l.
de overige gegevens die naar het oordeel van de tot het in ontvangst nemen van de verklaring bevoegde autoriteit nodig zijn voor de beoordeling van het geval.
Voor zoveel mogelijk verstrekt de optant dezelfde gegevens over de minderjarige kinderen en kindskinderen die hij in zijn optie wenst te betrekken (
artikel 6, tweede lid, BVVN).
De informatie over de gegevens genoemd bij a tot en met e, zal bij iedere optieverklaring moeten worden verstrekt. Deze gegevens komen dan ook in ieder model optieformulier terug. De noodzakelijkheid van verstrekking van gegevens genoemd in de onderdelen f tot en met l is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Het verstrekken van gegevens over het huwelijk of de ontbinding daarvan (h) is bijvoorbeeld met name bij opties op grond van
artikel 6, eerste lid, aanhef en onder f juncto
artikel 26, eerste lid, onder c (
model 1.9a HRWN) en
artikel 28 RWN (model 1.12a HRWN) van belang. Daarnaast kan het feit of een huwelijk is gesloten of een geregistreerd partnerschap is aangegaan, uiteraard van belang zijn voor de vraag of de optant wel of niet meerderjarig is. De gegevens bij onderdeel j zijn met name van belang bij opties op grond van artikel 6, eerste lid, onder c en d RWN (model 1.5a HRWN en 1.6a HRWN). De gegevens bij onderdeel l zijn met name van belang bij opties op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder c, d en i t/m o RWN.Ad a t/m e, g (wat betreft de duur van het hoofdverblijf) en h t/m k
Het verdient mede gelet op het bepaalde in
artikel 4:7 Awb aanbeveling deze gegevens met betrekking tot de optant zelf (en indien van toepassing met betrekking tot in de optieverklaring genoemde (kinds)kinderen) onmiddellijk in overleg met de optant te controleren. Hiermee kunnen onnodige procedures worden voorkomen.
Uiteraard gaat het niet om de duur van het hoofdverblijf in het Koninkrijk, maar om (de duur van) het hoofdverblijf buiten het Koninkrijk. Het hoofdverblijf (en de duur daarvan) buiten het Koninkrijk zal kunnen blijken uit de bevolkingsadministratie (of andere officiële lokale overheidsbronnen) van het land waar de optant zijn hoofdverblijf heeft. Met betrekking tot in de optieverklaring genoemde minderjarige kinderen is het van belang dat wordt aangetoond wat de geslachtsnaam, voornamen, plaats en datum van geboorte van de ouders van de minderjarige kinderen zijn en wie het gezag over de kinderen uitoefent. Voorts zal over het algemeen uit de bevolkingsadministratie (of andere officiële lokale overheidsbronnen) van het desbetreffende land buiten het Koninkrijk (moeten) blijken waar de in de optieverklaring genoemde kinderen hoofdverblijf hebben.
Zie voor een nadere toelichting van het begrip 'hoofdverblijf' de
toelichting bij de artikelen 1, eerste lid, onder h RWN .
Voor de optanten bedoeld in
artikel 6, eerste lid, aanhef en onder i t/m o RWN geldt dat zij naast de afstamming ook de nationaliteit van hun (groot)ouders moeten aantonen. Hiervoor zal in sommige gevallen een persoonskaart of een uittreksel met historische gegevens van één van de (groot)ouders of van beiden dienen te worden opgevraagd
Daarnaast kan de niet-Nederlandse nationaliteit van de vader van de optant bedoeld in
artikel 6, eerste lid, aanhef en onder i en j, RWN worden aangetoond aan de hand van een zonodig gelegaliseerde verklaring van de autoriteiten van het land van nationaliteit van deze vader.
Ook kan een zonodig gelegaliseerde verklaring van de autoriteit van het land van de nationaliteit van de echtgenoot van moeder, bedoeld in
artikel 6, eerste lid, aanhef en onder i RWN, en een zonodig gelegaliseerde verklaring van de autoriteit van het land van geboorte van de optant worden verlangd, waaruit blijkt dat de moeder van de optant niet de nationaliteit van een van deze landen bezat op de dag van de geboorte van de optant. Ten aanzien van de adoptiefmoeder, bedoeld in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder j RWN, kan worden volstaan met de eerste verklaring.Ad f en g (wat betreft de periode van toelating)
Bij optieverklaringen afgelegd in het buitenland geldt uiteraard niet het vereiste van toelating in het Koninkrijk. De optant zal in de praktijk niet in het bezit zijn van een verblijfsdocument voor het Koninkrijk.Ad l
In sommige gevallen kan het noodzakelijk zijn nadere gegevens en bewijsstukken te vragen (vergelijk ook
artikel 6, vijfde lid, BVVN). Te denken valt bijvoorbeeld aan: