{**}
Rechtenmedia.nl - Juridische Online Uitgeverij  Rechtennieuws.nl | Jure.nl | Maxius.nl | Parlis.nl | Rechtenforum.nl | Vacatures | MijnWetten.nl | AdvocatenZoeken.nl | Rechtentotaal.nl
» Energiewijzer « advertorial
Bespaar geld en stap over!
Energiewijzer.nl, eerlijk over energie.

Juridische vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature

Powered by Jbmatch.nl

Inhoudsopgave
1. Inleiding
2. Grondslagen algemeen
3. Nadere uitwerking van de grondslagen
3.1. Beschikbare premie voor ouderdomspensioen
3.2. Uitbreiding leeftijdsklasse tot en met 19 jaar
3.3. Beschikbare premie voor tijdelijk overbruggingspensioen
3.4. Beschikbare premie voor prepensioen
3.5. Beschikbare premie voor het nabestaanden- of wezenpensioen
3.6. Premies voor arbeidsongeschiktheidspensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen
3.7. Incidentele beloningen
3.8. Staffel gebaseerd op een gelijkblijvend(e) premie(percentage)
3.9. Inhaal niet gebruikte premieruimte bij beschikbare-premieregelingen
4. Uniform toepasbare staffels
5. Goedkeuring
6. Inwerkingtreding; vervallen besluit
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht

Loonbelasting, pensioen, beschikbare-premiestaffels

Bwb-id:
Officiele titel:
Citeertitel:
Soort regeling:
Wetsfamilies:
Eerst verantwoordelijk ministerie:

Geldigheidsdatum:
Ingangsdatum:
Let op. Deze wet is vervallen op 3 november 2007. U leest nu de tekst die gold op 2 november 2007.
Loonbelasting, pensioen, beschikbare-premiestaffels
1. Inleiding
Dit besluit vervangt het besluit van 4 november 2000, nr. RTB2000/969M.
In dit besluit worden uniform toepasbare beschikbare-premiestaffels voor verschillende pensioensoorten gepubliceerd. Deze staffels voorzien in de opbouw van een ouderdomspensioen, al of niet in combinatie met een nabestaandenpensioen ter grootte van 70% van dat ouderdomspensioen, een tijdelijk overbruggingspensioen en een prepensioen.
Sinds de publicatie van het besluit van 4 november 2000 hebben zich de hierna beschreven ontwikkelingen voorgedaan die het wenselijk maken dat het besluit wordt aangepast.
In het besluit van 4 november 2000 waren de in de tweede kolom van bijlage 1 vermelde premiepercentages (staffels) gebaseerd op de combinatie van een diensttijdevenredig opgebouwd ouderdomspensioen en een direct na het overlijden van de werknemer ingaand, opgebouwd nabestaandenpensioen. Uit de praktijk bereiken mij verzoeken om ook uniform toepasbare staffels te publiceren waarin verlaagde premiepercentages zijn opgenomen voor een ouderdomspensioen en een uitsluitend bij overlijden op of na de pensioendatum ingaand, tijdsevenredig opgebouwd nabestaandenpensioen. Het bereikbare nabestaandenpensioen dat ingaat bij overlijden van de werknemer vóór de pensioendatum kan alsdan afzonderlijk op risicobasis worden verzekerd en gefinancierd.
Ook heeft de praktijk verzocht om publicatie van uniform toepasbare verhoogde premiestaffels voor de combinatie van een ouderdomspensioen en een direct na het overlijden van de werknemer ingaand nabestaandenpensioen, waarbij voor het nabestaandenpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum (vooroverlijden) wordt uitgegaan van het bereikbare pensioenbedrag. In dat geval is het nabestaandenpensioen een combinatie van een op risicobasis verzekerd nabestaandenpensioen voor de periode tot de pensioendatum en een tijdsevenredig opgebouwd nabestaandenpensioen voor de periode vanaf de pensioendatum.
Voorts is uit de praktijk de vraag naar voren gekomen om uniform toepasbare staffels te publiceren voor het tijdelijk overbruggingspensioen. In onderdeel 3.3 zal ik hier nader op ingaan.
Ten slotte is de vraag opgekomen om aan de bestaande gepubliceerde staffels een leeftijdsklasse jonger dan 20 jaar toe te voegen. Hierop wordt in onderdeel 3.2 ingegaan.
Hierna zal ik eerst de wettelijke uitgangspunten nader toelichten. Vervolgens is een methode uitgewerkt waarmee de pensioenruimte in collectieve regelingen optimaal kan worden benut met behulp van uniform toepasbare staffels. Deze staffels zijn in de bijlagen bij dit besluit opgenomen. Ze geven premiepercentages weer die voor alle deelnemers aan een collectieve pensioenregeling binnen de grenzen van Hoofdstuk IIB en artikel 38a van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) blijven. Dit laat onverlet dat individuele deelnemers, uitgaande van hun eigen situatie, aannemelijk kunnen maken dat voor hen een afwijkende staffel geldt die buiten de grenzen van de bijlagen valt.
In bijlage 1 is een aantal uniform toepasbare staffels opgenomen voor ouderdomspensioen, al of niet in combinatie met voornoemde varianten van nabestaandenpensioen. Hierbij is uitgegaan van pensioenleeftijden van 60 tot en met 65 jaar.
In bijlage 2 zijn uniform toepasbare staffels opgenomen voor prepensioen, waarbij opbouwperioden zijn gekozen van 15 tot 50 jaar.
Omdat de staffels voor de collectiviteit zijn ontwikkeld, zijn zij niet in alle gevallen toepasbaar in situaties waarbij geheel of gedeeltelijk een lichaam als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdeel d, van de Wet LB als verzekeraar optreedt. In de eigen-beheersituatie dient immers te worden voldaan aan de in artikel 10c van het Uitvoeringsbesluit Loonbelasting 1965 (UBLB) gestelde voorwaarden. Zo kan bijvoorbeeld in een pensioenregeling die in eigen beheer wordt gehouden alleen een nabestaandenpensioen worden opgebouwd indien de werknemer daadwerkelijk een nabestaande heeft.
De staffels in de bijlagen zijn gebaseerd op de thans geldende wettelijke maxima. Indien lagere percentages van kracht worden, zullen nieuwe staffels worden gepubliceerd.
De inhoud van dit besluit is afgestemd met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Gelet op artikel 6, derde lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering geldt dit besluit ook voor de premieheffing werknemersverzekeringen.
2. Grondslagen algemeen
Uit artikel 18a, derde lid, van de Wet LB volgt dat een op een beschikbare-premiestelsel gebaseerd ouderdomspensioen tijdsevenredig moet worden opgebouwd. Het stelsel moet zijn gericht op een pensioen dat na 35 jaren opbouw niet meer bedraagt dan 70 percent van het loon op dat tijdstip. In de toelichting is hierover opgemerkt dat tijdsevenredige opbouw van een ouderdomspensioen van ten hoogste 70% in 35 jaren inhoudt dat de opbouw per dienstjaar, behoudens beleggingsresultaten, gelijk moet lopen met de opbouw per dienstjaar in een eindloonregeling. Dit betekent dat in een beschikbare-premiestelsel de opbouw ook gericht moet zijn op ten hoogste 2% per dienstjaar. Ten aanzien van een nabestaandenpensioen op basis van een beschikbare-premiestelsel is bepaald dat de uitgangspunten van artikel 18a, derde lid, van de Wet LB op overeenkomstige wijze moeten worden toegepast.
De intredeleeftijd van de werknemer, het pensioengevend loon, de AOW-franchise, de toegezegde pensioensoorten en de pensioeningangsdatum van de regeling zijn bepalende factoren voor een staffel. Zoals ook tijdens de parlementaire behandeling van de Wet fiscale behandeling van pensioenen is aangegeven, zouden tientallen beschikbare-premiestaffels ontstaan indien bij het samenstellen van staffels met deze individuele factoren rekening wordt gehouden.
3.1. Beschikbare premie voor ouderdomspensioen
Bij het berekenen van een beschikbare premie kan de premie in beginsel zowel in een percentage van het salaris als in een percentage van de pensioengrondslag worden uitgedrukt. Deze pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend loon te verminderen met een zodanige franchise dat rekening wordt gehouden met voldoende AOW-inbouw. Nadeel van een beschikbare-premiestaffel uitgedrukt in een percentage van het salaris is dat voor elke werknemer met een afwijkend aanvangssalaris een nieuwe individuele staffel moet worden gemaakt, omdat de constante AOW-franchise bij onderling afwijkende aanvangssalarissen tot verschillende premiepercentages leidt.
Om een premiestaffel in meerdere situaties, met verschillende aanvangssalarissen, toe te kunnen passen zal de premiestaffel uitgedrukt moeten zijn in een percentage van de pensioengrondslag. In een staffel waarbij met een 3-2-1-0-carrièreontwikkeling wordt gerekend en de premie wordt uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag worden de afwijkingen in de premieschalen bij verschillende aanvangssalarissen van de onderscheidenlijke werknemers aanvaardbaar klein indien aan de volgende randvoorwaarden wordt voldaan:
Voor de berekening van de staffel moet worden uitgegaan van een uniforme intredeleeftijd. Dit zal veelal de jongste leeftijd zijn vanaf welke leeftijd aan de pensioenregeling kan worden deelgenomen.
Bij deze uniforme intredeleeftijd moet een op die leeftijd in de onderneming gebruikelijk aanvangssalaris worden gekozen.
Het aanvangssalaris in de laagste klasse moet na vermindering met de franchise resulteren in een pensioengrondslag van ten minste € 7.000.
Indien echter voor collectieve regelingen waaraan werknemers deelnemen met verschillende intredeleeftijden een uniforme staffel zou worden gebruikt met een uniforme intredeleeftijd van bijvoorbeeld 25 jaar dan kan dit leiden tot toepassing van het levensjarenbeginsel. In het vervolg van dit besluit worden onder punt 4 de – ongewenste – gevolgen daarvan geschetst. Ik heb in mijn brief van 12 juni 1996, met kenmerk WDB96/184M, aan de voorzitter van de vaste commissie voor Financiën aangegeven het levensjarenbeginsel alleen nog toe te willen staan voor op dat moment bestaande situaties. Dit betekent dat met betrekking tot een op een collectiviteit toepasbare uniforme staffel moet worden gezocht naar een alternatief waarbij – omwille van het beperken van het aantal staffels – geen rekening wordt gehouden met de intredeleeftijd, maar waarbij tevens een oplossing wordt geboden voor de problematiek van het levensjarenbeginsel.
3.2. Uitbreiding leeftijdsklasse tot en met 19 jaar
In artikel 18a, derde lid, onderdeel a, van de Wet LB is aangegeven dat de beschikbare premie actuarieel per leeftijdsklasse van ten hoogste 5 jaren wordt vastgesteld en wordt afgestemd op de gemiddelde leeftijd in de klasse. Uit de praktijk is de vraag opgekomen om de in de bijlagen opgenomen staffels uit te breiden met de leeftijdsklasse 15–19 jaar. Omdat ik ervan uit ga dat de pensioenopbouw nagenoeg nooit betrekking zal hebben op leeftijden van 15 tot en met 17 jaar, is de in de bijlage opgenomen beschikbare premie voor de klasse van 15 tot en met 19 jaar bepaald op het gemiddelde van de leeftijden van 18 en 19 jaar.
3.3. Beschikbare premie voor tijdelijk overbruggingspensioen
Een tijdelijk overbruggingspensioen dient ter compensatie van het gemis aan uitkeringen ingevolge de Algemene ouderdomswet, eventueel aangevuld met een gebruteerde compensatie voor het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het ouderdomspensioen voor en na de 65-jarige leeftijd. Zie artikel 18e, eerste lid, onderdeel b, van de Wet LB. Het tijdelijk overbruggingspensioen is niet afhankelijk van de hoogte van het salaris. De beschikbare premie voor een tijdelijk overbruggingspensioen kan daarom slechts worden uitgedrukt in nominale premiebedragen of in een percentage van de AOW-uitkering of de daaruit af te leiden AOW-franchise. Hierbij kan voor de berekening van de premiehoogte worden uitgegaan van een AOW-uitkering ter grootte van maximaal tweemaal de bruto AOW-uitkering voor een gehuwde persoon (2003: € 15.698). De hierbij behorende AOW-franchise bedraagt dan maximaal 10/7 maal de dubbele AOW-uitkering voor een gehuwde persoon (2003: € 22.426).
Doordat de hoogte van het bovenvermelde verschil in premie volksverzekeringen afhankelijk is van de hoogte van het ouderdomspensioen, is een op basis van artikel 18e van de Wet LB maximaal berekend tijdelijk overbruggingspensioen afhankelijk van de persoonlijke situatie van de werknemer. In een uniform toepasbare staffel kan geen rekening worden gehouden met deze persoonlijke omstandigheden. Daarom kan zo’n staffel slechts gebaseerd zijn op een tijdelijk overbruggingspensioen dat uitsluitend het gemis aan AOW-uitkeringen compenseert. In dat geval kunnen premiestaffels voor een tijdelijk overbruggingspensioen worden gehanteerd die door middel van rekenregels worden afgeleid uit de premiestaffels voor een prepensioen uit bijlage 2. Na de omrekening worden de premiepercentages uitgedrukt in de AOW-uitkering of de AOW-franchise.
De rekenregels voor het afleiden van de uniform toepasbare premiestaffels voor een tijdelijk overbruggingspensioen zoals hiervoor omschreven uit de premiestaffels voor een prepensioen zijn:
Als het premiepercentage voor het tijdelijk overbruggingspensioen wordt uitgedrukt in de AOW-uitkering kan het beschikbare-premiepercentage over deze uitkering worden afgeleid van de premiepercentages uit bijlage 2 door deze te delen door de factor 0,915. Hierdoor wordt een 100% uitkeringsniveau bereikt.
Als het premiepercentage voor het tijdelijk overbruggingspensioen wordt uitgedrukt in de AOW-franchise kan het beschikbare-premiepercentage over deze franchise worden afgeleid van de premiepercentages uit bijlage 2 door deze te vermenigvuldigen met de factor 0,70/0,915.
Als een dekking voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid verplicht is meeverzekerd, mogen de aldus berekende percentages nog worden vermenigvuldigd met de factor 1/0,92.
3.4. Beschikbare premie voor prepensioen
Ingeval voorafgaand aan de ingang van het ouderdomspensioen een prepensioen wordt toegezegd op basis van een beschikbare-premiestelsel zal ook voor deze pensioensoort een afzonderlijke staffel moeten worden vastgesteld. Omdat de uitkering van het prepensioen afhankelijk is van de hoogte van het salaris en dus geen directe relatie kent met de pensioengrondslag, zal de premiestaffel voor het prepensioen uitgedrukt moeten zijn in een premiepercentage van het pensioengevend loon.
3.5. Beschikbare premie voor het nabestaanden- of wezenpensioen
Zoals ik in de inleiding, onderdeel 1, heb aangegeven mag een beschikbare-premiestaffel in beginsel alleen gebaseerd zijn op tijdsevenredig op te bouwen pensioenaanspraken. In de uniform toepasbare staffels van bijlage 1 is dit het geval bij de in de derde en vierde kolom opgenomen staffels.
De premie die betrekking heeft op het risico dat bij vooroverlijden in plaats van het opgebouwde nabestaandenpensioen het op pensioeningangsdatum bereikbare pensioen wordt uitgekeerd kan slechts in de beschikbare-premiestaffel worden opgenomen indien deze premie ook daadwerkelijk voor een dergelijke risicoverzekering wordt aangewend en aan de reserve van de beleggingsverzekering wordt onttrokken. Op deze wijze komt, indien gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid het nabestaandenpensioen te ruilen voor een hoger ouderdomspensioen, alleen het opgebouwde nabestaandenpensioen voor uitruil in aanmerking. De in de laatste kolom van bijlage 1 opgenomen staffels omvatten de premies voor het genoemde risico van vooroverlijden. Als de staffels uit deze kolom worden gehanteerd, veronderstel ik derhalve dat sprake is van de bedoelde aanwending en onttrekking van de risicopremies.
Zoals in onderdeel 1 is aangegeven geldt voor een pensioenregeling, waarvoor als verzekeraar een lichaam optreedt als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdeel d, van de Wet LB (eigen-beheersituaties), dat slechts een nabestaanden- of wezenpensioen kan worden toegekend indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 10c, onderdeel d, van het UBLB. Deze bepaling houdt in dat er sprake moet zijn van een aanwijsbare nabestaande of wees.
3.6. Premies voor arbeidsongeschiktheidspensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen
De premie voor de risico’s van arbeidsongeschiktheid en het gemis aan uitkeringen ingevolge de Algemene nabestaandenwet kan alleen in de beschikbare premie worden opgenomen als deze risico’s daadwerkelijk voor die premie worden verzekerd. De premies voor deze risicoverzekeringen kunnen niet worden geruild voor een hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen of voor een hoger nabestaandenpensioen.
3.7. Incidentele beloningen
Voor zover in een op de wettelijke uitgangspunten gebaseerde staffel voor ouderdoms- en/of nabestaandenpensioen rekening is gehouden met een vorm van carrière, kan zo’n staffel niet worden toegepast op incidentele beloningen, waarvoor de carrièreveronderstelling immers niet van toepassing is. Indien in de structurele beloningen reeds volledig rekening is gehouden met de minimaal voorgeschreven AOW-inbouw, kan voor de bepaling van een staffel voor incidentele bonussen AOW-inbouw achterwege blijven. De beschikbare premie kan in dat geval worden uitgedrukt in een percentage van de incidentele beloning zelf.
Bij hantering van de staffels uit bijlagen 1 en 2 mogen de aldaar vermelde percentages ook worden toegepast op incidentele beloningen, mits voor het ouderdoms- en nabestaandenpensioen is voldaan aan de vermelde veronderstelling omtrent de AOW-inbouw . Een afzonderlijke staffel is dan dus niet nodig. Zie ook de uitgangspunten voor de staffels in onderdeel 5.
3.8. Staffel gebaseerd op een gelijkblijvend(e) premie(percentage)
Bij een beschikbare-premieregeling mag de premie voor alle jaren gelijk zijn of gebaseerd zijn op een vast percentage van de pensioengrondslag. Voorwaarde is dat de premie maximaal gelijk is aan de laagste premie of het laagste premiepercentage dat in een fiscaal zuivere staffel is toegestaan. In dat geval leidt de vaste premie of het vaste premiepercentage op zich niet tot een onzuivere pensioenregeling. Voor 15- tot en met 19-jarigen mag het premiepercentage voor 20- tot en met 24-jarigen worden gehanteerd.
3.9. Inhaal niet gebruikte premieruimte bij beschikbare-premieregelingen
Als een pensioenregeling de mogelijkheid biedt de in een jaar niet gebruikte beschikbare-premieruimte in een later jaar in te halen, moet over het jaar waarin de premieruimte niet volledig is gebruikt deze niet gebruikte premie in euro’s worden vastgesteld. Deze premie mag in enig later jaar alsnog worden gestort. Omdat over deze inhaalpremie(s) in de voorliggende jaren geen rendement kon worden behaald mag de in eerste aanleg berekende inhaalpremie worden vermenigvuldigd met een samengestelde factor van 1,04 voor elk jaar gelegen tussen het einde van het in te halen jaar en de aanvang van het jaar waarin de inhaal plaatsvindt. De toepassing van deze inhaal vereist dat de relevante gegevens voor de in te halen jaren beschikbaar moeten blijven. Zoals in onderdeel 3.6 is aangegeven behoren premies voor risicoverzekeringen overeenkomstig dat doel (een te verzekeren risico) te worden aangewend. Daarom moet de risicopremie uit de inhaalpremie worden geëlimineerd. In de in bijlage 1 opgenomen staffel voor een ouderdomspensioen ter grootte van 2,25% van de pensioengrondslag op basis van middelloon en een direct ingaand op pensioeningangsdatum bereikbaar nabestaandenpensioen, ter grootte van een bedrag als bedoeld in artikel 18b, vijfde lid, van de Wet LB (kolom OP en direct ingaand bereikbaar NP) kan daarom eveneens niet worden gebruikt voor de inhaal van niet gebruikte premieruimte.
Voor een uitgebreide behandeling van inhaal van pensioentekorten verwijs ik naar het Besluit van 11 december 2002, nr. CPP2002/1448M.
4. Uniform toepasbare staffels
Zoals in voorgaande onderdelen is aangegeven kan met een beperkt aantal staffels worden volstaan indien de premies worden uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag en deze grondslag bij de aanvangleeftijd van de staffel ten minste € 7.000 bedraagt. Om deze staffels uniform toepasbaar te maken zal een oplossing gevonden moeten worden voor de verschillende intredeleeftijden van de werknemers, waarbij tevens een oplossing wordt geboden voor de problematiek van het levensjarenbeginsel. Toepassing van het levensjarenbeginsel leidt ertoe dat bij een uniforme ingangsleeftijd van bijvoorbeeld 25 jaar voor werknemers die op latere leeftijd intreden dan 25 jaar een te hoge premie kan worden gestort omdat een backservice wordt meegegeven alsof de werknemer vanaf de 25-jarige leeftijd deelnemer was in de regeling.
Het hierna opgenomen overzicht laat het verschil zien tussen een uniforme staffel bij een intredeleeftijd van 25 jaar en een naar intredeleeftijd gedifferentieerde staffel:
  Uniforme staffel Individuele staffels    
  Werknemer A Werknemer B Werknemer C Werknemer D
In dienst vanaf 25 jaar 30 jaar 40 jaar 50 jaar
Salaris bij indiensttreding 20.000 23.186 29.388 33.768
AOW-inbouw 7.549 7.549 7.549 7.549
Premie-% per klasse van 5 jaar Percentage Pensioen-grondslag Percentage Pensioen-grondslag Percentage Pensioen-grondslag Percentage Pensioen-grondslag
25–29 9,7 -
30–34 14,2 11,5
35–39 17,4 15,4
40–44 22,9 20,6 16,1
45–49 24,2 22,9 20,2
50–54 30,7 29,1 26,0 22,8
55– Geen premieverschil Geen premieverschil Geen premieverschil Geen premieverschil

Uitgangspunten:
Nabestaandenpensioen (NP) = 70% van het ouderdomspensioen (OP).
Berekening exclusief risicodeel NP.
Opslagen voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en voor kosten resp. 8% en 10%.
Overlevingstafel: GBM/GBV 1990–1995, leeftijdscorrecties –5 en –6.
Salarissen bij indiensttreding zodanig gekozen dat bereikbare eindsalarissen (volgens de 3-2-1-0-carrière) gelijk zijn (€ 35.139).
Cijfers voor 2002.
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat werknemers B, C en D, indien zij deel zouden nemen in de uniforme staffel van A te hoge beschikbare premies krijgen, waardoor hun pensioentoezegging onzuiver wordt.
5. Goedkeuring
Als rekening wordt gehouden met verschillende intredeleeftijden zouden tientallen beschikbare-premiestaffels moeten worden gehanteerd. Dit acht ik niet wenselijk. Een andere benadering zou kunnen zijn om in de beschikbare-premiestaffels te abstraheren van de inbouw van een carrière volgens het 3-2-1-0 model. Het achterwege laten van de inbouw van een carrière in de beschikbare-premiestaffels zou echter tot een te beperkte premieruimte leiden.
Daarom heb ik besloten om in afwijking van de tekst van artikel 18a, derde lid, van de Wet LB toe te staan dat een beschikbare-premiestaffel, met inachtneming van hetgeen overigens in dit besluit is bepaald, mag worden gebaseerd op de pensioenopbouw volgens het middelloonstelsel. Dat wil zeggen dat de jaarlijkse pensioenopbouw voor het ouderdomspensioen in een beschikbare-premieregeling gericht mag zijn op ten hoogste 2,25% per dienstjaar. Voor de opbouw van het prepensioen betekent dit dat ten hoogste 9,15% per dienstjaar kan worden opgebouwd.
Uitgaande van deze goedkeuring is een beschikbare-premieregeling in ieder geval aan te merken als een zuivere pensioenregeling indien de premiepercentages de in de bijlage opgenomen staffelpercentages niet overschrijden. Op deze wijze wordt de praktijk een handreiking geboden om ter zake van collectieve regelingen een uniform toepasbare beschikbare-premiestaffel te hanteren waarbij een ruimte wordt geboden die voor alle werknemers binnen de begrenzingen van de Wet LB blijft. De staffels moeten worden beschouwd als een collectief toepasbare richtlijn, waarvan in individuele omstandigheden kan worden afgeweken indien aannemelijk kan worden gemaakt dat in het individuele geval een andere staffel dient te worden toegepast.
Voor het gebruik van de in de bijlagen opgenomen staffels stel ik nog de volgende voorwaarden:
Indien krachtens de overeenkomst tussen de werkgever en de pensioenuitvoerder de kosten van de beschikbare-premieregeling op een andere wijze dan door middel van de betaling van de beschikbare premies in rekening worden gebracht, dient hiermee bij de toepassing van de in de bijlagen opgenomen staffels rekening te worden gehouden. Als bijvoorbeeld de werkgever de volledige kosten van de beschikbare-premieregeling op andere wijze vergoedt, moeten de percentages worden gedeeld door de factor 1,1.
De in de bijlagen opgenomen staffels zijn bepaald op basis van de overlevingstafel GBM/GBV 1990–1995, met leeftijdscorrecties voor een mannelijke werknemer van –5 en de vrouwelijke partner van –6. Veel pensioenfondsen maken gebruik van andere sterftegrondslagen. Indien een verzekeraar of een pensioenfonds lichtere sterftegrondslagen hanteert dienen de staffelpercentages dienovereenkomstig te worden herrekend.
Als in de regeling is aangegeven dat de beoogde pensioenen lager zijn dan de aan de staffels ten grondslag liggende maxima voor middelloonregelingen, zullen de genoemde premiepercentages naar evenredigheid toegepast moeten worden.
Hierbij merk ik nog op dat de toetredingsleeftijd geen rol speelt bij de toepassing van de in de bijlagen opgenomen staffels. Verder kunnen de in de bijlage 1 opgenomen beschikbare-premiestaffels ook worden toegepast op pensioengrondslagen die lager zijn dan € 7.000.
In artikel 18e en artikel 38a van de Wet LB is aangegeven dat een tijdelijk overbruggingspensioen en een prepensioen tijdsevenredig dienen te worden opgebouwd in de periode voorafgaande aan de in de regeling opgenomen ingangsdatum, waarbij een duur van 10 jaar als minimum opbouwperiode geldt. In bijlage 2 heb ik daarom meerdere staffels opgenomen. Het verschil tussen de acht staffeloverzichten wordt veroorzaakt door het verschil in de aanvangsleeftijd vanaf welke leeftijd in de regeling een prepensioen wordt opgebouwd.
Voor de in de bijlage opgenomen staffels is uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
Pensioenopbouw op basis van middelloonsysteem.
De percentages voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn uitgedrukt in de pensioengrondslag (premiegrondslag), die voor het prepensioen in het pensioengevend loon.
Voor incidentele beloningen kunnen de in de staffels opgenomen percentages worden toegepast op de incidentele beloning zelf, mits – in geval van een ouderdomspensioen of een ouderdoms- en nabestaandenpensioen – de voorgeschreven AOW-inbouw al volledig in de structurele pensioengrondslag is verwerkt.
De pensioengrondslag voor het ouderdoms- en nabestaandenpensioen is bepaald door het pensioengevend middelloon te verminderen met de minimale franchise van 10/7 x de AOW-uitkering voor een gehuwde (2003: € 7.849).
Carrière: omdat is uitgegaan van het middelloonsysteem is de carrière impliciet in het opbouwpercentage verwerkt.
Pensioenpercentages:
ouderdomspensioen: 2,25% per jaar;
nabestaandenpensioen: 70% van het ouderdomspensioen;
prepensioen: 91,5% van het middelloon met als maximum 9,15% per jaar en 85% van het eindloon.
Mannelijke werknemer en vrouwelijke partner.
Overlevingstafel: GBM/GBV 1990/1995; leeftijdscorrecties werknemer –5 en partner –6.
Leeftijdsverschil werknemer en partner: 3 jaar.
Rekenrente 4%.
Kostenopslag 10% (factor: 1,1).
Opslag in de regeling voor ouderdomspensioen of ouderdoms- en nabestaandenpensioen voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid: 8% (indien van toepassing) (factor: 1/0,92).
6. Inwerkingtreding; vervallen besluit
Dit besluit treedt in werking met ingang van 28 april 2003. Het besluit van 4 november 2000, nr. RTB2000/969M, vervalt op dezelfde datum.