1.
Degene die het gezag over een jongere uitoefent, en degene die zich met de feitelijke verzorging van een jongere heeft belast, zijn verplicht overeenkomstig de bepalingen van deze wet te zorgen, dat de jongere als leerling van een school staat ingeschreven en deze school na inschrijving geregeld bezoekt. Bij de inschrijving wordt een van overheidswege verstrekt document of een bewijs van uitschrijving van een andere school overgelegd waarop de gegevens van de jongere betreffende zijn geslachtsnaam, voorletters, geboortedatum, geslacht en burgerservicenummer of bij gebreke daarvan zo mogelijk zijn onderwijsnummer zijn vermeld. Indien de in de eerste volzin bedoelde personen bij de inschrijving aannemelijk hebben gemaakt dat zij geen burgerservicenummer of onderwijsnummer van de jongere kunnen overleggen, leggen zij het burgerservicenummer of onderwijsnummer van de jongere over aan de school zodra zij daarvan kennis hebben verkregen.
2.
De in het eerste lid bedoelde verplichtingen gelden niet voor zover de daarin bedoelde personen kunnen aantonen dat zij daarvoor niet verantwoordelijk kunnen worden geacht.
3.
De jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, is verplicht overeenkomstig de bepalingen van deze wet de school waaraan hij als leerling staat ingeschreven, geregeld te bezoeken, onverminderd het bepaalde in het eerste lid.
4.
Tot het tijdstip, bedoeld in
artikel XIa, eerste, tweede, onderscheidenlijk derde lid, van de wet van 6 december 2001 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs (Stb. 681), kan, in afwijking van de tweede volzin van het eerste lid, inschrijving van een jongere als leerling van een school plaatsvinden zonder overlegging van het onderwijsnummer en, indien de in het eerste lid bedoelde personen aannemelijk maken dat zij geen burgerservicenummer van de jongere kunnen overleggen, eveneens zonder overlegging van het burgerservicenummer. Tot dat tijdstip is de derde volzin van het eerste lid uitsluitend van toepassing met betrekking tot het burgerservicenummer.
1.
De verplichting om te zorgen, dat een jongere als leerling van een school staat ingeschreven, begint op de eerste schooldag van de maand volgende op die waarin de jongere de leeftijd van vijf jaar bereikt, en eindigt:
a.
aan het einde van het schooljaar na afloop waarvan de jongere ten minste twaalf volledige schooljaren een of meer scholen heeft bezocht;
b.
aan het einde van het schooljaar waarin de jongere de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt.
2.
Een jongere die een basisschool in minder dan acht schooljaren heeft doorlopen, wordt voor de toepassing van het eerste lid onder a geacht reeds acht schooljaren een school te hebben bezocht.
1.
Indien het betreft een jongere die tenminste de leeftijd van 14 jaar heeft bereikt en waarvan naar hun oordeel is komen vast te staan, dat hij niet geschikt is volledig dagonderwijs aan een school te volgen, kunnen burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jongere als ingezetene met een adres in de basisregistratie personen is ingeschreven, op verzoek van de in
artikel 2, eerste lid, bedoelde personen, in overeenstemming met het bevoegd gezag van de school, toestaan dat gedurende een bepaald schooljaar, voor zover nodig, in afwijking van het bepaalde in de
artikelen 11b, eerste lid,
11c,
11d en
11e van de Wet op het voortgezet onderwijs de jongere aan de school een programma volgt, dat naast algemeen vormend onderwijs en op het beroep gericht onderwijs tevens praktijktijd bevat, bestaande uit arbeid van lichte aard, te verrichten naast en in samenhang met het onderwijs.
2.
Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van:
a.
een plan van aanpak dat voorziet in een begeleidingsprogramma ten behoeve van de jongere dat is opgesteld door de school en dat tenminste bevat een beschrijving van de onderwijsdoelen en van de praktijktijd; en
b.
gegevens van de jongere betreffende:
1°.
het persoonsgebonden nummer;
2°.
de naam, de geboortedatum, het geslacht, het adres en de woonplaats, de postcode van de woonplaats; en
3°.
of eerder vervangende leerplicht is toegestaan.
3.
Alvorens burgemeester en wethouders besluiten op het verzoek, bedoeld in het eerste lid, horen burgemeester en wethouders in elk geval:
a.
degene die het verzoek heeft ingediend en de jongere zelf, en
b.
het hoofd van de school waar de jongere staat ingeschreven.
4.
Burgemeester en wethouders besluiten binnen 4 weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, en zenden binnen 2 weken na het nemen van het besluit daarvan afschrift aan de in
artikel 2, eerste lid, bedoelde personen.
5.
Indien de jongere nog steeds niet geschikt is volledig dagonderwijs als bedoeld in het eerste lid aan een school te volgen, kunnen de in
artikel 2, eerste lid, bedoelde personen burgemeester en wethouders ten minste acht weken voor het verstrijken van de periode waarvoor toestemming is verleend, verzoeken de toestemming voor het daaropvolgend schooljaar te verlengen. Het verzoek gaat vergezeld van een verklaring van het hoofd van de school waar de jongere staat ingeschreven, waarin een overzicht is gegeven van de wijze waarop uitvoering is gegeven aan het programma en waaruit blijkt dat een terugkeer van de jongere naar het onderwijs, bedoeld in de
artikelen 11a tot en met 11d van de Wet op het voortgezet onderwijs, te ontraden is, alsmede dat voortzetting van het programma bijdraagt aan de ontwikkeling van de jongere. Het tweede en derde lid zijn van toepassing.
1.
Op verzoek van de in
artikel 2, eerste lid, bedoelde personen kunnen burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jongere als ingezetene met een adres in de basisregistratie personen is ingeschreven, toestaan dat de inschrijving van de jongere aan een school voor het laatste schooljaar, bedoeld in
artikel 3, eerste lid, onder a of b, wordt vervangen door de inschrijving als leerling van een instelling als bedoeld in
paragraaf 2a.
2.
Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van gegevens van de jongere betreffende:
a.
het persoonsgebonden nummer;
b.
de naam, de geboortedatum, het geslacht, het adres en de woonplaats, de postcode van de woonplaats; en
c.
of eerder vervangende leerplicht is toegestaan.
3.
Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van plan van aanpak dat voorziet in een begeleidingsprogramma ten behoeve van de jongere dat is opgesteld door de instelling waar de jongere ingeschreven wenst te worden. Het begeleidingsprogramma bevat ten minste een beschrijving van de onderwijs- en vormingsdoelen, waaronder algemeen vormend onderwijs en op het beroep gericht onderwijs, alsmede de wijze waarop arbeid van lichte aard zal worden verricht, naast het volgen van onderwijs aan een instelling als bedoeld in
paragraaf 2a doch niet in samenhang met het onderwijs. Indien het betreft een jongere, die ten tijde van de indiening van het verzoek een programma als bedoeld in
artikel 3a, eerste lid, volgt, gaat het verzoek tevens vergezeld van een verklaring van het hoofd van de school waar de jongere staat ingeschreven, waarin een overzicht is gegeven van de wijze waarop uitvoering is gegeven aan het programma en waaruit blijkt dat een terugkeer van de jongere naar het onderwijs, bedoeld in de
artikelen 11a tot en met 11d van de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel een voortgezette toepassing van
artikel 3a, eerste lid, te ontraden is.
4.
Alvorens burgemeester en wethouder besluiten op het verzoek, bedoeld in het eerste lid, horen burgemeester en wethouder in elk geval:
a.
degene die het verzoek heeft ingediend en de jongere zelf;
b.
het hoofd van de school waar de jongere het laatst stond ingeschreven en het hoofd van de instelling waar de jongere ingeschreven wenst te worden, en
c.
de instellingen van maatschappelijke zorg die reeds bij de begeleiding van de jongere betrokken zijn.
5.
Burgemeester en wethouders besluiten binnen 4 weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, en zenden binnen 2 weken na het nemen van het besluit daarvan afschrift aan de in
artikel 2, eerste lid, bedoelde personen.
a.
het persoonsgebonden nummer, de postcode van de woonplaats;
b.
het gegeven dat het een vervangende leerplicht betreft;
c.
de begin- en einddatum van de vervangende leerplicht;
d.
of eerder een vervangende leerplicht is toegestaan; en
e.
indien de jongere niet eerder onderwijs binnen Nederland heeft gevolgd: de naam, het adres en de woonplaats, het geslacht en de geboortedatum.
2.
Onze Minister neemt de volgende op grond van het eerste lid verstrekte gegevens op in het register vrijstellingen en vervangende leerplicht:
a.
het persoonsgebonden nummer;
b.
de begin- en einddatum van de vervangende leerplicht;
c.
of eerder vervangende leerplicht is toegestaan;
e.
het gegeven dat het een vervangende leerplicht betreft.
1.
De verplichting om te zorgen, dat een jongere de school waar hij als leerling staat ingeschreven, geregeld bezoekt, begint op de dag waarop hij na inschrijving op die school kan plaats nemen, en eindigt tegelijk met de verplichting om te zorgen, dat hij als leerling van een school staat ingeschreven.
2.
Het schoolbezoek vindt geregeld plaats, zolang geen les of praktijktijd wordt verzuimd.