Criteria voor praktijkplaatsen in het secundair beroepsonderwijs
De 22 landelijke organen beroepsonderwijs hebben de criteria vastgesteld die dienen ter beoordeling van praktijkplaatsen in het secundair beroepsonderwijs. De criteria gelden voor zowel de beroepsbegeleidende (voorheen leerlingwezen) als voor de beroepsopleidende (voorheen mbo) leerweg. Vanaf 1 januari 1997 kunnen bestaande leerbedrijven en bedrijven die in de toekomst leerlingen willen opleiden een overzicht opvragen van de criteria. Aan de hand van deze criteria stellen de landelijke organen op 1 mei 1997 de lijst van erkende leerbedrijven samen.
Het formuleren van criteria voor leerbedrijven vloeit direct voort uit de taken van de landelijke organen, zoals die zijn vastgelegd in de Wet Eudcatie en Beroepsonderwijs (WEB). In de wet worden de landelijke organen, die per bedrijfstak of groep van bedrijfstakken zijn georganiseerd, aangewezen om de kwaliteit van leer- en stagebedrijven te beoordelen. In het kader van de wet zijn uitsluitend de erkende leerbedrijven bevoegd tot het verzorgen van beroepspraktijkvorming – het leren van het beroep in de praktijk. Daarmee beoogt de wet de kwaliteit van de praktijkcomponent van de opleidingen in het secundair beroepsonderwijs verder te verbeteren.
Gezien de naderende deadline van 1 mei 1997 vereist opname in de lijst van erkende leerbedrijven tijdig overleg met het desbetreffende landelijk orgaan. Tevens bestaat de mogelijkheid om – bij het aanbieden van verschillende opleidingen – erkenning te krijgen van meer dan één landelijk orgaan beroepsonderwijs.
De landelijke organen beroepsonderwijs zijn opleidings- en trainingsorganisaties van de verschillende bedrijfstakken. Elk landelijk orgaan heeft een aantal wettelijke taken die zijn vastgelegd in de WEB. Een van de kerntaken is het verzorgen van beroepspraktijkvorming. Daarnaast ontwikkelt het landelijk orgaan de kwalificatiestructuur voor het secundair beroepsonderwijs en verzorgt zij de externe legitimering van deelkwalificaties.