1. Inleiding
Op grond van artikel 13, A, lid 1, onderdeel o, van de Zesde Richtlijn verlenen de Lid-Staten, onder de voorwaarden die zij vaststellen om een juiste en eenvoudige toepassing te verzekeren en alle fraude, ontwijking en misbruik te voorkomen, vrijstelling voor diensten en leveringen door lichamen waarvan de handelingen overeenkomstig het bepaalde sub b, g, h, i, l, m en n, zijn vrijgesteld, in samenhang met activiteiten welke zijn bestemd ter verkrijging van financiële steun en die uitsluitend ten bate van hen zelf zijn georganiseerd, mits deze vrijstelling niet tot concurrentievervalsing kan leiden. De Lid-Staten kunnen alle nodige beperkingen invoeren, met name ten aanzien van het aantal activiteiten of het bedrag van de opbrengsten waarvoor recht op vrijstelling bestaat.
Blijkens een oriëntatie van het BTW-Comité moet de passage ‘... in samenhang met activiteiten welke zijn bestemd ter verkrijging van financiële steun ...’ beperkt worden uitgelegd en kan de vrijstelling dan ook uitsluitend betrekking hebben op een beperkt aantal handelingen per jaar, die noch doorlopend, noch langdurig zijn, terwijl de vrijstelling voorts, in uitzonderlijke omstandigheden, kan worden toegepast op de exploitatie van een kantine (de verstrekking van spijzen en dranken) door bepaalde verenigingen en instellingen.
Voor de toepassing van de hierna in onderdeel 2.a genoemde en in de onderdelen 2.b en 3 verleende vrijstellingen voor fondswervende activiteiten moet deze communautaire begrenzing steeds in ogenschouw worden genomen.
Artikel 13, A, lid 1, onderdeel o, van de Zesde Richtlijn, is, met ingang van 1 januari 1979, in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in artikel 11, lid 1, onderdeel v, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet). Naast deze wettelijke vrijstelling bestaat een aantal goedkeurende regelingen op het gebied van fondswervende prestaties, te weten:
–
voor kantine-activiteiten: het besluit van 27 juni 1980, nr. 080-1088, BTW-27 (de ‘kantineregeling’), opgenomen in onderdeel 2.00.27 van de boekwerk Omzetbelasting 1968 Besluiten,
–
voor muziekverenigingen: punt 6 van het besluit van 21 augustus 1992, nr. VB 92/1599, BTW-327 (de ‘artiestenregeling’), opgenomen in onderdeel 2.03.27 van het boekwerk Omzetbelasting 1968 Besluiten,
–
voor sportverenigingen: het besluit van 12 oktober 1982, nr. 282-12955, BTW-81, opgenomen in onderdeel 2.00.81 van het boekwerk Omzetbelasting 1968 Besluiten.
De in de volgende onderdelen van dit besluit vervatte regeling is dan ook niet van toepassing op fondswervende prestaties door of ten behoeve van de hiervoor genoemde muziekverenigingen, carnavalsverenigingen en sportverenigingen.
In het besluit van 16 april 1969, nr. D69/3462, OB/BTW-100, en, in aansluiting daarop, in het besluit van 12 januari 1970, nr. B70/615, OB/BTW-206, waren onder meer regels gegeven voor fondswervende activiteiten. Voor zover bepaalde passages uit deze beide besluiten nog van belang zijn en deze niet reeds in andere besluiten zijn opgenomen, zijn zij in dit besluit verwerkt.