Wet van 29 november 2001 tot invoering van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de invoering van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en enkele daarmee samenhangende onderwerpen te regelen, zulks onder intrekking van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997, de Arbeidsvoorzieningswet 1996 en de wetten ter invoering van die wetten;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
a.
Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
i.
het College van toezicht sociale verzekeringen: het College van toezicht sociale verzekeringen, genoemd in hoofdstuk 2 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 zoals deze luidde op de datum vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet;
j.
Landelijk instituut sociale verzekeringen: het Landelijk instituut sociale verzekeringen, genoemd in hoofdstuk 4 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 zoals deze luidde op de datum vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet;
k.
uitvoeringsinstelling: een uitvoeringsinstelling als bedoeld in artikel 41 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 zoals deze luidde op de datum vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet;
l.
Arbeidsvoorzieningsorganisatie: de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en de daartoe behorende organen, genoemd in
hoofdstuk 2 van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 zoals deze luidde op de datum vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
1.
De Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 en de Invoeringswet Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 worden ingetrokken.
2.
Voor de verschillende artikelen of onderdelen van de artikelen van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 en de Invoeringswet Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 kan bij koninklijk besluit het tijdstip waarop deze vervallen verschillend worden gesteld.
2.
De artikelen 18, 19, eerste, derde en vierde lid, 20, 22, 23 en 24 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 en de op grond daarvan gestelde regels, zoals deze luidden op de datum vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijven tot 1 januari 2003 van toepassing, met dien verstande dat de periode van benoeming van leden en plaatsvervangende leden van het bestuur zich niet langer dan tot 1 januari 2003 kan uitstrekken.
1.
Alle vermogensbestanddelen van het Landelijk instituut sociale verzekeringen gaan over op het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, zonder dat daarvoor een akte of betekening nodig is.
2.
De vermogensbestanddelen die deel uitmaken van het Algemeen Werkloosheidsfonds en op grond van het eerste lid overgaan, gaan deel uitmaken van het Algemeen Werkloosheidsfonds dat op grond van
artikel 103 van de Werkloosheidswet door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen afzonderlijk wordt beheerd en geadministreerd.
3.
De vermogensbestanddelen die deel uitmaken van het Arbeidsongeschiktheidsfonds en op grond van het eerste lid overgaan, gaan deel uitmaken van het Arbeidsongeschiktheidsfonds dat op grond van
artikel 72 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen afzonderlijk wordt beheerd en geadministreerd.
4.
De vermogensbestanddelen die deel uitmaken van de Arbeidsongeschiktheidskas en op grond van het eerste lid overgaan, gaan deel uitmaken van de Arbeidsongeschiktheidskas die op grond van
artikel 73 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen afzonderlijk wordt beheerd en geadministreerd.
5.
De vermogensbestanddelen die deel uitmaken van het Arbeidsongeschiktheidsfonds zelfstandigen en op grond van het eerste lid overgaan, gaan deel uitmaken van het Arbeidsongeschiktheidsfonds zelfstandigen dat op grond van
artikel 78 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen afzonderlijk wordt beheerd en geadministreerd.
6.
De vermogensbestanddelen die deel uitmaken van het Arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten en op grond van het eerste lid overgaan, gaan deel uitmaken van het Arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten dat op grond van
artikel 63 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen afzonderlijk wordt beheerd en geadministreerd.
7.
De vermogensbestanddelen die deel uitmaken van het Reïntegratiefonds en op grond van het eerste lid overgaan, gaan deel uitmaken van het Reïntegratiefonds dat op grond van
artikel 41 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen afzonderlijk wordt beheerd en geadministreerd.
8.
De vermogensbestanddelen die deel uitmaken van een wachtgeldfonds en op grond van het eerste lid overgaan, gaan deel uitmaken van het wachtgeldfonds dat voor het desbetreffende onderdeel van het bedrijfs- en beroepsleven op grond van
artikel 102 van de Werkloosheidswet door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen afzonderlijk wordt beheerd en geadministreerd.
9.
De vermogensbestanddelen die deel uitmaken van het Uitvoeringsfonds voor de overheid en op grond van het eerste lid overgaan, gaan deel uitmaken van het Uitvoeringsfonds voor de overheid dat op grond van
artikel 104 van de Werkloosheidswet door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen afzonderlijk wordt beheerd en geadministreerd.
10.
De vermogensbestanddelen die deel uitmaken van het Toeslagenfonds en op grond van het eerste lid overgaan, gaan deel uitmaken van het Toeslagenfonds dat op grond van
artikel 31 van de Toeslagenwet door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen afzonderlijk wordt beheerd en geadministreerd.
1.
Met betrekking tot de ingevolge de
artikelen 4,
5,
6 en
7 overgaande vermogensbestanddelen die in openbare registers te boek zijn gesteld, zal verandering van de tenaamstelling in die registers plaatsvinden door de bewaarders van die registers. De daartoe benodigde opgaven worden door de zorg van Onze Minister aan de bewaarders van de desbetreffende registers gedaan.
2.
Ter zake van de in de
artikelen 4,
5,
6 en
7 bedoelde overgang van vermogensbestanddelen blijft heffing van overdrachtsbelasting achterwege.
1.
De publiekrechtelijke rechten en verplichtingen van het Landelijk instituut sociale verzekeringen en de uitvoeringsinstellingen gaan over op het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voorzover in deze wet of de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet anders is bepaald.
2.
Een besluit dat door het Landelijk instituut sociale verzekeringen of namens dit instituut door een uitvoeringsinstelling is genomen, geldt als een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
3.
Een tot het Landelijk instituut sociale verzekeringen of een uitvoeringsinstelling gericht verzoek om een besluit te nemen, wordt beschouwd als te zijn gericht tot het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
1.
De publiekrechtelijke rechten en verplichtingen van het College van toezicht sociale verzekeringen gaan over op Onze Minister voorzover in deze wet of de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet anders is bepaald.
2.
Een besluit van het College van toezicht sociale verzekeringen geldt als een besluit van Onze Minister.
3.
Een tot het College van toezicht sociale verzekeringen gericht verzoek om een besluit te nemen, wordt beschouwd als te zijn gericht tot Onze Minister.
1.
In civielrechtelijke en bestuursrechtelijke gedingen waarin het Landelijk instituut sociale verzekeringen partij is treedt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in zijn plaats, zonder dat daarvoor een betekening nodig is en met overneming van procureurstelling onderscheidenlijk aanwijzing van een gemachtigde.
2.
Beroep waarvoor de termijn is aangevangen vóór de inwerkingtreding van deze wet staat voor het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen open gedurende het resterende gedeelte van de beroepstermijn.
1.
In civielrechtelijke en bestuursrechtelijke gedingen waarin een uitvoeringsinstelling partij is treedt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in haar plaats, zonder dat daarvoor een betekening nodig is en met overneming van procureurstelling onderscheidenlijk aanwijzing van een gemachtigde.
2.
Beroep waarvoor de termijn is aangevangen vóór de inwerkingtreding van deze wet staat voor het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen open gedurende het resterende gedeelte van de beroepstermijn.
Artikel 13. Partijvervanging van Ctsv in civielrechtelijke gedingen
In civielrechtelijke gedingen waarin het College van toezicht sociale verzekeringen partij is treedt de Staat (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) in zijn plaats, zonder dat daarvoor een betekening nodig is en met overneming van procureurstelling onderscheidenlijk aanwijzing van een gemachtigde.
1.
In bestuursrechtelijke gedingen waarin het College van toezicht sociale verzekeringen partij is treedt Onze Minister in zijn plaats, zonder dat daarvoor een betekening nodig is en met overneming van aanwijzing van een gemachtigde.
2.
Beroep waarvoor de termijn is aangevangen vóór de inwerkingtreding van deze wet staat voor Onze Minister open gedurende het resterende gedeelte van de beroepstermijn.
Artikel 15. Beëindiging gedingen
Indien de toepassing van dit hoofdstuk tot gevolg heeft dat in een geding eiser en gedaagde samenvallen, wordt dat geding tussen die partijen van rechtswege beëindigd.
Artikel 16. Beëindiging bezwaarschriftenprocedures
Indien de toepassing van dit hoofdstuk tot gevolg heeft dat in een bezwaarschriftenprocedure de indiener van het bezwaarschrift en het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen samenvallen, wordt die bezwaarschriftenprocedure tussen hen van rechtswege beëindigd.
1.
Bij het Landelijk instituut sociale verzekeringen aanhangige bezwaarschriften gaan, in de stand waarin zij zich bevinden, over naar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
2.
Bezwaar waarvoor de termijn is aangevangen vóór de inwerkingtreding van deze wet staat voor het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen open gedurende het resterende gedeelte van de bezwaartermijn.
1.
Bij het College van toezicht sociale verzekeringen aanhangige bezwaarschriften gaan, in de stand waarin zij zich bevinden, over naar Onze Minister.
2.
Bezwaar waarvoor de termijn is aangevangen vóór de inwerkingtreding van deze wet staat voor Onze Minister open gedurende het resterende gedeelte van de bezwaartermijn.
1.
Aan de leden van het College van toezicht sociale verzekeringen die op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet die functies bekleden wordt met ingang van die datum ontslag verleend.
2.
Aan de voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van het Landelijk instituut sociale verzekeringen die op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet die functies bekleden wordt met ingang van die datum ontslag verleend.
3.
Aan de voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van de Sociale verzekeringsbank die op 31 december 2002 die functies bekleden wordt met ingang van 1 januari 2003 ontslag verleend.
Artikel 20. Rechtspositionele aanspraken bestuursleden
De door Onze Minister op grond van de artikelen 7, 22 en 35 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 gestelde regels blijven na de inwerkingtreding van de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen van kracht voor zolang daaraan door de in
artikel 19 bedoelde functionarissen aanspraken kunnen worden ontleend.
1.
De werknemers die op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in dienst zijn van het College van toezicht sociale verzekeringen, worden met ingang van de dag van inwerkingtreding van de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen als ambtenaar in dienst van het Rijk aangesteld. Daarbij worden hun arbeidsvoorwaarden zo veel mogelijk op een gelijk niveau gesteld met de arbeidsvoorwaarden die verbonden waren aan hun dienstbetrekking bij het College van toezicht sociale verzekeringen.
2.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent het eerste lid.
1.
Commissies als bedoeld in de artikelen 9 en 37 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 worden opgeheven.
2.
Commissies als bedoeld in artikel 24 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 worden opgeheven per 1 januari 2003.
1.
Ministeriële regelingen op grond van de artikelen 28, zesde lid, 67, zesde en zevende lid, 68, tweede lid, 70, tweede lid, 71, 71a, derde lid , en 94, eerste lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 berusten met ingang van de datum van inwerkingtreding van de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op de
artikelen 35, vijfde lid,
50, zesde en zevende lid,
51, tweede lid,
52, tweede lid,
53,
51, zevende lid, en
77, eerste lid, van die wet.
2.
De Regeling reservevorming wachtgeldfondsen op grond van artikel 72 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 berust, met uitzondering van de bijlage bij die regeling, met ingang van de datum van inwerkingtreding van de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op
artikel 51, achtste lid, van die wet.
1.
Regelingen van het Landelijk instituut sociale verzekeringen op grond van de artikelen 52 en 54 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 gelden met ingang van de datum van inwerkingtreding van de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen als regelingen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van de
artikelen 97l en
97n van de Werkloosheidswet .
2.
De ministeriële regeling waarbij het bedrijfs- en beroepsleven wordt ingedeeld op grond van artikel 51, eerste lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997, geldt met ingang van de datum van inwerkingtreding van de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen als een regeling op grond van
artikel 97k van de Werkloosheidswet .
1.
Toestemming, verleend aan een uitvoeringsinstelling of aan de Sociale verzekeringsbank op grond van artikel 50, eerste lid, of artikel 25, derde lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997, wordt aangemerkt als goedkeuring van een daartoe strekkend besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, onderscheidenlijk de Sociale verzekeringsbank, op grond van
artikel 13 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
2.
Verplichtingen, opgelegd aan een uitvoeringsinstelling of aan de Sociale verzekeringsbank op grond van artikel 50, tweede lid, of artikel 25, vierde lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997, worden aangemerkt als verplichtingen, opgelegd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, onderscheidenlijk de Sociale verzekeringsbank, op grond van a
rtikel 13, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
3.
De door Onze Minister op grond van artikel 25, eerste lid, onderdeel f, of artikel 38, eerste lid, onderdeel k, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 aangewezen algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen, waarvan de uitvoering is opgedragen aan de Sociale verzekeringsbank, onderscheidenlijk het Landelijk instituut sociale verzekeringen, worden aangemerkt als algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen waarvan de uitvoering op grond van
artikel 34, eerste lid, onderdeel e, of
artikel 30, eerste lid, onderdeel i, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is opgedragen aan de Sociale verzekeringsbank, onderscheidenlijk het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
1.
De
Arbeidsvoorzieningswet 1996 en de
Invoeringswet Arbeidsvoorzieningswet 1996 worden ingetrokken.
2.
Voor de verschillende artikelen of onderdelen van de artikelen van de
Arbeidsvoorzieningswet 1996 en de
Invoeringswet Arbeidsvoorzieningswet 1996 kan bij koninklijk besluit het tijdstip waarop deze vervallen verschillend worden vastgesteld.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de gevolgen van de toepassing van het tweede lid, waarbij zo nodig kan worden afgeweken van dit hoofdstuk.
1.
Alle vermogensbestanddelen van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie gaan over op de Centrale organisatie werk en inkomen, zonder dat daarvoor een akte of betekening nodig is.
2.
Met betrekking tot de ingevolge dit artikel overgaande vermogensbestanddelen die in openbare registers te boek zijn gesteld, zal verandering van de tenaamstelling in die registers plaatsvinden door de bewaarders van die registers. De daartoe benodigde opgaven worden door de zorg van Onze Minister aan de bewaarders van de desbetreffende registers gedaan.
3.
Ter zake van de in dit artikel bedoelde overgang van vermogensbestanddelen blijft heffing van overdrachtsbelasting achterwege.
1.
De publiekrechtelijke rechten en verplichtingen van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie gaan over op de Centrale organisatie werk en inkomen voorzover op grond van deze wet of de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet anders is bepaald.
2.
Een besluit van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie geldt als een besluit van de Centrale organisatie werk en inkomen.
3.
Een tot de Arbeidsvoorzieningsorganisatie gericht verzoek om een besluit te nemen geldt als te zijn gericht tot de Centrale organisatie werk en inkomen.
1.
In civielrechtelijke en bestuursrechtelijke gedingen waarin de Arbeidsvoorzieningsorganisatie partij is treedt de Centrale organisatie werk en inkomen in haar plaats, zonder dat daarvoor een betekening nodig is en met overneming van procureurstelling onderscheidenlijk aanwijzing van een gemachtigde.
2.
Beroep waarvoor de termijn is aangevangen vóór de inwerkingtreding van deze wet staat voor de Centrale organisatie werk en inkomen open gedurende het resterende gedeelte van de beroepstermijn.
Artikel 31. Overgang van bestuursrechtelijke procedures
De bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven aanhangige zaken betreffende besluiten van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie op grond van de
Arbeidsvoorzieningswet 1996 , de
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en de
Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs gaan van rechtswege, in de stand waarin zij zich bevinden, over naar de rechtbank die bij toepassing van
artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd zou zijn geweest het beroep te behandelen.
1.
Bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie aanhangige bezwaarschriften gaan, in de stand waarin zij zich bevinden, over naar de Centrale organisatie werk en inkomen.
2.
Bezwaar waarvoor de termijn is aangevangen vóór de inwerkingtreding van deze wet staat voor de Centrale organisatie werk en inkomen open gedurende het resterende gedeelte van de bezwaartermijn.
Artikel 33. Ontslag functionarissen
Aan de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitters, de leden en de plaatsvervangende leden van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening en van de Regionale Besturen voor de Arbeidsvoorziening, die op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet die functies bekleden wordt met ingang van die datum ontslag verleend.
Artikel 36. Registratie als werkzoekende
De registratie als werkzoekende op grond van de
Arbeidsvoorzieningswet 1996 wordt met ingang van de datum van inwerkingtreding van de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen aangemerkt als registratie als werkzoekende op grond van die wet.
Artikel 37. Goedkeuring deelnemingen en geldleningen
Verzoeken om goedkeuring als bedoeld in
artikel 10, onderscheidenlijk
artikel 66 van de Arbeidsvoorzieningswet 1996, waaromtrent door Onze Minister nog niet is beslist, worden aangemerkt als verzoeken om goedkeuring op grond van
artikel 6, onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel d, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. Ten aanzien van zodanige verzoeken wordt alsnog
artikel 3, zesde lid, van die wet toegepast. In dat geval vangt de termijn van dertien weken, bedoeld in
artikel 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht, aan na de laatst bedoelde verzending ter goedkeuring.
2.
Een tot de Arbeidsvoorzieningsorganisatie gericht verzoek om een besluit te nemen als bedoeld in het eerste lid geldt als te zijn gericht tot de gemeente, bedoeld in het eerste lid.
3.
In afwijking van
artikel 32 gaat de behandeling van bezwaarschriften met betrekking tot de besluiten, bedoeld in het eerste lid, over naar de daar bedoelde gemeente en staat bij die gemeente bezwaar open tegen die besluiten, gedurende het resterende gedeelte van de bezwaartermijn die voor de inwerkingtreding van deze wet is aangevangen.
4.
In afwijking van
artikel 29 treedt de gemeente, bedoeld in het eerste lid, in de plaats van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke gedingen waarin de Arbeidsvoorzieningsorganisatie partij is en die verband houden met de uitvoering van de artikelen van de
Arbeidsvoorzieningswet 1996 , bedoeld in het eerste lid, zonder dat daarvoor een betekening nodig is en met overneming van procureurstelling onderscheidenlijk aanwijzing van een gemachtigde.
5.
Beroep waarvoor de termijn is aangevangen vóór de inwerkingtreding van deze wet staat voor de in het eerste lid bedoelde gemeente open gedurende het resterende gedeelte van de beroepstermijn.
6.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de overgang van werknemers van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie naar gemeenten, in afwijking van
artikel 34, in verband met de overgang van verantwoordelijkheden, bedoeld in dit artikel.
1.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat in afwijking van
artikel 28, vermogensbestanddelen van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie die worden toegerekend aan de uitvoering van in die maatregel genoemde taken of het verrichten van bepaalde diensten overgaan op bij die maatregel aan te wijzen rechtspersonen dan wel op de Staat.
3.
Bij of krachtens de maatregel, bedoeld in het eerste lid, kunnen regels worden gesteld voor de overgang van personeel, de gegevensoverdracht en de waardering van de vermogensbestanddelen.
1.
De arbeidsovereenkomsten van personeelsleden die in dienst zijn van de Centrale organisatie werk en inkomen kunnen door die organisatie niet worden opgezegd zonder voorafgaande toestemming van de ontslagcommissie, bedoeld in
artikel 41.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing indien de opzegging geschiedt om een dringende aan de werknemer onverwijld meegedeelde reden dan wel indien de opzegging geschiedt met wederzijds goedvinden.
3.
Een opzegging in strijd met het eerste lid is vernietigbaar. De werknemer kan binnen twee maanden na de opzegging een beroep doen op deze vernietigingsgrond.
Artikel 55 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing.
4.
Een rechtsvordering in verband met de vernietiging verjaart door verloop van zes maanden na de dag waartegen is opgezegd.
5.
De Centrale organisatie werk en inkomen kan niet opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, tenzij de ongeschiktheid een aanvang heeft genomen nadat het voornemen van die organisatie tot opzegging van de arbeidsovereenkomst ter toetsing aan de ontslagcommissie, bedoeld in
artikel 41, is voorgelegd en door die commissie is ontvangen. Van de eerste volzin kan slechts worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan.
6.
Indien de toestemming, bedoeld in het eerste lid, is verleend, wordt de door de Centrale organisatie werk en inkomen in acht te nemen termijn van opzegging, verkort met een maand, met dien verstande dat de resterende termijn van opzegging ten minste één maand bedraagt. Van de eerste volzin kan slechts worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan.
1.
Er is een ontslagcommissie, die tot taak heeft voornemens van de Centrale organisatie werk en inkomen tot opzegging van de arbeidsovereenkomsten, bedoeld in
artikel 40 te toetsen, alvorens toestemming voor de voorgenomen opzegging te verlenen.
3.
De ontslagcommissie bestaat uit drie leden, die door Onze Minister worden benoemd. Eén lid wordt benoemd op voordracht van de Centrale organisatie werk en inkomen, één lid op voordracht van de organisaties die representatief zijn voor de bij de Centrale organisatie werk en inkomen werkzame werknemers en één lid, tevens voorzitter, op gezamenlijke voordracht van de Centrale organisatie werk en inkomen en genoemde organisaties.
4.
Onze Minister benoemt voor ieder van de leden een plaatsvervanger. De tweede volzin van het derde lid is daarbij van overeenkomstige toepassing.
5.
De benoeming van de leden en plaatsvervangende leden geschiedt voor de tijd van ten hoogste vier jaren. De aftredende leden en plaatsvervangende leden zijn terstond herbenoembaar.
6.
Aan een lid of plaatsvervangend lid wordt door Onze Minister tussentijds ontslag verleend:
a.
bij verlies van de hoedanigheid of beëindiging van de functie in verband waarmee de benoeming heeft plaatsgevonden;
7.
De ontslagcommissie regelt, met inachtneming van de regels bedoeld in het tweede lid, zelf haar werkwijze.
8.
De Centrale organisatie werk en inkomen regelt de aanwezigheidsvergoeding van de voorzitter alsmede de vergoeding voor reis- en verblijfkosten van de leden en plaatsvervangende leden. Het voorziet tevens in het secretariaat van de ontslagcommissie.
1.
De commissie die is ingesteld op grond van
artikel 43 van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 wordt gehandhaafd en geldt met ingang van de datum van inwerkingtreding van de
artikelen 40 en
41 als commissie, bedoeld in
artikel 41, en behandelt de voor die datum bij eerstgenoemde commissie ingediende verzoeken om toestemming van een voorgenomen opzegging van een arbeidsovereenkomst.
2.
De
artikelen 40 en
41 zijn van toepassing totdat in een collectieve arbeidsovereenkomst een regeling betreffende toestemming van een voorgenomen opzegging van een arbeidsovereenkomst van het personeel van de Centrale organisatie werk en inkomen is opgenomen.
3.
Indien twee jaar na inwerkingtreding van de
artikelen 40 en
41 de in het tweede lid bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst niet tot stand is gekomen dan wel in die collectieve arbeidsovereenkomst een dergelijke regeling niet is opgenomen, vervallen genoemde artikelen en wordt aan de zittende leden ontslag verleend.
4.
Verzoeken om toestemming van een voorgenomen opzegging van een arbeidsovereenkomst waaromtrent op de dag waarop de
artikelen 40 en
41 overeenkomstig het derde lid vervallen door de in die artikelen bedoelde ontslagcommissie nog niet is beslist, worden met inachtneming van het daaromtrent in die artikelen bepaalde afgehandeld, doch uiterlijk binnen zes maanden na die dag.
5.
De ontslagcommissie blijft in stand voor zolang dat in verband met de toepassing van het vierde lid noodzakelijk is.
6.
Uiterlijk met ingang van de dag, gelegen zes maanden na de datum bedoeld in het derde lid, wordt aan de leden en de plaatsvervangende leden van de ontslagcommissie ontslag verleend.
A
Regelingen van het Landelijk instituut sociale verzekeringen op grond van de
artikelen 16, zevende lid,
17a, vierde lid,
18, tweede lid,
19, vijfde lid,
20, zesde lid,
21, vierde lid,
27c, derde lid,
36b, tweede lid,
52d, vijfde lid, van de Werkloosheidswet , zoals deze artikelen luidden op de datum vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, gelden met ingang van dat tijdstip als ministeriële regelingen op grond van de
artikelen 16, zevende lid,
17a, vierde lid,
18, tweede lid,
19, vijfde lid,
20, zesde lid,
21, vierde lid,
27c, derde lid,
36b,
52d, vijfde lid, van de Werkloosheidswet .
A
Door het Landelijk instituut sociale verzekeringen, op grond van de
artikelen 14c, derde lid, en
20b, tweede lid, van de Toeslagenwet zoals deze artikelen luidden op de datum vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, gestelde regels gelden met ingang van dat tijdstip als ministeriële regelingen op grond van de
artikelen 14c, derde lid, en
20b, tweede lid, van de Toeslagenwet.
B
[Wijzigt de Toeslagenwet.]
B
[Wijzigt de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.]
B
[Wijzigt de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.]
B
[Wijzigt de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.]
A
Door het Landelijk instituut sociale verzekeringen, op grond van de
artikelen 33b, tweede lid, en
45c, derde lid, van de Ziektewet, zoals deze artikelen luidden op de datum vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, gestelde regels, gelden met ingang van dat tijdstip als ministeriële regelingen op grond van
artikel 33b en
45c, derde lid, van de Ziektewet.
B
[Wijzigt de Ziektewet.]
B
[Wijzigt de Algemene Kinderbijslagwet.]
B
[Wijzigt de Algemene nabestaandenwet.]
B
[Wijzigt de Algemene Ouderdomswet.]
1.
Onze Minister is bevoegd in plaats van de tijdstippen, genoemd in
hoofdstuk 8 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, andere tijdstippen vast te stellen alsmede te bepalen dat anderszins wordt afgeweken van de bij of krachtens dat hoofdstuk gegeven regels dan wel dat de toepassing daarvan achterwege blijft, voorzover dat in verband met de datum van inwerkingtreding van de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen noodzakelijk is.
2.
Onze Minister is bevoegd, voorzover dat in verband met de datum van inwerkingtreding van de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen noodzakelijk is, regels te stellen met betrekking tot de bevoegdheid van de Raad voor werk en inkomen, de Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank tot het aangaan van verplichtingen en het doen van uitgaven en de daaraan ten grondslag te leggen budgetten, begrotingen en jaarplannen.
3.
Onze Minister is overigens bevoegd met het oog op een goede invoering van de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen regels te stellen, waarbij zo nodig kan worden afgeweken van het bepaalde bij en krachtens genoemde wet en deze wet.
4.
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat kosten in verband met de intrekking van de
Arbeidsvoorzieningswet 1996 ten laste van het Rijk worden vergoed.
1.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld in verband met een goede overgang van taken van het Landelijk instituut sociale verzekeringen, de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en de Sociale verzekeringsbank naar werkgevers en gemeenten ter bevordering van de inschakeling in de arbeid van uitkeringsgerechtigden en arbeidsgehandicapten, waarin in ieder geval bepaald wordt, dat en op welke wijze de daarmee samenhangende activiteiten en het verstrekken van instrumenten, waarmee voor de datum van inwerkingtreding van deze wet een aanvang is gemaakt, worden voortgezet door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en gemeenten, zo nodig in afwijking van de
Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten , de
Wet inschakeling werkzoekenden en de
Werkloosheidswet .
3.
In de ministeriële regeling, bedoeld in het eerst lid, kan bepaald worden, dat kosten in verband met de uitvoering van het eerste lid ten laste komen van het Reïntegratiefonds.
Artikel 129. Benadelingshandelingen
Een rechtshandeling die door een uitvoeringsinstelling, een houdstermaatschappij als bedoeld in § 4 van het Besluit voorwaarden erkenning uitvoeringsinstelling, een stichting die de aandelen hield in zulk een houdstermaatschappij, of een stichting als bedoeld in § 3 van dat besluit, zoals dat besluit luidde tot 1 november 2000, is verricht na 23 november 1999 en voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, en waarvan deze wist of redelijkerwijze behoorde te weten dat daaruit voor een uitvoeringsinstelling, een fonds als bedoeld in
artikel 1, onderdeel l, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de stichting, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Besluit voorwaarden erkenning uitvoeringsinstelling, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de Staat schade voortvloeit, is vernietigbaar. De rechter kan de gevolgen van een vernietiging beperken voorzover dat nodig is ter bescherming van rechten van derden te goeder trouw.
b.
Liquidatiewet Ouderdomswet 1919;
c.
Liquidatiewet invaliditeitswetten;
d.
Wet uitkering 1987 aan echte minima;
e.
Wet uitkering-ineens personen met werkloosheidsuitkering;
f.
Wet eenmalige toelage 1990.
1.
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2.
Indien het bij koninklijke boodschap van 2 maart 2000 ingediende voorstel van een
Tijdelijke referendumwet (Kamerstukken II 1999/2000, 27 034) tot wet wordt verheven en in werking treedt, en deze wet wordt bekrachtigd op of na het tijdstip van inwerkingtreding van de
Tijdelijke referendumwet , kan bij de toepassing van het eerste lid worden afgeweken van de
artikelen 12 en
13 van de Tijdelijke referendumwet en vindt in dat geval
artikel 16 van laatstgenoemde wet toepassing.
Artikel 133. Citeertitel
Deze wet wordt aangehaald als: Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
Gegeven te 's-Gravenhage, 29 november 2001
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Uitgegeven de achttiende december 2001
De Minister van Justitie,