Besluit van bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren van 15 september 2011 tot uitwerking van de voorschriften inzake de bestrijding van Salmonella in vleeskalkoenbedrijven (Hygiënebesluit vleeskalkoenbedrijven (PPE) 2011)
Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren;
Gelet op de artikelen 9, 10, 11, 12, 14, 15 en 16 van de Verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in de kalkoensector (PPE) 2011;
1.
ondernemer: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die een kalkoenkuikenbroederij uitoefent, en
2.
Salmonella Typhimurium mede: monofasische Salmonella Typhimurium met de antigene formule 1,4,[5],12:i:-.
1.
Het hygiënogram als bedoeld in
artikel 9 van de Verordening wordt uitgevoerd door een HOSOWO-instantie overeenkomstig het
Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties (PPE) 2011 .
2.
Indien de uitslag van het hygiënogram kleiner dan of gelijk aan 1,5 is, dan hoeft de ondernemer geen vervolgmaatregelen in de stal te nemen.
3.
Indien de uitslag van het hygiënogram groter dan 1,5 maar kleiner dan 3,0 is, dan laat de ondernemer tijdens de eerstvolgende leegstandsperiode, nadat hij de stal heeft gereinigd en ontsmet, opnieuw een hygiënogram in de stal uitvoeren.
4.
Indien de uitslag van het hygiënogram gelijk aan 3,0 is, dan dient de ondernemer tijdens de eerstvolgende leegstandsperiode de stal na het reinigen te laten ontsmetten door een ontsmettingsbedrijf. Aansluitend laat de ondernemer opnieuw een hygiënogram in de stal uitvoeren.
Artikel 3
De ondernemer neemt de monsters als bedoeld in
artikel 10, eerste lid, van de Verordening van een stalkoppel vleeskalkoenen binnen 21 dagen voordat dit stalkoppel van het vleeskalkoenbedrijf wordt afgevoerd naar de slachterij. De ondernemer neemt deze monsters overeenkomstig het bepaalde in Bijlage I.
2.
Indien het voor detectie van Salmonella erkende laboratorium Salmonella in een monster heeft gedetecteerd, dan zorgt de ondernemer ervoor dat dit monster onverwijld na de detectie wordt geserotypeerd door een voor serotypering erkend laboratorium.
1.
Indien uit de uitslag van de serotypering blijkt dat in een monster van een stalkoppel vleeskalkoenen Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium is aangetoond, dan zorgt de ondernemer ervoor dat deze uitslag binnen één werkdag nadat deze uitslag bij hem bekend is, is gemeld aan de voorzitter.
2.
Indien uit de uitslag van de detectie blijkt dat in een monster van een stalkoppel vleeskalkoenen geen Salmonella is aangetoond of indien uit de uitslag van de serotypering blijkt dat in een monster van een stalkoppel vleeskalkoenen een ander serotype Salmonella dan Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium is aangetoond, dan zorgt de ondernemer ervoor dat de negatieve uitslag van de detectie of de uitslag van de serotypering binnen tien werkdagen nadat deze bij hem bekend is, is gemeld aan de voorzitter.
3.
De in het eerste en tweede lid bedoelde melding bevat naast de uitslag van het serotype Salmonella of de negatieve uitslag van de detectie de volgende gegevens:
-
Activiteit: vleeskalkoenen,
-
Geboortedatum stalkoppel,
-
Type monster (overschoentjes, wattenstaafjes),
-
Type onderzoek (regulier of officieel),
-
In geval van een negatieve uitslag de datum van de uitslag van de detectie,
-
In geval van een positieve uitslag de datum van de uitslag van de serotypering.
1
De voorzitter laat bij ten minste tien procent van de vleeskalkoenbedrijven één maal per kalenderjaar monsters als bedoeld in
artikel 12 van de Verordening nemen.
2.
De monsters worden genomen op de vleeskalkoenbedrijven waar op grond van de uitslag van de serotypering in de voorafgaande twaalf maanden een besmetting met Salmonella Enteritidis of Salmonella Typhimurium bij een stalkoppel vleeskalkoenen is aangetoond.
3.
De monsters worden genomen met overschoentjes overeenkomstig
Bijlage I bij alle stalkoppels vleeskalkoenen die op het betreffende vleeskalkoenbedrijf aanwezig zijn.
5.
De voorzitter kan jaarlijks vleeskalkoenbedrijven aanwijzen voor de monstermeming als bedoeld in
artikel 12 van de Verordening, teneinde te verzekeren dat per kalenderjaar bij tien procent van het totale aantal vleeskalkoenbedrijven deze monsterneming wordt uitgevoerd.
Artikel 7
De uitslagen van de detectie en de serotypering van de overeenkomstig
Bijlage I genomen monsters zijn geldig gedurende zes weken vanaf de datum van de monsterneming.
Artikel 8
Nadat de ondernemer op grond van de uitslag van de serotypering als bedoeld in
artikel 10 dan wel
artikel 12 van de Verordening in kennis is gesteld van een besmetting met Salmonella bij een stalkoppel vleeskalkoenen, is de ondernemer verplicht om de maatregelen als bedoeld in
artikel 11 van de Verordening uit te voeren dan wel te laten uitvoeren (reiniging en ontsmetting, stalonderzoek, vangen en afvoeren van met Salmonella besmette stalkoppels vleeskalkoenen, onderzoek graan).
Artikel 9
Het stalonderzoek als bedoeld in
artikel 11 van de Verordening wordt uitgevoerd door een HOSOWO-instantie overeenkomstig het
Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties (PPE) 2011 .
Artikel 10
Nadat de ondernemer op grond van de uitslag van de serotypering als bedoeld in
artikel 10 van de Verordening dan wel
artikel 12 van de Verordening in kennis is gesteld van een besmetting met Salmonella bij een stalkoppel vleeskalkoenen, zorgt de ondernemer ervoor dat het betreffende stalkoppel gescheiden van de niet met Salmonella besmette stalkoppels wordt gevangen en gescheiden van het vleeskalkoenbedrijf wordt afgevoerd naar de slachterij.
1.
Indien de ondernemer aan een stalkoppel vleeskalkoenen graan voert afkomstig van eigen teelt of rechtstreeks afkomstig van een andere teler, dan neemt hij van iedere partij graan een monster overeenkomstig
Bijlage II en bewaart dit monster.
2.
Indien bij een stalkoppel vleeskalkoenen een besmetting met Salmonella is aangetoond, dan laat de ondernemer het bewaarde monster graan overeenkomstig
Bijlage II door een erkend laboratorium onderzoeken op de aanwezigheid van Salmonella.
3.
Indien uit het in het tweede lid bedoelde onderzoek blijkt dat het monster graan is besmet met Salmonella, voert de ondernemer de rest van de partij graan niet aan een stalkoppel vleeskalkoenen, tenzij dit zodanig is behandeld dat het niet meer met Salmonella is besmet.
4.
Na de in het derde lid bedoelde behandeling onderzoekt een erkend laboratorium het graan ter verificatie opnieuw, overeenkomstig
Bijlage II , op de aanwezigheid van Salmonella. Indien het ter verificatie uitgevoerde onderzoek heeft uitgewezen dat het graan niet meer met Salmonella is besmet mag de ondernemer het aan een stalkoppel vleeskalkoenen voeren.
1.
De ondernemer bewaart de uitslagen van het hygiënogram, de detectie, de serotypering, het stalonderzoek en het graanonderzoek gedurende ten minste twee jaren na ontvangst van de uitslagen.
2.
De ondernemer bewaart de informatie betreffende de van de kalkoenkuikenbroederij afgenomen vleeskalkoenen gedurende ten minste twee jaren. Deze informatie omvat ten minste de uitslag van de detectie en, indien van toepassing, de serotypering in het kader van het onderzoek naar Salmonella op de kalkoenkuikenbroederij.
1.
Dit besluit wordt aangehaald als: Hygiënebesluit vleeskalkoenbedrijven (PPE) 2011.
2.
Dit besluit wordt gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en het treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.
Zoetermeer, 15 september 2011