Paragraaf 2.2.4.3. Verklaring verblijf en gedrag
Bij een optieverklaring afgelegd in het buitenland behoeft de optant uiteraard niet schriftelijk te verklaren dat in het kader van de verkrijging en het behoud van de verblijfsvergunning van hemzelf en de overige in de optieverklaring genoemde personen de gevraagde gegevens naar waarheid zijn verstrekt en geen relevante gegevens zijn verzwegen; immers, de beschikking over een Nederlandse verblijfsvergunning is in het buitenland niet relevant. Een schriftelijke verklaring met betrekking tot het gedrag blijft echter gehandhaafd. Door middel van de zogenoemde verklaring verblijf en gedrag (
model 1.14a HRWN) dient de optant schriftelijk te verklaren dat hij of een van de in de optieverklaring genoemde personen ouder dan 16 jaar, al dan niet in aanraking is geweest met politie en/of justitie in verband met een misdrijf. De Minister van Buitenlandse Zaken zet, voordat de optant de verklaring ondertekent, de openbare orde richtlijnen bij optie uiteen en wijst de optant erop dat een en ander gevolgen kan hebben voor de bevestiging van de optieverklaring. De optant wordt in de gelegenheid gesteld om op de verklaring aan te geven of er sprake is van bijzondere feiten en/of omstandigheden op grond waarvan, naar zijn mening, ten aanzien van hem of de betreffende minderjarige niet mag worden geconcludeerd dat er op grond van zijn gedrag ernstige vermoedens bestaan dat hij een gevaar oplevert voor de openbare orde, de goede zeden of de veiligheid van het Koninkrijk. Zie verder de
toelichting bij artikel 6, vierde lid , en
artikel 9, eerste lid, onder a, RWN. Een opsomming van omstandigheden waarvan uit jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State kan worden afgeleid dat die in het algemeen niet als bijzonder kunnen worden aangemerkt, staat vermeld in
paragraaf 5 van de toelichting bij artikel 9, eerste lid, onder a, RWN .
Enkele optanten zijn niet verplicht de verklaring verblijf en gedrag te ondertekenen. Het gaat dan om opties op grond van
artikel 6, eerste lid, onder d en
artikel 28, derde lid, indien de optant op het moment van het afleggen van de optie de leeftijd van 16 jaar nog niet heeft bereikt. Voorts hoeft geen verklaring verblijf en gedrag te worden ondertekend indien een optie op grond van artikel 6, eerste lid, onder c RWN wordt afgelegd.