Geruisloze overdracht (artikel 14 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969), algemene machtiging voor afdoening verzoeken door de inspecteurs De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten
Over de afdoening van verzoeken om toepassing van artikel 14 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: de Wet) deel ik u het volgende mede.
1.1. Inleiding
Ingevolge artikel 14, derde lid, van de Wet blijft in de daar bedoelde gevallen de winst, behaald met of bij de overdracht van (een zelfstandig onderdeel van) een onderneming tegen uitreiking van aandelen e.d., buiten aanmerking, mits de door de Minister van Financiën nader te stellen voorwaarden zijn vervuld.
Bij de Wet van 10 september 1992, Stb. 491, is onder meer de gang van zaken met betrekking tot de indiening en afwerking van verzoeken om toepassing van deze bepaling gewijzigd. Eén van die wijzigingen houdt in dat de afdoening van een verzoek sedert 1 januari 1992 plaatsvindt door middel van een uitspraak van de inspecteur belast met de aanslagregeling van de overdragende belastingplichtige, nadat ik hem tevoren daartoe heb gemachtigd. Door de aanpassing van artikel 14 van de Wet aan de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vindt de afdoening van een verzoek met ingang van 1 januari 1994 niet meer plaats door middel van een uitspraak, doch via een voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur.
In het kader van de taakopvatting van de departementale directies om (uitvoerings-)taken van het ministerie naar de eenheden van de belastingdienst te verschuiven, heb ik besloten voor een aantal gevallen waarin artikel 14, derde lid, van toepassing is, aan de inspecteurs een algemene machtiging te verstekken tot het namens mij afdoen van verzoeken.
Dit besluit bevat tevens een instructie met betrekking tot deze algemene machtiging alsmede met betrekking tot de afdoening van verzoeken die niet onder deze algemene machtiging vallen.
1.2. Begripsbepalingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
de Wet: de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
het toelichtende besluit: het besluit van heden, nr. DB93/2165M, Boekwerk Vpb’69, nr. 1.01.70;
de onderneming: de overgedragen onderneming of het overgedragen zelfstandig onderdeel van een onderneming;
het vervreemdingsverbod: het in artikel 14, eerste lid, respectievelijk in de 6de standaardvoorwaarde voor de toepassing van artikel 14, derde lid, van de Wet opgenomen verbod tot vervreemding van de bij de overdracht verkregen aandelen, overeenkomstig de voorwaarden gepubliceerd in het toelichtende besluit;
de overdrager: de overdragende belastingplichtige;
de overnemer: de overnemende belastingplichtige.
1.3. Omvang algemene machtiging
Ik verleen de inspecteurs een algemene machtiging om namens mij te beslissen op alle verzoeken om toepassing van artikel 14, derde lid, met uitzondering van die betreffende de overdracht van een onderneming waarbij:
a.
voor de overdrager en/of de overnemer een bijzonder fiscaal regime van toepassing is, bijvoorbeeld dat van het Besluit reserves verzekeraars;
b.
de overdracht van de onderneming plaatsvindt aan een niet in Nederland gevestigd lichaam;
c.
de overdrager en/of de overnemer de rechtsvorm van een coöperatie hebben;
d.
de inspecteur van mening is dat het verzoek
1.
slechts kan worden ingewilligd onder het stellen van één of meer andere voorwaarden dan opgenomen in dit besluit;
2.
slechts kan worden ingewilligd met toepassing van artikel 63 van de Algemene Wet inzake rijksbelastingen (hardheidsclausule);
3.
moet worden afgewezen om een andere reden dan in dit besluit is aangegeven.
1.4. Indiening/doorzending verzoeken
Alle verzoeken om geruisloze overdracht worden voortaan rechtstreeks ingediend bij de inspecteur onder wie de overdrager ressorteert.
De inspecteur beoordeelt of hij het verzoek op grond van de in punt 1.3 gegeven machtiging kan afdoen. Is dat niet het geval dan zendt hij het verzoek, overeenkomstig het bepaalde in punt 5 door naar het ministerie.
1.5. Verzoeken om ontheffing van het vervreemdingsverbod
Alle verzoeken om ontheffing van het vervreemdingsverbod worden ingediend bij de inspecteur onder wie de overdrager ressorteert. In punt 2.5 van het toelichtende besluit heb ik een drietal gevallen van ontheffing van het vervreemdingsverbod omschreven.
Indien het bij de inspecteur ingediende verzoek
–
onder één van deze gevallen is te rangschikken, en
–
een vervreemdingsverbod betreft dat uit hetzij een uitspraak/beschikking van de inspecteur, hetzij de toepassing van artikel 14, eerste lid, van de Wet voortvloeit,
machtig ik hem hierbij het verzoek namens mij af te doen. Voor de wijze van afdoening verwijs ik naar de bijlagen 5, 6 en 7.
De overige verzoeken zendt hij met zijn ambtsbericht door naar het ministerie.
2.2. Ontvangstbevestiging
Aan de indiener(s) van het verzoek wordt een ontvangstbevestiging gezonden. Deze vermeldt het nummer waaronder het verzoek op de eenheid is geregistreerd.
3. Beoordeling verzoek
De inspecteur die het verzoek in behandeling heeft genomen, beoordeelt het verzoek in ieder geval op de volgende aspecten:
3.1. Formele aspecten
Is het verzoek ingediend vóór de overdracht van de onderneming?
In punt 6.1 van het toelichtende besluit heb ik, als overgangsmaatregel, goedgekeurd dat voor overdrachten die bij het verschijnen van dat besluit reeds hadden plaatsgevonden, verzoeken om een fiscaal geruisloze overdracht alsnog in behandeling worden genomen, mits deze verzoeken worden ingediend binnen 6 maanden na het verschijnen van dat besluit.
Is het verzoek ingediend door of namens de overdrager en overnemer of, indien deze laatste nog niet is opgericht, door of namens de oprichters van dat lichaam?
Zo niet dan stelt de inspecteur belanghebbenden in de gelegenheid het verzoek op dit punt alsnog aan te vullen.
3.2. Onderneming
Is sprake van een onderneming in materiële zin?
Zo ja, kunnen de vermogensbestanddelen die worden overgedragen een zelfstandige onderneming vormen?
Zie punt 2.1 van het toelichtende besluit.
3.4. Uitreiking van aandelen
Vindt de overdracht van de onderneming plaats tegen uitreiking van aandelen, e.d.?
Indien de overdracht plaatsvindt tegen preferente aandelen met toekenning van gewone aandelen aan anderen dan de overdrager, wordt dan met betrekking tot die preferente aandelen voldaan aan de daarvoor gestelde eisen?
Zie punt 2.3 van het toelichtende besluit.
3.6. Terugwerkende kracht
Is sprake van een overdracht aan een nieuw opgericht lichaam?
Zo ja, is voldaan aan de vereisten van punt 3.1 van het toelichtende besluit?
3.7. Toetreden van derden
Treedt één of meer anderen dan de overdrager tot de overnemer toe buiten het kader van een fusie?
Wordt hierbij voldaan aan het bepaalde in punt 3.5 van het toelichtende besluit?
3.8. Gelijktijdige toepassing artikel 18 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964
Is er sprake van een direct aan de overdracht voorafgaande toepassing van artikel 18 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964?
Zie punt 3.6 van het toelichtende besluit.
Indien dit het geval is, werkt de inspecteur het verzoek pas af nadat de voorwaarden voor de toepassing van artikel 18 zijn aanvaard. Indien het verzoek om toepassing van artikel 14, derde lid, van de Wet gelijktijdig met het verzoek om toepassing van artikel 18 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 wordt ingediend, deelt de inspecteur met inachtneming van het bepaalde in artikel 4:15 van de Awb aan de indiener van het verzoek mee dat op eerstgenoemd verzoek pas kan worden beslist nadat de voorwaarden van artikel 18 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 zijn aanvaard en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen, na aanvaarding van de voorwaarden van voornoemd artikel 18, een beschikking zal worden genomen.
4. Afdoening verzoeken die onder de algemene machtiging vallen; te stellen voorwaarden
In gevallen waarin de inspecteur op grond van de algemene machtiging het verzoek zelf kan afdoen, beslist hij op het verzoek door middel van een voor bezwaar vatbare beschikking, met inachtneming van het volgende.
a. Het verzoek wordt ingewilligd
Indien het verzoek, met inachtneming van hetgeen is vermeld in punt 3 wordt ingewilligd, richt de inspecteur de beschikking in conform bijlage
2, indien uitsluitend voorwaarden worden gesteld die overeenkomen met de standaardvoorwaarden;
3, indien een binnenlandse vaste inrichting wordt overgedragen aan een daartoe op te richten lichaam.
b. Het verzoek wordt afgewezen
Indien het verzoek, met inachtneming van hetgeen is vermeld in punt 3 wordt afgewezen, richt de inspecteur de beschikking in conform bijlage 4.
De beschikking wordt in beide gevallen verzonden met een aanbiedingsbrief. Zie bijlage 1.
Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden afgegeven, dient de inspecteur op grond van artikel 4:14 van de Awb de aanvrager daarvan in kennis te stellen en daarbij een redelijke termijn te noemen waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien. Op grond van artikel 4:15 van de Awb wordt de termijn voor het geven van een beschikking opgeschort met ingang van de dag waarop de inspecteur krachtens artikel 4:5 de aanvrager uitnodigt het verzoek aan te vullen, tot de dag waarop het verzoek is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
5. Verzoeken die niet onder de algemene machtiging vallen
In punt 1.3 van dit besluit is een aantal situaties opgesomd die niet onder de aan de inspecteur verleende machtiging tot het afdoen van verzoeken vallen. De inspecteur zendt deze verzoeken met zijn ambtsbericht, ingericht overeenkomstig bijlage 8, naar het Ministerie, Directie Directe Belastingen. In verband met de aan het slot van onderdeel 4 van dit besluit bedoelde termijn, dient het doorzenden van verzoeken, met ambtsbericht, binnen drie weken na ontvangst van het verzoek plaats te vinden. Ingeval zich omstandigheden hebben voorgedaan op grond waarvan de termijn voor het geven van een beschikking ingevolge artikel 4:15 van de Awb wordt opgeschort, vermeldt de inspecteur de reden en de duur van de opschorting in het ambtsbericht. Voorts vermeldt de inspecteur in het ambtsbericht of hij de indiener van het verzoek een mededeling als bedoeld in artikel 4:14 van de Awb heeft gedaan en zo ja, welke nadere termijn voor afdoening van het verzoek daarbij is aangegeven.
Door het ministerie wordt het verzoek beoordeeld en een beslissing voorbereid. Deze beslissing wordt vervolgens naar de inspecteur gezonden. De inspecteur handelt vervolgens overeenkomstig hetgeen hierna is vermeld.
a. Het verzoek wordt ingewilligd
Indien de beslissing van het ministerie aangeeft dat het verzoek wordt ingewilligd, geeft de inspecteur een voor bezwaar vatbare beschikking af conform die beslissing. De door het ministerie opgestelde voorwaarden worden met de beschikking meegezonden.
b. Het verzoek wordt afgewezen
Geeft de beslissing van het ministerie aan dat het verzoek niet voor inwilliging vatbaar is, dan wijst de inspecteur het verzoek door middel van een voor bezwaar vatbare beschikking af, onder vermelding van de door het ministerie aangegeven redenen.
6. Afwerking beslissingen
De inspecteur doet, overeenkomstig het bepaalde in artikel 25, zesde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, voor iedere in het verzoek vermelde overdrager en overnemer, een afschrift van de beschikking aan de indiener(s) van het verzoek toekomen. Tevens deponeert hij (een afschrift van) de beschikking in de legger van de overdrager(s) en de overnemer(s).
Voorts zendt hij een afschrift van de beschikking aan de Belastingdienst/ Registratie en successie in wiens ambtsgebied de overnemer is of wordt gevestigd. Dit in verband met het bepaalde in par. 5, eerste lid, van de Instructie vennootschapsbelasting 1971.
7. Bezwaar tegen een beschikking
Gezien de grote betrokkenheid van het ministerie bij de door de inspecteur afgegeven beschikkingen, t.w. via de ontwikkeling van beleid en de formulering van de (standaard)voorwaarden, verzoek ik de inspecteurs bij het in bezwaar komen van een belanghebbende tegen een beschikking van de inspecteur c.q. het in beroep gaan tegen een uitspraak op een bezwaarschrift tegen een beschikking, vóór het doen van uitspraak op het bezwaar c.q. opstellen en indienen van hun vertoogschrift in overleg te treden met het Ministerie, Directie Directe Belastingen, Afdeling Fusies en Bedrijfsconcentraties.
8. Overgangsregeling; Verzoeken ingediend voor de dagtekening van dit besluit
Verzoeken ingediend vóór de dagtekening van dit besluit die de inspecteur onder zich heeft, doet hij zelf af voor zover zij vallen onder de in dit besluit opgenomen machtiging en een tijdstip van overdracht kennen dat nà 31 december 1991 ligt. Indien het een verzoek betreft dat aan hem om bericht en raad is gezonden geeft hij, onder terugzending van het omslagvel, van de afdoening kennis aan het ministerie.
De overige vóór de dagtekening van dit besluit ingediende verzoeken zullen door het ministerie worden afgedaan.
9.1. Samenloop verzoeken artikel 14 en artikel 15 van de wet
De overdracht van een onderneming zonder belastingheffing kan zowel plaatsvinden met toepassing van artikel 14 als binnen een fiscale eenheid in de zin van artikel 15. Het is echter niet mogelijk om beide bepalingen toe te passen op dezelfde overdracht. Dit houdt in dat een verzoek artikel 14 moet worden afgewezen, indien er een fiscale eenheid tussen de overdrager en de overnemer tot stand is gekomen en de overdracht binnen fiscale eenheid plaatsvindt. Indien er reeds een beschikking artikel 14 is afgegeven en er komt nà die beschikking alsnog een fiscale eenheid tot stand, zodanig dat de overdracht binnen de fiscale eenheid plaatsvindt, dan heeft de beschikking haar belang verloren.
Hierbij merk ik op dat de overdracht van een onderneming aan een, met ingang van haar oprichtingsdatum gevoegde, dochtermaatschappij op grond van standaardvoorwaarde 1 fiscale eenheid, steeds tijdens het bestaan van de fiscale eenheid plaatsvindt (zie punt 7.4 van het besluit van 30 september 1991, nr. DB91/2309 (Vpb’69, nr. 1.01.34)).
1.
aanbiedingsbrief bij de voor bezwaar vatbare beschikking;
2.
inwilliging, waarbij uitsluitend voorwaarden worden gesteld die overeenkomen met de standaardvoorwaarden;
3.
inwilliging voor een geval van overdracht van de onderneming van een binnenlandse vaste inrichting;
4.
afwijzing verzoek om geruisloze overdracht;
5.
inwilliging verzoek om ontheffing van het vervreemdingsverbod ingeval van certificering;
6.
inwilliging verzoek om ontheffing van het vervreemdingsverbod ingeval van vervreemding binnen een concern;
7.
inwilliging verzoek om ontheffing van het vervreemdingsverbod in het kader van een fusie buiten concern;
8.
ambtsbericht.
De in de bijlagen opgenomen modellen alsmede de standaardvoorwaarden zijn tevens opgenomen in het Modellenboek Ondernemingen en met behulp van de daarbij behorende diskette te printen.
9.3. Inlichtingen
Voor inlichtingen kunnen belanghebbenden contact opnemen met de competente inspecteur van de Belastingdienst, die zich zonodig verstaat met de portefeuillehouder vennootschapsbelasting (Belastingdienst/Directie Grote ondernemingen, Postbus 58944, 1040 EE Amsterdam) telefoonnummer 020 - 687 72 26 (Drs. H.G. Roodbeen).