grond van het
besluit van 31 januari 2008 , nr. CPP2007/98M.
Werknemers die dat wensen kunnen de inspecteur verzoeken om een bestaande aanwijzing te wijzigen in een nieuwe aanwijzing op grond van dit besluit. De nieuwe aanwijzing geldt met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit tot aan de datum waarop de bestaande aanwijzing zou vervallen, dan wel, in situaties als bedoeld in
subparagraaf 2.2.3, tot maximaal 5 jaar langer.
Het is ook mogelijk dat werknemers bij de inwerkingtreding van dit besluit (nog) geen verzoek hebben gedaan om aanwijzing volgens het
besluit CPP2007/98M . Ook zij kunnen desgewenst de inspecteur verzoeken om toepassing van dit besluit. In dat geval geldt de aanwijzing met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit tot aan het einde van de termijn van 5 jaar (in de situaties als bedoeld in
subparagraaf 2.2.3: 10 jaar) van hun detachering of tewerkstelling. Over de jaren dat het
besluit van 31 januari 2008 , nr. CPP2007/98M nog van toepassing is, kan een beroep worden gedaan op dat besluit.
6. Ingetrokken regeling
Het
besluit van 31 januari 2008 , nr. CPP2007/98M, Stcrt. nr. 27 is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit.
7. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Den Haag, 9 oktober 2015,
Lid van het managementteam Belastingdienst