Besluit van 9 november 2004 tot vaststelling van een inconveniëntenregeling voor bepaalde functies bij de Eerste Kamer der Staten-Generaal (Inconveniëntenregeling Eerste Kamer der Staten-Generaal)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 29 oktober 2004, DGMOS 04/79239, directoraat-generaal Management Openbare Sector, directie Arbeidszaken Openbare Sector, afdeling Arbeidsverhoudingen en Overlegstelsel;
Gelet op artikel 22a, vierde lid, en artikel 25, eerste lid, onderdeel a, van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
a)
bevoegd gezag: de Huishoudelijke Commissie van de Eerste Kamer;
b)
ambtenaar: degene die op grond van het
Ambtenarenreglement Staten-Generaal is aangesteld om bij de Eerste Kamer;
c)
vergadergebonden functie: een door of namens het bevoegd gezag aangewezen functie waarin degene die daarmee is belast tenminste eenmaal per week beschikbaar dient te zijn om arbeid te verrichten tijdens en in verband met een vergadering van de Kamer die na 18:00 uur plaatsvindt;
d)
betrokkene: de ambtenaar die is benoemd in een vergadergebonden functie;
e)
ambtenarenreglement:
Ambtenarenreglement Staten-Generaal (ARSG);
f)
bezoldigingsbesluit:
Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 ;
2.
Het vaste deel van de toeslag bedraagt € 137,50 per maand.
3.
Het variabele deel van de toeslag bedraagt € 20,00 voor ieder uur dat de betrokkene in een kalendermaand meer heeft gewerkt dan het aantal uren dat hij op grond van de uit de voor hem geldende gemiddelde arbeidsduur voortvloeiende werktijdregeling in die maand arbeid dient te verrichten, vermeerderd met 4.
4.
Voor de urenberekening bedoeld in het derde lid worden uren waarin op grond van de
hoofdstukken IV en
V van het ambtenarenreglement of anderszins verlof is genoten aangemerkt als uren waarop geen arbeid dient te worden verricht.
5.
De in de leden 2 en 3 genoemde bedragen worden evenredig aangepast bij algemene salarisherzieningen.
Artikel 4
Indien een betrokkene op zijn aanvraag een andere functie, niet zijnde een vergadergebonden functie gaat vervullen eindigt zijn aanspraak op de inconveniëntentoeslag.
1.
De ambtenaar die in de maand juni 2004 aanspraak had op een toelage op grond van het in
artikel 6 genoemde koninklijk besluit kan eenmalig zijn keuze voor het hem verlenen van de inconveniëntentoeslag kenbaar maken; hij kan op die keuze niet meer terugkomen.
2.
Zolang de ambtenaar zijn keuze bedoeld in het eerste lid nog niet heeft kenbaar gemaakt ontvangt hij een periodieke toeslag op grond van
artikel 22a van het bezoldigingsbesluit tot het bedrag van de toelage bedoeld in het eerste lid, welke voor hem gold in juni 2004. Het in de vorige volzin bedoelde bedrag wordt bij algemene salarisherziening naar evenredigheid aangepast.
3.
De
artikelen 3 en
4 zijn van overeenkomstige toepassing op de ambtenaar bedoeld in het tweede lid van dit artikel.
Artikel 6
Het
koninklijk besluit van 5 mei 1988, houdende toelageregeling bepaalde functies bij de Eerste Kamer der Staten-Generaal (Stb. 272) wordt ingetrokken.
Artikel 7
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2004.
Artikel 8
Dit besluit wordt aangehaald als: Inconveniëntenregeling Eerste Kamer der Staten-Generaal.
's-Gravenhage, 9 november 2004
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ,
Uitgegeven de veertiende december 2004
De Minister van Justitie ,