artikel 1, eerste lid, aanhef en onder h van Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 toegespitst op het gebruik in Curaçao en Sint Maarten">
Voor de toepassing van deze Rijkswet wordt verstaan onder hoofdverblijf: de plaats waar een persoon zijn feitelijke woonstede heeft.
Het begrip ‘hoofdverblijf’ heeft een strikt feitelijke betekenis. Het hoofdverblijf van een persoon is de plaats waar hij kennelijk geregeld vertoeft, daar waar hij het centrum van zijn activiteiten heeft. Te denken valt bijvoorbeeld aan de plaats waar een persoon zijn slaapplaats heeft, waar hij werkelijk woont (met zijn gezin) of waar zijn inboedel zich bevindt. Er moet sprake zijn van een meer duurzame betrekking tussen een persoon en een plaats. Een verblijf van voorbijgaande aard heeft geen betekenis.
De vraag welke plaats als het hoofdverblijf van een persoon moet worden aangemerkt is een feitelijke, die aan de hand van verschillende factoren van feitelijke aard wordt beantwoord. Met de wil van de persoon wordt slechts rekening gehouden, voor zover deze blijkt uit zijn gedragingen.
Indicaties voor verplaatsing van het hoofdverblijf buiten Nederland zijn onder meer:
–
uitschrijving uit de PIVA;
–
de afmelding bij de Belastingdienst wegens vertrek naar het buitenland;
–
mededeling aan de vreemdelingendienst van vertrek naar het buitenland;
–
het nemen van ontslag bij de werkgever, of bedrijfsbeëindiging;
–
het opzeggen van een bank- of girorekening;
–
het laten overmaken van periodieke uitkeringen naar een adres buiten Curaçao en Sint Maarten;
–
de afkoop van pensioenrechten;
–
verkoop van de woning of opzegging van de huur;
–
de ontruiming van de woning in een van de eilandgebieden van Curaçao en Sint Maarten en het over de grens brengen van de inboedel; en
–
het (onder)verhuren aan derden van de woning in een van de eilandgebieden van Curaçao en Sint Maarten.
Deze indicaties zijn niet limitatief. Ook op andere feitelijke gronden kan worden geconcludeerd dat een persoon zijn hoofdverblijf heeft verplaatst. Indien daarentegen een vreemdeling de korpschef er tevoren van in kennis heeft gesteld dat hij tijdelijk, maar niet langer dan negen maanden, in het buitenland beoogt te verblijven, dan is dit een aanwijzing dat de vreemdeling zijn hoofdverblijf niet buiten Curaçao en Sint Maarten wenst te vestigen.
Vestiging van het hoofdverblijf buiten Curaçao en Sint Maarten wordt in ieder geval aangenomen, indien een persoon:
–
meer dan negen achtereenvolgende maanden buiten Curaçao en Sint Maarten heeft verbleven, tenzij hij aannemelijk maakt dat de overschrijding van de periode van negen maanden het gevolg is van buiten zijn schuld gelegen omstandigheden (te denken valt aan de situatie waarbij de persoon kan aantonen dat de overschrijding van die termijn te wijten is aan een ziekenhuisopname of een natuurramp); of
–
voor het derde achtereenvolgende jaar meer dan zes achtereenvolgende maanden buiten Curaçao en Sint Maarten heeft verbleven, tenzij hij aannemelijk maakt dat het centrum van zijn activiteiten niet naar het buitenland is verlegd.
Vestiging van het hoofdverblijf buiten Curaçao en Sint Maarten wordt niet aangenomen op de enkele grond dat een persoon:
–
Curaçao en Sint Maarten heeft verlaten voor de vervulling van de militaire dienstplicht en binnen zes maanden na beëindiging van de dienstplicht naar Curaçao en Sint Maarten is teruggekeerd; of
–
buiten Curaçao en Sint Maarten is gedetineerd dan wel buiten Curaçao en Sint Maarten gedetineerd is geweest en binnen zes maanden na beëindiging van de detentie naar Curaçao en Sint Maarten is teruggekeerd.
Een vreemdeling wordt geacht zijn hoofdverblijf niet buiten Curaçao en Sint Maarten te hebben gevestigd:
–
in de periode dat hij arbeid heeft verricht voor een werkgever geregistreerd in Curaçao en Sint Maarten die geheel of gedeeltelijk buiten Curaçao en Sint Maarten heeft plaatsgevonden (aan boord van een onder Nederlands-Antilliaans vlag varend zeeschip (...) of in de internationale luchtvaart en hij gedurende die periode in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van die arbeid (dit neemt niet weg dat op het moment van verkrijging/verlening van het Nederlanderschap – uitzonderingen daargelaten – voldaan moet zijn aan de voorwaarde dat betrokkene in het bezit is van een geldige verblijfsvergunning die niet van – tijdelijke aard is;
–
indien en zolang hij de echtgenoot/partner is van een ambtenaar, bedoeld in
artikel 17, eerste lid, juncto
artikel 2, tweede lid van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken die uitgezonden is (geweest) naar een Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland (deze vreemdeling behoudt niet alleen zijn hoofdverblijf in Curaçao en Sint Maarten, maar behoudt in den regel, mits aan de daarvoor gestelde voorwaarden voldaan blijft, tevens zijn verblijfsrecht in Curaçao en Sint Maarten). Een vereiste is dat de vreemdeling gedurende de periode van uitzending alsook het verblijf in Curaçao en Sint Maarten heeft samengewoond met de echtgenoot/partner.