Paragraaf 2.2.1.2. Minderjarige optant
Voor een minderjarige optant wordt de optieverklaring afgelegd door (een van) zijn wettelijk vertegenwoordiger(s). In beginsel dient de wettelijk vertegenwoordiger in persoon te verschijnen (
artikel 2, tweede lid, RWN;
artikel 3, eerste lid, BVVN) en zich met een geldig identiteitsbewijs te legitimeren. Van verschijning in persoon door de wettelijk vertegenwoordiger kan slechts om zwaarwegende redenen worden afgeweken (zie
artikel 2, tweede lid, RWN en
artikel 3, tweede lid, BVVN). De minderjarige optant die jonger dan 12 jaar is, wordt niet in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen omtrent de verkrijging van het Nederlanderschap (zie
toelichting bij artikel 2, vierde lid, RWN ).Minderjarige optant van 12 tot 16 jaar
Ingevolge
artikel 2, vierde lid, RWN wordt een kind van 12 jaar of ouder op zijn verzoek in de gelegenheid gesteld om een zienswijze omtrent de verkrijging naar voren te brengen. Bij een minderjarige optant van 12 tot 16 jaar is niet voorgeschreven dat het in persoon verschijnt om een zienswijze naar voren te brengen omtrent de verkrijging van het Nederlanderschap.
Het verdient wel de voorkeur. De minderjarige optant wordt derhalve mondeling (indien aanwezig bij optieverklaring) of per brief gewezen op de mogelijkheid om in persoon dan wel schriftelijk een zienswijze te geven omtrent de verkrijging (
model 1.2a, 1.18a en 1.19a) (zie
toelichting bij artikel 2, vierde lid, RWN ).Minderjarige optant van 16 jaar en ouder
Naar analogie van
artikel 6, derde lid, BVVN dient de minderjarige optant vanaf 16 jaar in persoon te verschijnen om een verklaring van instemming met de verkrijging van het Nederlanderschap af te leggen (
model 1.2a). Van verschijning in persoon kan slechts om zwaarwegende redenen worden afgeweken (zie
toelichting bij artikel 2, tweede en
vierde lid, RWN ).