1.
De gecertificeerde instelling, de jeugdhulpaanbieder, de raad voor de kinderbescherming en het college gebruiken het burgerservicenummer van een jeugdige met het doel te waarborgen dat de in het kader van de uitvoering van deze wet en de daarop berustende bepalingen te verwerken persoonsgegevens op die jeugdige betrekking hebben.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op een gecertificeerde instelling, voor zover deze ter uitvoering van de taken in het kader van jeugdreclassering, persoonsgegevens uitwisselt van verdachten en veroordeelden ten behoeve van de toepassing van het strafrecht.
Artikel 7.2.2
De gecertificeerde instelling, de jeugdhulpaanbieder, de raad voor de kinderbescherming en het college stellen het burgerservicenummer van een jeugdige vast wanneer zij voor de eerste maal contact met de jeugdige hebben in het kader van de uitvoering van deze wet en de daarop berustende bepalingen.
2.
De raadpleging, bedoeld in het eerste lid, kan achterwege gelaten worden, indien:
b.
het burgerservicenummer is verkregen uit de basisregistratie personen.
Artikel 7.2.4
Indien aan een jeugdige geen burgerservicenummer is toegekend:
a.
nemen gecertificeerde instellingen, jeugdhulpaanbieders, de raad voor de kinderbescherming en het college in ieder geval de volgende gegevens van de jeugdige in hun administratie op:
4°.
postcode en huisnummer van het woonadres, en
b.
vermelden gecertificeerde instellingen, jeugdhulpaanbieders, de raad voor de kinderbescherming en het college de gegevens, bedoeld in onderdeel a, bij het verstrekken van persoonsgegevens met betrekking tot de uitvoering van hun taken en de verlening van jeugdhulp.
Artikel 7.2.5
Bij regeling van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt bepaald aan welke beveiligingseisen de gegevensverwerking, bedoeld in de
artikelen 7.2.1 en
7.2.4 voldoet.
1.
Gecertificeerde instellingen, jeugdhulpaanbieders, de raad voor de kinderbescherming en het college kunnen van de bij de
artikelen 7.2.1 tot en met 7.2.4 gestelde verplichtingen afwijken voor zolang dit noodzakelijk is met betrekking tot spoedeisende gevallen.
1.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a.
het opnemen, wijzigen, en verwijderen van gegevens in, onderscheidenlijk uit, de in
artikel 7.2.7 bedoelde autorisatielijst van jeugdhulpaanbieders;
b.
het beheer van de autorisatielijst, in ieder geval wat betreft de beveiliging van persoonsgegevens, en
c.
het toezicht op het functioneren van de autorisatielijst.
2.
Bij de maatregel, bedoeld in het eerste lid, kunnen bijdragen van jeugdhulpaanbieders worden verlangd in de kosten van de autorisatielijst.
4.
De beheerder kan voor het middel een vergoeding verlangen.
5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de kenmerken, de aanvraag, de procedure, de verstrekking, het beheer, de beveiliging, het gebruik en de intrekking van het middel bedoeld in het derde lid.
Artikel 7.2.9
Ten behoeve van de verantwoordelijkheid, bedoeld in de
artikelen 2.1 en
2.4, tweede lid, kan Onze Minister van Veiligheid en Justitie aan een door het college aangewezen ambtenaar of aan een door het college aangewezen en onder zijn verantwoordelijkheid werkzame functionaris het burgerservicenummer verstrekken van een jeugdige ten aanzien van wie in het kader van een strafrechtelijke beslissing is bepaald dat hij in aanmerking komt voor een vorm van jeugdhulp of jeugdreclassering.