Heffing van omzetbelasting met betrekking tot kinderopvang
§ 1. Inleiding
Ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de omzetbelasting 1968 juncto artikel 7, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 en onderdeel b, post 6 van de bij dit besluit behorende bijlage B zijn vrijgesteld van de heffing van omzetbelasting de diensten van onder meer instellingen voor kinderopvang. Blijkens de aanhef van onderdeel b van voornoemde bijlage B geldt onder meer als voorwaarde voor toepassing van de vrijstelling dat de betrokken instelling geen winst beoogt. De ondernemers die met het opvangen van kinderen wel winst beogen zijn mitsdien ter zake van die prestatie in beginsel omzetbelasting verschuldigd.
§ 2. Prejudiciële vragen aan Hof van Justitie te Luxemburg
Omtrent de vraag of een natuurlijk persoon, exploitant(e) van een kinderdagverblijf ook winst beoogt, heeft het Hof Amsterdam een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie te Luxemburg. Centraal in die procedure staat de vraag of sprake is van het beogen van winst als een ondernemer-natuurlijk persoon met de exploitatie van een kinderdagverblijf streeft naar een exploitatie-overschot en een dergelijk overschot ook realiseert of dat eerst sprake is van het beogen van winst als het exploitatie-overschot meer bedraagt dan de beloning die de betrokken ondernemer zou hebben kunnen bedingen als die werkzaamheden door hem of haar bij een ander in dienstbetrekking zouden zijn verricht (een zgn. functieloon).
Het Hof van Justitie heeft nog geen beslissing genomen met betrekking tot de door het Hof Amsterdam voorgelegde vraag.
§ 3. Aanpassing omzetbelastingwetgeving
Gelet op het belang dat is te hechten aan een goed kinderopvangbeleid zullen de wettelijke bepalingen zodanig worden aangepast dat de daadwerkelijke kinderopvang in alle gevallen is vrijgesteld van heffing van omzetbelasting (zie ook de antwoorden van 4 januari 1995 op vragen van mevrouw Giskes, mevrouw De Vries en de heer Van der Ploeg, leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Vakstudienieuws 1995, blz. 429). Hierbij dient overigens rekening te worden gehouden met de nog door het Hof van Justitie te Luxemburg te nemen beslissing en de daaruit blijkende reikwijdte van de vrijstellingsbepaling in de Zesde Richtlijn.
§ 4. Voorlopige goedkeuring
Vooruitlopend op de aanpassing van de wettelijke bepalingen keur ik – voorlopig voor het jaar 1995 – goed dat de heffing van omzetbelasting achterwege blijft met betrekking tot de daadwerkelijke kinderopvang, óók als daarmee winst wordt beoogd. Zoals aangegeven, geldt deze goedkeuring voor de daadwerkelijke kinderopvang. Dit betekent dat de goedkeuring toepassing mist ten aanzien van andere prestaties die, hoewel op enigerlei wijze dienstbaar aan kinderopvang, niet als daadwerkelijke kinderopvang kunnen worden gekwalificeerd. Te denken valt hierbij aan onder andere het verrichten van adviesdiensten ten behoeve van ondernemers die daadwerkelijk kinderopvang verzorgen en het bemiddelen bij de totstandkoming van een overeenkomst tot daadwerkelijke kinderopvang.
Aan de goedkeuring verbind ik de voorwaarde dat de betrokken exploitanten van kinderdagverblijven geen aanspraak maken op aftrek van de aan hen in rekening gebrachte omzetbelasting. De ondernemers die gebruik maken van deze goedkeuring dienen voorts de herrekenings- en herzieningsbepalingen van artikel 15, vierde en zesde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 juncto de artikelen 11 tot en met 14 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 toe te passen ten aanzien van de omzetbelasting die aan hen in rekening is gebracht ter zake van vóór 1 januari 1995 verrichte leveringen en diensten, respectievelijk verschuldigd is geworden ter zake van de invoer of een intracommunautaire verwerving, welke vóór 1 januari 1995 heeft plaatsgevonden.
§ 5. Ingangsdatum
De in § 4 neergelegde goedkeuring kan toepassing vinden met ingang van 1 januari 1995 en eindigt in beginsel op 31 december 1995. Afhankelijk van het tijdstip waarop het Hof van Justitie te Luxemburg een beslissing neemt, de inhoud van de beslissing alsmede de daarna te entameren wijziging van de desbetreffende wettelijke bepalingen zal ik later dit jaar bekend maken of de goedkeuring ook na 31 december 1995 nog toepassing kan vinden.
Een exploitant(e) van een kinderdagverblijf die er voor kiest om vanaf 1 januari 1995 of een daarna gelegen datum de goedkeuring toe te passen, kan op een later tijdstip uiteraard altijd een beroep doen op de wettelijke bepalingen. Alsdan is die exploitant(e) vanaf een nader te bepalen datum (weer) omzetbelasting verschuldigd ter zake van de daadwerkelijke kinderopvang. In een dergelijke situatie kan de betrokken exploitant(e) de hiervoor in § 4 bedoelde herrekenings- en herzieningsbepalingen eveneens naar analogie toepassen. In de hier bedoelde situatie is voor de betrokken exploitant(e) hernieuwde toepassing van de goedkeuring niet meer mogelijk.