a.
"Onze minister": Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald;
1.
een openbare of een uit de openbare kas bekostigde bijzondere basisschool, speciale school voor basisonderwijs, school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of dagschool voor voortgezet onderwijs, dan wel een openbare of een uit de openbare kas bekostigde bijzondere instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs;
3.
een andere dagschool die wat de inrichting van het onderwijs betreft, overeenkomt met de criteria, bedoeld in
artikel 1a1, en wat de bevoegdheden van de leraren betreft, overeenkomt met een of meer van de onder 1 bedoelde scholen;
4.
een andere krachtens
artikel 1a, eerste lid, voor de toepassing van deze wet als school aangewezen onderwijsinstelling;
1.
hij die met de leiding van de school is belast;
2.
hij die met de leiding van de instelling is belast;
1.
Bij ministeriële regeling dan wel bij beschikking van Onze minister kunnen onderwijsinstellingen dan wel groepen daarvan worden aangewezen als school als bedoeld in
artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 4. Aan de aanwijzing kunnen voorwaarden worden verbonden.
a.
wat de inrichting van het basisonderwijs betreft, voldoen aan de criteria, bedoeld in de
artikelen 8, eerste, tweede, derde, vierde, achtste lid, onderdeel a, negende en tiende lid,
9 en
10, eerste volzin, van de Wet op het primair onderwijs, en tevens heeft de school een schoolplan dat ten minste een beschrijving bevat van het beleid inzake het onderwijs, bedoeld in
artikel 8, derde lid, van genoemde wet;
b.
wat de inrichting van het voortgezet onderwijs betreft, voldoen aan de criteria, bedoeld in de
artikelen 6a en
23a, eerste volzin van de Wet op het voortgezet onderwijs, en tevens heeft de school een schoolplan dat ten minste een beschrijving bevat van het beleid inzake het onderwijs, bedoeld in
artikel 17 van genoemde wet en besteedt het onderwijs binnen de eerste twee leerjaren van het voortgezet onderwijs aantoonbaar aandacht aan de kerndoelen, bedoeld in
artikel 11b van genoemde wet, en aansluitend aan de kerndoelen als onderwijsprogramma voor de eerste twee leerjaren, stelt het onderwijs de leerlingen aantoonbaar in staat om hun onderwijsloopbaan voort te zetten in het vervolgonderwijs op een niveau dat van de leerling verwacht mag worden.
3.
Indien Onze Minister naar aanleiding van een melding als bedoeld in
artikel 14 van de Wet op het onderwijstoezicht, aan burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de school is gevestigd adviseert dat de school niet langer voldoet aan de criteria die gelden voor een school als bedoeld in
artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, dan volgen burgemeester en wethouders dit advies en oordeelt dat de school niet langer een school is als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3.
4.
Indien het advies, bedoeld in het derde lid daartoe aanleiding geeft, stellen burgemeester en wethouders de ouders van de leerlingen van de onderwijsvoorziening binnen 7 dagen schriftelijk op de hoogte van het feit dat de onderwijsvoorziening niet langer een school is als bedoeld in
artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, of verzekeren zij er zich van dat de onderwijsvoorziening de ouders daarvan schriftelijk op de hoogte heeft gesteld.
1.
Indien de kwaliteit van het niet uit 's Rijks kas bekostigde onderwijs ernstig of langdurig tekortschiet, kan Onze minister op verzoek van het hoofd van een school of instelling of uit eigen beweging in overeenstemming met het hoofd maatregelen treffen.
2.
Tot de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, behoort de mogelijkheid het hoofd van een school of instelling te laten bijstaan door een extern deskundige. Ook kunnen onder voorwaarden extra financiële middelen aan de school of instelling ter beschikking worden gesteld.