Garagebedrijven en kasstelsel
§ 1. Inleiding
Aan het systeem van de heffing van omzetbelasting is verbonden het factuurstelsel. Het tijdstip van de verschuldigdheid van de belasting en de aanspraak op aftrek van voorbelasting zijn in beginsel gekoppeld aan de uitreiking van een factuur. Daarmee vormt de factuur een belangrijke pijler voor het functioneren van het BTW-mechanisme.
Wat betreft het tijdstip van de verschuldigdheid van de belasting is het kasstelsel, dat is vervat in artikel 26 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de wet), een afwijking op het factuurstelsel. Bij toepassing van het kasstelsel wordt de belasting eerst verschuldigd wanneer de vergoeding wordt ontvangen. Zoals op pagina 37 van de Memorie van toelichting op het ontwerp van de oorspronkelijke wet is aangegeven, komt dit kasstelsel alleen in aanmerking, wanneer het uitreiken van een factuur niet is voorgeschreven. Dit is het geval bij leveringen en diensten aan niet-ondernemers.
De regeling van artikel 26 van de wet is nader uitgewerkt in artikel 26 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (de beschikking). Deze uitwerking heeft plaatsgevonden in overeenstemming met de hiervoor weergegeven ratio van de regeling. Voor toepassing van het kasstelsel komen, aldus de Memorie van antwoord bij het oorspronkelijke wetsontwerp, pagina 48, in de eerste plaats in aanmerking de ondernemers die vanuit een bepaalde inrichting leveringen of diensten verrichten aan particulieren, zoals de winkeliers, marktkooplieden, kappers, schoenherstellers, rijwielherstellers, garagehouders, behangers en stoffeerders, wasserijen, horecabedrijven enz. Niet werd uitgesloten dat andere ambachtslieden, als schilders, loodgieters e.d. onder bepaalde omstandigheden ook van de regeling zullen kunnen profiteren.
§ 2. Garagebedrijven en kasstelsel
Bij de vormgeving van artikel 26 van de beschikking zijn de ondernemers die ‘vanuit een bepaalde inrichting’ leveringen of diensten verrichten ondergebracht in de onderdelen a en b van het eerste lid van dat artikel: in onderdeel a zijn bepaalde categorieën ondernemers genoemd, de overige vallen onder onderdeel b.
In de oorspronkelijke tekst van artikel 26, lid 1, onderdeel a, van de beschikking werden onder punt 8° aangewezen ‘herstellers van motorrijtuigen’. Bij Beschikking van 29 december 1978, nr. 078-2400 (Stcrt. 1978, 253) is dit onderdeel met ingang van 1 januari 1979 vervangen door ‘exploitanten van garagebedrijven, herstellers van motorrijtuigen en exploitanten van benzinestations daaronder begrepen’ (hierna: garagebedrijven). Bij Beschikking van 14 juli 1994, nr. WV 94/191 (Stcrt. 1994, 137) is punt 8° met ingang van 23 juli 1994 geschrapt.
Het schrappen van garagebedrijven in onderdeel a, houdt in dat zij geen beroep kunnen doen op toepassing van onderdeel b, van artikel 26, lid 1, van de beschikking, aangezien beide onderdelen zien op dezelfde soort inrichting. Uitsluiting van onderdeel a, betekent derhalve ook uitsluiting van onderdeel b. Voor garagebedrijven geldt in dit verband dat de inrichting niet zodanig specifiek is dat daaruit kan worden afgeleid dat die kennelijk bestemd is voor de verkoop van goederen of het verlenen van diensten aan anderen dan ondernemers. Garagebedrijven kunnen echter wèl een beroep doen op toepassing van onderdeel c van artikel 26, lid 1 van de beschikking, mits zij voldoen aan de aldaar gestelde voorwaarden. Aan de voorwaarde van ‘niet aan ondernemers plegen te presteren’ wordt voldaan als de prestaties van een ondernemer voor ten minste 80% worden verricht jegens anderen dan ondernemers.
§ 3. Overgangsregeling
Mede gelet op de brief van 31 augustus 1994, nr. WV 94/351, waarbij beëindiging van het kasstelsel voor garagebedrijven is verschoven naar 1 januari 1995, dienen exploitanten van deze bedrijven die menen ook na 1 januari 1995 voor toepassing van het kasstelsel (op grond van artikel 26, lid 1, onderdeel c, van de beschikking) in aanmerking te komen, vóór 1 januari 1995 een verzoek daartoe te doen bij de inspecteur. De inspecteur zal het verzoek in de loop van 1995 behandelen.
In overleg met de branche-organisaties is gezocht naar een praktische handelwijze voor zowel de ondernemers als de belastingdienst. Voorkomen moet worden dat ondernemers die ook na 1 januari 1995 in aanmerking komen voor het toepassen van het kasstelsel, in de periode vanaf 1 januari 1995 tot de datum waarop de inspecteur het verzoek inwilligt het factuurstelsel zouden moeten toepassen. In dit verband worden de volgende uitgangspunten aangehouden.
§ 3.1. Definities
De onderwerpelijke bedrijven kunnen als volgt worden onderscheiden.
Dealerbedrijf personenauto’s: de onderneming die een rechtstreekse contractuele relatie heeft met een importeur/fabrikant van één merk of enkele merken personenauto’s, op basis waarvan hij het exclusieve recht heeft tot levering van auto’s van dat merk in zijn rayon. Als dealerbedrijf personenauto’s kan ook worden aangemerkt de zogenoemde service-dealer, waaronder wordt verstaan de onderneming die, met instemming van de importeur/fabrikant, een service-dealerovereenkomst heeft gesloten met een dealerbedrijf personenauto’s.
Universeel garagebedrijf: de onderneming die gericht is op het bedrijfsmatig verhandelen van nieuwe en/of gebruikte personenauto’s, alsmede op het onderhoud/de reparatie daarvan, waarbij geen rechtstreekse relatie bestaat met een importeur/fabrikant van één merk/enkele merken personenauto’s.
Motorfietsbedrijf: de onderneming die zich richt op de verkoop van nieuwe en/of gebruikte motorfietsen en/of op het onderhoud/de reparatie daarvan.
Benzinestation: de onderneming die zich richt op de verkoop van motorbrandstoffen ten behoeve van het wegverkeer; de onderneming kan in dat kader mede gericht zijn op het verrichten van service-werkzaamheden, waaronder het exploiteren van wasstraten, en de verkoop van onderhoudsmiddelen en artikelen die in een voertuig onderweg gebruikt worden.
§ 3.2. Motorfietsbedrijven en universele garagebedrijven
Gelet op de voorhanden zijnde branche-gegevens, kan ervan worden uitgegaan dat exploitanten van motorfietsbedrijven en universele garagebedrijven in het algemeen voldoen aan de vereisten voor toepassing van het kasstelsel.
Deze ondernemers, die vóór 1 januari 1995 een verzoek om toepassing van het kasstelsel bij de inspecteur hebben ingediend, kunnen, tenzij kenbaar is dat de feitelijke omzetverhouding afwijkt van de marges waarbinnen toepassing van het kasstelsel mogelijk is, het kasstelsel blijven toepassen. De inspecteur zal bij periodieke controles bezien of de omzetverhouding zodanig is dat toepassing van het kasstelsel nog gerechtvaardigd is.
Indien de betrokken ondernemer naast het motorfietsbedrijf of het universeel garagebedrijf op dezelfde locatie als ondergeschikte nevenactiviteit tevens motorbrandstoffen ten behoeve van het wegverkeer verkoopt, is de vergunning voor toepassing van het kasstelsel voor het motorfietsbedrijf of het universeel garagebedrijf ook van toepassing voor de verkoop van de motorbrandstoffen.
§ 3.3. Dealerbedrijven personenauto’s
Exploitanten van dealerbedrijven personenauto’s die vóór 1 januari 1995 een verzoek om toepassing van het kasstelsel bij de inspecteur hebben ingediend kunnen, mits de feitelijke omzetverhouding toepassing van het kasstelsel mogelijk maakt, de toepassing van het kasstelsel continueren.
In het kader van de overgangsregeling kan die feitelijke omzetverhouding desgewenst worden bepaald met behulp van de hierna volgende formule voor de forfaitaire vaststelling van het aandeel van prestaties jegens ondernemers in de totale omzet. Deze formule, die uitsluitend rekening houdt met de verkoop van personenauto’s en die kan gelden voor alle dealerbedrijven personenauto’s, dient uit te komen op een percentage dat lager is dan 20. De voor toepassing van de formule van belang zijnde gegevens, dan wel de feitelijke omzetgegevens waarop het verzoek is gebaseerd, worden bij het verzoek overgelegd.
Formule:
[(a * 43.010)/( a * 43.010 + b * 29.480 + c * 15.190)] * 100%
hierin is:
a: | het aantal in 1993 aan ondernemers verkochte nieuwe personenauto’s |
b: | het aantal in 1993 aan niet-ondernemers verkochte nieuwe personenauto’s |
c: | het aantal in 1993 verkochte gebruikte personenauto’s |
43.010: | de gemiddelde prijs (inclusief BTW en BPM) in guldens van een nieuwe zakelijke personenauto (bron: CBS 1993) |
29.480: | de gemiddelde prijs (inclusief BTW en BPM) in guldens van een nieuwe particuliere personenauto (bron: CBS 1993) |
15.190: | de gemiddelde prijs (inclusief BTW en rest-BPM/BVP) in guldens van een gebruikte personenauto (bron: CBS 1993) |
Indien de betrokken ondernemer naast het dealerbedrijf personenauto’s op dezelfde locatie als ondergeschikte nevenactiviteit tevens motorbrandstoffen ten behoeve van het wegverkeer verkoopt, kan de op basis van de uitkomst van de formule verleende vergunning voor toepassing van het kasstelsel voor het dealerbedrijf personenauto’s ook worden toegepast voor de verkoop van de motorbrandstoffen.
Indien blijkt dat de gegevens, die bij het verzoek zijn overgelegd, zodanig afwijken van de werkelijke gegevens, dat op basis van de werkelijke gegevens de vergunning niet kan worden of zou zijn verleend, dan corrigeert de inspecteur de afgedragen omzetbelasting als ware het factuurstelsel vanaf 1 januari 1995 van toepassing geweest.
§ 3.4. Benzinestations en vrachtwagen- en dergelijke garagebedrijven
Gelet op de beschikbare branche-gegevens kan van benzinestations en van vrachtwagen- en dergelijke garagebedrijven niet op voorhand worden aangenomen dat zij voor ten minste 80% prestaties jegens anderen dan ondernemers verrichten. Deze bedrijven zullen dan ook vanaf 1 januari 1995 het kasstelsel niet meer kunnen toepassen. Exploitanten van dergelijke bedrijven die nochtans kunnen aantonen dat zij, op grond van de voor hun bedrijf geldende omzetverhoudingen, ook na 1 januari 1995 voor toepassing van het kasstelsel op grond van artikel 26, lid 1, onderdeel c, van de beschikking in aanmerking komen, kunnen bij de inspecteur een gemotiveerd verzoek indienen. De inspecteur zal daarop een beslissing nemen en, bij toewijzing van het verzoek, de ingangsdatum voor toepassing van het kasstelsel vaststellen op 1 januari 1995.
§ 4. Debiteuren
Goedgekeurd wordt dat garagebedrijven die vanaf 1 januari 1995 het kasstelsel niet langer kunnen toepassen de belasting, die verschuldigd is ter zake van vóór die datum verrichte prestaties waarvan de vergoeding eerst na 1 januari 1995 wordt ontvangen, afdragen als ware het kasstelsel ook na 1 januari 1995 nog van toepassing.