Deelregeling Impuls muziekonderwijs PO 2015–2020
Het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie,
Gelet op artikel 10, vierde lid, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;
Met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 27 september 2015
Fonds voor Cultuurparticipatie: het bestuur van de stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;
Locatie: een in Nederland gelegen hoofd- of nevenvestiging als bedoeld in de
Wet op het Primair Onderwijs , voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de Expertisecentra en de
Wet primair onderwijs BES ;
Culturele instelling met muziekexpertise: vereniging of stichting met een culturele doelstelling met expertise op het gebied van muziek zoals een afdeling muziek, een muziekschool of een samenwerkingsverband van muziekdocenten die als zelfstandige werkzaam zijn;
Nederland: het land Nederland, inclusief de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.
Artikel 1.2. Doel subsidieverstrekking
Het doel van deze regeling is het verstrekken van projectsubsidies voor het realiseren van een duurzame inbedding van kwalitatief goed muziekonderwijs in het primair onderwijs door deskundigheidsbevordering van de mensen die voor de klas staan, het structureel verzorgen van muziekonderwijs onder schooltijd en het vormen van verbindingen tussen binnenschoolse en buitenschoolse muziekeducatie.
1.
Een schoolbestuur gevestigd in Nederland kan voor één of meerdere locaties een aanvraag voor subsidie indienen. Per locatie wordt een aparte aanvraag ingediend.
2.
Een aanvraag voor subsidie wordt digitaal ingediend met behulp van het door het Fonds voor Cultuurparticipatie daartoe opgestelde formulier.
3.
Een aanvraag gaat vergezeld van:
a.
een volledig ingevuld aanvraagformulier,
b.
een samenwerkingsovereenkomst met minimaal één lokale of regionale culturele instelling met muziekexpertise, en
c.
een ingevulde modelbegroting.
4.
De subsidieaanvraag heeft betrekking op alle drie de volgende onderdelen:
a.
het vergroten van de muziekpedagogische en didactische kennis en vaardigheden van de mensen die voor de klas staan,
b.
het structureel verzorgen van muziekonderwijs onder schooltijd in alle leerjaren, en
c.
het verbinden van binnenschoolse en buitenschoolse muziekeducatie aanbod.
5.
De subsidieaanvraag voldoet verder aan de volgende voorwaarden:
a.
de aanvrager heeft een visie op de verankering van muziek in het onderwijs van de locatie en geeft aan hoe er wordt gewerkt aan versterking van het draagvlak binnen het team van de betreffende locatie. De aanvrager neemt het muziekprogramma op in het schoolwerkplan of schoolgids en in de begroting.
b.
de SLO doorgaande leerlijn muziek wordt als uitgangspunt genomen voor het muziekonderwijs onder schooltijd,
c.
er is sprake van kennisdeling binnen de bestaande netwerken van het schoolbestuur en/of met schoollocaties in de regio, en
6.
De samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in het derde lid, onder b, is ondertekend door het bevoegd gezag van de culturele instelling en door het bevoegd gezag van de locatie. In de samenwerkingsovereenkomst is in ieder geval het volgende vastgelegd:
a.
het doel van de samenwerking,
b.
de inhoud van de samenwerking met betrekking tot minimaal twee van de in het vierde lid genoemde onderdelen,
c.
afspraken over taken en verantwoordelijkheden van de betrokken personen, waaronder de directie en het bestuur, alsmede de wijze van afstemming tijdens de ontwikkeling en uitvoering van de activiteiten bij de samenwerking, en
d.
afspraken over de inzet van uren en financiële middelen.
a.
een schoolbestuur reeds een subsidie op basis van deze regeling heeft ontvangen voor de desbetreffende locatie;
b.
de aanvrager voor dezelfde activiteiten reeds een subsidie heeft ontvangen.
1.
Het Fonds voor Cultuurparticipatie verdeelt het beschikbare bedrag, genoemd in
artikel 2.4, tweede lid, in de volgorde van ontvangst van de volledige aanvragen. Van een volledige aanvraag is sprake indien wordt voldaan aan
artikel 2.1.
3.
Indien toekenning van aanvragen die op dezelfde datum zijn binnengekomen leidt tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt, in afwijking van het eerste lid, met betrekking tot die aanvragen de volgorde op basis van het tijdstip van binnenkomst vastgesteld.
4.
Op een aanvraag wordt binnen een termijn van dertien weken na het indienen van de volledige aanvraag beslist.
1.
Aanvragen voor subsidie kunnen worden ingediend:
a.
voor de schooljaren 2016–2017, 2017–2018 en 2018–2019: vanaf 1 november 2015 tot 1 april 2016,
b.
voor de schooljaren 2017–2018, 2018–2019 en 2019–2020: vanaf 2 oktober 2016 tot 1 april 2017,
c.
voor de schooljaren 2018–2019, 2019–2020 en 2020–2021: vanaf 2 oktober 2017 tot 1 april 2018.
2.
Het subsidieplafond bedraagt:
a.
voor het in het eerste lid, onder a, genoemde tijdvak: € 5.000.000,–
b.
voor het in het eerste lid, onder b, genoemde tijdvak: € 6.000.000,–
c.
voor het in het eerste lid, onder c, genoemde tijdvak: € 5.750.000,–
3.
Het Fonds voor Cultuurparticipatie kan eerder vastgestelde subsidieplafonds wijzigen.
4.
Wanneer er na het laatste tijdvak budget over is kan het Fonds voor Cultuurparticipatie een extra tijdvak voor subsidieaanvragen instellen.
5.
Besluiten als bedoeld in het derde en vierde lid worden bekendgemaakt via de website van het Fonds voor Cultuurparticipatie.
1.
De subsidie bedraagt voor 3 schooljaren:
a.
voor locaties met een leerlingenaantal tot en met 99 leerlingen: € 10.000,–
b.
voor locaties met een leerlingenaantal tussen de 100 en 199 leerlingen: € 15.000,–
c.
voor locaties met een leerlingenaantal van 200 leerlingen en meer: € 20.000,–.
2.
Subsidie wordt alleen toegekend als de subsidieaanvrager minimaal eenzelfde bedrag bijdraagt aan de totale projectkosten als het te ontvangen subsidiebedrag. De subsidieaanvrager doet dit door:
a.
ten minste 40% van het in het eerste lid genoemde bedrag in financiële zin bij te dragen, en
b.
maximaal 60% van het in het eerste lid genoemde bedrag door een gekapitaliseerde inzet van eigen personeel voor de uitvoering van het project. Dit wordt vastgelegd in het takenbeleid van de locatie.
3.
Reeds bestaande activiteiten op het gebied van muziekonderwijs binnen de locatie komen niet in aanmerking voor subsidie.
4.
Maximaal 15% van de subsidie wordt besteed aan materiaalkosten, zoals aanschaf of huur van muziekinstrumenten en lesmaterialen.
a.
de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel zullen plaatsvinden;
b.
niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;
c.
er aanzienlijke wijzigingen zijn ten opzichte van het projectplan op basis waarvan de subsidie is verstrekt.
1.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij is geplaatst.
2.
Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2023. Op bezwaar-en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond, blijft het bepaalde in deze regeling van overeenkomstige toepassing.
Het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie,
Directeur/voorzitter van het bestuur.