2.2. Grensdoorlaatpost
Grensbewaking wordt uitgeoefend in verband met het in en uit de openbare lichamen reizen van personen. Iedereen is in principe verplicht bij grensoverschrijding een grensdoorlaatpost te passeren (zie
artikel 2m WTU-BES) en zich daar te melden bij een ambtenaar belast met de grensbewaking. In de regel worden de grensdoorlaatposten bediend door ambtenaren van de KMar.
In de openbare lichamen fungeren alleen zee- en luchthavens als grensdoorlaatpost. In
artikel 6.2 BTU-BES staan de grensdoorlaatposten opgesomd:
c.
in het openbaar lichaam Saba: de Fortbaai en de luchthaven van Saba.
Melden bij de hierboven genoemde grensdoorlaatposten kan alleen binnen de tijd dat de desbetreffende doorlaatpost is opengesteld. Voor de openingstijden van de grensdoorlaatposten wordt verwezen naar de
RTU-BES .
Tijdelijke grensdoorlaatposten worden ingesteld met het oog op bijzondere omstandigheden en zijn gedurende de tijd dat zij zijn opengesteld te beschouwen als gewone grensdoorlaatposten.
Bovenstaande verdeling laat onverlet dat de uitvoerende diensten elkaar, indien nodig, kunnen bijstaan in de uitoefening van de grensbewakingstaken.
Op grond van
artikel 6.4 BTU-BES moet iedereen, die zich op of nabij een plaats bevindt waar een grensdoorlaatpost is gevestigd, zich houden aan de daar door de ambtenaren belast met grensbewaking gegeven aanwijzingen.
Bij een grensdoorlaatpost wordt aan een vreemdeling toegang verleend, dan wel geweigerd. Aan de vreemdeling die om toegang verzoekt, kan de toegang worden geweigerd op de gronden bedoeld in
artikel 2r WTU-BES.
Op grond van
artikel 3.1, eerste lid, BTU-BES vindt een weigering van de toegang altijd schriftelijk plaats.
Als de toegang wordt geweigerd, moet de vreemdeling onmiddellijk de openbare lichamen verlaten, waarbij de aanwijzingen van de ambtenaar belast met de grensbewaking, op grond van
artikel 6.4 BTU-BES, moeten worden opgevolgd.