Verordening van het Productschap Vis van 28 oktober 2004, houdende regels ter zake van de aan de onder het Productschap Vis ressorterende ondernemers op te leggen heffing voor het jaar 2005 (Heffingsverordening 2005)
Het bestuur van het Productschap Vis;
Gelet op de artikelen 95 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en artikel 7 van het Instellingsbesluit Productschap Vis (Stb. 2003, 253);
1.
In deze verordening wordt verstaan onder:
2.
Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze verordening vindt het aanvoeren – voor zover dit geschiedt met een vaartuig - plaats op het tijdstip waarop het vaartuig direct of indirect verbinding met de wal heeft verkregen.
3.
Indien een vaartuig mosselen op een verwaterplaats stort vóórdat het vaartuig direct of indirect verbinding met de wal heeft verkregen, vindt het aanvoeren van mosselen, in afwijking van het bepaalde in het tweede lid, plaats op het tijdstip waarop de mosselen worden gestort op een verwaterplaats.
Artikel 2
Ondernemers zijn aan en ten behoeve van het productschap een heffing verschuldigd volgens de in de
artikelen 3,
3a,
3b,
4,
4a,
5 en
6 vermelde heffingsgrondslagen met de daarbij behorende tarieven. De berekening en de wijze van betaling vinden plaats, zoals in de
artikelen 8 en volgende is bepaald.
a.
de aanvoerder van zeevis:
1°
. 2,26 promille van de waarde van de door hem aangevoerde zeevis, voorzover het betreft met een kotter aangevoerde zeevis;
2°
. 1,85 promille van de waarde van de door hem aangevoerde zeevis, voorzover het betreft met een trawler aangevoerde zeevis;
b.
de aanvoerder van vis verkregen door uitoefening van de binnenvisserij:
1°
. 3,61 promille van de waarde van de door hem aangevoerde vis welke is verkregen door uitoefening van de IJsselmeervisserij;
c.
de aanvoerder van kokkels en/of spisula en/of zwaardscheden en mesheften en/of nonnetjes:
1°
. 3,61 promille van de waarde van de door hem aangevoerde kokkels en/of spisula en/of zwaardscheden en mesheften, en/of nonnetjes welke zijn verkregen door uitoefening van de visserij met een mechanisch vistuig en/of door uitoefening van de visserij met een niet mechanisch vistuig;
2°
. € 150,- per vergunning per kalenderjaar voor de mechanische visserij op kokkels in de Westerschelde;
3°
. € 400,- per vergunning per kalenderjaar voor de mechanische visserij op kokkels in de Nederlandse wateren - de Westerschelde hieronder niet begrepen;
4°
. € 275,- per vergunning per kalenderjaar voor de visserij op kokkels met een niet mechanisch vistuig in de Nederlandse wateren en;
5°
. € 100,- per vergunning per kalenderjaar voor de visserij op spisula en/of zwaardscheden en mesheften en/of nonnetjes in de Nederlandse wateren;
d.
de aanvoerder van mosselen:
€ 0,32 per door hem aangevoerde ton mosselen;
e.
de ondernemer die kweekvis kweekt:
1°. | € 0,006 | per kilogram door hem gekocht voer bestemd voor forel; |
2°. | € 0,005 | per kilogram door hem gekocht voer bestemd voor meerval; |
3°. | € 0,012 | per kilogram door hem gekocht voer bestemd voor paling; |
4°. | € 0,012 | per kilogram door hem gekocht voer bestemd voor tarbot; |
5°. | € 0,005 | per kilogram door hem gekocht voer bestemd voor tilapia. |
2.
Bij de bepaling van de waarde van de aangevoerde zeevis als bedoeld in het eerste lid, onder a2°, wordt het deel van de aangevoerde zeevis, dat fysiek niet in Nederland komt, buiten beschouwing gelaten.
Artikel 3a. (afslagheffing)
De heffing als bedoeld in
artikel 2 bedraagt voor een afslag 0,19 promille van het aankoopbedrag van de door tussenkomst van de afslag verhandelde vis en visproducten met uitzondering van mosselen.
Artikel 3b. (administratieheffing)
Indien een heffingsplichtige gegevens die hem krachtens de
Verordening Algemene Bepalingen Productschap Vis 2000 ten behoeve van de onderhavige verordening en/of bij of krachtens deze verordening zijn gevraagd, niet, niet tijdig of niet volledig verstrekt, wordt de heffing berekend over de dan te ramen omvang van de grondslag die op de heffingsplichtige ingevolge deze verordening van toepassing is, welke heffing in dat geval verhoogd met € 110,- in verband met administratiekosten.
a.
de ondernemer die zeevis koopt van een aanvoerder: 0,90 promille van het aankoopbedrag van de door hem van een aanvoerder gekochte zeevis, die fysiek Nederland binnenkomt;
b.
de ondernemer die vis koopt van een aanvoerder, als bedoeld in
artikel 3, eerste lid onder b: 2,48 promille van het aankoopbedrag van de door hem van een aanvoerder gekochte vis;
c.
de ondernemer die kokkels of spisula of zwaardscheden en mesheften of nonnetjes koopt van een aanvoerder:
2,48 promille van het aankoopbedrag van de door hem van een aanvoerder gekochte kokkels en/of spisula en/of zwaardscheden en mesheften en/of nonnetjes;
d.
de ondernemer die mosselen koopt van een aanvoerder:
€ 0,32 per door hem van een aanvoerder gekochte ton mosselen;
e.
de ondernemer die kweekvis koopt van een ondernemer, als bedoeld in
artikel 3, eerste lid onder e:
2,48 promille van het aankoopbedrag van de door hem van een kweker gekochte kweekvis.
a.
de ondernemer die oesters verhandelt: 5,43 promille over de omzet, welke hij in het afgelopen oesterseizoen heeft gerealiseerd;
b.
de ondernemer die één of meer oesterpercelen in eigendom heeft en/of huurt; € 2,82 per hectare per oesterperceel per kalenderjaar en;
c.
de ondernemer die in het bezit is van een visvergunning voor vrije gronden; € 242,- per visvergunning voor vrije gronden per kalenderjaar.
2.
Indien de ondernemer als bedoeld in het eerste lid, zowel één of meerdere oesterpercelen in eigendom heeft en/of huurt, als ook over een visvergunning voor vrije gronden beschikt, wordt de ondernemer:
3.
De in lid 1, onder a, van dit artikel bedoelde omzet per oesterseizoen wordt berekend volgens de volgende formule: (P-(P
i +P
w ))xF
p +(C-C
w )xF c . Daarbij staat: -
P voor: het totaal aantal platte oesters, dat de ondernemer in het afgelopen oesterseizoen heeft verhandeld;-
P
i voor: het totaal aantal platte oesters, dat de ondernemer in het afgelopen oesterseizoen heeft ingekocht in het buitenland;-
Pw, voor: het totaal aantal platte oesters, waarvan de ondernemer kan aantonen dat hij deze in het afgelopen oesterseizoen heeft gekocht van een collega-handelaar;-
(P-(P
i +P
w )) voor: het totaal aantal platte oesters, dat meetelt voor de bepaling van de omzet in platte oesters in het afgelopen oesterseizoen;-
F
p , voor: het forfaitaire bedrag van € 0,32, waarmee het aantal oesters dat meetelt voor de bepaling van de omzet in het laatste oesterseizoen in platte oesters, vermenigvuldigd moet worden;-
C voor: het aantal creuses, dat een handelaar in het afgelopen oesterseizoen heeft verhandeld;-
C
w voor: het aantal creuses, waarvan de ondernemer kan aantonen dat hij deze in het afgelopen oesterseizoen gekocht heeft van een collega-ondernemer;-
(C-C
w )) voor: het totaal aantal creuses, dat meetelt voor de bepaling van de omzet in creuses in het afgelopen oesterseizoen;-
F
c : het forfaitaire bedrag van € 0,10, waarmee het totaal aantal creuses, dat meetelt voor de bepaling van de omzet in creuses in het afgelopen oesterseizoen, vermenigvuldigd moet worden.
4.
De heffing als bedoeld in het eerste lid, onder b en c, bedraagt per kalenderjaar gezamenlijk maximaal € 543,-.
1.
De inkoop is onderhevig aan een heffing als bedoeld in
artikel 2.
2.
De heffing als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor het inkoopbedrag in een kalenderjaar:
a.
tot en met € 10.000.000,-; 0,96 promille;
b.
van meer dan € 10.000.000,-; 0,96 promille over het inkoopbedrag tot en met € 10.000.000,- en 0,72 promille over het inkoopbedrag boven de € 10.000.000,-.
3.
Bij de bepaling van het inkoopbedrag, als bedoeld in het vorige lid, wordt het deel van de inkoop, dat fysiek niet in Nederland komt, buiten beschouwing gelaten.
4.
De heffing als bedoeld in het eerste lid is verschuldigd door een ondernemer die:
a.
de handel uitoefent in vis of uit vis verkregen producten, met uitzondering van pootvis, kokkels, spisula, zwaardscheden en mesheften, nonnetjes en oesters, welke, al dan niet na verdere be- of verwerking, tot menselijk voedsel kunnen dienen;
b.
vis of uit vis verkregen producten be- of verwerkt, met uitzondering van pootvis, kokkels, spisula, zwaardscheden en mesheften, nonnetjes en oesters , welke, al dan niet na verdere be- of verwerking, tot menselijk of dierlijk voedsel kunnen dienen.
5.
De heffing als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de ondernemer die mosselen inkoopt: € 0,10 per door hem ingekochte ton mosselen.
6.
Bij de bepaling van de inkoop, als bedoeld in het eerste lid, wordt de aankoop, als bedoeld in
artikel 4, indien het dezelfde heffingsplichtige betreft, buiten beschouwing gelaten.
7.
Vis en visproducten zijn eenmalig onderhevig aan een heffing als bedoeld in het eerste lid. Op het inkoopbedrag, als bedoeld in het tweede en vijfde lid van dit artikel, dient derhalve het inkoopbedrag waarover reeds een heffing als bedoeld in het eerste lid van dit artikel is opgelegd, in mindering te worden gebracht.
8.
Op het bepaalde in het zesde en zevende lid van dit artikel is
artikel 11, eerste lid, van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de ondernemer die meent dat het zesde en/of zevende lid van dit artikel van toepassing is, dit schriftelijk dient te bewijzen.
9.
De heffing als bedoeld in het eerste lid kan, al dan niet na toepassing van het vorige lid, in enig kalenderjaar niet meer dan € 41.000,-6bedragen.
1.
De heffing als bedoeld in
artikel 2 bedraagt voor een kleinhandelaar € 61,50 per verkooppunt per kalenderjaar.
2.
Onder verkooppunt als bedoeld in het eerste lid, wordt onder meer verstaan een viswinkel, een viskraam of een visverkoopwagen.
2.
De aanvoerder van vis verkregen door uitoefening van de binnenvisserij is naast de heffing bedoeld in
artikel 3, eerste lid onderdeel b, onder l°, tevens de heffing bedoeld in
artikel 4, onderdeel b, verschuldigd indien hij deze door hem aangevoerde vis zonder tussenkomst van een afslag heeft verhandeld en/of in zijn onderneming be- of verwerkt of verpakt.
3.
De aanvoerder van kokkels en/of spisula en/of zwaardscheden en mesheften en/of nonnetjes is naast de heffing bedoeld in
artikel 3, eerste lid onderdeel c, onder 1°, tevens de heffing bedoeld in
artikel 4, onderdeel c, verschuldigd indien hij de door hem aangevoerde kokkels en spisula en zwaardscheden en mesheften, en nonnetjes in zijn onderneming be- of verwerkt of verpakt.
4.
De aanvoerder van mosselen is naast de heffing bedoeld in
artikel 3, eerste lid onderdeel d, tevens de heffing bedoeld in
artikel 4, onderdeel d, verschuldigd indien hij de door hem aangevoerde mosselen op zijn verwaterplaats stort of in zijn onderneming be- of verwerkt of verpakt.
6.
In de gevallen bedoeld in de voorgaande leden is de ondernemer die de betreffende vis koopt van de aanvoerder, wegens het kopen van deze vis, geen heffing als bedoeld in
artikel 4 verschuldigd.
2.
Indien de aangevoerde vis door tussenkomst van een afslag is verhandeld geldt als waarde van de vis de op de afslag gemaakte bruto besomming.
4.
Indien de aangevoerde vis, bedoeld in
artikel 3, eerste lid onderdeel a, onder 2°, zonder tussenkomst van een afslag is verhandeld geldt als waarde van de vis 70 % van de door de koper, voor de aan hem verkochte vis, betaalde koopsom.
2.
Indien de aangevoerde kokkels gekookt zijn geldt als waarde van de kokkels het forfaitaire bedrag van € 1,75 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde kokkels uitgedrukt in kilogram.
3.
Indien de aangevoerde kokkels niet gekookt zijn en niet afkomstig zijn uit de Westerschelde geldt als waarde van de kokkels het forfaitaire bedrag van € 0,25 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde kokkels uitgedrukt in kilogram.
4.
Indien de aangevoerde kokkels niet gekookt zijn en afkomstig zijn uit de Westerschelde geldt als waarde van de kokkels het forfaitaire bedrag van € 0,18 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde kokkels uitgedrukt in kilogram.
5.
Indien de aangevoerde spisula gekookt zijn geldt als waarde van de spisula het forfaitaire bedrag van € 0,374 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde spisula uitgedrukt in kilogram.
6.
Indien de aangevoerde spisula niet gekookt zijn geldt als waarde van de spisula het forfaitaire bedrag van € 0,055 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde spisula uitgedrukt in kilogram.
7.
Indien de aangevoerde zwaardscheden en mesheften gekookt zijn geldt als waarde van de zwaardscheden en mesheften het forfaitaire bedrag van € 1,50 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde zwaardscheden en mesheften uitgedrukt in kilogram.
8.
Indien de aangevoerde zwaardscheden en mesheften niet gekookt zijn geldt als waarde van de zwaardscheden en mesheften het forfaitaire bedrag van € 0,50 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde zwaardscheden en mesheften uitgedrukt in kilogram.
9.
Indien de aangevoerde nonnetjes gekookt zijn geldt als waarde van de nonnetjes het forfaitaire bedrag van € 0,374 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde nonnetjes uitgedrukt in kilogram.
10.
Indien de aangevoerde nonnetjes niet gekookt zijn geldt als waarde van de nonnetjes het forfaitaire bedrag van € 0,055 vermenigvuldigd met de hoeveelheid aangevoerde nonnetjes uitgedrukt in kilogram.
1.
Als aankoopbedrag van de al dan niet door tussenkomst van een afslag gekochte vis of kweekvis, bedoeld in de
artikelen 3a en
4, onderdelen a, b en e, geldt de door de koper, voor de door hem gekochte vis, betaalde koopsom.
2.
Als aankoopbedrag van de al dan niet door tussenkomst van een afslag gekochte kokkels en/of spisula en/of zwaardscheden en mesheften en/of nonnetjes, bedoeld in
artikel 4, onder c, geldt de waarde van de aangevoerde kokkels respectievelijk spisula respectievelijk zwaardscheden en mesheften respectievelijk nonnetjes zoals vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in
artikel 9.
1.
Een ondernemer verstrekt aan het productschap, op schriftelijk verzoek van de voorzitter, namens het bestuur, vóór de in dit verzoek genoemde datum, naar waarheid de gegevens die nodig zijn voor de vaststelling van de door de ondernemer op grond van deze verordening verschuldigde heffing.
2.
Een ondernemer overlegt aan het productschap, op schriftelijk verzoek van de voorzitter, namens het bestuur, vóór de in dit verzoek genoemde datum een verklaring, van een accountant als bedoeld in de desbetreffende bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, omtrent de getrouwheid en volledigheid van de in het eerste lid bedoelde gegevens.
3.
Indien blijkt dat de door de ondernemer verstrekte gegevens onjuist zijn of afwijken van aan het productschap ten dienste staande gegevens, kunnen aan de hand van deze nieuwe gegevens of overeenkomstig het bepaalde in
artikel 12 en/of in
artikel 20 de in rekening gebrachte en/of te brengen bedragen worden herzien en het verschil worden nagevorderd of gerestitueerd.
1.
Indien een ondernemer de gegevens, bedoeld in
artikel 11, eerste lid, niet of niet volledig aan het productschap heeft verstrekt vóór de in dat artikel bedoelde datum dan wel vóór de datum van de aan de ondernemer toegezonden herinnering, is de voorzitter, namens het bestuur, bevoegd de verzochte waarden, aankoopbedragen, inkoopbedragen, hoeveelheden of aantallen te schatten en op basis daarvan de verschuldigde heffing te berekenen.
2.
De voorzitter stelt, namens het bestuur, de betrokken ondernemer van de geschatte gegevens en het op basis daarvan berekende heffingsbedrag schriftelijk in kennis, onder mededeling dat hij alsnog in de gelegenheid wordt gesteld de eerder verzochte gegevens binnen 3 weken na verzending van de kennisgeving aan het productschap te verstrekken.
3.
Indien de betrokken ondernemer binnen de in het tweede lid bedoelde termijn alsnog de verzochte gegevens aan het productschap verstrekt, wordt de verschuldigde heffing berekend op basis van deze gegevens.
4.
Indien blijkt dat de door de ondernemer alsnog verstrekte gegevens, als bedoeld in het derde lid, onjuist zijn of afwijken van aan het productschap ten dienste staande gegevens, wordt de verschuldigde heffing berekend op basis van de door de voorzitter geschatte waarden, aan- koopbedragen, inkoopbedragen, hoeveelheden of aantallen.
5.
Indien de betrokken ondernemer binnen de in het tweede lid bedoelde termijn wederom in gebreke blijft de verzochte gegevens aan het productschap te verstrekken, wordt het bedrag, zoals berekend op de wijze bedoeld in het eerste lid, in rekening gebracht.
1.
Indien vis door tussenkomst van een afslag is verhandeld worden de op grond van deze verordening wegens het aanvoeren of kopen van de vis verschuldigde heffingen door de ondernemer onmiddellijk na de verkoop aan het productschap betaald.
2.
In de gevallen bedoeld in het eerste lid kunnen de door de aanvoerder of koper verschuldigde heffingen door de afslagadministratie ten behoeve van het productschap worden geïnd door middel van inhouding op de op de afslag gemaakte bruto besomming respectievelijk verrekening met het betaalde aankoopbedrag. Indien de heffingen op deze wijze volledig zijn geïnd, wordt de ondernemer geacht te dier zake aan zijn verplichting te hebben voldaan.
Artikel 14
De uit hoofde van
artikel 3a verschuldigde heffingsbedragen moeten door de afslag uiterlijk binnen 1 maand na afloop van de kalendermaand waarin de in de genoemde bepaling bedoelde vis en visproducten zijn verhandeld, aan het Productschap worden voldaan.
Artikel 15
Indien vis zonder tussenkomst van een afslag is verhandeld worden de op grond van deze verordening wegens het aanvoeren of kopen van de vis verschuldigde heffingen door de ondernemer betaald uiterlijk binnen dertig dagen na de dag waarop zij hem door het productschap in rekening zijn gebracht.
1.
Het productschap brengt vooruitlopend op de opgave bedoeld in
artikel 11 de ondernemers jaarlijks één of meer voorschotbedragen in rekening.
2.
Indien en voor zover aan voorschotbedragen meer is betaald dan uit hoofde van deze verordening is verschuldigd, vindt restitutie plaats.
3.
Het voorschotbedrag wordt door de ondernemer betaald uiterlijk binnen dertig dagen na de dag waarop het hem door het productschap in rekening is gebracht.
Artikel 18
Een nagevorderd bedrag als bedoeld in
artikel 11, derde lid, wordt door de ondernemer betaald uiterlijk binnen veertien dagen na de dag waarop het bedrag hem door het productschap in rekening is gebracht.
1.
De voorzitter is, namens het bestuur, belast met de vaststelling en oplegging van de door een ondernemer verschuldigde heffing(en), als bedoeld in
artikel 2, indien deze verschuldigde heffing(en) niet reeds op grond van
artikel 13 door de afslagadministratie ten behoeve van het productschap is/zijn geïnd.
a.
De oplegging van de door een ondernemer verschuldigde heffing(en), geschiedt door de voorzitter, namens het bestuur, door middel van toezending of uitreiking aan de heffingsplichtige ondernemer van een gedagtekende heffingsaanslag op basis van;
b.
De heffingsaanslag moet bevatten:
1º
de naam en de woonplaats of vestigingsplaats van de heffingsplichtige ondernemer, conform de gegevens die bekend zijn bij het productschap;
2º
een specificatie van het bedrag van de heffing(en) onder vermelding van de heffingsgrondslagen;
3º
in de daarvoor in aanmerking komende gevallen: de toepasselijke vrijstellingen;
4º
in de daarvoor in aanmerking komende gevallen: de toepasselijke verrekening met reeds betaalde voorschotbedragen;
5º
het totaalbedrag van de heffingsaanslag;
6º
het betalingstijdstip en informatie over de wijze van betaling;
a.
De voorzitter kan, namens het bestuur, de termijn van inzending van de gegevens als bedoeld in
artikel 11 en/of
12, op verzoek van een ondernemer verlengen met een termijn die de voorzitter redelijk acht.
b.
De voorzitter kan, namens het bestuur, besluiten om de administratieheffing, als bedoeld in
artikel 3b, niet of slechts gedeeltelijk op te leggen indien de voorzitter van mening is dat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
a.
De voorzitter legt, namens het bestuur, een voorschotbedrag op, als bedoeld in
artikel 17, bij de heffingsplichtige ondernemer opleggen en zal dit bedrag in rekening brengen.
b.
De voorzitter kan, namens het bestuur, het in rekening gebrachte voorschotbedrag herzien en/of opnieuw opleggen indien blijkt dat de gegevens van de heffingsplichtige ondernemer, die hier aan ten gongslag lagen, niet in overeenstemming zijn met de werkelijkheid.
7.
De voorzitter is, namens het bestuur, belast met het beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten, als bedoeld in het tweede lid met inachtneming van het bepaalde in de
Algemene wet bestuursrecht .
8.
De voorzitter is, namens het bestuur, belast met het beslissen op verzoeken om in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de administratieve rechter tegen besluiten, als bedoeld in het tweede lid met inachtneming van het bepaalde in de
Algemene wet bestuursrecht .
9.
De voorzitter kan in afwijking van het vierde lid, namens het bestuur, de heffingsplichtige ondernemer op diens verzoek bij de indiening van zijn bezwaarschrift:
a.
in bijzondere omstandigheden (ter beoordeling van de voorzitter) uitstel van betaling verlenen van de vastgestelde en opgelegde heffing(en), als bedoeld in het tweede lid, totdat de beslissing op het bezwaarschrift door de voorzitter is genomen;
c.
ingeval beroep is ingesteld tegen een beslissing op het bezwaarschrift, in bijzondere omstandigheden (ter beoordeling van de voorzitter) uitstel van betaling verlenen van de vastgestelde en opgelegde heffing(en), als bedoeld in het tweede lid, totdat de bevoegde rechter uitspraak heeft gedaan.
10.
De voorzitter kan in afwijking van het eerste lid, namens het bestuur, de heffingsplichtige ondernemer vrijstellen van
artikel 2 indien het totaal van de door deze ondernemer verschuldigde heffing(en) minder is dan € 10,-.
11.
De voorzitter is, namens het bestuur, belast met het kenbaar maken en stellen van nadere eisen aan het gebruik van de elektronische weg bij het verkeer van berichten tussen ondernemers en het productschap met betrekking tot het bepaalde in de onderhavige verordening met inachtneming van het bepaalde in de
Algemene wet bestuursrecht .
12.
De voorzitter kan, namens het bestuur, beslissen op een verzoek van een ondernemer om via de Mosselveiling te Yerseke betaalde heffingen, als bedoeld in
artikel 4 onder d en/of in
artikel 5, vijfde lid, binnen één week te restitueren als deze ondernemer in ieder geval aan de volgende voorwaarden voldoet:
a.
de ondernemer dient een verzoek in bij het productschapskantoor te Yerseke onder vermelding van de partij mosselen, het productiegebied of verwatergebied waarvan deze partij afkomstig is en het productiegebied waarvoor deze partij bestemd is;
b.
de ondernemer brengt de partij mosselen naar de ponton van de Mosselveiling en laat de medewerkers van het productschapskantoor te Yerseke deze partij opmeten en de tarra vaststellen als deze gegevens van de partij nog niet bekend zijn;
c.
de ondernemer voor de betreffende partij mosselen de gegevens van de black box ter beschikking stelt indien de medewerkers van het productschapskantoor te Yerseke hierom verzoeken;
d.
de ondernemer andere gevraagde gegevens ter beschikking stelt of meewerkt aan nader onderzoek indien de voorzitter hierom verzoekt.
13.
De voorzitter kan, namens het bestuur, beslissen op een verzoek van een kleinhandelaar om de door hem totaal verschuldigde heffing(en) op grond van
artikel 6 en de betreffende bestemmingsheffingsverordeningen te verlagen naar € 75,- indien hij kan aantonen dat:
a.
het verkooppunt minder dan 1 kwartaal of 1 dag per week open is geweest;
b.
of de totaal verschuldigde heffing(en) op grond van de onderhavige verordening en de bestemmingsheffingsverordeningen tezamen meer is dan 1 % van de omzet.
1.
Deze verordening, welke kan worden aangehaald als Heffingsverordening 2005, treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.
2.
Met ingang van de in het voorgaande lid genoemde datum wordt, behoudens ten aanzien van reeds verschuldigde heffingsbedragen, de
Heffingsverordening 2004 ingetrokken.
Rijswijk, 28 oktober 2004