1.
De stukken, bedoeld in
artikel M 7, vierde lid, dienen uiterlijk op de dag der stemming om vijftien uur in het bezit te zijn van de burgemeester van 's-Gravenhage.
2.
De burgemeester draagt er zorg voor dat de tijdig binnengekomen retourenveloppen die voldoende zijn gefrankeerd, op de dag der stemming voor eenentwintig uur ongeopend overhandigd worden aan de voorzitters van de stembureaus, bedoeld in
artikel M 9.
3.
Op de retourenveloppen die te laat zijn binnengekomen, worden door de burgemeester de dag en, indien dit de dag van de stemming is, tevens het uur van binnenkomst aangetekend. Deze retourenveloppen en de retourenveloppen die niet voldoende zijn gefrankeerd, worden door de burgemeester ongeopend in een of meer te verzegelen pakken gedaan. Ook de binnengekomen stembiljetten en briefstembewijzen die niet in de daarvoor bestemde retourenveloppen zijn teruggezonden, worden door de burgemeester in een of meer te verzegelen pakken gedaan.
4.
De burgemeester bewaart de pakken, bedoeld in het derde lid, drie maanden nadat over de toelating van de gekozenen is beslist. Daarna vernietigt hij deze pakken onmiddellijk. Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
1.
Burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage wijzen in hun gemeente briefstembureaus aan. Deze stembureaus zijn uitsluitend bestemd voor per brief uit te brengen stemmen. Ten aanzien van deze stembureaus zijn
artikel J 11 en
artikel J 16, voor zover dat artikel betrekking heeft op stemhokjes, niet van toepassing.
2.
Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van
artikel J 1 bepalen, dat deze stembureaus ten behoeve van het verrichten van de handelingen, bedoeld in de
artikelen M 10 en
M 11, tevens zitting houden vanaf zeven dagen voor de dag van stemming op door burgemeester en wethouders te bepalen tijden. In dat geval draagt de burgemeester er in afwijking van
artikel M 8, tweede lid, zorg voor dat de binnengekomen retourenveloppen die voldoende zijn gefrankeerd, op deze dagen worden overhandigd aan de voorzitter van de briefstembureaus.
3.
Indien burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage gebruik hebben gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het tweede lid, vangen deze stembureaus op de dag van stemming eerst met de handelingen bedoeld in de
artikelen M 10 en
M 11, aan, nadat het stembureau overeenkomstig
artikel N 16a, eerste lid, de stemopneming heeft verricht ten aanzien van de stembiljetten die zich bij aanvang van de dag van stemming in de stembus bevinden.
4.
In afwijking van
artikel J 1, tweede lid, eindigt de stemming op de dag der stemming zodra de briefstembureaus de handelingen, bedoeld in de
artikelen M 10 en
M 11, ten aanzien van alle tijdig binnengekomen retourenveloppen hebben beëindigd.
5.
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de zittingen, bedoeld in het tweede lid, en het bewaren van de stembescheiden.
6.
In plaats van het in
artikel J 17, eerste lid, bedoelde afschrift liggen op de tafel van deze stembureaus de ingewilligde verzoekschriften.
1.
De voorzitter van het stembureau opent de retourenveloppe en neemt het briefstembewijs en de enveloppe met het stembiljet eruit. Hij controleert of de verklaring dat de kiezer het stembiljet persoonlijk heeft ingevuld, is ondertekend en of de daaronder geplaatste handtekening overeenstemt met de handtekening onder het ingewilligde verzoekschrift. Vervolgens overhandigt hij het briefstembewijs aan het tweede lid van het stembureau.
2.
Het tweede lid van het stembureau houdt, door op het verzoekschrift zijn paraaf te stellen, aantekening dat de kiezer van zijn kiesrecht gebruik heeft gemaakt.
3.
De voorzitter overhandigt vervolgens de enveloppe met het stembiljet ongeopend aan het derde lid van het stembureau. Indien het stembiljet zich niet in de daartoe bestemde enveloppe bevindt, overhandigt de voorzitter het stembiljet, zonder het in te zien, dichtgevouwen aan het derde lid van het stembureau.
4.
Het derde lid van het stembureau steekt de enveloppe met het stembiljet in de stembus. Indien het stembiljet zich niet in de daartoe bestemde enveloppe bevindt, steekt het derde lid van het stembureau het stembiljet, zonder het in te zien, dichtgevouwen in de stembus.
1.
Indien de retourenveloppe niet zowel een geldig briefstembewijs als een stembiljet, onderscheidenlijk de in
artikel M 6, eerste lid, onder d, bedoelde enveloppe met stembiljet, bevat, dan wel de op het briefstembewijs gestelde verklaring van de kiezer dat hij het stembiljet persoonlijk heeft ingevuld, niet door deze is ondertekend, voegt de voorzitter de aangetroffen bescheiden, zonder het stembiljet in te zien dan wel zonder de enveloppe met het stembiljet te openen, wederom in de retourenveloppe en legt hij deze, na haar te hebben verzegeld, terzijde.
2.
Indien in een retourenveloppe twee of meer stembiljetten, onderscheidenlijk enveloppen met stembiljet, zijn gevoegd, doet de voorzitter alle stembiljetten, onderscheidenlijk enveloppen met stembiljet en briefstembewijzen, zonder de stembiljetten in te zien dan wel de enveloppen met stembiljet te openen, wederom in de retourenveloppe en legt hij deze, na haar te hebben verzegeld, terzijde.