a.
de jongere op lichamelijke of psychische gronden niet geschikt is om tot een school onderscheidenlijk een instelling te worden toegelaten;
b.
zij tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning - of, indien zij geen vaste verblijfplaats hebben, op alle binnen Nederland - gelegen scholen onderscheidenlijk instellingen waarop de jongere geplaatst zou kunnen worden, overwegende bedenkingen hebben;
c.
de jongere als leerling van een inrichting van onderwijs buiten Nederland staat ingeschreven en deze inrichting geregeld bezoekt.
Artikel 5a. Trekkend bestaan
De in
artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting om te zorgen, dat een jongere als leerling van een school staat ingeschreven, zolang zij een bij algemene maatregel van bestuur te omschrijven trekkend bestaan leiden waarbij de jongere hen vergezelt. De algemene maatregel van bestuur kan bijzondere regelen bevatten betreffende de vrijstelling in verband met:
a.
de leeftijd van de jongere waarop de verplichting ingaat om te zorgen dat een jongere als leerling van een school staat ingeschreven;
b.
de omstandigheden waarin de personen bedoeld in de eerste volzin, verkeren die van invloed zijn op de bereikbaarheid van een passende school voor de jongere.
1.
De in
artikel 2, eerste lid, bedoelde personen kunnen zich slechts beroepen op vrijstelling, indien zij aan burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jongere als ingezetene met een adres in de basisregistratie personen is ingeschreven, hebben kennis gegeven van:
a.
de gegevens van de jongere betreffende:
1°.
het persoonsgebonden nummer;
2°.
de naam, de geboortedatum, het geslacht, het adres en de woonplaats, de postcode van de woonplaats; en
3°.
of eerder een beroep op vrijstelling van de leerplicht is gedaan.
b.
op welke grond zij een beroep op vrijstelling menen te mogen maken.
2.
Deze kennisgeving moet worden ingediend:
a.
ten minste een maand voordat de jongere leerplichtig wordt, indien zij betrekking heeft op de aanvang van de leerplicht, en
b.
zolang nadien aanspraak op vrijstelling wordt gemaakt, elk jaar opnieuw voor 1 juli.
3.
Het tweede lid onder b is niet van toepassing, indien uit de in
artikel 7 bedoelde verklaring blijkt, dat de jongere nooit geschikt zal zijn een school onderscheidenlijk een instelling te bezoeken.
4.
Burgemeester en wethouders verstrekken aan Onze Minister de volgende gegevens van de jongere voor wie op grond van het eerste lid een beroep op vrijstelling wordt gedaan:
a.
het persoonsgebonden nummer, de postcode van de woonplaats;
b.
de begin- en einddatum van de vrijstelling;
c.
of eerder beroep is gedaan op de vrijstelling van de leerplicht; en
d.
indien de jongere niet eerder onderwijs binnen Nederland heeft gevolgd: de naam, adres en woonplaats, geslacht en geboortedatum.
5.
Onze Minister neemt de volgende op grond van het vierde lid door burgemeester en wethouders verstrekte gegevens op in het register vrijstellingen en vervangende leerplicht:
a.
het persoonsgebonden nummer;
b.
de begin- en einddatum van de vrijstelling;
c.
of eerder een beroep op vrijstelling van de leerplicht is gedaan;
e.
het gegeven dat het een vrijstelling van de leerplicht betreft.
Artikel 7. Lichamelijke of psychische ongeschiktheid
Een beroep op vrijstelling op grond van
artikel 5 onder a kan slechts worden gedaan, indien bij de kennisgeving een verklaring van een door burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jongere als ingezetene met een adres in de basisregistratie personen is ingeschreven, aangewezen arts - niet zijnde de behandelende arts - of van een door hen aangewezen academisch gevormde of daarmede bij ministeriële regeling gelijkgestelde pedagoog of psycholoog is overgelegd, waaruit blijkt, dat deze de jongere niet geschikt achten om tot een school onderscheidenlijk een instelling te worden toegelaten. Deze verklaring mag niet ouder zijn dan drie maanden.
1.
Een beroep op vrijstelling op grond van
artikel 5 onder b kan slechts worden gedaan, indien de kennisgeving de verklaring bevat, dat tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning - of, bij het ontbreken van een vaste verblijfplaats, op alle binnen Nederland - gelegen scholen onderscheidenlijk instellingen waarop de jongere geplaatst zou kunnen worden, overwegende bedenkingen bestaan.
2.
Deze verklaring is niet geldig, indien de jongere in het jaar, voorafgaande aan de dagtekening van de kennisgeving, geplaatst is geweest op een school onderscheidenlijk een instelling van de richting waartegen bedenkingen worden geuit.
Artikel 9. Bezoeken van school in buitenland
Een beroep op vrijstelling op grond van
artikel 5 onder c kan slechts worden gedaan, indien bij de kennisgeving een verklaring is overgelegd van het hoofd van de inrichting van onderwijs waaruit blijkt, dat de jongere als leerling van deze inrichting staat ingeschreven en haar geregeld bezoekt.
a.
wegens inschrijving van de jongere op een andere school of instelling;
Artikel 11. Gronden voor vrijstelling van geregeld schoolbezoek
De in
artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting te zorgen dat de jongere de school waarop hij staat ingeschreven, geregeld bezoekt, en de leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt alsmede de jongere die kwalificatieplichtig is, zijn vrijgesteld van de verplichting de school of de instelling geregeld te bezoeken, indien
a.
de school onderscheidenlijk de instelling is gesloten of het onderwijs is geschorst;
b.
bij of op grond van algemeen verbindende voorschriften het bezoeken van de school onderscheidenlijk de instelling is verboden;
c.
de jongere bij wijze van tuchtmaatregel tijdelijk de toegang tot de school onderscheidenlijk de instelling is ontzegd;
d.
de jongere wegens ziekte verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken;
e.
de jongere wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken;
f.
de jongere vanwege de specifieke aard van het beroep van één van de in
artikel 2, eerste lid, bedoelde personen slechts buiten de schoolvakanties met hen op vakantie kan gaan;
g.
de jongere door andere gewichtige omstandigheden verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken.
1.
De in
artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn met betrekking tot de jongere die nog niet de leeftijd van zes jaar heeft bereikt, voor ten hoogste 5 uren per week vrijgesteld van de verplichting om te zorgen dat deze de school waarop hij staat ingeschreven, geregeld bezoekt. Van een beroep op deze vrijstelling wordt mededeling gedaan aan het hoofd.
2.
Naast de vrijstelling bedoeld in het eerste lid, kan het hoofd op verzoek van de in
artikel 2, eerste lid, bedoelde personen ten behoeve van de jongere bedoeld in het eerste lid, tot ten hoogste 5 uren per week vrijstelling verlenen van de verplichting om te zorgen dat deze de school waarop hij staat ingeschreven, geregeld bezoekt.
Artikel 12. Ziekte van leerling
Een beroep op vrijstelling wegens ziekte van de jongere kan slechts worden gedaan, indien daarvan binnen twee dagen na het ontstaan van de verhindering aan het hoofd kennis is gegeven, zo mogelijk met opgave van de aard van de ziekte.
1.
Een beroep op vrijstelling wegens vakantie van de jongere, bedoeld in
artikel 11, onder f, kan slechts worden gedaan indien het hoofd op verzoek van de in
artikel 2, eerste lid, bedoelde personen verlof heeft verleend dat de jongere voor de duur van het verlof de school onderscheidenlijk de instelling niet bezoekt.
2.
Verlof als bedoeld in het eerste lid kan door het hoofd slechts eenmaal voor ten hoogste tien dagen per schooljaar worden verleend en kan geen betrekking hebben op de eerste twee lesweken van het schooljaar. Het verlof, bedoeld in de eerste volzin, kan aan de jongere die kwalificatieplichtig is slechts worden verleend tot een evenredig deel van het aantal dagen dat hij op grond van
artikel 4c verplicht is onderwijs te volgen.
Artikel 13b. Kennisgeving bij beroep op vrijstelling
Een beroep op vrijstelling wegens ziekte van de jongere, wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging wordt gedaan door middel van kennisgeving aan het hoofd door de in
artikel 2, eerste lid, bedoelde personen, tenzij de leerplichtige jongere of de jongere die kwalificatieplichtig is niet meer woonachtig is bij deze personen, in welk geval de kennisgeving wordt gedaan door de jongere zelf.
1.
Een beroep op vrijstelling wegens andere gewichtige omstandigheden bedoeld in
artikel 11 onder g kan slechts worden gedaan, indien het hoofd op verzoek van de in
artikel 2, eerste lid, bedoelde personen verlof heeft verleend, dat de jongere de school onderscheidenlijk de instelling tijdelijk niet bezoekt.
2.
Indien geen verlof is gevraagd, kan het hoofd alsnog verlof verlenen, indien hem binnen twee dagen na het ontstaan van de verhindering de redenen daarvan worden medegedeeld.
3.
Het hoofd kan ten aanzien van dezelfde jongere wegens de in het eerste lid bedoelde omstandigheden voor ten hoogste tien dagen per schooljaar verlof als bedoeld in dat lid verlenen. Indien het verlof ten aanzien van dezelfde jongere wordt gevraagd voor meer dan tien dagen per schooljaar, besluit de ambtenaar van de woongemeente van de jongere, het hoofd gehoord. Het verlof, bedoeld in de eerste volzin, kan aan de jongere die kwalificatieplichtig is slechts worden verleend tot een evenredig deel van het aantal dagen dat hij op grond van
artikel 4c verplicht is onderwijs te volgen.
1.
In andere gevallen dan genoemd in
artikel 5 kunnen burgemeester en wethouders op grond van bijzondere omstandigheden vrijstelling verlenen van de in
artikel 4a opgelegde verplichtingen, indien wordt aangetoond, dat de jongere op andere wijze voldoende onderwijs geniet.
2.
De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, kan alleen worden verleend indien de volgende gegevens van de jongere worden overlegd:
a.
de naam, de geboortedatum, het geslacht, het adres en de woonplaats, de postcode van de woonplaats;
b.
begin- en einddatum van de vrijstelling van de leerplicht; en
c.
of eerder een beroep is gedaan op vrijstelling van de leerplicht.
3.
Indien burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen op grond van het eerste lid, verstrekken zij aan Onze Minister de volgende gegevens van de jongere:
a.
het persoonsgebonden nummer en de postcode van de woonplaats;
b.
de begin- en einddatum van de vrijstelling;
c.
of eerder beroep is gedaan op vrijstelling van de leerplicht;
d.
dat het een vrijstelling van de leerplicht betreft; en
e.
indien de jongere niet eerder onderwijs binnen Nederland heeft gevolgd: de naam, het adres en de woonplaats, het geslacht en de geboortedatum.
4.
Onze Minister neemt de volgende op grond van het eerste lid verstrekte gegevens op in het register vrijstellingen en vervangende leerplicht:
a.
het persoonsgebonden nummer;
b.
de begin- en einddatum van de vrijstelling;
c.
of eerder beroep is gedaan op vrijstelling van de leerplicht;
e.
het gegeven dat het een vrijstelling van de leerplicht betreft.