{**}
Rechtenmedia.nl - Juridische Online Uitgeverij  Rechtennieuws.nl | Jure.nl | Maxius.nl | Parlis.nl | Rechtenforum.nl | Vacatures | MijnWetten.nl | AdvocatenZoeken.nl | Rechtentotaal.nl
» Energiewijzer « advertorial
Bespaar geld en stap over!
Energiewijzer.nl, eerlijk over energie.

Juridische vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature

Powered by Jbmatch.nl

Inhoudsopgave
Afkortingenlijst CTU-BES
Hoofdstuk 1. Toegang
1. Begrippen
2. Grensbewaking
2.1. Toepassing van bevoegdheden van ambtenaren
2.2. Grensdoorlaatpost
2.3. Toegangsvoorwaarden
2.3.1. Geldig document voor grensoverschrijding
2.3.2. Visum voor kort verblijf, terugkeervisum, machtiging tot voorlopig verblijf (mvv)
2.3.3. Het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf
2.3.4. Voldoende middelen van bestaan
2.3.5. Geen gevaar voor de openbare orde, openbare veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen
2.3.6. Signalering ter fine van weigering
3. Toezicht aan de buitengrens, toegangsverlening en toegangsweigering
3.1. Algemeen
3.2. Minimumcontrole en grondige controle
3.3. Stempel
3.4. Versoepeling grenscontroles
3.5. Toegangsverlening onder voorwaarden
3.6. Toegangsweigering
3.6.1. Algemeen
3.6.2. Procedure voor weigering toegang aan de grens
3.6.3. Weigering toegang gevaar openbare orde en nationale veiligheid
3.6.4. Aanwenden rechtsmiddelen
3.6.5. De toegang blijft geweigerd
3.6.6. Verplichtingen voor geweigerde
3.6.7. Verplichtingen voor vervoerder
4. Verplichtingen in het kader van toezicht
4.1. Algemeen
4.2. De verplichting tot opgave van verhuizing
4.3. De verplichting tot het verstrekken van gegevens
4.3.1. Algemeen
4.3.2. Op vordering verstrekken van gegevens
4.3.3. Melding door de vreemdeling zonder rechtmatig verblijf
4.3.4. Kennis geven van het verschaffen van nachtverblijf
4.3.5. Verstrekken van gegevens over (vroegere) buitenlandse werknemers
4.3.6. Mededeling over het zoeken of gaan verrichten van arbeid
4.3.7. Mededeling over vervallen verblijf van rechtswege dan wel verblijfsdoel
4.4. Verlenen van medewerking aan identificatie
4.4.1. Foto en vingerafdrukken
4.5. Verlenen van medewerking aan onderzoek naar tuberculose
4.6. Aanmelding na binnenkomst in de openbare lichamen
4.6.1. Verblijf langer dan drie maanden
4.6.2. Verblijf korter dan drie maanden
4.7. Periodieke aanmelding
4.7.1. Periodieke aanmelding ex artikel 6.47 BTU-BES
4.7.2. Individuele verplichting tot periodieke aanmelding
4.8. Inleveren van het document waaruit het rechtmatige verblijf blijkt
4.9. Toezicht op documenten
4.9.1. Aangifte van vermissing van documenten
4.9.2. Vervanging van identiteitspapieren
4.9.3. Gedragslijn bij vreemdelingen zonder documenten
5. Verplichtingen vervoerders, en gezagvoerders
5.1. Verplichtingen voor vervoerders
5.1.1. De zorgplicht
5.1.2. De afschriftplicht
5.1.3. De passagiersinformatieplicht
5.1.4. De terugvoerplicht
5.1.5. Strafrechtelijke aansprakelijkheid
5.1.6. Aansprakelijkheid voor uitzetting- en verblijfskosten
5.2. Verplichtingen voor gezagvoerders
6. Terugkeervisum
6.1. Algemeen
6.2. Vereiste bescheiden
6.3. Criteria
6.4. Geldigheidsduur
6.5. Kosten
6.6. Wijzigen
6.7. Intrekking
7. Specifieke voorschriften voor grenscontroles en categorieën vreemdelingen
7.1. Specifieke voorschriften voor categorieën vreemdelingen
7.1.1. Vreemdelingen die van rechtswege toelating tot verblijf hebben
7.1.2. Toeristen
7.1.3. Piloten en andere bemanningsleden van luchtvaartuigen
7.1.4. Transitpassagiers van vliegtuigen
7.1.5. Zeelieden
Hoofdstuk 2. Toelating van rechtswege
1. Inleiding
2. Nederlanders
2.1. Algemeen
2.2. Uitleg artikel 1a WTU-BES
2.3. Toelating van rechtswege
2.3.1. Toepassing van artikel 5a WTU-BES
2.3.2. Toelating van rechtswege op grond van artikel 3, vijfde en zesde lid, WTU-BES
3. Bijzondere categorieën
3.1. Bijzondere categorieën
3.2. De toekenning van de toelating van rechtswege
3.2.1. Indiening van de aanvraag
3.2.2. Vereiste bescheiden
3.2.3. Verklaring
3.2.4. Einde toelating van rechtswege
4. Verblijf in de vrije termijn
4.1. Algemeen
4.2. Categorieën
4.2.1. Toeristen
4.2.2. Bemanningsleden van schepen en luchtvaartuigen
4.3. Verklaring
4.4. Uitzondering op de termijn
Hoofdstuk 3. Toelating bij vergunning verleend
1. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd
1.1. Inleiding
1.2. Beperking
1.3. Ingangsdatum
1.4. Arbeidsmarktaantekening
1.5. Aantekening tijdelijk verblijfsrecht
1.6. Aantekening omtrent beroep op de publieke middelen
1.7. Voorschriften
1.8. De geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd
1.9. Afwijzingsgronden van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd
1.9.1. Mvv-vereiste
1.9.1.1. Vrijstellingen
1.9.1.2. Toetsing van de vrijstellingscategorie
1.9.1.3. Hardheidsclausule
1.9.2. Geldig document voor grensoverschrijding
1.9.3. Middelen van bestaan
1.9.3.1. Zelfstandige middelen van bestaan
1.9.3.2. Duurzaamheid middelen van bestaan
1.9.3.3. Voldoende middelen van bestaan
1.9.4. Openbare orde en nationale veiligheid
1.9.4.1. Eerste verblijfsaanvaarding
1.9.5. Medisch onderzoek
1.9.6. Niet voldoen aan de beperking
1.10. Gevolgen van de afwijzing
1.11. Vertrektermijn
1.12. Verlenging en intrekking van de verblijfsvergunning voor (on)bepaalde tijd
1.12.1. Verlengen van de vergunning
1.12.2. Wijzigen van de vergunning
1.12.3. Gronden intrekking
1.12.3.1. Besluit tot intrekking
1.12.3.2. Voortzetting verblijf na intrekking verblijfsvergunning
2. De verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd
2.1. Algemeen
2.2. Systematiek
2.3. Intrekking van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd
3. Procedurele bepalingen
3.1. De mvv-aanvraag
3.1.1. Aanvraagprocedure mvv ingediend door de vreemdeling
3.1.2. Aanvraagprocedure mvv ingediend door de referent
3.1.3. Afgifte mvv
3.1.4. Samenloop aanvraagprocedures
3.1.5. Mvv en verlening verblijfsvergunning bepaalde tijd
3.2. De aanvraag om een verblijfsvergunning voor (on)bepaalde tijd
3.2.1. De vereisten voor het indienen van de aanvraag
3.3. Aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd
3.4. Onderbouwende gegevens en bescheiden
3.5. Specifieke bepalingen procedure verblijfsvergunning (on)bepaalde tijd
3.6. Leges
3.6.1. Restitutie leges
3.7. Behandeling van de aanvraag
3.7.1. Herstel verzuim
3.7.2. Beslistermijn
3.7.3. Rechtmatig verblijf hangende besluitvorming
3.7.4. Bevoegdheid
3.7.5. Bekendmaking
3.7.5.1. Algemene regels
3.7.5.2. Weigering verlenging en wijziging beperking
3.8. Overgangsrecht
3.8.1. Geldige verblijfstitels, verklaringen van verblijf van rechtswege en nvt-verklaringen
3.8.2. In behandeling zijnde verzoeken
3.8.3. Voortgezet verblijf na vijf jaar
3.8.4. Verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd na vijf jaar
Hoofdstuk 4. Arbeid in loondienst
1. Inleiding
1.1. Samenhang tussen de WTU-BES en de Wav BES
1.2. Meerdere werkgevers
2. Buitenlandse werknemers voor wie een TWV is vereist
2.1. Verblijfsvoorwaarden
2.2. Vereiste bescheiden
2.3. Procedure bij het loket van IND-BES (1-loket procedure)
2.3.1. 1-loket procedure
2.3.2. Procedure gezinsleden bij het loket van IND-BES
2.4. Samenhang beslissing aanvraag TWV en verblijfsvergunning
2.5. Geldigheidsduur: relatie met de TWV
2.6. Beperking, arbeidsmarktaantekening en voorschrift
2.6.1. Beperking
2.6.2. Arbeidsmarktaantekening
2.6.3. Voorschrift
3. Buitenlandse werknemers voor wie een TWV niet is vereist
3.1. Verblijfsvoorwaarden
3.2. Vrijgestelde categorieën vreemdelingen
3.2.1. Vreemdelingen met aantekening ‘arbeid vrij toegestaan’
4. Bijzondere categorieën vreemdelingen
4.1. Nederlandse zeeschepen
4.2. Internationale luchtvaart en scheepvaart
4.3. Stagiaires en praktikanten
4.3.1. Inleiding
4.3.2. Verblijfsvoorwaarden
4.3.3. Beperking, arbeidsmarktaantekening en voorschrift
4.3.3.1. Beperking
4.3.3.2. Arbeidsmarktaantekening
4.3.3.3. Voorschriften
4.3.4. Geldigheidsduur
4.3.5. Voortzetting van verblijf
4.4. Kortdurende arbeid (maximaal drie maanden)
4.4.1. Inleiding
4.4.2. Meldplicht
4.4.3. Arbeidsovereenkomst of stage voor maximaal drie maanden
4.4.4. Grensarbeiders
4.4.4.1. Verblijfsvoorwaarden
4.5. Van rechtswege toegelaten vreemdelingen
4.6. Directeuren-(groot)aandeelhouders
4.7. Dienstverrichters
5. Voortzetting van verblijf
5.1. Inleiding
5.2. Ongeoorloofde tewerkstelling
5.3. Werkloosheid
5.3.1. Houders van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd
5.3.2. Houders van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd
5.4. Arbeidsongeschiktheid
5.5. Samenwerking met de arbeidsbemiddelingsorganisatie en SZW-BES
6. Strafbepalingen in de WTU-BES
Hoofdstuk 5. Arbeid als zelfstandige
1. Inleiding
2. Verblijfsvoorwaarden
3. Vereiste bescheiden
4. Beperking, arbeidsmarktaantekening en voorschrift
4.1. Beperking
4.2. Arbeidsmarktaantekening
4.3. Voorschriften
5. Geldigheidsduur
Hoofdstuk 6. Het Nederlands-Amerikaans vriendschapsverdrag
1. Inleiding
2. Voorwaarden
2.1. Verblijfsvoorwaarden
2.2. Vereiste bescheiden arbeid als zelfstandige op grond van het Verdrag
2.3. Vereiste bescheiden arbeid in loondienst als sleutelpersoneel op grond van het Verdrag
3. Arbeid in loondienst
4. Gezinshereniging
5. Beperking, arbeidsmarktaantekening en voorschrift
5.1. Beperking en arbeidsmarktaantekening
5.2. Voorschrift
6. Geldigheidsduur
Hoofdstuk 7. Studie
1. Inleiding
2. Studenten die al in het bezit zijn van een verblijfsvergunning voor een ander doel
3. Aanvraag gedurende verblijf in de vrije termijn
4. Verblijfsvoorwaarden
5. Vereiste bescheiden
6. Beperkingen, arbeidsmarktaantekeningen en voorschrift
6.1. Beperking
6.2. Arbeidsmarktaantekening
6.3. Voorschriften
7. Het verrichten van arbeid
8. Gezinshereniging
9. Verandering van opleiding of onderwijsinstelling
Hoofdstuk 8. Gepensioneerden en renteniers
1. Inleiding
2. Vreemdelingen die een beroep doen op de penshonado/rentenierswetgeving
3. Reguliere gepensioneerden en renteniers
3.1. Inleiding
3.2. Verblijfsvoorwaarden
3.3. Vereiste bescheiden
4. Overwinteraars
4.1. Inleiding
4.2. Verblijfsvoorwaarden
4.3. Vereiste bescheiden
5. Beperking, arbeidsmarktaantekening en voorschrift
5.1. Beperking
5.2. Geldigheidsduur
5.3. Arbeidsmarktaantekening
5.4. Voorschriften
Hoofdstuk 9. Investeerders
1. Inleiding
2. Verblijfsvoorwaarden
3. Vereiste bescheiden
4. Gezinshereniging
5. Beperking, arbeidsmarktaantekening en voorschrift
5.1. Beperking
5.2. Arbeidsmarktaantekening
5.3. Voorschriften
Hoofdstuk 10. Vrijwilligers
1. Inleiding
2. Verblijfsvoorwaarden
3. Vereiste bescheiden
4. Beperking, arbeidsmarktaantekening en voorschrift
4.1. Beperking
4.2. Arbeidsmarktaantekening
4.3. Voorschriften
5. Geldigheidsduur
6. Gezinshereniging
Hoofdstuk 11. Gezinshereniging en gezinsvorming
1. Algemeen
1.1. Inleiding
1.2. Beleid gezinshereniging
1.3. Beleid gezinsvorming
2. Huwelijk en geregistreerd partnerschap
2.1. Verblijfsvoorwaarden
2.2. Vereiste bescheiden
2.3. Beperkingen, arbeidsmarktaantekeningen en voorschrift
2.3.1. Beperking
2.3.2. Arbeidsmarktaantekening
2.3.3. Voorschrift
2.4. Geldigheidsduur
3. Schijnhuwelijk
4. Relatie
4.1. Verblijfsvoorwaarden
4.2. Vereiste bescheiden
4.3. Beperkingen, arbeidsmarktaantekeningen en voorschrift
4.3.1. Beperking
4.3.2. Arbeidsmarktaantekening
4.3.3. Voorschrift
4.4. Geldigheidsduur
5. Minderjarige kinderen
5.1. Verblijfsvoorwaarden
5.2. Vereiste bescheiden
5.3. Kinderen geboren uit rechtmatig verblijvende ouders
5.3.1. In de openbare lichamen geboren kinderen
5.3.2. Vereiste bescheiden
5.4. Beperkingen, arbeidsmarktaantekeningen en voorschrift
5.4.1. Beperking
5.4.2. Arbeidsmarktaantekening
5.4.3. Voorschrift
5.5. Geldigheidsduur
6. Verruimde gezinshereniging
6.1. Bijzondere vereisten voor toelating
6.2. Vereiste bescheiden
6.3. Beperkingen, arbeidsmarktaantekeningen en voorschrift
6.3.1. Beperking
6.3.2. Arbeidsmarktaantekening
6.3.3. Voorschrift
6.4. Geldigheidsduur
7. Artikel 8 EVRM
7.1. Familie- of gezinsleven
7.2. Inmenging
7.3. Belangenafweging
7.4. Beperkingen, arbeidsmarktaantekeningen en voorschrift
7.4.1. Beperking
7.4.2. Arbeidsmarktaantekening
7.5. Geldigheidsduur
Hoofdstuk 12. Buitenlandse adoptiekinderen en buitenlandse pleegkinderen
1. Inleiding
2. Adoptiekinderen
3. Buitenlandse pleegkinderen
3.1. Verblijfsvoorwaarden
3.2. Vereiste bescheiden
3.3. Beperking, arbeidsmarktaantekening en voorschrift
3.3.1. Beperking
3.3.2. Arbeidsmarktaantekening
3.3.3. Voorschrift
3.4. Geldigheidsduur
Hoofdstuk 13. Wedertoelating
1. Inleiding
2. Oud-Nederlanders
2.1. Algemeen
2.2. Oud-Nederlanders die geboren en getogen zijn in de openbare lichamen
2.2.1. Verblijfsvoorwaarden
2.2.2. Vereiste bescheiden
2.3. Oud-Nederlanders die geboren en getogen zijn buiten de openbare lichamen
2.3.1. Algemeen
2.3.2. Verblijfsvoorwaarden
2.3.3. Vereiste bescheiden
3. Oud-Nederlanders ( artikel 15, eerste lid, aanhef onder d of f, RWN)
3.1. Algemeen
3.2. Verblijfsvoorwaarden voor een vergunning voor bepaalde tijd
3.3. Verblijfsvoorwaarden voor een vergunning voor onbepaalde tijd
3.4. Vereiste bescheiden
4. Oud-Nederlanders ( artikel 15, eerste lid, aanhef onder b, RWN)
4.1. Verblijfsvoorwaarden
4.2. Vereiste bescheiden
5. Beperking, arbeidsmarktaantekening en voorschrift
5.1. Beperking
5.2. Arbeidsmarktaantekening
5.3. Voorschrift
6. Geldigheidsduur
7. Verlenging en intrekking van de verblijfsvergunning
7.1. Verlenging
7.2. Intrekking
8. Verblijfsvergunning in afwachting van verzoek ex artikel 17 RWN
8.1. Verblijfsvoorwaarden
8.2. Vereiste bescheiden
8.3. Beperking, arbeidsmarktaantekening en voorschrift
8.3.1. Beperking
8.3.2. Arbeidsmarktaantekening
8.3.3. Voorschrift
8.4. Geldigheidsduur van de verblijfsvergunning
8.5. Aard van het verblijfsrecht
8.6. Verlenging geldigheidsduur van de verblijfsvergunning
8.6.1. Verblijfsvoorwaarden
8.6.2. Vereiste bescheiden
8.6.3. Geldigheidsduur
Hoofdstuk 14. Mensenhandel
1. Inleiding
2. Slachtoffer mensenhandel
2.1. Verblijfsvoorwaarden slachtoffer mensenhandel
2.2. Vereiste bescheiden
3. Getuige-aangever
3.1. Verblijfsvoorwaarden getuige-aangever
3.2. Vereiste bescheiden
4. De beslissing
4.1. Beslissing op de aanvraag
4.2. Beperking, arbeidsmarktaantekening en voorschrift
4.2.1. Beperking
4.2.2. Arbeidsmarktaantekening
4.2.3. Voorschrift
5. Geldigheidsduur
5.1. Slachtoffer
5.2. Getuige-aangever
6. Verlenging
6.1. Verblijfsvoorwaarden slachtoffermensenhandel
6.2. Verblijfsvoorwaarden getuige-aangever
6.3. Vereiste bescheiden
6.4. Leges
7. Gezinshereniging
7.1. Algemeen
Hoofdstuk 15. Voortgezet verblijf
1. Inleiding
2. Voortgezet verblijf na verblijf als minderjarige in het kader van gezinshereniging
2.1. Verblijfsvoorwaarden
2.2. Vereiste bescheiden
2.3. Beperkingen, arbeidsmarktaantekeningen en voorschrift
2.3.1. Beperking
2.3.2. Arbeidsmarktaantekening
2.3.3. Voorschriften
2.4. Geldigheidsduur
3. Voortgezet verblijf voor de overige gezinsleden
3.1. Verblijfsvoorwaarden
3.2. Vereiste bescheiden
3.3. Beperking, arbeidsmarktaantekening en voorschrift
3.3.1. Beperking
3.3.2. Arbeidsmarktaantekening
3.3.3. Voorschrift
3.4. Geldigheidsduur van de verblijfsvergunning
4. Voortgezet verblijf na overlijden van (huwelijks) partner
4.1. Verblijfsvoorwaarden
4.2. Vereiste bescheiden
4.3. Beperking, arbeidsmarktaantekening en voorschrift
4.3.1. Beperking
4.3.2. Arbeidsmarktaantekening
4.3.3. Voorschrift
4.4. Geldigheidsduur
5. Voortgezet verblijf wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden
5.1. Verblijfsvoorwaarden
5.2. Vereiste bescheiden
5.3. Beperking, arbeidsmarktaantekening en voorschrift
5.3.1. Beperking
5.3.2. Arbeidsmarktaantekening
5.3.3. Voorschrift
5.4. Geldigheidsduur
Hoofdstuk 16. Aanvragen om bescherming tegen terugzending
1. Inleiding
2. Bescherming op grond van het Vluchtelingenverdrag
2.1. De vreemdeling is verdragsvluchteling op grond van artikel 1A
2.2. Vervolgingsgronden
2.2.1. Discriminatie als daad van vervolging
2.2.2. Vervolging vanwege godsdienst
2.2.3. Vervolging vanwege politieke overtuiging
2.2.4. Vervolging vanwege nationaliteit en ras
2.2.5. Vervolging vanwege het behoren tot een sociale groep
2.3. Politieke en commune delicten en discriminatoire of onevenredige bestraffing
2.4. Vervolging wegens dienstweigering of desertie
2.5. Bijzondere situaties
2.5.1. Refugiés sur place
2.5.2. Als de UNHCR de vreemdeling heeft erkend als vluchteling
2.5.3. Minderjarige vreemdelingen
2.6. Artikelen 1B tot en met 1F Vluchtelingenverdrag
2.6.1. Algemeen
2.6.2. Artikel 1B
2.6.3. Artikel 1C
2.6.4. Artikel 1D
2.6.5. Artikel 1E
2.6.6. Artikel 1F
2.7. Terugzending (refoulement)
3. Bescherming in het EVRM tegen foltering of onmenselijke behandeling
3.1. Foltering of onmenselijke behandeling
3.2. Individualiseringsvereiste in de jurisprudentie
3.2.1. Uitzonderlijke situatie
3.2.2. De mensenrechten van een bevolkingsgroep worden systematisch geschonden
3.2.3. Kwetsbare minderheidsgroep
3.2.4. Individuele indicaties in de persoonlijke omstandigheden
3.3. Het verbod op uitzetting heeft een absoluut karakter
4. De beoordeling van aanvragen om bescherming
4.1. Afwijzing zonder statusbepaling
4.2. Toetsingsvolgorde
4.2.1. Algemeen
4.2.2. Toetsingsvolgorde bij toetsing aan het Vluchtelingenverdrag
4.2.3. Toetsingsvolgorde bij toetsing aan artikel 3 EVRM
4.3. Bewijslast en geloofwaardigheid
4.4. Openbare orde en nationale veiligheid
4.4.1. Algemeen
4.4.2. Openbare orde en het Vluchtelingenverdrag
4.4.3. Openbare orde en artikel 3 EVRM
5. De procedure van verzoeken om bescherming
5.1. Start van de procedure
5.2. Situatie in bewaring
5.3. Handelingen in het kader van het toezicht
5.4. Geen aantekeningen in documenten
5.5. Aanmelding en meldplicht
5.6. Voorbereidende handelingen van de IND unit Caribisch Nederland
5.7. Melding op afspraak en het indienen van de aanvraag bij de IND unit Caribisch Nederland
5.8. Het horen van de vreemdeling en de beslissing
5.9. Mededelingen omtrent wijziging van de situatie
5.10. De strekking van de beslissing
5.10.1. Inwilligende beslissing
5.10.2. Ingangsdatum
5.10.3. Afwijzende beslissing met de beslissing dat de vreemdeling mag worden uitgezet
5.10.4. Bijzondere situatie: de vreemdeling krijgt geen verblijfsvergunning maar mag niet worden uitgezet
5.11. Kennisgeving van beslissingen en aanzegging van vertrek
5.12. Vertrek van de vreemdeling
5.13. Rechtsmiddelen na afwijzing van de aanvraag
5.14. Regeling van het verblijf na inwilliging van de aanvraag
5.15. Doormigratie
6. Afgeleide status voor gezinsleden en nareizende gezinsleden
7. Herhaalde aanvraag
8. Verlenging van de verblijfstitel
9. Verblijfsbeëindiging
9.1. Verblijfsbeëindiging omdat de grond voor bescherming is vervallen
9.2. Verblijfsbeëindiging in verband met onjuiste gegevens
9.3. Verblijfsbeëindiging in verband met een strafbaar feit
Hoofdstuk 17. Vertrek, uitzetting en ongewenstverklaring
1. Inleiding
2. Vertrek
2.1. Het vorderen van medewerking aan de voorbereiding van vertrek
2.2. Vertrek naar een ander land dan het land van herkomst
2.3. Vertrektermijnen
2.3.1. De algemene termijn van vier weken
2.3.2. In mindering brengen van beroepstermijn op de vertrektermijn
2.3.3. Verkorten van de vertrektermijn
2.3.4. Onthouden van een vertrektermijn
2.4. Reisdocumenten
2.4.1. Het stellen van aantekeningen in reisdocumenten
3. Uitzetting
3.1. Inleiding
3.2. Geen uitzetting ondanks de vertrekplicht
3.3. Verantwoordelijkheid voor maatregelen uitzetting
3.4. Informatie-uitwisseling ten behoeve van de uitzetting
3.5. Hulpmiddelen ten behoeve van uitzetting
3.6. Geen uitzetting om gezondheidsredenen
3.7. Uitzetting via aanvoerende vervoersonderneming
4. Bericht van vertrek of uitzetting
5. Vreemdelingen in de strafrechtketen
6. Ongewenstverklaring
6.1. Inleiding
6.2. Gronden voor ongewenstverklaring
6.3. Procedurele aspecten
6.4. Opheffing van de ongewenstverklaring
6.4.1. Inleiding
6.4.2. Aanvraag
6.4.3. Termijnen
6.4.4. De inhoud van de aanvraag
6.5. Tijdelijke opheffing van de ongewenstverklaring
6.5.1. Inleiding
6.5.2. Inhoud van het verzoek
6.5.3. Voorwaarden aan de tijdelijke opheffing
Hoofdstuk 18. Vrijheidsbeperkende en vrijheidsontnemende maatregelen
1. Inleiding
2. Maatregelen
2.1. Vrijheidsbeperkende maatregelen
2.2. Vrijheidsontnemende maatregelen
2.2.1. Mededeling van vrijheidsontnemende maatregelen
2.2.2. Aanmelding vreemdeling
2.2.3. Het lichten van vreemdelingen
3. Beroep
Hoofdstuk 19. Rechtsmiddelen
1. Inleiding
2. Bezwaar en beroep algemeen
2.1. Vereisten voor de indiening van bezwaar
2.2. Opschorting van de werking van het (afwijzende) besluit
2.3. Het verzoek om een voorlopige voorziening
2.4. Beroep
2.5. Hoger beroep
3. Bijzondere rechtsmiddelen in de situatie van vrijheidsontneming
4. Klachten
Modellen CTU-BES
Juridisch advies nodig?
Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?
Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.

Stel uw vraag
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht

Circulaire toelating en uitzetting Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Bwb-id:
Officiele titel:
Citeertitel:
Ook bekend als:
Soort regeling:
Wetsfamilies:
Eerst verantwoordelijk ministerie:

Geldigheidsdatum:
Ingangsdatum:
Circulaire toelating en uitzetting Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Rijksdienst
Caribisch Nederland
Immigratie- en Naturalisatiedienst
Oktober 2010
Afkortingenlijst CTU-BES
Algemene wet bestuursrecht Besluit toelating en uitzetting Bonaire, Sint Eustatius en Saba Rijkswet op het Nederlanderschap Regeling toelating en Uitzetting Bonaire, Sint Eustatius en Saba Wet administratieve rechtspraak Bonaire, Sint Eustatius en Saba Wet arbeid vreemdelingen Bonaire, Sint Eustatius en Saba Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie Wet bescherming persoonsgegevens Bonaire, Sint Eustatius en Saba Wettoelating en uitzetting Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Awb
BMS Border Management System
BTU-BES
BV Besloten vennootschap
BZ Ministerie/Minister van Buitenlandse Zaken
CROHO Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs
CTU-BES Circulaire toelating en uitzetting Bonaire, Sint Eustatius en Saba
DMB Directie Migratie Beleid
EU Europees Unie
EVRM Europees Verdrag van de Rechten van de Mens
   
HBO Hoger beroep onderwijs
HIG Herziene instructie aan de gezaghebbers
ICT Information and Communication Technologies
IND-BES Immigratie- en Naturalisatiedienst Bonaire, Sint Eustatius en Saba
   
KMar Koninklijke Marechaussee
   
Model MBES Model Bonaire, Sint Eustatius en Saba
MVV Machtiging tot voorlopig verblijf
   
NA Nederlandse Antillen
NV Naamloze Vennootschap
   
OC&W Ministerie/Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap
OM Openbaar Ministerie
   
RSC Regionaal Service Centrum
RWN
RTU-BES
SWZ Ministerie/Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
   
TBC Tuberculose
TWV Tewerkstellingsvergunning
   
UNHCR United Nations High Commissioner for Refugees
UNRWA United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near
USD United States dollar
   
VN Verenigde Naties
Vof Vennootschap onder firma
   
WarBES
Wav BES
Wobka
Wbp-BES
WTU-BES
1. Begrippen
In artikel 1 WTU-BES, artikel 1.1 en artikel 1.2 BTU-BES worden de definities van verschillende woorden aangegeven.
Aanvullend hierop zijn de volgende begrippen met hun omschrijvingen nog van belang:
a. vervoerder: een natuurlijke en rechtspersoon die beroepsmatig personen vervoert;
b. passagiers: alle aan boord van een schip en luchtvoertuig verblijvende personen, niet zijnde verstekelingen, die geen deel uitmaken van de bemanning;
c. bemanning: de personen die zijn aangemonsterd om aan boord rechtstreeks met de vaart verband houdende werkzaamheden te verrichten, en als zodanig op de bemanningslijst staan vermeld;
d. scheepsagent: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die ter plaatse de reder in al zijn functies als reder vertegenwoordigt;
e. verstekeling: een persoon die zich ophoudt op een schip of in de lading van een schip, zonder de toestemming van de vervoerder of de kapitein van het schip en wiens aanwezigheid op het schip wordt ontdekt na vertrek uit een haven of wiens aanwezigheid in de lading wordt ontdekt in de haven van aankomst;
f. cruiseschip; een vaartuig dat een route volgt volgens een van te voren vastgesteld programma dat toeristische activiteiten in de verschillende havens omvat en waarbij tijdens de reis in beginsel geen passagiers in- of uitschepen.
2.1. Toepassing van bevoegdheden van ambtenaren
De met grensbewaking belaste ambtenaren zijn genoemd in artikel 22a WTU-BES. Alle ambtenaren belast met grensbewaking zijn, zonder territoriale beperkingen, bevoegd deze taken binnen de openbare lichamen uit te oefenen. Met het oog op een efficiënte uitvoering van deze taken en het toezicht op personen richten de ambtenaren van KMar zich in beginsel primair op de grensbewaking en de ambtenaren van de politie op het toezicht op vreemdelingen. Op de eilanden Saba en Sint Eustatius wordt het toezicht door de ambtenaren van de KMar uitgevoerd.
De ambtenaren van de KMar en de ambtenaren van de politie oefenen de grensbewaking uit onder leiding van de Commandant van de KMar en het toezicht op vreemdelingen onder leiding van de Korpschef. De bevoegdheden van deze ambtenaren zijn uiteengezet in artikel 22d tot en met 22g van de WTU-BES.
2.2. Grensdoorlaatpost
Grensbewaking wordt uitgeoefend in verband met het in en uit de openbare lichamen reizen van personen. Iedereen is in principe verplicht bij grensoverschrijding een grensdoorlaatpost te passeren (zie artikel 2m WTU-BES) en zich daar te melden bij een ambtenaar belast met de grensbewaking. In de regel worden de grensdoorlaatposten bediend door ambtenaren van de KMar.
In de openbare lichamen fungeren alleen zee- en luchthavens als grensdoorlaatpost. In artikel 6.2 BTU-BES staan de grensdoorlaatposten opgesomd:
a. in het openbaar lichaam Bonaire: de rede van Kralendijk, Blauwe Pan en Brazil en de Flamingo luchthaven;
b. in het openbaar lichaam Sint Eustatius: de Oranjebaai en de luchthaven van Sint Eustatius;
c. in het openbaar lichaam Saba: de Fortbaai en de luchthaven van Saba.
Melden bij de hierboven genoemde grensdoorlaatposten kan alleen binnen de tijd dat de desbetreffende doorlaatpost is opengesteld. Voor de openingstijden van de grensdoorlaatposten wordt verwezen naar de RTU-BES .
Tijdelijke grensdoorlaatposten worden ingesteld met het oog op bijzondere omstandigheden en zijn gedurende de tijd dat zij zijn opengesteld te beschouwen als gewone grensdoorlaatposten.
Bovenstaande verdeling laat onverlet dat de uitvoerende diensten elkaar, indien nodig, kunnen bijstaan in de uitoefening van de grensbewakingstaken.
Op grond van artikel 6.4 BTU-BES moet iedereen, die zich op of nabij een plaats bevindt waar een grensdoorlaatpost is gevestigd, zich houden aan de daar door de ambtenaren belast met grensbewaking gegeven aanwijzingen.
Bij een grensdoorlaatpost wordt aan een vreemdeling toegang verleend, dan wel geweigerd. Aan de vreemdeling die om toegang verzoekt, kan de toegang worden geweigerd op de gronden bedoeld in artikel 2r WTU-BES.
Op grond van artikel 3.1, eerste lid, BTU-BES vindt een weigering van de toegang altijd schriftelijk plaats.
Als de toegang wordt geweigerd, moet de vreemdeling onmiddellijk de openbare lichamen verlaten, waarbij de aanwijzingen van de ambtenaar belast met de grensbewaking, op grond van artikel 6.4 BTU-BES, moeten worden opgevolgd.
2.3. Toegangsvoorwaarden
Op grond van artikel 2r WTU-BES moet een vreemdeling:
a. in het bezit zijn van een geldig document voor grensoverschrijding;
b. in het bezit zijn van een visum voor kort verblijf, terugkeervisum, mvv, tenzij de vreemdeling houder is van een geldige verblijfstitel;
c. het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf aannemelijk maken;
d. aantonen dat hij beschikt over voldoende middelen van bestaan voor zowel de duur van het voorgenomen verblijf als de terugreis naar het land van herkomst of de doorreis naar een derde land waar toegang is gewaarborgd, dan wel in staat is deze middelen rechtmatig te verwerven;
e. aantonen geen gevaar voor de openbare orde, openbare veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen te vormen.
De vreemdeling moet desgevraagd de in artikel 6.3 BTU-BES genoemde documenten en inlichtingen aan de ambtenaar belast met de grensbewaking tonen dan wel verstrekken.
Als de vreemdeling niet voldoet aan de voorwaarden zoals omschreven in artikel 2r WTU-BES, wordt hem de toegang geweigerd. Verder kan de ambtenaar belast met grensbewaking de vreemdeling de toegang tot de openbare lichamen weigeren als de vreemdeling eerder de maximale duur van het toegestane verblijf in de openbare lichamen heeft overschreden.
Tot slot weigert de ambtenaar de toegang aan de vreemdeling die is gesignaleerd ter fine van weigering van de toegang. Hiervan kan worden afgeweken als de Minister dit noodzakelijk acht op grond van klemmende redenen van humanitaire aard, in het belang van het land of internationale betrekkingen.
Onder bepaalde voorwaarden kan desondanks toegang worden verleend wanneer niet (volledig) wordt voldaan aan de voorwaarden voor toegang zoals genoemd in deze paragraaf. Zie hiervoor paragraaf 3.5 van dit hoofdstuk.
2.3.1. Geldig document voor grensoverschrijding
In artikel 2r, eerste lid, onder a, WTU-BES is bepaald dat de toegang aan een vreemdeling wordt geweigerd, als deze niet in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding. Voor de nadere uitwerking van de voorwaarde om te beschikken over een geldig document voor grensoverschrijding wordt verwezen naar de artikelen 3.5 en 3.6 BTU-BES.
Het bezit van een geldig (nationaal) paspoort is een algemeen uitgangspunt. Het paspoortvereiste wordt onder meer gesteld als waarborg voor terugkeer.
Onder een paspoort wordt verstaan:
a. een mede in de Engelse of Franse taal gesteld document voor grensoverschrijding;
b. een document op grond waarvan de houder is toegestaan naar het buitenland te reizen; en
c. een document waarmee de houder kan terugkeren naar het land van afgifte.
Het grensoverschrijdingsdocument moet zijn afgegeven door de bevoegde autoriteiten van een door Nederland erkende staat. Een uitzondering hierop vormt Taiwan. Dit land wordt door Nederland niet erkend, terwijl het reisdocument van Taiwan wel wordt erkend als geldig document voor grensoverschrijding.
Het document voor grensoverschrijding moet zijn voorzien van een goedgelijkende pasfoto van de houder en moet door de houder zijn ondertekend. Daarnaast moet dit document in het algemeen de volgende gegevens bevatten:
a. de familienaam;
b. de voorna(a)m(en);
c. de nationaliteit;
d. de geboorteplaats en -datum van de houder.
De geldigheidsduur van het paspoort moet de duur van het voorgenomen verblijf overschrijden.
De door het Koninkrijk der Nederlanden uitgegeven documenten die worden aangemerkt als geldig document voor grensoverschrijding zijn opgenomen in de (Rijks)Paspoortwet .Afgifte van bijzondere doorlaatbewijzen aan de grens
Op grond van art 3.5, vierde lid, BTU-BES kan worden afgeweken van het vereiste bezit van een geldig document voor grensoverschrijding.
Aan niet-visumplichtige vreemdelingen (voor de visum wet- en regelgeving: zie de Rijksvisumwet) die bij binnenkomst niet beschikken over het vereiste document voor grensoverschrijding kan aan de grens, met het oog op kort verblijf, een bijzonder doorlaatbewijs worden afgegeven. Dit doorlaatbewijs is als model opgenomen in de RTU-BES . Dit bijzonder doorlaatbewijs wordt na afgifte hiervan aangemerkt als een geldig document voor grensoverschrijding.Voorwaarden afgifte
De ambtenaar belast met grensbewaking is bevoegd om zelfstandig een bijzonder doorlaatbewijs af te geven aan een niet-visumplichtige vreemdeling. Voor afgifte moet steeds aan elk van de volgende voorwaarden zijn voldaan:
a. er is sprake van een situatie van overmacht. Bij situaties van overmacht kan bijvoorbeeld worden gedacht aan passagierende zeelieden van wie het schip onaangekondigd is uitgevaren, drenkelingen en personen die het slachtoffer zijn geworden van diefstal. Als een vreemdeling zijn paspoort is vergeten, is geen sprake van een overmachtsituatie;
b. de vreemdeling kan aantonen dat er een dringende en gegronde reden voor verlening van toegang bestaat;
c. de vreemdeling kan aannemelijk maken dat de duur van het verblijf niet langer dan twee weken zal bedragen; en
d. de vreemdeling is in het bezit van een document waaruit zijn identiteit blijkt, bij voorkeur voorzien van een pasfoto, afgegeven door een officiële instelling (dit laatste vereiste geldt niet voor kinderen beneden de leeftijd van zestien jaar die reizen in gezelschap van hun ouder(s), grootouder(s) of voogd). Als de vreemdeling wel beschikt over een document waaruit zijn identiteit blijkt maar dat niet is voorzien van een foto, moet op het bijzonder doorlaatbewijs een foto van de vreemdeling worden bevestigd.
Voor de afgifte van bijzondere doorlaatbewijzen zijn geen leges verschuldigd.
2.3.2. Visum voor kort verblijf, terugkeervisum, machtiging tot voorlopig verblijf (mvv)
Behalve als de vreemdeling houder is van een geldige verblijfstitel, is een van de voorwaarden voor toegang voor de visumplichtige vreemdeling, het in het bezit zijn van een visum voor kort verblijf, een terugkeervisum of een mvv. Zie artikel 2r, eerste lid, onder b, WTU-BES.
Voor een nader uitleg van het hebben van een visum kort verblijf wordt verwezen naar de Rijksvisumwet (artikel 5, tweede lid).
De regels over het terugkeervisum worden nader uitgewerkt in paragraaf 6 van dit hoofdstuk.
De voorwaarden voor een mvv staan in hoofdstuk 3 van de CTU-BES.
2.3.3. Het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf
Het door de vreemdeling opgegeven doel en de duur van het voorgenomen verblijf moet aannemelijk worden gemaakt. Ter onderbouwing hiervan moet de vreemdeling alle gegevens verstrekken en beschikbare documenten tonen. Indien het doel en de voorgenomen verblijfsduur niet voldoende aannemelijk zijn gemaakt wordt de toegang op grond van artikel 2r, eerste lid, onder c, WTU-BES geweigerd.
Als de vreemdeling gebruikt heeft gemaakt van een elektronisch ticket en daarom niet in het bezit is van een retourpassagebiljet, kan de ambtenaar belast met grensbewaking met toestemming van de vreemdeling hierover inlichtingen inwinnen. De betreffende luchtvaartmaatschappij heeft hiervoor een informatiepunt beschikbaar gesteld. Als de vreemdeling geen toestemming verleent aan de ambtenaar belast met grensbewaking om de bovenbedoelde informatie op te vragen bij de betreffende luchtvaartmaatschappij en niet op een andere manier het doel en de duur van het voorgenomen verblijf aannemelijk kan maken, wijst de ambtenaar de vreemdeling er op dat dit tot toegangsweigering kan leiden.
2.3.4. Voldoende middelen van bestaan
Als toegangsvoorwaarde voor verblijf van ten hoogste drie maanden geldt het vereiste om te beschikken over voldoende middelen van bestaan (zie artikel 2r, eerste lid, onder d WTU-BES en artikel 3.8 BTU-BES). Overigens wordt ook in het kader van de aanvraag tot het verlenen van een visum voor kort verblijf bezien of de vreemdeling beschikt over voldoende middelen van bestaan voor de duur van het voorgenomen verblijf.
De middelen moeten toereikend zijn om te voorzien in zowel de kosten van het verblijf in de openbare lichamen als in de kosten van de reis naar een plaats buiten de openbare lichamen waar de toegang is gewaarborgd. Of de middelen waarover de vreemdeling kan beschikken toereikend zijn, hangt af van verschillende (persoonsgebonden) factoren, waaronder:
a. de duur van het voorgenomen verblijf;
b. het reisdoel;
c. de persoonlijke omstandigheden; en
d. de aard van het gebruikte vervoermiddel.
Vaste maatstaven zijn in dit verband niet te geven. Ter indicatie kan worden aangenomen dat vreemdelingen die zelfstandig reizen, moeten kunnen voorzien in de kosten van hun verblijf en onderdak. Voor de openbare lichamen komt dit neer op een bedrag van minimaal USD 1000 per week per persoon. Dit bedrag is exclusief de eventuele kosten voor een vliegreis naar een plaats buiten de openbare lichamen waar de toegang is gewaarborgd.
Aan vreemdelingen van wie niet zeker is dat zij over voldoende middelen van bestaan kunnen beschikken, kan onder voorwaarden toegang worden verleend voor:
a. de duur van het voorgenomen verblijf; en/of
b. voor de terugreis/reis naar een derde land.
Zie hiervoor paragraaf 3.5 van dit hoofdstuk.
Een voorwaarde voor toegang is dat de vreemdeling -indien nodig- zekerheid stelt (zie artikel 3.9, tweede lid, BTU-BES) voor de kosten van de reis naar een plaats buiten de openbare lichamen waar zijn toelating is gewaarborgd. Dit doet hij door:
1. het deponeren van een retourpassagebiljet of een garantiesom (het deponeren van een garantiesom is alleen mogelijk in zeer uitzonderlijke gevallen); of
2. een in de openbare lichamen wonende solvabele derde die zich garant stelt door ondertekening van een garantverklaring ( MBES14 CTU-BES).1. retourpassagebiljet en garantiesom
Aan de vreemdeling kan worden verzocht een in zijn bezit zijnde retourpassagebiljet te deponeren tot zekerstelling. Als de vreemdeling gebruik heeft gemaakt van een elektronisch ticket en daarom niet in het bezit is van een retourpassagebiljet, wijst de ambtenaar belast met grensbewaking de vreemdeling op de mogelijkheid om alsnog door de luchtvaartmaatschappij een retourpassagebiljet te laten printen. Als de betreffende luchtvaartmaatschappij hier niet aan kan of wil voldoen, behoudt de ambtenaar belast met grensbewaking de bevoegdheid tot het stellen van zekerheid. De geldigheid van het retourpassagebiljet moet de duur van het voorgenomen verblijf overschrijden.
Het deponeren van een garantiesom als middel voor het stellen van zekerheid is alleen mogelijk in zeer uitzonderlijke situaties.Beheer retourpassagebiljet en garantiesom
Aan vreemdelingen die bij binnenkomst in de openbare lichamen een garantiesom of een retourpassagebiljet deponeren, wordt een folder uitgereikt. Hierin wordt informatie verschaft over ontvangst, beheer en teruggave van aan de grens gedeponeerde garantiesommen en retourpassagebiljetten.
Aan de vreemdeling die een retourpassagebiljet of een garantiesom deponeert, wordt ook een bewijs van inname afgegeven. Ook aan een derde die een garantiesom deponeert, wordt een bewijs van inname afgegeven.
De Commandant van de KMar beheert de bij hem gedeponeerde retourpassagebiljetten en garantiesommen. Over gedeponeerde garantiesommen wordt geen rente vergoed.Teruggave en restitutie in de openbare lichamen
De vreemdeling die een retourpassagebiljet of een garantiesom heeft gedeponeerd, moet zich voor teruggave daarvan rechtstreeks wenden tot de beherende instantie. Hetzelfde geldt voor derden die een garantiesom ten behoeve van een vreemdeling hebben gedeponeerd.
De garantiesom dan wel het retourpassagebiljet wordt aan de vreemdeling teruggegeven op vertoon van het ontvangstbewijs, als:
a. voldoende zekerheid bestaat over het vertrek van de vreemdeling (op eigen kosten); of
b. naderhand een aanvraag om een verblijfsvergunning wordt ingewilligd.
Garantiesommen gedeponeerd door derden worden op vertoon van het ontvangstbewijs gerestitueerd na vertrek van de vreemdeling uit de openbare lichamen.
Bij inname en teruggave van het retourpassagebiljet ( MBES11 CTU-BES) dan wel de garantiesom (MBES12 CTU-BES) wordt het originele bewijs ingenomen dan wel teruggegeven.2. Garantstelling door derde
Ook kan zekerheid worden gesteld doordat een op de openbare lichamen wonende solvabele derde zich garant stelt door ondertekening van een garantverklaring ( MBES14 CTU-BES). In geval de vreemdeling zelf niet over voldoende middelen van bestaan beschikt kan desondanks toegang worden verleend wanneer een in de openbare lichamen rechtmatig verblijvende solvabele derde zich garant heeft gesteld.
Deze derde persoon stelt zich daarbij garant voor:
a. de kosten die voor de openbare lichamen uit het verblijf van de vreemdeling kunnen voortvloeien; evenals voor
b. de kosten van de reis naar een plaats buiten de openbare lichamen waar toelating van de vreemdeling is gewaarborgd.
Nadat is besloten om de vreemdeling toegang te verlenen onder voorwaarden, brengt de ambtenaar belast met de grensbewaking een sticker ‘Doorlating onder voorwaarden openbare lichamen’ ( MBES45 CTU-BES) aan in het paspoort van de vreemdeling. Vervolgens plaatst de ambtenaar een inreisstempel half op en half onder het laminaat. Zie hiervoor paragraaf 3.5 van dit hoofdstuk.
2.3.5. Geen gevaar voor de openbare orde, openbare veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen
Indien er indicaties zijn dat de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen, wordt op grond van artikel 2r, eerste lid, onder e, WTU-BES de vreemdeling de toegang geweigerd. Indien de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid, dient de ambtenaar belast met de grensbewaking contact op te nemen met de Korpschef. In het geval sprake is dat een vreemdeling een gevaar vormt voor de internationale betrekkingen dient contact te worden gezocht met de Directie Consulaire Zaken en Migratiebeleid (DCM) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
2.3.6. Signalering ter fine van weigering
Een vreemdeling die toegang tot de openbare lichamen wenst, maar is geregistreerd ter fine van weigering van de toegang, wordt op grond van artikel 2r, derde lid WTU-BES de toegang geweigerd.
Bij twijfel kan de ambtenaar belast met de grensbewaking contact opnemen met de IND unit Caribisch Nederland en de zaak voorleggen. De IND unit Caribisch Nederland beslist of aan de vreemdeling alsnog toegang moet worden verleend op grond van klemmende redenen van humanitaire aard, in het belang van het land of de internationale betrekkingen. In het laatste geval dient de ambtenaar belast met de grensbewaking contact op te nemen met de Directie Consulaire Zaken en Migratiebeleid (DCM) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De vreemdeling moet natuurlijk ook voldoen aan alle overige voorwaarden voor toegang.Registratie van de signalering
Registratie van een vreemdeling ter fine van weigering vindt plaats in het Border Management System (BMS). Dit is het systeem dat de KMar gebruikt om personen te registreren. Een vreemdeling kan om verschillende redenen worden geregistreerd. Het Hoofd Grensbewaking KMar op de openbare lichamen is verantwoordelijk voor de registratie. Wanneer een vreemdeling wordt geregistreerd moet altijd vermeld worden wat de motivatie/reden hiertoe is (openbare orde, voldoende middelen van bestaan, geen mvv, etc). Daarnaast moet de termijn van de signalering worden genoteerd.
3.1. Algemeen
Alvorens op de verschillende aspecten van toezicht aan de buitengrens wordt ingegaan, worden een paar algemene opmerkingen geplaatst.
Het is niet mogelijk om een mvv-aanvraag of een aanvraag om een verblijfsvergunning aan een grensdoorlaatpost of door tussenkomst van een ambtenaar belast met de grensbewaking in te dienen. Dit is om te voorkomen dat het mvv-vereiste en de bijbehorende aanvraagprocedure vanuit het buitenland worden omzeild. Het mvv-vereiste wordt behandeld in hoofdstuk 3 van de CTU-BES.
Het bovenstaande doet niet af aan de mogelijkheid om aangifte te doen betreffende mensenhandel. Zie hiervoor hoofdstuk 14 CTU-BES.
Het kan voorkomen dat een vreemdeling bij een ambtenaar belast met de grensbewaking aangeeft een aanvraag om een verblijfsvergunning voor bescherming te willen indienen. Voor de procedure wordt verwezen naar hoofdstuk 16 CTU-BES.
3.2. Minimumcontrole en grondige controle
Minimum controle
Op grond van artikel 2s WTU-BES moet iedereen (zowel vreemdelingen, Nederlanders, eilandbewoners, etc.) bij in- en uitreis aan een minimumcontrole worden onderworpen.
De minimale controle behelst een onderzoek van het document voor grensoverschrijding en een onderzoek, op niet-systematische basis, naar signaleringen ter fine van opsporing en weigering van de toegang en het verblijf.Grondige controle
Op grond van artikel 2t WTU-BES worden slechts vreemdelingen bij binnenkomst en uitreis onderworpen aan een grondige controle. Een grondige controle bij inreis behelst verificatie van de toegangsvoorwaarden als genoemd in artikel 2r WTU-BES.
Een grondige controle bij uitreis staat uitgewerkt in artikel 2t, derde lid, WTU-BES. Daarbij kan worden onderzocht:
a. of de toegang van de vreemdeling tot de plaats, het land of de staat van bestemming redelijkerwijs is gewaarborgd;
b. of de vreemdeling de maximale duur van het toegestane verblijf in de openbare lichamen heeft overschreden. Indien dit het geval is, wordt dit gesignaleerd;
c. of de vreemdeling is gesignaleerd ter fine van opsporing of weigering van toegang en verblijf.
Als de nodige faciliteiten voorhanden zijn en de vreemdeling hier om verzoekt, vinden de bedoelde grondige controles in een privé-ruimte plaats.
3.3. Stempel
Op grond van artikel 2v WTU-BES worden bij overschrijding van de buitengrenzen de documenten voor grensoverschrijding afgestempeld. In artikel 2v, tweede lid WTU-BES staan de situaties neergeschreven wanneer er geen stempel hoeft te worden geplaatst.
Bij afwezigheid van een inreisstempel in het document voor grensoverschrijding wordt verwezen naar artikel 2w WTU-BES. Wanneer in het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling geen inreisstempel is aangebracht, mogen de ambtenaren belast met de grensbewaking en het toezicht hier het vermoeden aan verbinden dat de houder niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden ten aanzien van de maximale verblijfsduur. Het is aan de vreemdeling om het tegendeel aannemelijk te maken.
Verder wordt verwezen naar artikel 6.20 tot en met artikel 6.24 BTU-BES voor het plaatsen van aantekeningen in reis- of identiteitspapieren.
3.4. Versoepeling grenscontroles
Op grond van artikel 2u WTU-BES kunnen de grenscontroles aan de grens in buitengewone en onvoorziene omstandigheden worden versoepeld. Van buitengewone en onvoorziene omstandigheden kan bijvoorbeeld sprake zijn ingeval van een overstroming of een andere ernstige natuurramp die de overschrijding van de grens bij andere doorlaatposten verhindert, zodat de verkeersstromen van verschillende doorlaatposten worden omgeleid naar slechts één grensdoorlaatpost.
Zelfs in geval van versoepeling van de grenscontroles moet de ambtenaar belast met de grensbewaking, zowel bij in- als bij uitreis de reisdocumenten van vreemdelingen afstempelen. Dit is neergelegd in artikel 2v WTU-BES.
3.5. Toegangsverlening onder voorwaarden
Er kan door ambtenaren belast met grensbewaking aan de vreemdeling ‘toegang onder voorwaarden’ worden verleend als er sprake is van:
a. kort verblijf; en
b. een niet-visumplichtige vreemdeling die zijn verblijfsdoel in die zin wijzigt dat hij nog slechts kort verblijf beoogt.
Er mag bij ‘toegang onder voorwaarden’ geen aanleiding bestaan de toegang om redenen genoemd in artikel 2r WTU-BES te weigeren. Voorts mogen er geen redenen zijn om aan te nemen dat de vreemdeling zich niet zal houden aan de in voorwaarden voor verblijf in de vrije termijn.
Bij toegang onder voorwaarden kunnen aantekeningen worden gesteld in het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling. Deze aantekeningen kunnen betrekking hebben op:
a. het stellen van zekerheid (zie art 3.9 tweede lid en artikel 6.20, eerste lid, onder c, BTU-BES); en
b. het opleggen van een meldplicht (zie artikel 6.20, eerste lid onder d en artikel 6.22 BTU-BES).
De aantekeningen worden geplaatst door middel van het aanbrengen van de sticker ’Doorlating onder voorwaarden openbare lichamen’ ( MBES45 CTU-BES). Deze sticker moet in het paspoort worden aangebracht. De inreisstempel wordt half op en half onder het laminaat geplaatst.
Aan de Korpschef wordt van de toegang onder voorwaarden kennis gegeven door gebruik van een formulier ( MBES17 CTU-BES). Een eventuele garantverklaring (MBES14 CTU-BES) wordt met deze kennisgeving meegezonden. In het geval van een niet-visumplichtige vreemdeling die zijn verblijfsdoel wijzigt in kort verblijf, worden eveneens de door de vreemdeling overgelegde verklaringen meegezonden.
Ten aanzien van het opleggen van de meldplicht wordt opgemerkt dat dit betekent dat de vreemdeling zich binnen drie dagen bij de Korpschef moet aanmelden.
Als de vreemdeling in verband met een zaterdag, zondag of feestdag niet zou kunnen voldoen aan de verplichting tot aanmelding binnen drie dagen, wordt in het document voor grensoverschrijding de volgende aantekening gesteld: ‘aanmelden uiterlijk op ...... (datum)’.Overige aantekeningen
Als daarvoor in het belang van het toezicht op vreemdelingen gegronde reden bestaat, kan bij de inreis eveneens een van de andere aantekeningen die zijn opgenomen in artikel 6.20, eerste lid, onder b en c, BTU-BES (doel, duur en middelen voorgenomen verblijf) en de toepassing van artikel 3.6 BTU-BES in het document voor grensoverschrijding worden geplaatst.
3.6.1. Algemeen
Aan iedereen die niet aan de toegangsvoorwaarden, genoemd in artikel 2r WTU-BES, voldoet, wordt de toegang tot de openbare lichamen geweigerd.
De toegang wordt geweigerd door de ambtenaar belast met de grensbewaking. De ambtenaar kan ook een vrijheidsbeperkende of vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 2o, eerste en tweede lid, WTU-BES opleggen.
Vanwege het ingrijpende karakter blijft de toepassing van een vrijheidsbeperkende of vrijheidsontnemende maatregel beperkt tot het strikt noodzakelijke. De beginselen van proportionaliteit (doelmatigheid) en subsidiariteit (toepassen lichter middel voor zover mogelijk) moeten voortdurend in acht worden genomen. De uitvoering van deze maatregelen is met strikte waarborgen omkleed.
Als het al dan niet verlenen van toegang nauw samenhangt met de toelatingsbeslissing, neemt de ambtenaar belast met de grensbewaking contact op met de IND unit Caribisch Nederland. Dit gebeurt in elk geval als de ambtenaar belast met grensbewaking voornemens is om de toegang te weigeren aan vreemdelingen behorend tot één van onderstaande categorieën:
a. de persoon die zich erop beroept de Nederlandse nationaliteit te hebben en/of daarmee te worden gelijkgesteld;
b. de vreemdeling die zich er op beroept toelating van rechtswege te hebben ( artikel 3 WTU-BES);
c. de vreemdeling die zich erop beroept dat hem lang verblijf in de openbare lichamen is toegestaan;
d. de vreemdeling die in het bezit is van een geldige mvv;
e. buitenlandse pleegkinderen (zie hoofdstuk 12 CTU-BES);
f. de vreemdeling die te kennen geeft dat hij bescherming nodig heeft ( artikel 2r, vierde lid, WTU-BES). Zie ook hoofdstuk 16 CTU-BES.
Verder neemt de ambtenaar belast met de grensbewaking contact op met de IND unit Caribisch Nederland als het weigeren van toegang vanwege klemmende redenen van humanitaire aard dan wel in het belang van het land of internationale betrekkingen niet wenselijk wordt geacht. Hierbij kan worden gedacht aan het bijzonder urgente reisdoel van de vreemdeling. Zie artikel 2r, derde lid, WTU-BES.
Het is op grond van artikel 2m, eerste lid, WTU-BES slechts mogelijk om na een bijzondere aanwijzing de toegang te weigeren aan een vreemdeling die bescherming zegt nodig te hebben.
3.6.2. Procedure voor weigering toegang aan de grens
De toegangsweigering van een vreemdeling vindt schriftelijk plaats door uitreiking van een standaard weigeringsformulier ( MBES15 CTU-BES). De toegang wordt geweigerd op basis van artikel 2r van de WTU-BES. Hiertoe behoren ook vreemdelingen die om bescherming vragen.
In het standaard weigeringsformulier ( MBES15 CTU-BES) moet het volgende duidelijk naar voren komen:
a. de redenen op grond waarvan de toegang tot de openbare lichamen is geweigerd;
b. de toepasselijke bepaling van de vigerende nationale wetgeving ( artikel 2r WTU-BES);
c. de procedure betreffende het recht van beroep; en
d. de nationale wetsbepalingen en procedure betreffende het recht van beroep.
Iedere toegangweigering moet worden geregistreerd. De volgende zaken met betrekking tot de vreemdeling moeten worden bijgehouden:
a. de personalia;
b. de nationaliteit;
c. het nummer van het document voor grensoverschrijding;
d. de reden(en) van de toegangsweigering; en
e. de datum van de toegangsweigering.
3.6.3. Weigering toegang gevaar openbare orde en nationale veiligheid
In artikel 3.7 BTU-BES is beschreven in welke gevallen de toegang van een vreemdeling tot de openbare lichamen wordt geweigerd op grond van gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid.
Op grond van het feit dat de vreemdeling een gevaar oplevert voor de openbare orde of de nationale veiligheid wordt in de volgende gevallen de toegang in ieder geval geweigerd:
a. als er ten aanzien van de vreemdeling concrete aanwijzingen zijn dat deze een inbreuk pleegt of heeft gepleegd op de openbare orde en nationale veiligheid (zie paragraaf 2.3.5 ); of
b. als de vreemdeling in het opsporingsregister of ter fine van weigering van de toegang gesignaleerd staat (zie paragraaf 2.3.6); of
c. als de vreemdeling een gevaar vormt voor de volksgezondheid (zie paragraaf 2.3.5).
In het geval een vreemdeling de toegang tot het grondgebied is geweigerd omdat hij een gevaar vormt voor de volksgezondheid, treft de ambtenaar belast met de grensbewaking de nodige maatregelen die erop gericht zijn de volksgezondheid te beschermen. De ambtenaar belast met grensbewaking informeert de Korpschef van het openbare lichaam waar de vreemdeling toegang is geweigerd, over de in het kader van de grensbewaking getroffen maatregelen.
3.6.4. Aanwenden rechtsmiddelen
De schriftelijke toegangsweigering is een besluit waartegen de vreemdeling op grond van artikel 19 en 22k WTU-BES beroep kan instellen.
Op grond van artikel 6 WarBES wordt rechtshulp bij beroep vergoed.
Het beroep kan binnen vier weken worden ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg, zittingsplaats Bonaire. De behandeling van het beroepschrift mag niet in de openbare lichamen worden afgewacht. Zie hoofdstuk 19 CTU-BES.
Op grond van artikel 2n, eerste lid, WTU-BES, moet de vreemdeling de openbare lichamen onmiddellijk verlaten, tenzij:
a. er sprake is van een (verzoek om een) voorlopige voorziening;
b. een vreemdeling een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning verbandhoudende met bescherming heeft ingediend, waarop nog niet is beslist ( artikel 2n, derde lid, WTU-BES).
3.6.5. De toegang blijft geweigerd
Als de vreemdeling de openbare lichamen niet onmiddellijk kan verlaten, kan een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 2o, eerste lid, WTU-BES of vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 2o, tweede lid, WTU-BES worden opgelegd.
Ook als de geweigerde vreemdeling zijn vrijheid wordt ontnomen, bijvoorbeeld op strafrechtelijke gronden, blijft hem de toegang geweigerd. In dat geval blijft ook de terugvoerverplichting (zie paragraaf 5.1.4) in stand en blijft de mogelijkheid bestaan om hem – na beëindiging van de straf – in een grenslogies zijn vrijheid te ontnemen in afwachting van zijn uitzetting ( artikel 2o juncto artikel 2p WTU-BES). Hierbij kan worden gedacht aan de situatie waarin de vreemdeling op grond van het Wetboek van Strafrecht BES in een huis van bewaring wordt geplaatst. Het is dus mogelijk om de vreemdeling na vrijlating uit het huis van bewaring op grond van artikel 2o WTU-BES zijn vrijheid te beperken of te ontnemen ( MBES16 CTU-BES).
3.6.6. Verplichtingen voor geweigerde
De vreemdelingen aan wie de toegang is geweigerd, is verplicht onmiddelijk te vertrekken uit het openbare lichaam met inachtneming van de aanwijzingen van de grensbewakingsambtenaar ( artikel 2q, vierde lid, WTU-BES).
Deze aanwijzingen kunnen onder meer betreffen:
a. het afwachten van vertrek op de grensdoorlaatpost;
b. de weg die de vreemdeling bij het verlaten van het land moet volgen; of
c. het aan boord gaan van een schip of vliegtuig.
Overtreding van voornoemde aanwijzingen is een strafbaar feit op grond van artikel 26 WTU-BES.
Tot op het tijdstip van uitvoering van de terugbrenging kunnen geweigerde vreemdelingen de aanwijzing krijgen zich op te houden in de hun daartoe door een met de grensbewaking belaste ambtenaar aangewezen ruimte ( artikel 2o WTU-BES), die kan worden afgesloten of op andere wijze kan worden verzekerd tegen ongeoorloofd vertrek daaruit. Dit om illegale binnenkomst te verhinderen.
3.6.7. Verplichtingen voor vervoerder
Vreemdelingen aan wie de toegang wordt geweigerd, moeten – ongeacht of zij wel of niet een verzoek tot bescherming hebben ingediend – voor terugname worden geclaimd bij de vervoerder ( artikel 22, tweede lid, WTU-BES juncto artikel 8.3 BTU-BES).
Ten aanzien van de luchtvaart moet, als het gaat om vreemdelingen die geen verzoek tot bescherming indienen, het vertrek worden geëffectueerd met als bestemming de plaats van het opstappen dan wel een andere plaats waar de toegang van de vreemdeling gewaarborgd is. Het effectueren van het vertrek moet plaatsvinden zodra plaatsing aan boord van een luchtvaartuig van de betreffende maatschappij mogelijk is.
Ten aanzien van de zeevaart moet als het gaat om vreemdelingen die geen verzoek tot bescherming indienen, het vertrek worden geëffectueerd zodra het aanvoerende schip vertrekt, tenzij het vertrek voordien, in overleg met de verantwoordelijke reder, op andere wijze kan worden geëffectueerd.
Zie voor een uitwerking van de verplichtingen voor vervoerders paragraaf 5 van dit hoofdstuk.
4.1. Algemeen
In artikel 22h, eerste lid, WTU-BES is de grondslag opgenomen voor de verplichtingen die als maatregel van toezicht aan vreemdelingen kunnen worden opgelegd.
Ten aanzien van vreemdelingen kan worden voorzien in een verplichting tot het – zonodig in persoon – verstrekken van gegevens die van belang zijn voor de toepassing van het bepaalde bij en op grond van de WTU-BES .
De verplichting tot het op vordering verstrekken van gegevens kan worden opgelegd aan alle hier in de openbare lichamen aanwezige vreemdelingen, ongeacht of zij rechtmatig of onrechtmatig in de openbare lichamen verblijven. De vordering is steeds gericht tot de vreemdeling zelf, tenzij het kinderen beneden de leeftijd van twaalf jaar betreft. Ten aanzien van vreemdelingen beneden de leeftijd van twaalf jaar kan een vordering worden gericht tot de wettelijke vertegenwoordiger.
Het niet voldoen aan de verplichtingen als genoemd in de BTU-BES is op grond van het bepaalde in artikel 26 WTU-BES een strafbaar feit.
Als een vreemdeling bij herhaling opzettelijk niet voldoet aan de hem opgelegde verplichting kan dit onder omstandigheden aanleiding zijn voor in bewaringstelling ex artikel 15c, vrijheidsontneming ex artikel 15b WTU-BES of signalering in het BMS.
4.2. De verplichting tot opgave van verhuizing
De in artikel 6.33, eerste lid onder a, b en d, BTU-BES bedoelde kennisgevingen hoeven niet in persoon te worden gedaan. Een vreemdeling moet dit binnen vijf dagen melden aan de Korpschef. Van deze kennisgevingen kan een aantekening worden gemaakt in het document voor grensoverschrijding ( artikel 6.28 BTU-BES).
4.3.1. Algemeen
Op grond van artikel 22h, eerste lid, onder b, WTU-BES kan ten aanzien van vreemdelingen worden voorzien in een verplichting tot het verstrekken van gegevens die van belang zijn voor de toepassing van het bepaalde bij en op grond van de WTU-BES .
De verplichting tot het op vordering verstrekken van gegevens kan worden opgelegd aan alle aanwezige vreemdelingen. De vordering is gericht op de vreemdeling zelf, tenzij het gaat om kinderen jonger dan twaalf jaar. Ten aanzien van vreemdelingen die jonger zijn dan twaalf jaar kan een vordering worden gericht tot de wettelijk vertegenwoordiger ( artikel 6.34, vierde lid, BTU-BES).
4.3.2. Op vordering verstrekken van gegevens
Vreemdelingen zijn verplicht op vordering van de Korpschef, binnen de in de vordering aangegeven tijd, de gegevens te verstrekken die de Korpschef in het belang in het bepaalde bij en op grond van de WTU-BES vraagt ( artikel 6.34 BTU-BES), voor zover het de gegevens betreft die worden bedoeld in 6.35 tot en met 6.40 BTU-BES. Er moet steeds een rechtstreeks verband bestaan tussen het vragen van gegevens en de toepassing van de WTU-BES, dan wel de uitvoeringsbepalingen daarvan. Daarnaast kan een vordering tot het verstrekken van gegevens bijvoorbeeld worden gedaan met het oog op het bijhouden van de vreemdelingenadministratie.
Als daartoe in het belang van het toezicht op vreemdelingen gegronde reden bestaat, kan de vreemdeling worden verplicht de gevraagde gegevens persoonlijk te komen verstrekken.
Aanleiding tot het opleggen van deze verplichting bestaat bijvoorbeeld als:
a. feiten en omstandigheden bekend zijn geworden die kunnen leiden tot intrekking van de verblijfsvergunning;
b. de vreemdeling verzuimd heeft tijdig verlenging van de geldigheidsduur van zijn vergunning aan te vragen; of
c. wordt overwogen de vreemdeling aan een bijzondere maatregel van toezicht te onderwerpen.
Het verstrekken van onjuiste gegevens die hebben geleid tot het verlenen of verlengen van de verblijfsvergunning is strafbaar wegens overtreding van artikel 6.34 BTU-BES, juncto artikel 22h, eerste lid, WTU-BES. Voor de vreemdeling kan dit tot gevolg hebben dat de verleende vergunning wordt ingetrokken in het kader van het algemene belang ( artikel 14, onder c, WTU-BES).
4.3.3. Melding door de vreemdeling zonder rechtmatig verblijf
Op grond van artikel 6.35 BTU-BES is een vreemdeling verplicht zijn aanwezigheid onmiddellijk in persoon mee te delen aan de Korpschef als hij:
a. zich in de openbare lichamen bevindt; en
b. niet van rechtswege of bij vergunning is toegelaten tot de openbare lichamen; en
c. de beslissing betreffende een verblijfsvergunning mag afwachten in de openbare lichamen.
Voorbeelden:
a. vreemdelingen die op illegale wijze de openbare lichamen zijn binnengekomen;
b. vreemdelingen die na beëindiging van hun eerdere rechtmatige verblijf zonder toestemming in de openbare lichamen zijn achtergebleven;
c. (passagierende) zeelieden en transitpassagiers van vliegtuigen en zeeschepen die niet tijdig uit de openbare lichamen zijn vertrokken.
4.3.4. Kennis geven van het verschaffen van nachtverblijf
Op grond van artikel 6.36 BTU-BES moet de persoon die nachtverblijf verschaft aan een vreemdeling van wie hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat deze niet rechtmatig in de openbare lichamen verblijft dit onmiddellijk meedelen aan de Korpschef. De strekking van deze bepaling is om de opsporing van illegaal in de openbare lichamen verblijvende vreemdelingen makkelijker te maken en om hen, die – te kwader trouw – aan dit illegale verblijf medewerking verlenen, strafbaar te stellen ( artikel 26 WTU-BES).
4.3.5. Verstrekken van gegevens over (vroegere) buitenlandse werknemers
Op grond van artikel 3.37 BTU-BES zijn werkgevers verplicht om ten aanzien van vreemdelingen aan wie het niet was toegestaan arbeid te verrichten desgevraagd gegevens te verstrekken aan de Korpschef. De verplichting geldt voor daartoe gevorderde werkgevers van wie bij de Korpschef bekend is dat zij vreemdelingen in dienst gehad hebben die illegaal in de openbare lichamen hebben verbleven of die ongeoorloofd in de openbare lichamen arbeid hebben verricht. De gevraagde gegevens moeten onmiddellijk of binnen een door de Korpschef aangegeven termijn worden verstrekt.
De Korpschef moet een vordering tot het verstrekken van inlichtingen aan de werkgever tekenen of per aangetekende brief verzenden. De vordering aan de werkgever moet duidelijk vermelden:
a. welke gegevens moeten worden verstrekt;
b. op welke wijze gegevens moeten worden verstrekt; en
c. binnen welke termijn de gegevens moeten worden verstrekt.
In het algemeen zal er aanleiding bestaan de werkgever te verplichten de gegevens te verstrekken over alle vreemdelingen, die op een bepaalde datum (te weten de datum waarop de vordering wordt gedaan) bij hem in dienst zijn, evenals de vreemdelingen (of bepaalde categorieën van vreemdelingen) die vanaf die datum bij hem tewerkgesteld worden. Het gaat om de volgende gegevens van zijn werknemers:
a. de naam;
b. voornaam;
c. geboortedatum en-plaats;
d. nationaliteit;
e. datum van indiensttreding;
f. woonplaats; en
g. adres.
4.3.6. Mededeling over het zoeken of gaan verrichten van arbeid
De vreemdeling die van rechtswege is toegelaten in de openbare lichamen als bedoeld in artikel 5a WTU-BES, en die arbeid gaat zoeken of arbeid gaat verrichten, is verplicht daarvan onmiddellijk mededeling te doen aan de Korpschef ( artikel 6.38 BTU-BES). Een aantal categorieën, genoemd in artikel 6.38, tweede lid, BTU-BES, is vrijgesteld van deze verplichting.
De beperking die in het derde lid van artikel 6.38 BTU-BES is opgenomen, vloeit voort uit artikel 5.21 BTU-BES, waarin is bepaald dat geen verblijfsvergunning wordt verstrekt als:
a. de arbeid geheel of gedeeltelijk bestaat uit het verrichten van seksuele handelingen met derden; of
b. het verlenen van seksuele diensten aan derden.
Het ligt voor de hand in dit geval evenmin vrijstelling van de meldplicht te verlenen.
4.3.7. Mededeling over vervallen verblijf van rechtswege dan wel verblijfsdoel
De vreemdeling die van rechtswege of bij vergunning verleend is toegelaten tot de openbare lichamen is verplicht onmiddellijk mededeling te doen aan de Korpschef ( artikel 6.39 BTU-BES) als:
a. zijn verblijf van rechtswege is vervallen; of
b. hij niet langer voldoet aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is verleend,
Voldoet een vreemdeling niet meer aan de beperking waaronder de vergunning tot verblijf is verleend dan kan deze worden ingetrokken, dan wel kan de beperking worden gewijzigd of opgeheven.
4.4.1. Foto en vingerafdrukken
De verplichtingen gelden tegenover de met de grensbewaking belaste ambtenaren en tegenover ambtenaren belast met het vreemdelingentoezicht ( artikel 6.41 BTU-BES). De verplichting tot het beschikbaar stellen van een pasfoto moet worden opgelegd met het oog op de registratie van de vreemdeling en in verband met de uitreiking van de voorgeschreven documenten.
De in artikel 6.41, onder b, BTU-BES genoemde verplichting mag alleen worden opgelegd als daartoe, naar het oordeel van de desbetreffende ambtenaar, in het belang van het toezicht op vreemdelingen gegronde reden bestaat. Dit wil zeggen, alleen in speciale daarvoor in aanmerking komende gevallen. De verplichting zich te laten fotograferen en vingerafdrukken van zich te laten nemen behoort in ieder geval te worden opgelegd aan vreemdelingen:
a. die op onrechtmatige wijze de openbare lichamen zijn binnengekomen en naar de identiteit van wie een onderzoek moet worden ingesteld;
b. tegen wie – met het oog op de toepassing van de WTU-BES – een onderzoek naar hun criminele of ongunstige politieke antecedenten moet worden ingesteld;
c. aan wier verblijfsvergunning in het belang van de openbare rust of de nationale veiligheid een voorschrift wordt verbonden;
d. aan wie een individuele verplichting tot periodieke aanmelding wordt opgelegd ( artikel 22h, tweede lid, WTU-BES);
e. van wie de vrijheid van beweging wordt beperkt ( artikel 15 WTU-BES);
f. die ongewenst worden verklaard ( artikel 16d WTU-BES);
g. die in bewaring worden gesteld ( artikel 15c WTU-BES);
h. die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning bescherming hebben ingediend; en
i. verder in alle gevallen waarin de Minister een bijzondere aanwijzing heeft gegeven.
4.5. Verlenen van medewerking aan onderzoek naar tuberculose
De vreemdeling die naar de openbare lichamen is gekomen voor een verblijf van langer dan drie maanden is op grond van artikel 6.42, eerste lid, BTU-BES verplicht om een TBC-onderzoek te ondergaan. Deze verplichting geldt niet voor de in artikel 6.42, tweede lid, BTU-BES bedoelde vreemdelingen.
4.6.1. Verblijf langer dan drie maanden
Een vreemdeling is ingevolge artikel 6.43 BTU-BES verplicht zich binnen drie dagen na binnenkomst in de openbare lichamen in persoon aan te melden bij de Korpschef als hij:
a. toelating van rechtswege heeft als bedoeld in artikel 5a van de WTU-BES; en
b. naar de openbare lichamen is gekomen voor een verblijf van langer dan drie maanden,Ad b.
Voor de berekening van het verblijf worden voorgaande verblijven in de openbare lichamen binnen een tijdvak van zes maanden onmiddellijk voorafgaande aan de binnenkomst mede in aanmerking genomen.
In het algemeen rust de aanmeldplicht op de vreemdeling zelf. Een uitzondering op deze regel bestaat voor kinderen jonger dan twaalf jaar. Degenen bij wie deze kinderen wonen of verblijven, zijn in dit geval tot aanmelding verplicht.
4.6.2. Verblijf korter dan drie maanden
Een vreemdeling is ingevolge artikel 6.44 BTU-BES verplicht zich binnen drie dagen na binnenkomst in de openbare lichamen in persoon aan te melden bij de Korpschef al hij langer dan drie dagen in de openbare lichamen wil verblijven. Het gaat om een vreemdeling die:
a. toelating van rechtswege heeft als bedoeld in artikel 5a van de WTU-BES; en
b. naar de openbare lichamen is gekomen voor een verblijf van maximaal drie maanden,
In het algemeen rust de aanmeldplicht op de vreemdeling zelf. Een uitzondering op deze regel bestaat voor kinderen jonger dan twaalf jaar. Degenen bij wie deze kinderen wonen of verblijven, zijn in dit geval tot aanmelding verplicht.
De verplichting tot aanmelding geldt ingevolge artikel 6.44, derde lid BTRU-BES niet voor de vreemdeling die zijn intrek neemt in een hotel of in een inrichting, waarvan de eigenaar, houder of beheerder bij of op grond van gemeentelijke verordening verplicht is aan de daartoe aangewezen autoriteit kennis te geven van het verschaffen van nachtverblijf aan personen.
artikel 6.47 BTU-BES van Circulaire toelating en uitzetting Bonaire, Sint Eustatius en Saba">
4.7.1. Periodieke aanmelding ex artikel 6.47 BTU-BES
Algemeen
Op grond van artikel 6.47 BTU-BES is periodieke aanmelding bij de Korpschef verplicht voor de vreemdeling:
a. die geen toelating van rechtswege heeft, of bij vergunning is verleend; en
b. die in afwachting is van de feitelijke mogelijkheid tot vertrek of uitzetting.
De vreemdeling moet zich dan wekelijks melden, tenzij de Korpschef een andere termijn stelt. De verplichting geldt niet voor vreemdelingen die rechtens van hun vrijheid zijn beroofd.
Bij aanvang van de procedure tot het verlenen van een verblijfsvergunning moet de vreemdeling door de Korpschef erop worden gewezen dat op hem, hangende de beslissing op zijn aanvraag een meldplicht rust ( artikel 22h, eerste lid, onder f, WTU-BES juncto artikel 6.47, eerste lid, onder b, BTU-BES).
Bij vreemdelingen die een aanvraag om toelating tot de openbare lichamen hebben ingediend in het kader van bescherming vindt het vorenstaande plaats door middel van het model MBES33 CTU-BES. Het gaat hier om een wekelijkse meldplicht op grond van artikel 6.47, tweede lid, BTU-BES.Ontheffing en termijnstelling
De Korpschef kan ontheffing van de meldplicht verlenen. Verder kan hij een andere meldingstermijn dan de wekelijkse aan de meldplicht verbinden. Als de Korpschef van mening is dat ontheffing niet langer gewenst is, kan hij de ontheffing beëindigen. De vreemdeling moet steeds op hem aangaande wijzigingen betreffende de meldplicht worden gewezen.
Ten aanzien van vreemdelingen die toelating tot de openbare lichamen hebben in het kader van bescherming geldt dat ontheffing van de meldplicht gedurende het afwachten van de beslissing in eerste aanleg alleen wordt verleend in overleg met de IND unit Caribisch Nederland.Niet voldoen aan de meldplicht en vertrek van de vreemdeling
Als de vreemdeling zich ondanks een verplichting daartoe niet houdt aan de meldplicht kan dit een aanwijzing zijn dat hij het land heeft verlaten of dat hij zich definitief aan het toezicht heeft onttrokken. Als de vreemdeling zich twee achtereenvolgende keren niet houdt aan de meldplicht moet hij gevorderd worden om in persoon gegevens te verstrekken over de onttrekking aan de meldplicht. Reageert de vreemdeling niet dan kan worden geconcludeerd dat hij de openbare lichamen heeft verlaten of zich definitief aan het toezicht heeft onttrokken en moet hij in de vreemdelingenadministratie worden afgemeld.
Over het (aangenomen) vertrek van een vreemdeling worden de IND unit Caribisch Nederland en de KMar geïnformeerd middels model MBES38 CTU-BES.
4.7.2. Individuele verplichting tot periodieke aanmelding
De Minister kan op grond van artikel 22h, tweede lid, WTU-BES aan een vreemdeling een individuele verplichting tot periodieke aanmelding bij de Korpschef opleggen. Deze maatregel kan alleen worden opgelegd als dat naar het oordeel van de Minister in het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid nodig is.
De verplichting kan worden opgelegd aan alle in de openbare lichamen verblijvende vreemdelingen.
Betreffende het opleggen van de verplichting wordt door de Korpschef de bij artikel 6.25, eerste lid, onder e, BTU-BES voorgeschreven aantekening in het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling geplaatst. In de gevallen als omschreven in het derde lid van artikel 6.25 BTU-BES wordt de aantekening geplaatst op een afzonderlijk inlegblad.
4.8. Inleveren van het document waaruit het rechtmatige verblijf blijkt
Ingevolge artikel 6.48 BTU-BES is in de volgende gevallen de vreemdeling verplicht het document waaruit de toelating van rechtswege of bij vergunning blijkt, in persoon in te leveren bij de Korpschef:
a. de toelating is vervallen of geëindigd;
b. het hoofdverblijf is buiten de openbare lichamens verplaatst; of
c. de Nederlandse nationaliteit is verleend.
De IND unit Caribisch Nederland moet hierover worden bericht.
Het niet voldoen aan deze verplichting is op grond van het bepaalde in artikel 26 WTU-BES een strafbaar feit.
4.9.1. Aangifte van vermissing van documenten
De vreemdeling moet ingevolge artikel 6.40 BTU-BES in persoon aangifte doen bij de Korpschef als het document waaruit zijn toelating bij vergunning dan wel van rechtswege blijkt:
a. wordt vermist;
b. verloren is gegaan; of
c. ondeugdelijk is geworden voor identificatie.
De IND unit Caribisch Nederland moet hierover worden bericht.
Het niet voldoen aan de verplichting van artikel 6.40 BTU-BES is op grond van het bepaalde in artikel 26 WTU-BES een strafbaar feit. Dit kan ertoe leiden dat er door Burgerzaken geen nieuw verblijfsdocument wordt afgegeven.
Van de aangifte moet proces-verbaal worden opgemaakt. Een afschrift van het proces-verbaal moet worden gezonden aan de IND unit Caribisch Nederland.
4.9.2. Vervanging van identiteitspapieren
Indien een verblijfsdocument moet worden vervangen, moet de IND unit Caribisch Nederland hierover worden bericht.
4.9.3. Gedragslijn bij vreemdelingen zonder documenten
Een vreemdeling die, bij aanmelding of bij aantreffen, niet (meer) in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding, moet op grond van artikel 22d WTU-BES worden staande gehouden en gehoord. Zijn identiteit moet worden vastgelegd aan de hand van:
a. naamsopgave;
b. foto’s; en
c. eventueel het dactyloscopisch signalement met handtekening van de vreemdeling.
De tolk moet als voldoende bekwaam en objectief kunnen worden beschouwd.
Van alle aangetroffen bescheiden, zoals reisbiljetten, diploma’s en dergelijke, moeten fotokopieën worden gemaakt. Op basis van aanwezige informatie zal de KMar proberen het voor het vertrek van de vreemdeling benodigde document te verkrijgen.
5.1. Verplichtingen voor vervoerders
Onder vervoerder wordt verstaan een natuurlijke of rechtspersoon die beroepsmatig personen vervoert.
Voor de openbare lichamen geldt dat vooral voor:
a. de luchtvaart-, cruise- en ferrymaatschappijen; alsmede
b. eigenaars van koopvaardijschepen, vrachtschepen; en
c. eigenaars/gebruikers van pleziervaartuigen,
die één of meer vreemdelingen aanvoeren via een plaats waar buitengrenscontrole plaatsvindt en zich aan een aantal verplichtingen moeten houden.
De volgende verplichtingen zijn opgenomen in de WTU-BES :
b. de afschriftplicht ( artikel 2q, tweede lid, WTU-BES);
c. passagiersinformatieplicht ( artikel 2q, derde lid, WTU-BES);
d. de terugvoerplicht ( artikel 2n en artikel 2q, vierde lid, WTU-BES).
Daarnaast kan de vervoerder op grond van artikel 22, tweede lid, WTU-BES juncto artikel 8.3 BTU-BES, aansprakelijk worden gesteld voor de uitzettings- en verblijfskosten die door de overheid worden gemaakt met betrekking tot geweigerde vreemdelingen die niet onmiddellijk kunnen worden terugvervoerd.
5.1.1. De zorgplicht
Op grond van artikel 2q WTU-BES moet een vervoerder de nodige maatregelen nemen en houdt hij het toezicht dat redelijkerwijs van hem kan worden gevorderd om te voorkomen dat door de persoon niet wordt voldaan aan artikel 2r, eerste lid, onder a en b, WTU-BES. Dit betekent dat vervoerder zodanige voorzorgsmaatregelen moet nemen dat de aanvoer van niet of niet juist gedocumenteerde vreemdelingen wordt voorkomen. Als dergelijke vreemdelingen zonder voorafgaande toestemming van bevoegde autoriteiten toch worden aangevoerd, kan de vervoerder strafbaar zijn. In ieder geval zal hiervan een proces-verbaal worden opgemaakt.
Voor de vaststelling of een document voor grensoverschrijding geldig is, moet een vervoerder zodanige maatregelen treffen dat zijn personeel, dusdanig wordt geïnstrueerd dat controle van reisdocumenten plaatsvindt bij het inchecken en bij vertrek naar de openbare lichamen. Onder personeel wordt ook verstaan het personeel dat onder de verantwoordelijkheid van de vervoerder bepaalde formaliteiten verricht.
De hierboven bedoelde controle houdt minimaal het volgende in:
a. controle of de naam, geboortedatum, nationaliteit, geslacht, lengte en foto, zoals die in het aangeboden reisdocument zijn opgenomen, overeenkomen met de aanbieder van dat document;
b. controle of het aangeboden reisdocument voorzien is van de benodigde visa (zowel voor de openbare lichamen als voor het land van uiteindelijke bestemming);
c. controle of de geldigheid van het aangeboden reisdocument en de daarin aangebrachte visa niet is verlopen;
d. controle of het aangeboden reisdocument is afgegeven door een daartoe bevoegde autoriteit;
e. controle door middel van een kort en bondig onderzoek of het aangeboden reisdocument vals of vervalst is, waarbij zo nodig gebruik gemaakt moet worden van eenvoudige hulpmiddelen.
Bij de controle van vervoersbewijzen wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van technische apparatuur.
De overheid van de openbare lichamen kan de individuele vervoerder aanwijzingen geven om extra voorzorgsmaatregelen te nemen voor de controle voorafgaand aan het vertrek bij vervoer dat als risicodragend wordt aangemerkt. Deze aanwijzingen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit:
a. het aanpassen van de wijze van controle (extra controle voor het instappen); of
b. het gebruik van technische hulpmiddelen.
5.1.2. De afschriftplicht
De overheid van de openbare lichamen kan op grond van artikel 3.2 BTU-BES vervoerders verplichten een kopie te maken van de documenten die de vreemdeling in zijn bezit heeft. Deze afschriftplicht geldt slechts voor vluchten of vaarten vanaf die plaatsen van vertrek die specifiek, bij ministeriële regeling, zijn aangegeven.
Als de vervoerder de vreemdeling rechtstreeks, dan wel na transfer of transit naar de openbare lichamen, vervoert vanaf een luchthaven die bij ministeriële regeling is aangewezen als afschriftplichtige luchthaven, moet hij desgevraagd een afschrift kunnen overleggen van het op de vreemdeling betrekking hebbende document voor grensoverschrijding. De lijst met afschriftplichtige luchthavens is te vinden als bijlage in de RTU-BES .
Eerdergenoemde lijst kan worden aangepast als ervaringsgegevens hiertoe aanleiding geven. Wanneer de lijst is aangepast wordt de lijst per brief kenbaar gemaakt aan de luchtvervoerders die vliegen vanaf een bepaalde locatie waarop de afschriftplicht van toepassing is. Hierbij zal worden aangegeven per wanneer de afschriftplicht geldt.
Aan de afschriftplicht wordt voldaan door het maken van een afbeelding van de pagina’s van het reisdocument die een aantal essentiële gegevens van de vreemdeling moeten bevatten. Zie hiervoor artikel 3.2, tweede lid, BTU-BES. Het is niet de bedoeling dat van alle pagina’s van het document voor grensoverschrijding van vorenbedoelde vreemdeling een afbeelding wordt gemaakt. De afbeelding moet van een dusdanige kwaliteit te zijn, dat teksten goed leesbaar zijn en de foto op het reisdocument goed tot de houder van het document te herleiden is. Bij voorkeur wordt een digitale scan van het reisdocument gemaakt.
Als een vreemdeling bij binnenkomst in de openbare lichamen niet over (de juiste) reisdocumenten blijkt te beschikken, moeten de bedoelde afbeeldingen desgevraagd worden overhandigd aan de bevoegde grensbewakingsautoriteiten. Deze overhandiging moet plaatsvinden binnen één uur na het verzoek van de ambtenaar belast met de grensbewaking.
5.1.3. De passagiersinformatieplicht
Op grond van artikel 2q, derde lid, WTU-BES en art 3.3 BTU-BES moeten de luchtvervoerder (luchtvaartmaatschappij) en gezagvoerder die passagiers naar de openbare lichamen vervoeren desgevraagd passagiersgegevens verzamelen en aan de grensbewakingautoriteiten van de openbare lichamen verstrekken.
Voor de passagiersgegevens die op vordering van de grensbewakingsautoriteiten door de luchtvervoerder moeten worden aangeleverd, wordt verwezen naar artikel 3.3, tweede lid, BTU-BES.
De passagiersgegevens worden elektronisch door de luchtvervoerder verstrekt. De ambtenaar belast met de grensbewaking die vordert tot het verzamelen en verstrekken van de passagiersgegevens, schrijft een specifieke wijze van elektronische verstrekking voor ( artikel 3.2 BTU-BES). Voorgeschreven kan worden om de gegevens via een daartoe ter beschikking gesteld geautomatiseerd systeem of via een beveiligde internetverbinding aan te leveren. De door de luchtvervoerder verzamelde gegevens moeten voor het einde van de instapcontrole, de zogenaamde ‘flightclosure’, worden overgelegd.
Op basis van ervaringsgegevens en risicoanalyses, met betrekking tot illegale immigratie, bepaalt de ambtenaar belast met de grensbewaking van welke plaatsen van vertrek en van welke luchtvervoerders de passagiersgegevens worden gevorderd.
De passagiersgegevens die de luchtvervoerder, op vordering van de grensbewakingsautoriteiten, heeft verzameld worden niet langer dan 24 uur na aankomst door de vervoerder bewaard. Deze gegevens worden binnen 24 uur na aankomst vernietigd. De mogelijkheid blijft echter bestaan om die gegevens langer te bewaren als ze zijn verzameld met het oog op bijvoorbeeld de dienstverlening door de luchtvervoerder.
Voor de ambtenaar belast met de grensbewaking geldt in beginsel ook een bewaartermijn van 24 uur. Dit is alleen anders als de passagiersgegevens langer nodig zijn voor de uitoefening van zijn taken. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan de toepassing van de terugvoerplicht, zoals beschreven in artikel 2q vierde lid, WTU-BES (zie paragraaf 5.1.4 van dit hoofdstuk).
De luchtvervoerder informeert de passagier over de naam en de contactgegevens van zijn luchtvaartmaatschappij en de doeleinden van het verzamelen van de gegevens, namelijk het tegengaan van illegale immigratie door middel van betere grenscontroles. Verder wordt de passagier door de luchtvaartmaatschappij over de volgende zaken geïnformeerd:
a. welke gegevens worden verzameld;
b. de ontvangers van de gegevens zijn de grensbewakingsautoriteiten van de openbare lichamen zijn;
c. de passagier heeft het recht om kennis te nemen van zijn gegevens en om correctie van onjuiste gegevens te verzoeken (voor zover de gegevens niet al zijn vernietigd).
5.1.4. De terugvoerplicht
Op grond van artikel 2q, vierde lid, WTU-BES heeft de vervoerder de verplichting om een vreemdeling die hij naar de openbare lichamen heeft vervoerd en aan wie de toegang is geweigerd, terug te vervoeren naar een plaats, het land of derde staat van waar zij die persoon heeft vervoerd. Zie hiervoor ook artikel 2n WTU-BES.
De terugvoerplicht is van toepassing op vreemdelingen aan wie de toegang is geweigerd, ongeacht de weigeringsgronden als beschreven in artikel 2r, eerste, tweede en derde lid, WTU-BES. Vreemdelingen aan wie de toegang wordt geweigerd, moeten – ongeacht of zij wel of niet een verzoek tot bescherming indienen – voor terugname worden geclaimd bij de vervoerder.
Voor vreemdelingen die geen verzoek tot bescherming indienen, moet het vertrek worden geëffectueerd met als bestemming de plaats van het opstappen dan wel een andere plaats waar de toegang van de vreemdeling gewaarborgd is, zodra plaatsing aan boord van een luchtvaartuig van de betreffende maatschappij mogelijk is.
Bij het terugvervoeren, als bedoeld in artikel 2q, vierde lid, WTU-BES, worden ‘removal orders’ gehanteerd (zie MBES19 CTU-BES en MBES20 CTU-BES). Om het terugvoeren naar een plaats buiten de openbare lichamen door de vervoerder te faciliteren, wordt indien nodig door de ambtenaar belast met de grensbewaking gebruik gemaakt van de daarvoor in internationaal verband gehanteerde attesten. Deze attesten zijn bedoeld voor de met immigratie/grensbewaking belaste autoriteiten in het land van bestemming (Appendix 9, onder 1 en 2, van de Annex 9, Verdrag van Chicago).
Als de luchtvervoerder, reder of gezagvoerder het nalaat de vreemdeling uit de openbare lichamen te vervoeren of doen vervoeren, zullen zowel de kosten aan de uitzetting als alle andere noodzakelijke kosten, op grond van artikel 22, tweede lid WTU-BES, op de luchtvervoerder worden verhaald.
Vanaf het moment dat aan de vervoerder de aanwijzing is gegeven de vreemdeling terug te brengen naar een plaats buiten de openbare lichamen tot aan het moment dat de vreemdeling door de vervoersonderneming daadwerkelijk naar een plaats buiten de openbare lichamen wordt gevoerd, is de vervoerder verantwoordelijk voor de vreemdeling. Dit houdt in dat:
de vervoerder verantwoordelijk is voor de zorg van de vreemdeling, wanneer deze bijvoorbeeld in de openbare lichamen verblijft in afwachting van zijn vertrek;
alle kosten die door de overheid worden gemaakt en voortkomen uit het (feitelijk) verblijf van de vreemdeling in de openbare lichamen ten laste kunnen komen van de vervoerder (zie paragraaf 5.1.6 van dit hoofdstuk).
Indien nodig, kan door de ambtenaar belast met de grensbewaking of de ambtenaar belast met het toezicht op personen aan de vreemdeling, die zal worden teruggevoerd, een vrijheidsbeperkende of vrijheidsontnemende maatregel worden opgelegd.Verstekelingen
In afwachting van het daadwerkelijke vertrek van de verstekeling ligt de verantwoordelijkheid voor de verstekeling bij de vervoerder. In overleg met de vervoerder kan de ambtenaar belast met de grensbewaking echter besluiten de verstekeling tijdelijk van boord te halen en de vrijheidsontnemende maatregel artikel 2o WTU-BES op te leggen (zie MBES16 CTU-BES). De vervoerder blijft echter gehouden de verstekeling zo snel mogelijk te laten vertrekken van het grondgebied van de openbare lichamen. De vervoerder wordt tijdig geïnformeerd over de plaatsing van de verstekeling aan boord ter uitvoering van zijn verplichting.
In plaats van terugplaatsing aan boord kan de verstekeling, eveneens op kosten van de vervoerder:
a. op een andere wijze worden terugvervoerd naar het land waar hij aan boord is gegaan;
b. worden vervoerd naar het derde land dat het document voor grensoverschrijding waarmee de vreemdeling heeft gereisd, heeft afgegeven; of
c. een ander land waar zijn toelating is gewaarborgd.
Deze wijze van terugvervoeren is alleen mogelijk als deze praktisch uitvoerbaar is. Hiervoor moet de verstekeling in principe over voldoende documenten beschikken. Als dit niet het geval is, moet de identiteit en/ of nationaliteit vastgesteld worden en moet de diplomatieke/ consulaire vertegenwoordiging van het land van bestemming een vervangend reisdocument verstrekken aan de verstekeling. De vaststelling van de nationaliteit en identiteit en de afgifte van de vervangende reisdocumenten moet plaatsvinden voordat het schip waarmee de verstekeling is aangevoerd de haven heeft verlaten. De uitvoering van de terugvoerverplichting op deze wijze mag echter niet ten koste gaan van een unieke verwijdermogelijkheid.
Gezagvoerders van zeeschepen kunnen zich niet onttrekken aan hun verplichtingen als bedoeld artikel 22 WTU-BES, door een beroep te doen artikel 471 Wetboek van Koophandel BES. In dat artikel is onder meer sprake van een bevoegdheid van de kapitein om een verstekeling bij de eerste gelegenheid die zich voordoet van boord te verwijderen. Onder ‘gelegenheid’ moet hier namelijk worden verstaan een wettelijk geoorloofde gelegenheid. Dit wil zeggen dat het van boord zetten van een vreemdeling slechts mag plaatsvinden na verkregen toestemming van de bevoegde autoriteiten.
Evenmin kan de kapitein zich zonder meer onttrekken aan terugplaatsing van de verstekeling aan boord, door een beroep te doen op voorschrift 8 Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee. In het geval dat de kapitein zich op dit voorschrift beroept, moeten de omstandigheden waarop hij zich beroept door de ambtenaar belast met de grensbewaking worden beoordeeld en afgewogen tegen het belang van terugplaatsing van de verstekeling aan boord.Vreemdelingen met een vluchtrelaas
Als de vervoerder bij een controle in het kader van de zorgplicht (zie paragraaf 5.1.1) constateert dat hij te maken heeft met een vreemdeling die niet de juiste of geen documenten heeft, moet hij deze in principe niet vervoeren. Als de vreemdeling stelt dat zijn leven in het land van waar hij op dat moment wil vertrekken in direct gevaar is, kan de vervoerder de vreemdeling niet naar de Nederlandse vertegenwoordiging sturen om daar een aanvraag voor een mvv met als doel ‘bescherming’ in te dienen. Als de vervoerder in deze situatie overweegt de vreemdeling te vervoeren, moet de vervoerder contact opnemen met de IND unit Caribisch Nederland. Deze unit bepaalt dan of de vreemdeling naar de openbare lichamen mag worden gebracht. Als een vervoerder een vreemdeling die niet de juiste of geen documenten heeft naar het grondgebied van de openbare lichamen heeft vervoerd, maar dit heeft gedaan met instemming van de IND unit Caribisch Nederland, geldt voor de vervoerder geen terugvoerplicht. Ook wordt geen proces-verbaal opgemaakt ten aanzien van vermoedelijke overtreding van artikel 2q WTU-BES. Wel moet de vervoerder de feiten en omstandigheden zoals hij die daarbij heeft voorgelegd, deugdelijk schriftelijk vastleggen.
5.1.5. Strafrechtelijke aansprakelijkheid
De vervoerder kan worden vervolgd ten aanzien van overtreding van artikel 2q, eerste en tweede lid, WTU-BES en ten aanzien van overtreding van artikel 2q vierde lid en artikel 22 WTU-BES.
5.1.6. Aansprakelijkheid voor uitzetting- en verblijfskosten
Als het niet mogelijk is om de vreemdeling binnen redelijke tijd naar een plaats buiten de openbare lichamen te vervoeren, dan kunnen de kosten van uitzetting, waaronder ook de verblijfskosten, uit de openbare lichamen, kunnen worden verhaald op een reder of luchtvaartmaatschappij (zie artikel 22, tweede lid, WTU-BES juncto artikel 8.3 BTU-BES). Deze kosten omvatten volgens artikel 8.3 BTU-BES in ieder geval de kosten die verbonden zijn aan:
a. het vervoer van de uit te zetten vreemdeling per eerste gelegenheid, maar op de wijze die, gelet op de omstandigheden, de goedkoopste is, naar een plaats buiten de openbare lichamen;
b. de begeleiding van de vreemdeling naar een plaats van vertrek uit de openbare lichamen evenals zijn begeleiding naar een plaats buiten de openbare lichamen, voor zover deze noodzakelijk is; en
c. het verblijf van de vreemdeling in de openbare lichamen in de periode nadat de vervoersonderneming van een ambtenaar belast met grensbewaking de aanwijzing heeft gekregen de vreemdeling terug te vervoeren naar een plaats buiten de openbare lichamen.
Als een vreemdeling, aan wie de toegang is geweigerd, een aanvraag om een verblijfsvergunning bescherming indient, wordt de aansprakelijkheid van de vervoerder voor de kosten voor de duur van de behandeling van de aanvraag opgeschort. Er zullen pas weer kosten op de vervoerder worden verhaald nadat de vreemdeling rechtmatig verwijderbaar is geworden en de ambtenaar belast met de grensbewaking aan de vervoerder de aanwijzing heeft gegeven de vreemdeling terug te vervoeren naar een plaats buiten de openbare lichamen.
Ook als het uiteindelijk niet mogelijk blijkt de vreemdeling uit te zetten, is de vervoerder aansprakelijk voor de kosten die gemaakt worden met betrekking tot de door hem aangevoerde geweigerde vreemdeling.
De kosten worden berekend op basis van nacalculatie.
5.2. Verplichtingen voor gezagvoerders
Voor de verplichtingen voor gezagvoerders in de (internationale) luchtvaart wordt verwezen naar artikel 6.11 en 6.12 BTU-BES. Voor de verplichtingen voor gezagvoerders in de zeevaart wordt verwezen naar artikel 6.6 tot en met 6.10 van de BTU-BES.
Hieruit blijkt onder meer dat de gezagvoerders direct bij binnenkomst een passagiers- en bemanningslijst moeten overhandigen aan de ambtenaar belast met de grensbewaking. In de RTU-BES zijn de (internationale) luchtvaart en zeevaart modellen voor bemannings- en passagierslijsten opgenomen als bijlagen. De passagierslijst kan ook gebruikt worden voor de opgave van de aanwezigheid van aangetroffen verstekelingen.
De overheid van de openbare lichamen kan de vervoerder opleggen om op de passagierslijst naast de namen van de reizigers ook andere gegevens vast te leggen.
6.1. Algemeen
Op grond van artikel 1, onder g, WTU-BES wordt onder een terugkeervisum verstaan: een nationaal visum voor de toegang tot de openbare lichamen van een visumplichtige persoon die de openbare lichamen tijdelijk zal verlaten. Een dergelijk visum kan onder bepaalde voorwaarden door de IND unit Caribisch Nederland worden afgegeven aan vreemdelingen die daarom verzoeken. Aan het terugkeervisum worden voorschriften en beperkingen verbonden.
6.2. Vereiste bescheiden
De aanvraag (of wijziging) van een terugkeervisum moet in persoon plaatsvinden bij een loket van de IND unit Caribisch Nederland. Bij de aanvraag moeten de volgende documenten worden overgelegd:
a. een vastgesteld aanvraagformulier;
b. een geldig document voor grensoverschrijding; en
c. de gegevens en bescheiden op grond waarvan kan worden vastgesteld dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening of wijziging van een terugkeervisum.
Op de aanvraag wordt binnen twee weken beslist. Als er sprake is van verlenging van de beslistermijn, dan wordt er binnen vier weken beslist. Het terugkeervisum wordt in de vorm van een sticker in het document voor grensoverschrijding of op een apart inlegvel gekoppeld aan het document voor grensoverschrijding aangebracht.
De modellen van de beschikkingen tot afwijzing van de aanvraag, evenals het aanvraagformulier en de terugkeervisumsticker worden vastgelegd en beheerd door de IND unit Caribisch Nederland.
6.3. Criteria
In artikel 2i, eerste lid, onder a t/m g, tweede en derde lid, WTU-BES zijn de gronden opgesomd die kunnen leiden tot weigering van het terugkeervisum.
Een terugkeervisum kan worden geweigerd als:
a. de vreemdeling niet door overlegging van documenten aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een dringende reden die geen uitstel van vertrek mogelijk maakt;
b. de vreemdeling niet zelfstandig beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding;
c. de vreemdeling zich gedurende zijn verblijf in een openbaar lichaam aan maatregelen van toezicht op grond van deze wet heeft onttrokken;
d. uit een oogpunt van toezicht op grond van deze wet, opsporing of vervolging van strafbare feiten, tenuitvoerlegging van een vonnis of om andere gewichtige redenen bezwaar bestaat tegen vertrek van de vreemdeling uit de openbare lichamen;
e. het naar het oordeel van Onze Minister in de rede ligt dat binnen de geldigheidsduur van het terugkeervisum een beslissing kan worden verwacht op een aanvraag tot het verlenen of verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd of onbepaalde tijd of wijziging daarvan, of op een bezwaarschrift of beroepschrift op dat gebied, terwijl bij of op basis van deze wet of een rechterlijke beslissing de uitzetting van de vreemdeling achterwege moet blijven totdat op die aanvraag, dat bezwaar of beroep is beslist;
f. de vreemdeling in afwachting is van de beslissing op diens aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd dan wel in afwachting is van de beslissing op een bezwaarschrift of beroepschrift tegen een dergelijke beslissing en is ingereisd zonder de benodigde machtiging tot voorlopig verblijf;
g. de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan of verdacht wordt van terrorisme, oorlogsmisdaden, of andere misdaden tegen de menselijkheid.
Een terugkeervisum wordt geweigerd ten behoeve van de terugkeer uit het land van herkomst van de vreemdeling die houder is van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verband houdend met bescherming als bedoeld in artikel 12a WTU-BES.
Een terugkeervisum wordt geweigerd ten behoeve van de terugkeer uit het land van herkomst van de vreemdeling die een aanvraag verband houdend met bescherming als bedoeld in artikel 12a WTU-BES heeft gedaan en die in afwachting is van een beslissing op die aanvraag.
In de volgende gevallen wordt aangenomen dat sprake is van dringende redenen in de zin van art 2i, eerste lid, onder a, WTU-BES:
a. ernstige ziekte of overlijden van een nabije bloedverwant (in de eerste en tweede graad);
b. het bijwonen van een huwelijk van een nabije bloedverwant (in eerste en tweede graad);
c. onder voogdij gestelde minderjarigen die met het pleeggezin op vakantie naar het buitenland gaan;
d. deelname aan een in het kader van de opleiding of studie van belang zijnde excursie of werkweek in het buitenland.
Op de hoofdregel dat sprake moet zijn van een dringende reden als bedoeld in artikel 2i, eerste lid, onder a, WTU-BES bestaan een aantal uitzonderingen. Deze zijn opgesomd in artikel 2.7 BTU-BES.
Een terugkeervisum wordt niet geweigerd op de in artikel 2i, eerste lid, onder a, WTU-BES bedoelde grond aan:
a. de vreemdeling die naar het oordeel van Onze Minister heeft aangetoond dat hij voor zakelijke doeleinden moet reizen;
b. de hier te lande geboren vreemdeling, bedoeld in artikel 5.19 eerste lid, BTU-BES ten behoeve van wie een aanvraag is gedaan tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 6 WTU-BES, in geval beide ouders van rechtswege of bij vergunning zijn toegelaten of als Nederlander in de openbare lichamen verblijven;
c. de vreemdeling die een positieve beslissing op zijn aanvraag tot het verlenen, het verlengen van de geldigheidsduur of het wijzigen van een verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd heeft ontvangen, maar nog in afwachting is van afgifte van het bijbehorende verblijfsdocument;
d. de vreemdeling die in afwachting is van de beslissing op een aanvraag tot het wijzigen of het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 6 WTU-BES, en de aanvraag tijdig of naar het oordeel van Onze Minister binnen een redelijke termijn is ontvangen.
6.4. Geldigheidsduur
In artikel 2j WTU-BES is de geldigheidsduur van een terugkeervisum geregeld.
De geldigheidsduur van een terugkeervisum kan de geldigheidsduur van de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet overschrijden, omdat het terugkeervisum gekoppeld is aan het document, waarmee de vreemdeling wenst te reizen. De geldigheidsduur van een terugkeervisum bedraagt ten hoogste een jaar. Het terugkeervisum kan worden verleend voor een of meer reizen.
Als de vreemdeling in de openbare lichamen verblijft in afwachting van de beslissing om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, dan is het terugkeervisum ten hoogste drie maanden geldig en wordt verleend voor één reis.
De Minister kan vrijstelling dan wel ontheffing verlenen van het eerste en tweede lid. De geldigheidsduur van een terugkeervisum kan niet worden verlengd.
6.5. Kosten
Voor de behandeling van de aanvraag voor een terugkeervisum zijn op grond van Regeling op de Consulaire tarieven leges verschuldigd.
6.6. Wijzigen
Het wijzigen van een terugkeervisum is niet mogelijk als de vreemdeling de openbare lichamen heeft verlaten. De bedoeling van een terugkeervisum is immers dat de vreemdeling vooraf toestemming krijgt van de bevoegde autoriteiten om na een periode van uitreis weer terug te kunnen keren naar de openbare lichamen.
In het geval dat de vreemdeling er voor kiest om:
a. zonder een terugkeervisum uit te reizen; of
b. het terugkeervisum eenmaal in het buitenland is verlopen; en
c. hij terug wil keren naar de openbare lichamen,
dan moet de vreemdeling een mvv aanvragen bij de Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland. De mvv moet betrekking hebben op het verblijfsdoel waarvoor de vreemdeling in de openbare lichamen verbleef, althans waarvoor de vreemdeling verblijf in de openbare lichamen beoogde.
Wijzigen van een terugkeervisum kan géén verlenging ( artikel 2j, vierde lid, WTU-BES) en evenmin een omzetting van een enkele reis in een meervoudig terugkeervisum met zich meebrengen. Wel kan de reden (de oorzaak) of ook de beoogde duur van het verblijf in het land van herkomst van de aanvraag wijzigen, waardoor aanleiding kan bestaan de duur van het terugkeervisum in te korten. Inkorten vindt plaats door het aanbrengen van een nieuw sticker, waarbij het oorspronkelijke sticker ongeldig wordt gemaakt middels het doorhalen van de oude sticker door de IND unit Caribisch Nederland.
6.7. Intrekking
Op grond van artikel 2c WTU-BES kan een terugkeervisum worden ingetrokken:
a. op verzoek van de vreemdeling;
b. als uit naderhand gebleken feiten en omstandigheden komt vast te staan dat verlening ervan onjuist is;
c. als feiten en omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat deze zich verzetten tegen de handhaving of ongewijzigde handhaving van het verleende; of
d. als de vreemdeling de op hem rustende verplichtingen op grond van de WTU-BES niet naleeft.
De intrekking van een terugkeervisum vindt plaats door, bij voorkeur met rode inkt, op het terugkeervisum de volgende vermelding aan te brengen:
‘INGETROKKEN op ...(datum), op grond van art 2c, sub ....(a,b,c of d), WTU-BES’.
Als een ambtenaar van toezicht op grond van art 2c, sub b, c of d, WTU-BES een terugkeervisum wil intrekken moet hier eerst contact over worden opgenomen met de IND unit Caribisch Nederland. Als toestemming wordt verleend voor intrekking, dan moet de intrekking van het terugkeervisum worden voorzien van een dienststempel en een paraaf van de desbetreffende ambtenaar belast met toezicht op vreemdelingen.
7.1.1. Vreemdelingen die van rechtswege toelating tot verblijf hebben
Algemeen
De volgende categorieën vreemdelingen hebben op grond van artikel 3, eerste lid, WTU-BES van rechtswege toelating tot verblijf:
a. vreemdelingen die van overheidswege uitgezonden zijn, maar zolang zij in overheidsdienst zijn;
b. vreemdelingen die in dienst zijn geweest van een openbaar lichaam en uit dien hoofde pensioen of uitkering bij wijze van pensioen genieten, evenals de niet hertrouwde weduwen van zodanige vreemdelingen;
c. in de openbare lichamen als zodanig toegelaten beroepsconsuls, beroepsconsulaire ambtenaren en ander consulair personeel;
d. militairen gedurende de tijd dat zij in de openbare lichamen zijn gestationeerd;
e. opvarenden van tot de zee- of luchtmacht van enige mogendheid behorende schepen of luchtvaartuigen, gedurende de tijd dat de openbare lichamen met toestemming van de bevoegde autoriteit worden aangedaan;
f. de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot en minderjarige kinderen van onder de in a, b, c en d. genoemde vreemdelingen.Nederlanders
Nederlanders hebben op grond van artikel 3, vijfde en zesde lid, WTU-BES van rechtswege toelating tot verblijf.Amerikanen
Het Gemeenschappelijk Hof van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft op 15 december 2014 uitspraak gedaan inzake de uitleg van artikel 3 van het Protocol bij het Nederlands-Amerikaans verdrag inzake vriendschap, handel en scheepvaart.
De strekking van deze uitspraak is dat Amerikaanse onderdanen in het Caribisch Deel van het Koninkrijk de openbare lichamen aanspraak hebben op gelijke behandeling als Nederlanders die niet in het Caribisch Deel van het Koninkrijk zijn geboren. Dit betekent dat Amerikaanse onderdanen, net als die Nederlanders, op grond van artikel 3, vijfde en zesde lid WTU-BES op het grondgebied van de openbare lichamen van rechtswege toelating tot verblijf hebben.
Zie verder hoofdstuk 2 CTU-BES.
7.1.2. Toeristen
Op grond van artikel 4.2, eerste lid, BTU-BES mogen toeristen het grondgebied van de openbare lichamen binnenkomen en er verblijven zonder toelating tot verblijf bij vergunning verleend. Zij mogen maximaal drie maanden op het grondgebied van de openbare lichamen verblijven binnen een tijdvak van zes maanden (zie hoofdstuk 2 CTU-BES).
Mocht een toerist langer dan voornoemde drie maanden op het grondgebied van de openbare lichamen willen verblijven, dan is dit mogelijk. De vrije termijn van drie maanden kan verlengd worden met maximaal drie maanden. Er moet wel sprake zijn van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4, vierde lid, onder c, BTU-BES. Dit wordt per individueel geval beoordeeld. Voor de aanvraag tot verlenging van de vrije termijn moet de toerist leges betalen.
Bij inwilliging van een dergelijke aanvraag dient de IND-unit Caribisch Nederland de reden van inwilliging in de vreemdelingenadministratie te registeren. Van de verlengingstermijn wordt in het paspoort een aantekening gemaakt.Nederlanders
Nederlanders mogen maximaal zes maanden binnen een tijdvak van een jaar als toerist op het grondgebied van de openbare lichamen verblijven ( artikel 4.2, derde lid, BTU-BES), zonder verblijf van rechtswege toegekend. Deze termijn kan niet worden verlengd.Amerikanen
Het Gemeenschappelijk Hof van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft op 15 december 2014 uitspraak gedaan inzake de uitleg van artikel 3 van het Protocol bij het Nederlands-Amerikaans verdrag inzake vriendschap, handel en scheepvaart.
In verband daarmee mogen ook Amerikaanse toeristen maximaal zes maanden binnen een tijdvak van een jaar op het grondgebied van de openbare lichamen verblijven, zonder verblijf van rechtswege toegekend. Ook voor Amerikaanse onderdanen geldt dat deze termijn niet kan worden verlengd.
7.1.3. Piloten en andere bemanningsleden van luchtvaartuigen
Op grond van vigerende visumregelgeving zijn piloten en andere bemanningsleden van luchtvaartuigen die gedurende een aaneengesloten periode van niet langer dan 48 uur geland zijn, en geen gevaar opleveren voor de openbare orde en veiligheid uitgezonderd van de visumplicht.
Op grond van artikel 4.2 en 4.3 BTU-BES mogen bemanningsleden van luchtvaartuigen de openbare lichamen binnenkomen zonder toelating tot verblijf gedurende een periode van maximaal drie maanden binnen een tijdsvak van zes maanden. De toelating tot verblijf vervalt op het tijdstip van vertrek van het luchtvaartuig (zie ook hoofdstuk 2).
Op grond van artikel 2v, tweede lid, onder b, WTU-BES wordt in de‘crew member licence’ of een ‘crew member certificate’ van piloten en bemanningsleden, als bedoeld in bijlage 9 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart van 7 december 1944, geen in- of uitreisstempel aangebracht.
7.1.4. Transitpassagiers van vliegtuigen
Transitpassagiers hoeven op grond van de vigerende visumregeling niet in het bezit te zijn van een visum kort verblijf voor de openbare lichamen als zij:
a. de transitruimte niet verlaten; of
b. de transitruimte korter dan 48 uur verlaten.
Als transitpassagiers de transitruimte langer dan 48 uur willen verlaten, dan kan dit alleen op vertoon van een visum kort verblijf voor de openbare lichamen. Dit visum dient van te voren, in het land van herkomst, te worden aangevraagd.
7.1.5. Zeelieden
Op grond van vigerende visumregelgeving zijn zeelieden die gedurende een aaneengesloten periode van niet langer dan 48 uur aangemeerd zijn, en geen gevaar opleveren voor de openbare orde en veiligheid uitgezonderd van de visumplicht.
Op grond van artikel 2v, tweede lid, onder c, WTU-BES worden geen stempels aangebracht in de documenten voor grensoverschrijding van zeelieden die slechts gedurende het afmeren van hun schip in de binnengevaren haven van de openbare lichamen verblijven.
Op grond van artikel 4.2 en 4.3 BTU-BES mogen bemanningsleden van zeeschepen de openbare lichamen binnenkomen zonder toelating tot verblijf. De toelating tot verblijf vervalt op het tijdstip van vertrek van het zeeschip (zie hoofdstuk 2 CTU-BES).Werkzoekende zeelieden
Op grond van artikel 6.46 BTU-BES moet een vreemdeling die naar de openbare lichamen is gekomen, om als zeeman werk te zoen aan boord van een zeeschip, zich binnen drie dagen na binnenkomst in de openbare lichamen in persoon melden bij de Korpschef.
1. Inleiding
In artikel 3, eerste lid, WTU-BES is bepaald wie van rechtswege toelating tot verblijf in de openbare lichamen hebben. Bij algemene maatregel van bestuur kan de categorie vreemdelingen die van rechtswege zijn toegelaten worden uitgebreid (zie artikel 3, tweede lid, WTU-BES).
In artikel 5a WTU-BES is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld over het verblijf zonder verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor verblijf in de vrije termijn (van niet langer dan zes maanden). In de artikelen 4.1 tot en met 4.4 BTU-BES is dit uitgewerkt.
De toelating van rechtswege, bedoeld in de artikelen 3 en 5a WTU-BES, is tijdelijk.
Een vreemdeling die toelating van rechtswege heeft kan na een ononderbroken periode van ten minste vijf jaren toelating van rechtswege wel in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, als de vreemdeling aan de daarvoor geldende voorwaarden voldoet (zie artikel 5.45, tweede lid, BTU-BES).Aanmelding bij Korpschef na binnenkomst
Voor de regels over de verplichting tot aanmelding na binnenkomst bij de Korpschef wordt verwezen naar hoofdstuk 1 ‘Toegang’, paragraaf 4.6 ‘Aanmelding na binnenkomst in de openbare lichamen’.
Ten aanzien van toelating van rechtswege is in dit hoofdstuk het volgende onderscheid gemaakt:
Nederlanders
Amerikanen
bijzondere categorieën
verblijf in de vrije termijn
Deze categorieën zijn hieronder uitgewerkt.
2.1. Algemeen
Artikel 1a WTU-BES voorziet in een overgangsregeling voor de toegang en het verblijf van Nederlanders in de openbare lichamen, in afwachting van de totstandkoming van een Rijkswet personenverkeer. Door middel van een Rijkswet personenverkeer wordt gestreefd naar een uniforme regeling voor de toegang en toelating van alle Nederlanders tot alle delen van het Koninkrijk. In de overgangsregeling artikel 1a WTU-BES zal het bestaande regime voor de toegang en toelating van de Nederlanders tussen de verschillende landen van het Koninkrijk vooralsnog gehandhaafd worden. Als overgegaan zou worden tot volledig vrije vestiging van Nederlanders voor alleen de openbare lichamen zonder dat de andere landen daartoe overgaan zou dat tot een ongewenste situatie leiden voor de openbare lichamen.
Dat betekent dat tot aan de inwerkingtreding van een Rijkswet personenverkeer het volgende geldt:Toegang en toelating van Nederlanders tot het Europese deel van Nederland
De toegang en toelating van Nederlanders tot het Europese deel van Nederland blijven volledig vrij. Hier verandert niets aan.Toegang en toelating van Nederlanders tot het land Aruba
De toegang en toelating van Nederlanders tot het land Aruba worden voorlopig beheerst door de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering (LTUV) van het land Aruba.Toegang en toelating van Nederlanders tot Curaçao en Sint Maarten
De toegang en toelating van Nederlanders tot Curaçao en Sint Maarten worden per 10 oktober 2010 beheerst door de Landsverordeningen toelating en uitzetting (LTU) van beide, respectievelijke landen.Toegang en toelating van Nederlanders tot de openbare lichamen Bonaire, SintEustatius en Saba
De toegang en toelating van Nederlanders tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden per 10 oktober 2010 beheerst door de WTU-BES .EU-recht
Voor burgers van de Europese Unie en hun familieleden, ook Nederlanders, die zich naar de Caribische delen van het Koninkrijk begeven geldt dat zij geen beroep op de Europese regels betreffende het vrij verkeer van personen kunnen doen. Omdat de Caribische delen van het Koninkrijk behoren tot de zogeheten Landen en Gebieden Overzee, waarop alleen de Associatieregeling van toepassing is, zijn de Europese bepalingen en regels inzake het vrij verkeer van personen aldaar niet van toepassing.
artikel 1a WTU-BES van Circulaire toelating en uitzetting Bonaire, Sint Eustatius en Saba">
2.2. Uitleg artikel 1a WTU-BES
Artikel 1a
1. Deze wet is, met uitzondering van hoofdstuk 2, van overeenkomstige toepassing op:
a. Nederlanders, geboren buiten Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
b. Nederlanders die buiten Bonaire, Sint Eustatius en Saba de Nederlandse nationaliteit verkregen hebben.
2. In afwijking van het eerste lid, is deze wet niet van overeenkomstige toepassing op Nederlanders die op dan wel in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of het Europese deel van Nederland zijn geboren of de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen, indien en voor zover deze wet niet op de vader of de moeder van toepassing is.
3. In afwijking van het eerste lid, is deze wet evenmin van overeenkomstige toepassing op Nederlanders, die:Toelichting artikel 1a WTU-BES:
De bepalingen van de WTU-BES zijn van overeenkomstige toepassing op:
a. direct voorafgaand aan 10 oktober 2010 gedurende een ononderbroken periode van tenminste een jaar hun woonplaats als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen hebben gehad op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius of Saba en die geboren zijn op dan wel in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of het Europese deel van Nederland, dan wel in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of het Europese deel van Nederland de Nederlandse nationaliteit verkregen hebben;
b. kinderen zijn van de onder a bedoelde Nederlanders en direct voorafgaand aan 10 oktober 2010 gedurende een ononderbroken periode van tenminste een jaar hun woonplaats hebben gehad op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius of Saba.
Nederlanders die door geboorte (eerste lid, sub a), naturalisatie of optie (eerste lid, sub b) buiten de eilanden of de openbare lichamen de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen; of
Nederlanders, en hun kinderen, die niet direct voorafgaand aan 10 oktober 2010 tenminste een ononderbroken periode van tenminste een jaar in de openbare lichamen hun woonplaats hebben gehad (derde lid).
De bepalingen van de WTU-BES zijn niet van overeenkomstige toepassing op:
a. de eilandskinderen van de openbare lichamen; en
b. Nederlandse kinderen die op of in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of het Europese deel van Nederland zijn geboren of de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen en waarvan één van de ouders is aan te merken als eilandskind van de openbare lichamen (zie artikel 1a, tweede lid, WTU-BES). Dit is bijvoorbeeld het geval als de ouders primair met het oog op de ziekenhuisbevalling naar de bovengenoemde landen zijn gereisd. Ook deze kinderen zijn eilandskinderen van de openbare lichamen;
c. Nederlanders die op dan wel in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of het Europese deel van Nederland zijn geboren of de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen en die direct voorafgaand aan 10 oktober 2010 een ononderbroken periode van tenminste een jaar in de openbare lichamen woonplaats hebben gehad (zie artikel 1a, derde lid, WTU-BES);
d. kinderen van de in het vorige punt genoemde Nederlanders, als ze direct voorafgaand aan 10 oktober 2010 gedurende een ononderbroken periode van tenminste een jaar hun woonplaats hebben gehad op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius of Saba.Ad a
Onder eilandskinderen van de openbare lichamen wordt verstaan: Nederlanders die op Bonaire, Sint Eustatius of Saba zijn geboren of de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen en hun Nederlandse kinderen, waar dan ook geboren.Ad c
Voor het begrip ‘woonplaats’ is aangesloten bij de definitie zoals genoemd in artikel 10, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES. Daaruit volgt dat perioden van afwezigheid van de openbare lichamen binnen de referteperiode van een jaar niet in de weg staan aan de behandeling als eilandskind van de openbare lichamen. De duur en de reden van afwezigheid binnen de referteperiode is niet van belang, zolang vaststaat dat de betrokken Nederlander in de referteperiode ononderbroken zijn woonplaats op de openbare lichamen heeft gehad. De referteperiode van een jaar heeft tot doel om te voorkomen dat Nederlanders zich voor 10 oktober 2010 vestigen in de openbare lichamen met het oogmerk behandeld te worden als eilandskind van de openbare lichamen.Ad d
De periode genoemd onder d wordt niet als onderbroken beschouwd door een verblijf buiten de openbare lichamen voor studiedoeleinden of wegens geneeskundige behandeling. In dat geval zijn de bepalingen van de WTU-BES niet van toepassing.
Als de Nederlander niet binnen een jaar na de voltooiing van zijn studie of de beëindiging van de geneeskundige behandeling is teruggekeerd naar de openbare lichamen, dan wordt de vreemdeling geacht zijn hoofdverblijf te hebben verplaatst. De bepalingen van de WTU-BES zijn in dat geval wel op die vreemdeling van toepassing.
Met het vorenstaande wordt aangesloten bij artikel 4 WTU-BES.
artikel 5a WTU-BES van Circulaire toelating en uitzetting Bonaire, Sint Eustatius en Saba">
2.3.1. Toepassing van artikel 5a WTU-BES
Nederlanders
Nederlanders op wie de WTU-BES (grotendeels) van overeenkomstige toepassing is mogen zonder toelating van rechtswege toegekend op het grondgebied van de openbare lichamen verblijven gedurende een periode van maximaal zes maanden binnen een tijdvak van een jaar (zie de artikelen 1a en 5a WTU-BES. In dit geval is wel sprake van toelating van rechtswege, maar er wordt geen verklaring afgegeven waaruit de toekenning blijkt.
Bedoelde Nederlanders behoeven pas na zes maanden verblijf op het grondgebied van de openbare lichamen een verklaring waaruit blijkt dat hen toelating van rechtswege is toegekend. Zij moeten dan wel voldoen aan de voorwaarden van artikel 3, vijfde of zesde lid, WTU-BES. Dit geldt ook als de Nederlander al bij binnenkomst langer dan zes maanden verblijf beoogt. Nederlanders dienen de termijn van zes maanden zelf in de gaten te houden.
Als men binnen deze zes maanden op het grondgebied van de openbare lichamen wil werken, dan zal men wel een verklaring van rechtswege aan moeten vragen. Aan deze aanvraag zijn leges verbonden. Zie hiervoor de Regeling toelating en uitzetting BES . Voor de opsomming van vereisten en bescheiden wordt verwezen naar paragraaf 3.2.2 van dit hoofdstuk.Amerikanen
Het Gemeenschappelijk Hof van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft op 15 december 2014 uitspraak gedaan inzake de uitleg van artikel 3 van het Protocol bij het Nederlands-Amerikaans verdrag inzake vriendschap, handel en scheepvaart.
De strekking van deze uitspraak is dat Amerikaanse onderdanen in het Caribisch Deel van het Koninkrijk – en daarmee op het grondgebied van de openbare lichamen aanspraak hebben op gelijke behandeling als Nederlanders die niet in het Caribisch Deel van het Koninkrijk zijn geboren. Dit betekent dat Amerikaanse onderdanen, net als die Nederlanders, op wie de WTU-BES (grotendeels) van overeenkomstige toepassing is, een vrije termijn van maximaal zes maanden hebben in een tijdbestek van een jaar (in plaats van drie maanden binnen een periode van zes maanden). Voorts komen zij in aanmerking voor een verklaring inzake toelating van rechtswege als ze aan de voorwaarden voldoen, waaraan ook bedoelde Nederlanders moeten voldoen.
Voor de rest geldt voor een Amerikaans onderdaan hetzelfde zoals hierboven is omschreven onder het kopje “Nederlanders”.
artikel 3, vijfde en zesde lid, WTU-BES van Circulaire toelating en uitzetting Bonaire, Sint Eustatius en Saba">
2.3.2. Toelating van rechtswege op grond van artikel 3, vijfde en zesde lid, WTU-BES
Meerderjarige Nederlanders of Amerikanen op wie de WTU-BES van (al dan niet van overeenkomstige) toepassing is hebben recht op toelating van rechtswege als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. beschikken over een verklaring van goed gedrag, gedurende de laatste vijf jaren, afgegeven door het bevoegde gezag binnen twee maanden voor hun aankomst in de openbare lichamen of een schriftelijke verklaring waaruit zulks genoegzaam blijkt;
b. beschikken over huisvesting;
c. beschikken over voldoende middelen van bestaan om in hun levensonderhoud te voorzien.
Voor voldoende middelen van bestaan wordt verwezen naar hoofdstuk 3/1.9.3.3 CTU-BES.
De minderjarige Nederlandse of Amerikaanse kinderen van de bovengenoemde Nederlanders respectievelijk Amerikanen die toelating van rechtswege hebben op grond van artikel 3, vijfde lid, WTU-BES, hebben toelating van rechtswege als één van de ouders het ouderlijk gezag heeft.
Ad a
Dit betekent dat de aanvrager over een verklaring goed gedrag moet beschikken uit alle landen waar de Nederlander de afgelopen 5 jaar heeft verbleven. De verklaring dient uiterlijk twee maanden voor aankomst op het grondgebied van de openbare lichamen te zijn afgegeven door de bevoegde autoriteit. Indien de verklaring van goed gedrag recenter is afgegeven wordt deze aangemerkt als een schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van de WTU-BES.
3.1. Bijzondere categorieën
Aan de volgende bijzondere categorieën personen (vreemdelingen of Nederlanders) wordt op aanvraag de toelating van rechtswege op het grondgebied van de openbare lichamen toegekend (zie artikel 3, eerste lid, WTU-BES):
a. vreemdelingen van overheidswege uitgezonden, zolang zij in overheidsdienst zijn;
b. vreemdelingen, die in dienst zijn geweest van een openbaar lichaam en uit dien hoofde pensioen of uitkering bij wijze van pensioen genieten, alsmede de niet hertrouwde weduwen van zodanige vreemdelingen;
c. in de openbare lichamen als zodanig toegelaten beroepsconsuls, beroepsconsulaire ambtenaren en ander consulair personeel;
d. militairen, gedurende de tijd dat zij in de openbare lichamen zijn gestationeerd;
e. opvarenden van tot de zee- of luchtmacht van enige mogendheid behorende schepen of luchtvaartuigen, gedurende de tijd dat de openbare lichamen met toestemming van de bevoegde autoriteit worden aangedaan;
f. de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot en minderjarige kinderen van de onder a, b, c en d genoemde vreemdelingen;
g. vreemdelingen, in een openbaar lichaam geboren, mits zij de leeftijd van zestien jaar hebben bereikt, en sinds hun geboorte onafgebroken in de openbare lichamen zijn toegelaten.
Voor vreemdelingen die vallen onder één van de bovengenoemde categorieën is het mvv-vereiste niet van toepassing. Het mvv-vereiste is alleen een afwijzingsgrond voor de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd en is geen voorwaarde voor toelating van rechtswege.
Ad b:
Zolang de vreemdeling pensioen of uitkering bij wijze van pensioen ontvangt, dan wel zolang de weduwe of weduwnaar niet is hertrouwd.
Ad c:
Zolang de vreemdeling in consulaire dienst is.
Ad d:
Zolang de vreemdeling militair is en is gestationeerd in de openbare lichamen.
Ad e:
Gedurende de tijd dat de openbare lichamen met toestemming van de bevoegde autoriteit wordt aangedaan.
Ad f:
Zolang de echtgenoot niet van tafel en bed is gescheiden en de kinderen nog minderjarig zijn.
De ongehuwde partner, van vreemde nationaliteit, van een vreemdeling die van rechtswege toelating heeft, kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd aanvragen voor een verblijfsdoel verband houdend met gezinshereniging bij partner. De geldigheidsduur van deze verblijfsvergunning is in beginsel een jaar. Als de hoofdpersoon korter dan een jaar van rechtswege is toegelaten, dan is de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning van de ongehuwde partner daarop afgestemd. Dit geldt ook voor de minderjarige kinderen, als deze kinderen zelf niet de Nederlandse nationaliteit hebben.Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie
Op grond van artikel 38 van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie zijn leden en plaatsvervangend leden van het Hof alsmede hun echtgenoten of geregistreerd partners en minderjarige kinderen voor zover zij met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren van rechtswege toegelaten tot de landen, en daarmee in voorkomend geval ook tot de openbare lichamen. Aan de leden en plaatsvervangend leden van het Hof en hun echtgenoten of geregistreerde partners worden geen nadere voorwaarden gesteld voor de uitoefening van een beroep of het verrichten van arbeid.
Gelet op het bovenstaande wordt op aanvraag een verklaring inzake toelating van rechtswege in de openbare lichamen afgegeven aan de leden en plaatsvervangend leden alsmede hun echtgenoten of geregistreerd partners en minderjarige kinderen voor zover zij met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren.
3.2.1. Indiening van de aanvraag
Om voor een verklaring in aanmerking te komen waaruit blijkt dat de toelating van rechtswege is toegekend moet een daartoe strekkende aanvraag worden ingediend bij de IND-unit Caribisch Nederland (model MBES8). Voor de aanvraag moeten leges worden betaald.
3.2.2. Vereiste bescheiden
Bij het indienen van een aanvraag om een verklaring van toelating van rechtswege moeten de volgende gegevens en bescheiden worden verstrekt dan wel overgelegd (door zowel vreemdelingen als Nederlanders):
a. ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
b. kopie geldig document voor grensoverschrijding (indien nodig voorzien van een geldig visum);
c. door vreemdelingen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a tot en met g, WTU-BES: bescheiden waaruit blijkt dat men behoort tot één van de in artikel 3, eerste lid, onder a tot en met g, WTU-BES genoemde categorieën;
d. door Nederlanders als bedoeld in artikel 3, vijfde en zesde lid, WTU-BES:
een verklaring van goed gedrag, gedurende de laatste vijf jaren, afgegeven door het bevoegde gezag binnen twee maanden voor aankomst in de openbare lichamen of een schriftelijke verklaring waaruit dit genoegzaam blijkt;
bescheiden waaruit blijkt dat men beschikt over huisvesting in de openbare lichamen;
bewijs van voldoende middelen van bestaan te weten:
volledig ingevulde en ondertekende werkgeversverklaring en een kopie geldig document voor grensoverschrijding van de werkgever;
recente verklaring van de Inspecteur der Belastingen van een vastgesteld belastbaar inkomen van ten minste USD 20,112 (als werkgever een eenmansbedrijf of particulier is) of
een bankverklaring waaruit blijkt dat wordt beschikt over voldoende middelen van bestaan.
bij kinderen als bedoeld in artikel 3, zesde lid, WTU-BES:
een geboorteakte van het kind;
indien van toepassing: een bewijs waaruit blijkt dat één van de in het vijfde lid bedoelde ouders het ouderlijk gezag heeft.
e. door (plaatsvervangend) leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, hun echtgenoten of geregistreerd partners en hun minderjarige kinderen:
Ad d: verklaring goed gedrag
De verklaring dient uiterlijk twee maanden voor aankomst in de openbare lichamen te zijn afgegeven door de bevoegde autoriteit. Indien de verklaring van goed gedrag recenter is afgegeven wordt deze aangemerkt als een schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van de WTU-BES.
Ad e bewijs ouderlijk gezag
Dit geldt alleen als uit de geboorteakte blijkt dat het kind niet het biologisch kind is van beide ouders. In dat geval moet een rechterlijke uitspraak overgelegd worden waaruit blijkt dat het ouderlijk gezag / voogdij aan de in de openbare lichamen verblijvende ouder is toegewezen.
het Koninklijk Besluit, houdende de benoeming van de aanvrager tot lid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
bij hun echtgenoten of geregistreerd partners:
een huwelijksakte of akte van geregistreerd partnerschap.
bij hun minderjarige kinderen:
een geboorteakte van het kind;
indien van toepassing: een bewijs waaruit blijkt dat een van de ouders (het lid van het Hof of zijn/haar echtgenoot/geregistreerd partner) het ouderlijk gezag heeft.
3.2.3. Verklaring
Op de verklaring staat de aantekening dat de vreemdeling van rechtswege toelating tot verblijf heeft. Arbeid is vrij toegestaan. TWV is niet vereist. Aan de verklaring zijn geen beperkingen en voorschriften verbonden.
3.2.4. Einde toelating van rechtswege
De toelating van rechtswege eindigt (zie artikel 5 WTU-BES):
a. door het vervallen van de reden waarom zij is toegekend;
b. ten aanzien van degene, die op grond van artikel 3, eerste lid, onder g, WTU-BES van rechtswege is toegelaten, door een onafgebroken verblijf van drie jaar buiten de openbare lichamen, tenzij de vreemdeling buiten de openbare lichamen verblijft voor studiedoeleinden of wegens geneeskundige behandeling.
De toelating van rechtswege eindigt van rechtswege. Dat wil zeggen dat daarvoor geen intrekkingsbeschikking of beëindigingsbeschikking nodig is. Doet één van de onder a of b genoemde omstandigheden zich voor, dan eindigt de toelating van rechtswege. De vreemdeling ontvangt een mededeling dat zijn toelating van rechtswege is geëindigd. Deze mededeling is aan te merken als een beschikking in de zin van de WarBES , zodat daartegen rechtsmiddelen aangewend kunnen worden. De vreemdeling moet de openbare lichamen zelfstandig verlaten na bekendmaking van de beschikking.
Als de toelating van rechtswege is geëindigd en er ook geen andere grond van toepassing is op grond waarvan toelating van rechtswege bestaat, maar men wel voor een ander doel in de openbare lichamen wil verblijven, kan daartoe een aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden ingediend. In dat geval is bij vreemdelingen in beginsel het mvv-vereiste van toepassing.
Als de vreemdeling of Nederlander toelating van rechtswege meent te hebben op een andere grond in artikel 3 WTU-BES, moet hij daarvoor een nieuwe verklaring vragen waaruit de toelating van rechtswege blijkt. Pas dan kan immers getoetst worden of hij toelating van rechtswege heeft op de nieuwe grond.
Ad a:
Deze beëindigingsgrond geldt voor alle in artikel 3, eerste, vijfde en zesde lid, WTU-BES genoemde categorieën. Dit betekent dat als niet meer aan de daar genoemde beschrijving van de betreffende categorie wordt voldaan, de toelating van rechtswege eindigt.
Ten aanzien van de in artikel 3, eerste lid, onder a, WTU-BES genoemde categorie geldt dat als de vreemdeling niet meer in overheidsdienst werkzaam is, de toelating van rechtswege eindigt.
Ten aanzien van de in artikel 3, vijfde lid, WTU-BES genoemde categorie geldt dat als de Nederlander niet langer beschikt over huisvesting dan wel over voldoende middelen van bestaan, de toelating van rechtswege eindigt.
Ten aanzien van de in artikel 3, zesde lid, WTU-BES genoemde categorie geldt dat als één van de ouders niet langer voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 3, vijfde lid, WTU-BES, de toelating van rechtswege van de minderjarige Nederlandse kinderen van die ouder eindigt.
Ad b:
Onder onafgebroken verblijf als bedoeld in artikel 5, onder b, WTU-BES wordt verstaan onafgebroken toelating van rechtswege of verblijf grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd.
De periode, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder g, WTU-BES wordt niet onderbroken door een verblijf buiten de openbare lichamen voor studiedoeleinden of wegens geneeskundige behandeling, tenzij de vreemdeling aangeeft zijn toelating tot de openbare lichamen te willen opgeven (zie artikel 4, eerste lid, WTU-BES). De toelating van rechtswege van de in artikel 3, eerste lid, onder g, WTU-BES bedoelde vreemdeling wordt geacht te zijn vervallen als de vreemdeling niet binnen een jaar na de voltooiing van zijn studie of de beëindiging van de geneeskundige behandeling is teruggekeerd naar de openbare lichamen (zie artikel 4, tweede lid, WTU-BES).Einde toelating echtgenoot en minderjarige kinderen
Als de toelating van rechtswege is geëindigd, betekent dit dat ook de afhankelijke toelating van de echtgeno(o)t(e) en minderjarige kinderen is geëindigd. Dit geldt echter niet voor echtgenoten die zelf op basis van artikel 3 WTU-BES van rechtswege zijn toegelaten (zie artikel 13 WTU-BES).
Als een vreemdeling, van wie de toelating van rechtswege is geëindigd, een minderjarig kind heeft dat niet zelf toelating van rechtswege heeft op grond van artikel 3, eerste lid, onder g, WTU-BES, eindigt ook de toelating van dit minderjarige kind. Dat is ook het geval als dit kind buiten de openbare lichamen verblijft voor studiedoeleinden of wegens geneeskundige behandeling (zie artikel 4, derde lid, juncto artikel 13 WTU-BES).
4.1. Algemeen
Op grond van artikel 5a van de WTU-BES kunnen bij of op basis van algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over het verblijf zonder vergunning tot tijdelijk verblijf voor verblijf in de vrije termijn van niet langer dan zes maanden. Dit is uitgewerkt in de artikelen 4.1 tot en met 4.4 BTU-BES. Hierin zijn regels gesteld over verblijf in de zogenoemde vrije termijn, met een maximale verblijfsduur van zes maanden. Dit verblijf is aan te merken als een vorm van toelating van rechtswege.
De volgende categorieën hebben verblijf in de vrije termijn in de openbare lichamen voor maximaal drie maanden per tijdvak van zes maanden, als bedoeld in artikel 5a WTU-BES:
b. bemanningsleden van schepen en luchtvaartuigen ( artikel 4.3 BTU-BES).
4.2.1. Toeristen
Algemeen
Met toerist wordt bedoeld een vreemdeling die:
I niet langer dan drie maanden in de openbare lichamen verblijft voor:
1. ontspanning;
2. sport;
3. gezondheidsredenen;
4. familieaangelegenheden;
5. studie;
6. godsdienstige doeleinden; of
7. zakenbezoeken; en
II die tijdens zijn verblijf in de openbare lichamen geen werkzaamheden tegen beloning verricht (zie artikel 1.1, aanhef en onder g, BTU-BES).Toelating
Voor specifieke voorschriften omtrent het verkrijgen toegang wordt verwezen naar hoofdstuk 1 ‘toegang’, paragraaf 7.3.
Toeristen mogen ingevolge artikel 4.2 BTU-BES zonder toelating bij vergunning verleend in de openbare lichamen binnenkomen en er verblijven gedurende een periode van maximaal drie maanden binnen een tijdsvak van zes maanden.
Op grond van artikel 4.2, tweede lid BTU-BES zijn toeristen onderworpen aan de bepalingen die gelden voor vreemdelingen die tot verblijf bij vergunning verleend zijn toegelaten. Zie hiervoor hoofdstuk 3 CTU-BES.Uitzondering
Indien men korter dan drie maanden in de openbare lichamen wenst te verblijven hoeft men niet te voldoen aan de voorwaarde van bereidheid om mee te werken aan een onderzoek naar of behandeling van tuberculose.
4.2.2. Bemanningsleden van schepen en luchtvaartuigen
Toelating
Voor specifieke voorschriften over het verkrijgen van toegang in de openbare lichamen wordt verwezen naar hoofdstuk 1 ‘toegang’, paragraaf 7.3.
Bemanningsleden van schepen (zeelieden) en luchtvaartuigen mogen zonder toelating bij vergunning verleend in de openbare lichamen binnenkomen en er verblijven gedurende een periode van maximaal drie maanden binnen een tijdvak van zes maanden, met dien verstande dat hun toelating vervalt op het tijdstip van vertrek van het schip of luchtvaartuig (zie artikel 4.3 BTU-BES).Werkzoekende zeelieden
Op grond van artikel 6.46 BTU-BES moet een vreemdeling die naar de openbare lichamen is gekomen, om als zeeman werk te zoeken aan boord van een zeeschip, zich binnen drie dagen na binnenkomst in de openbare lichamen in persoon melden bij de Korpschef.
4.3. Verklaring
Het is niet nodig dat toeristen en bemanningleden van schepen en luchtvaartuigen een verklaring, als bedoeld in artikel 3, derde lid, WTU-BES, aanvragen waaruit blijkt dat zij van rechtswege toelating in de openbare lichamen hebben.
4.4. Uitzondering op de termijn
Behalve voor de categorieën als genoemd in paragraaf 4.2 geldt er op grond van artikel 4.4 BTU-BES voor sommige gevallen een afwijkende termijn gedurende welke het aan vreemdelingen is toegestaan in de vrije termijn in de openbare lichamen te verblijven:
a. voor houders van een doorreisvisum en voor vreemdelingen aan wie uitsluitend voor doorreis een bijzonder doorlaatbewijs is afgegeven, is verblijf toegestaan zolang als de voortzetting van hun reis noodzakelijk is;
b. voor houders van een doorreisvisum met de bevoegdheid tot oponthoud of voor houders van een reisvisum is verblijf toegestaan voor de duur waarvoor het visum is afgegeven of is verlengd.
c. in geval van bijzondere omstandigheden kan de termijn worden verlengd van drie maanden naar zes maanden;
d. voor overige vreemdelingen geldt een termijn van acht dagen.Ad b:
Voor deze situatie gelden aanvullend de volgende voorwaarden:
I. Indien het een visum voor meer reizen betreft is verblijf toegestaan voor de duur waarvoor onafgebroken verblijf is toegestaan zoals in het visum is aangegeven.
II. De termijn verstrijkt in geen geval later dan op de achtste dag nadat zich omstandigheden hebben voorgedaan, waaruit kan worden afgeleid dat de vreemdeling het voornemen heeft langer dan drie maanden binnen een tijdsvak van zes maanden in de openbare lichamen te verblijven.Ad c:
De verlengingsmogelijkheid van drie naar zes maanden is slechts bedoeld voor uitzonderlijke situaties, zoals overmacht.
Bijzondere omstandigheden zijn in ieder geval niet:
het geval van overwinteraars;
vreemdelingen die tijdens het orkaanseizoen men een boot een ligplaats innemen op bijvoorbeeld Bonaire.
Voor deze situatie gelden aanvullend de volgende voorwaarden:
I. De termijn verstrijkt in geen geval later dan op de achtste dag nadat zich omstandigheden hebben voorgedaan, waaruit kan worden afgeleid dat de vreemdeling het voornemen heeft langer dan drie maanden binnen een tijdsvak van zes maanden in de openbare lichamen te verblijven.
II. In afwijking van het genoemde onder I verstrijkt de termijn in geval van verlenging wegens bijzondere omstandigheden, niet later dan de achtste dag nadat zich feiten en omstandigheden hebben voorgedaan, waaruit kan worden afgeleid dat de vreemdeling het voornemen heeft langer dan zes maanden in de openbare lichamen te blijven.
1.1. Inleiding
Een vreemdeling die in de openbare lichamen verblijft en die geen toelating van rechtswege heeft op grond van artikel 3 of artikel 5a WTU-BES, heeft een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd nodig (zie artikel 6, eerste lid, WTU-BES).
1.2. Beperking
Een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt verleend onder beperkingen die verband houden met het doel waarvoor het verblijf is toegestaan (zie artikel 7, zevende lid, WTU-BES). In artikel 5.2, eerste lid, BTU-BES zijn de volgende beperkingen genoemd:
a. gezinshereniging of gezinsvorming;
b. verblijf ter adoptie of als pleegkind;
c. het verrichten van arbeid in loondienst;
d. het verrichten van arbeid als zelfstandige;
e. voortgezet verblijf;
f. verblijf als gepensioneerde of rentenier;
g. wedertoelating;
h. het volgen van studie;
i. verblijf als stagiaire of praktikant;
j. vervolging van mensenhandel;
k. verblijf als investeerder; en
l. verblijf als vrijwilliger.
Deze beperkingen kunnen nader worden omschreven bij de verlening van de verblijfsvergunning (zie artikel 5.2, tweede lid, BTU-BES).Andere beperkingen dan in artikel 5.2, eerste lid, BTU-BES
Daarnaast kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden verleend onder een andere beperking dan hiervoor genoemd (zie artikel 5.2, derde lid, BTU-BES). Hiervan zal weinig gebruik worden gemaakt om precedentwerking te voorkomen.
Voor welke situaties is artikel 5.2, tweede lid, BTU-BES niet bedoeld?
voor situaties waarin de vreemdeling eigenlijk verblijf wil voor één van de hierboven genoemde beperkingen, maar niet voldoet aan de daarvoor geldende toelatingsvoorwaarden;
als het doel waarvoor de vreemdeling in de openbare lichamen wil verblijven zodanig verband houdt met de situatie in het land van herkomst, dat voor de beoordeling daarvan het indienen van een aanvraag om een verblijfsvergunning verband houdend met bescherming (zie artikel 12a WTU-BES) noodzakelijk is.
Voor welke situaties is artikel 5.2, tweede lid, BTU-BES wel bedoeld?
voor situaties waarin de vreemdeling in de openbare lichamen wil verblijven op een grond die nadrukkelijk niet is geregeld en daarom aanleiding kan zijn voor een afzonderlijke beperking.
1.3. Ingangsdatum
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt verleend met ingang van de dag waarop de vreemdeling heeft aangetoond dat hij aan alle voorwaarden voldoet, maar niet eerder dan met ingang van de dag waarop de aanvraag is ontvangen. Dit geldt ook voor de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Zie artikel 7, vierde lid, WTU-BES.
1.4. Arbeidsmarktaantekening
Op het document waaruit de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling blijkt wordt aangetekend of de vreemdeling arbeid mag verrichten en of daarvoor op grond van de Wav-BES een TWV vereist is (zie artikel 6.17, derde lid, BTU-BES).
1.5. Aantekening tijdelijk verblijfsrecht
Het verblijfsrecht op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan tijdelijk of niet-tijdelijk zijn (zie artikel 5.3, eerste lid, WTU-BES).
Er is sprake van tijdelijk verblijfsrecht als de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is verleend onder de volgende beperkingen (zie artikel 5.3, tweede lid, WTU-BES):
a. gezinsvorming of gezinshereniging met, of verblijf ter adoptie of als pleegkind bij, een persoon met tijdelijk verblijfsrecht;
b. gezinsvorming of gezinshereniging met, of verblijf ter adoptie of als pleegkind bij, een houder van de verblijfsvergunning verband houdend met bescherming als bedoeld in artikel 12a WTU-BES;
c. het volgen van studie;
d. verblijf als stagiaire of praktikant;
e. vervolging van mensenhandel;
f. verblijf als investeerder;
g. verblijf als vrijwilliger; en
h. toelating van rechtswege als bedoeld in artikel 3 en 5a WTU-BES.
Als sprake is van een andere beperking dan hiervoor genoemd, is het verblijfsrecht van niet-tijdelijke aard, tenzij bij de verlening van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd anders is bepaald. Dit geldt ook voor de verblijfsvergunning die verleend wordt onder een andere beperking, bedoeld in artikel 5.2, derde lid, BTU-BES.
Gevolgen tijdelijk verblijfsrecht:
de vreemdeling komt niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd (zie artikel 3.50 BTU-BES);
de vreemdeling komt niet in aanmerking voor naturalisatie of optie tot Nederlander, omdat er ten aanzien van hem bedenkingen zullen bestaan tegen het verblijf in de openbare lichamen voor onbepaalde duur als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder b, RWN, en de verlening van het Nederlanderschap de toepassing van de WTU-BES zou kunnen doorkruisen.
De tijdelijkheid van het verblijfsrecht heeft niets te maken met:
de verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor ten hoogste vijf jaren; en
de verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een beperking.
1.6. Aantekening omtrent beroep op de publieke middelen
Een beroep op de publieke middelen kan in ieder geval gevolgen hebben voor het verblijfsrecht als de verblijfsvergunning is verleend onder één van de volgende beperkingen (zie artikel 5.2, vierde lid, BTU-BES):
a. gezinshereniging of gezinsvorming;
b. het verrichten van arbeid in loondienst;
c. het verrichten van arbeid als zelfstandige;
d. verblijf als penshonado of rentenier;
e. het volgen van studie;
f. verblijf als stagiaire of praktikant;
g. verblijf als investeerder; en
h. verblijf onder een andere beperking bedoeld in artikel 5.2, derde lid, BTU-BES.
In die gevallen kan de aantekening ‘beroep op de publieke middelen kan gevolgen hebben voor het verblijfsrecht’ op het verblijfsdocument worden geplaatst dan wel kan een met die aantekening corresponderende code op het verblijfsdocument worden geplaatst.
Als een beroep op de publieke middelen wordt gedaan kan dat betekenen dat niet meer aan de voorwaarden voor verblijf wordt voldaan zoals:
aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning is verleend; en/of
de middeleneis.
Als aan één of beide genoemde voorwaarden niet meer wordt voldaan, kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd om die reden worden ingetrokken (zie artikel 14, onder d en e, WTU-BES) of kan een aanvraag om verlenging worden afgewezen (zie artikel 9, eerste lid, onder b en c, WTU-BES).Publieke middelen
Onder publieke middelen wordt verstaan alle middelen die niet vallen onder de in de paragraaf 1.9.3.1 genoemde middelen. Dit zijn bijvoorbeeld middelen op grond van de Wet op de onderstand BES.
1.7. Voorschriften
Aan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kunnen voorschriften worden verbonden (zie artikel 7, zevende lid, WTU- BES). Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over voorschriften. Deze regels staan in de artikelen 5.4 tot en met 5.9 BTU-BES.Tot het stellen van zekerheid
Aan de verblijfsvergunning kunnen voorschriften tot het stellen van zekerheid worden verbonden. Met het stellen van een voorschrift tot het stellen van zekerheid wordt nog niet voldaan aan de algemene voorwaarde dat over voldoende middelen van bestaan moet worden beschikt. Ook is het stellen van een voorschrift aan een verblijfsvergunning niet hetzelfde als een voorschrift tot het stellen van zekerheid in verband met de vrije termijn.
In de betreffende hoofdstukken over de verschillende verblijfsdoelen wordt telkens aangegeven of en zo ja welke voorschriften aan de verblijfsvergunning worden verbonden.
De volgende voorschriften tot het stellen van zekerheid kunnen aan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden verbonden (zie artikel 5.4 BTU-BES):
a. het deponeren van een waarborgsom ( artikel 5.4, eerste lid, onder a, BTU-BES);
b. schriftelijke garantstelling door een solvabele derde ( artikel 5.4, eerste lid, onder b, BTU-BES); en
c. voldoende verzekerd zijn tegen ziektekosten met inbegrip van de kosten verbonden aan opname en verpleging in een sanatorium of een psychiatrische inrichting ( artikel 5.4, eerste lid, onder c, BTU-BES).Het deponeren van een waarborgsom
Beleidsregels:
Van het voorschrift tot het deponeren van een waarborgsom voor de kosten van de reis naar een plaats buiten de openbare lichamen waar toelating van de vreemdeling gewaarborgd is, wordt in beginsel geen gebruik gemaakt, maar zal een solvabele derde zich schriftelijk moeten garantstellen. Dit voorschrift kan alleen aan de verblijfsvergunning worden verbonden op aanwijzing van Onze Minister. Dit zal alleen in uitzonderlijke gevallen plaatsvinden.
Regels voor het in ontvangst nemen, het beheer en de teruggave van waarborgsommen staan in de artikelen 5.5 tot en met 5.8 BTU-BES.
De uitvoering van de regels gaat als volgt:
1. procedure deponeren waarborgsom:
Als het deponeren van een waarborgsom als voorschrift aan een verblijfsvergunning wordt verbonden, wordt een factuur gemaakt die aan de vreemdeling wordt toegezonden of uitgereikt. De vreemdeling krijgt de gelegenheid om binnen vier weken het op de factuur vermelde bedrag te betalen. Als hij na ommekomst van die termijn het bedrag nog niet heeft betaald, wordt aan hem een aanmaning toegezonden om het bedrag alsnog binnen twee weken te betalen (dit is het bieden van herstel verzuim). Het bedrag kan op dezelfde manier worden betaald als de leges.De vreemdeling ontvangt na betaling een bevestiging. De IND unit Caribisch Nederland wordt ook op de hoogte gesteld dat de waarborgsom is gedeponeerd.
2. procedure teruggave van de waarborgsom:
Zie voor de gevallen waarin in ieder geval sprake is van teruggave van de waarborgsom artikel 5.6 BTU-BES. Als de vreemdeling zich in de openbare lichamen bevindt, vindt de terugbetaling van de waarborgsom en de uitbetaling van de toekomende rente bij voorschot plaats door de Minister. Zie voor de berekening van de te betalen rente artikel 5.7 BTU-BES. Het bedrag wordt door de IND unit Caribisch Nederland gestort op de aldaar bekende bankrekening van de vreemdeling. De vreemdeling wordt bij brief bericht dat het bedrag is terugbetaald.Het deponeren van een passagebiljet
In plaats van een waarborgsom kan een passagebiljet worden gedeponeerd voor de reis naar een plaats buiten de openbare lichamen waar toelating van de vreemdeling is gewaarborgd (zie artikel 5.4, tweede lid, BTU-BES). Omdat passagebiljetten maar een beperkte geldigheidsduur hebben, wordt van deze mogelijkheid alleen gebruik gemaakt ten aanzien van vreemdelingen die een verblijf beogen van korter dan één jaar. De duur van de te verlenen verblijfsvergunning is dan steeds korter dan de geldigheidsduur van het passagebiljet. De vreemdeling heeft aan dit voorschrift voldaan als hij al in verband met verblijf in de vrije termijn een passagebiljet heeft gedeponeerd dat geldig is tot na het verstrijken van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning.
De uitvoering gaat als volgt:
1. procedure deponeren passagebiljet:
Als het deponeren van een passagebiljet als voorschrift is verbonden aan de verblijfsvergunning en het is niet al gedeponeerd in verband met verblijf in de vrije termijn, dan moet het passagebiljet alsnog worden gedeponeerd bij het loket van de IND unit Caribisch Nederland. In de beschikking waarbij de verblijfsvergunning wordt verleend, kan worden gezien of daaraan een voorschrift tot het deponeren van een passagebiljet is verbonden. Bij het in persoon uitreiken van de beschikking moet de vreemdeling ook meteen het passagebiljet te deponeren. Als de beschikking op andere wijze wordt bekendgemaakt, ontvangt de vreemdeling daarbij tevens een uitnodiging om het passagebiljet bij het loket van de IND unit Caribisch Nederland te deponeren. Als bewijs dat het passagebiljet is gedeponeerd, ontvangt de vreemdeling een ontvangstbewijs.
2. procedure teruggave passagebiljet:
Teruggave van het passagebiljet vindt plaats bij het loket van de IND unit Caribisch Nederland. De vreemdeling wordt hiervoor schriftelijk opgeroepen om het passagebiljet in persoon in ontvangst te nemen. Bij teruggave van het passagebiljet ondertekent de vreemdeling een ontvangstbewijs als bewijs dat het passagebiljet aan hem is teruggegeven.Schriftelijke garantstelling
Als het voorschrift tot schriftelijke garantstelling aan de verblijfsvergunning is verbonden, betekent dit dat een in de openbare lichamen gevestigde solvabele derde een schriftelijke garantstelling ondertekent (zie model MBES26 CTU-BES), waarmee hij zich garant stelt voor de kosten die voor de staat en andere openbare overheden voortvloeien uit het verblijf van de vreemdeling in de openbare lichamen, en voor de kosten van terugkeer van de vreemdeling naar een plaats buiten de openbare lichamen waar zijn toelating is gewaarborgd.
De verplichtingen die voortvloeien uit de garantstelling hebben uitsluitend betrekking op de kosten veroorzaakt binnen vijf jaren, nadat de verblijfsvergunning is verleend (zie artikel 5.9, eerste lid, BTU-BES).
Deze periode is korter dan vijf jaren als:
a. op andere wijze voldoende zekerheid is gesteld;
b. de vreemdeling de openbare lichamen definitief heeft verlaten;
c. aan de vreemdeling een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een andere beperking of een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd is verleend; of
d. de vreemdeling de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen.Zakelijke zekerheid
In plaats van de zekerheid van een waarborgsom of een schriftelijke garantstelling kan zakelijke zekerheid worden gesteld. In beginsel zal hier geen gebruik van worden gemaakt. Wat hiervoor is bepaald over de termijn van vijf jaren en de gevallen waarin deze korter kan zijn dan vijf jaren, is van overeenkomstige toepassing op de verplichtingen die voortvloeien uit het stellen van zakelijke zekerheid (zie artikel 5.9, eerste lid, BTU-BES). In beginsel zal een solvabele derde zich moeten garant stellen.Voldoende verzekerd tegen ziektekosten
De vreemdeling moet met een schriftelijk bewijsstuk aantonen dat hij voldoende verzekerd is tegen ziektekosten, met inbegrip van de kosten verbonden aan opname en verpleging in een sanatorium of een psychiatrische inrichting. Een voorschrift tot het voldoende verzekerd zijn tegen ziektekosten wordt altijd aan de verblijfsvergunning verbonden.
1.8. De geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt verleend voor ten hoogste vijf achtereenvolgende jaren (zie artikel 6, tweede lid, WTU-BES). In de artikelen 5.26 tot en met 5.30 BTU-BES zijn regels gesteld over de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning en de verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning.Hoofdregel
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt verleend voor ten hoogste één jaar en kan telkens met ten hoogste één jaar worden verlengd ( artikel 5.26 BTU-BES).
Van deze hoofdregel wordt, in geval van bepaalde verblijfsdoelen, afgeweken in de artikelen 5.27 tot en met 5.30 BTU-BES.
a. Latere ingangsdatum verblijfsvergunning:
Als de vreemdeling niet al bij het indienen van de aanvraag heeft aangetoond dat aan alle voorwaarden voor verlening van de verblijfsvergunning wordt voldaan, maar pas later, dan wordt de verblijfsvergunning verleend met ingang van de dag waarop de vreemdeling heeft aangetoond dat hij aan alle voorwaarden voldoet. Voor het bepalen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning wordt ook van die latere ingangsdatum uitgegaan. Dat de vreemdeling niet al bij het indienen van de aanvraag heeft aangetoond dat hij aan alle voorwaarden voldoet, heeft dus geen gevolgen voor de totale geldigheidsduur van zijn verblijfsvergunning (zie artikel 7, vierde lid, WTU-BES en artikel 5.26 BTU-BES).
b. Gezinshereniging als minderjarige bij ouder:
In afwijking van artikel 5.26 BTU-BES kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met gezinshereniging als minderjarige worden verleend voor de duur van de toelating van de ouder, als deze is toegelaten in de openbare lichamen. Als de ouder in het bezit is van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd of Nederlander en is toegelaten voor onbepaalde tijd, dan kan de verblijfsvergunning van de minderjarige bij deze ouder worden verleend of verlengd voor vijf jaren (zie artikel 5.27 BTU-BES).
c. Arbeid in loondienst:
In afwijking van artikel 5.26 BTU-BES kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met het verrichten van arbeid in loondienst worden verleend voor de duur van de voor die arbeid verleende TWV (zie artikel 5.28 BTU-BES). Omdat een TWV voor maximaal drie jaren kan worden verleend, kan ook de verblijfsvergunning voor arbeid in loondienst voor maximaal drie jaren worden verleend.
d. Voortgezet verblijf:
In afwijking van artikel 5.26 BTU-BES kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met voortgezet verblijf worden verleend voor vijf jaren (zie artikel 5.29 BTU-BES).
e. Geldigheidsduur al verstreken op moment verlening vergunning:
In afwijking van artikel 5.26 BTU-BES kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden verleend of verlengd met een langere geldigheidsduur, als deze op het moment waarop de verblijfsvergunning wordt verstrekt volgens artikel 5.26 BTU- BES alweer zou zijn geëindigd. Dit betekent dat op het moment waarop de beschikking wordt gegeven steeds moet worden beoordeeld wanneer het verblijfsdocument aan de vreemdeling zal worden verstrekt. Als op het moment van het geven van de beschikking de daarbij verleende of verlengde verblijfsvergunning nog minder dan drie maanden geldig zou zijn, dan wordt de verblijfsvergunning één jaar langer geldig gemaakt, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de geldigheidsduur van de te verlenen of verlengen verblijfsvergunning zou zijn verstreken. Van deze bevoegdheid kan alleen gebruik worden gemaakt in afwijking van artikel 5.26 BTU-BES en dus niet om af te wijken van andere bepalingen over de geldigheidsduur. Ook kan deze bevoegdheid niet worden gebruikt om de maximale verblijfsduur van bepaalde verblijfsdoelen op te rekken (zoals die van studenten en vreemdelingen die arbeid in loondienst verrichten). Verder kan deze bevoegdheid niet worden gebruikt om de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning te verlengen over een periode waarin niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan.
f. Geldigheidsduur bij verlenging na gezinshereniging of na vijf jaren verblijf:
In afwijking van artikel 5.26 BTU-BES kan de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden verlengd met vijf jaren als de houder van die verblijfsvergunning op het moment waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven:
Bij het onder a genoemde geval moet wel bedacht worden dat bij de verlenging van deze afhankelijke verblijfsvergunning de geldigheidsduur daarvan zich nooit mag uitstrekken tot na de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning van de echtgenoot of (geregistreerd) partner. Als de vreemdeling echter in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met voortgezet verblijf en hij heeft om wijziging van de beperking van zijn vergunning in voortgezet verblijf gevraagd, dan kan de vergunning wel verlengd worden tot na de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning van de echtgenoot of (geregistreerd) partner. De verblijfsvergunning kan dan dus gewoon verlengd worden met vijf jaren onder gelijktijdige wijziging van de beperking in ‘voortgezet verblijf’.
a. gedurende één jaar toelating bij verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend heeft op grond van een huwelijk, een geregistreerd partnerschap of een relatie en het verblijfsrecht niet-tijdelijk is (zie artikel 5.30, eerste lid, aanhef en onder a, BTU-BES); of
b. gedurende vijf jaren aaneengesloten toelating bij verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend heeft en het verblijfsrecht niet-tijdelijk is (zie artikel 5.30, eerste lid, aanhef en onder b, BTU-BES).
1.9. Afwijzingsgronden van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan op grond van artikel 9, eerste lid, WTU-BES, worden geweigerd:
a. als de vreemdeling niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is aangevraagd;
b. met het oog op de openbare orde of het algemeen belang, waaronder economische redenen mede worden begrepen;
c. als niet kan worden aangetoond dat degene voor wie toelating wordt verzocht over voldoende middelen van bestaan zal beschikken.
Hierna worden deze afwijzingsgronden toegelicht.
1.9.1. Mvv-vereiste
Als hoofdregel geldt dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning wordt afgewezen als de vreemdeling geen mvv heeft, die is afgegeven voor het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd ( artikel 9, eerste lid onder a, WTU-BES en artikel 5.31, eerste lid, BTU-BES).
Het mvv-vereiste geldt niet voor:
a. aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd;
b. aanvragen voor het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verband houdende met bescherming als bedoeld in artikel 12a van de WTU-BES (zie hoofdstuk 16).
1.9.1.1. Vrijstellingen
In de WTU-BES en de BTU-BES zijn een aantal vrijstellingen van het mvv-vereiste opgenomen.Vrijstellingen op grond van de WTU-BES
Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt op grond van artikel 9, derde lid, WTU-BES niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige mvv, in de volgende gevallen:
a. een vreemdeling die de nationaliteit bezit van één der door Onze Minister in overeenstemming met de Minister van Buitenlandse Zaken aan te wijzen landen;
b. de vreemdeling voor wie het gelet op diens gezondheidstoestand niet verantwoord is om te reizen;
c. de vreemdeling die slachtoffer of getuige-aangever is van mensenhandel;
d. de vreemdeling die onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag in het bezit was van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verband houdend met bescherming; of
e. de vreemdeling die onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag in het bezit was van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd; en
f. de vreemdeling die tijdig een aanvraag heeft ingediend tot wijziging van een verblijfsvergunning.Ad a:
Deze landen zijn: Australië, België, Bulgarije, Canada, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Japan, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Malta, Monaco, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Vaticaanstad, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten van Amerika, IJsland, Zuid-Korea, Zweden en Zwitserland (zie artikel 4.2 RTU-BES).
Vreemdelingen uit deze landen mogen wel onverplicht een mvv aan vragen om vooraf te laten toetsen of zij recht hebben op een verblijfsvergunning.Ad b:
Voor deze vrijstelling wordt beoordeeld of de vreemdeling kan reizen naar zijn land van herkomst of bestendig verblijf om daar de behandeling af te wachten van een ingediende mvv-aanvraag. Omstandigheden die de feitelijke toegankelijkheid van de medische zorg in het land van herkomst of bestendig verblijf betreffen, worden niet betrokken bij de beoordeling.Ad f:
Het ontbreken van een mvv wordt niet tegengeworpen aan de vreemdeling die een aanvraag indient om wijziging van het verblijfsdoel. Er wordt hierbij geen onderscheid gemaakt naar het soort verblijfsdoel. De vrijstelling geldt bijvoorbeeld ook als een vreemdeling twee maanden in het bezit geweest is van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verband houdend met bescherming als bedoeld in artikel 12a WTU-BES en vervolgens in aanmerking wil komen voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een andere beperking. De aanvraag tot wijziging van het verblijfsdoel moet wel tijdig, dat wil zeggen in ieder geval niet later dan twee jaarna afloop van de geldigheidsduur van de eerdere verblijfsvergunning, zijn ingediend.Vrijstellingen op grond van de BTU-BES
Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt, in de volgende gevallen, op grond van artikel 5.30,tweede lid, BTU-BES niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige mvv:
a. De vreemdeling heeft:
1. voor het bereiken van het negentiende levensjaar vijf achtereenvolgende jaren toelating in de openbare lichamen of verblijf als Nederlander gehad; en
2. heeft in die periode niet het hoofdverblijf buiten de openbare lichamen verplaatst;
b. De vreemdeling is:
1. twaalf jaar of jonger;
2. in de openbare lichamen geboren; en
3. naar het oordeel van de Minister feitelijk blijven behoren tot het gezin van een ouder die:
sinds het moment van geboorte van de vreemdeling toelating in de openbare lichamen heeft of
als Nederlander verblijft; of
op het moment van de geboorte van de vreemdeling toelating tot verblijf in de openbare lichamen had op grond van een rechterlijke beslissing; en
die sindsdien aansluitend toelating tot verblijf op grond van de Wet heeft, voor zover geen van beiden het hoofdverblijf buiten de openbare lichemen heeft verplaatst:
c. De vreemdeling verblijft in de openbare lichamen en heeft bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba een verzoek ingediend tot vaststelling van zijn Nederlanderschap dat naar het oordeel van Onze Minister niet klaarblijkelijk van elke grond ontbloot is;
d. De vreemdeling heeft een aanvraag ingediend voor het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verband houdend met bescherming als bedoeld in artikel 12a van de Wet;
e. De vreemdeling die gezinslid is van een vreemdeling die een aanvraag heeft ingediend voor het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verband houdend met bescherming als bedoeld in artikel 12a van de Wet;
f. De vreemdeling:
1. minderjarig is;
2. schoolgaand is;
3. drie jaar ononderbroken hoofdverblijf heeft in de openbare lichamen;
een aanvraag heeft ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, onder een beperking verband houdend met gezinshereniging bij een Nederlander of een hoofdpersoon met toelating tot verblijf op grond van de Wet ; en
g. uitzetting van de vreemdeling zou in strijd met artikel 8 EVRM zijn.Ad a. Wedertoelating
De vreemdeling die voor zijn negentiende levensjaar tenminste vijf achtereenvolgende jaren toelating in de openbare lichamen heeft gehad, kan in aanmerking komen voor wedertoelating tot de openbare lichamen. Als de vreemdeling minderjarig is, kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden verleend. Is de vreemdeling meerderjarig dan kan een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd worden verleend. Hiermee verhoudt zich niet dat het mvv-vereiste wordt tegengeworpen.Ad b. Geboren in openbare lichamen
Als hoofdregel geldt dat één van de ouders binnen drie dagen na de geboorte van het kind een aanvraag ten behoeve van het kind moet indienen bij de korpschef om het verblijfsrecht mede geldig te maken voor het kind. Vanaf de leeftijd van twaalf jaar kunnen deze kinderen ook feitelijk in het bezit worden gesteld van een vreemdelingendocument waaruit het verblijfsrecht blijkt.
Als het kind niet direct na de geboorte is aangemeld, dan kan tot en met de leeftijd van twaalf jaar alsnog een aanvraag worden ingediend. De verblijfsvergunning wordt verleend als naar het oordeel van de Minister van Justitie voldoende is aangetoond dat het kind vanaf de geboorte onafgebroken in de openbare lichamen heeft verbleven en feitelijk is blijven behoren tot het gezin van de ouder die houder is van een verblijfsvergunning. Bij aanvragen van kinderen die in de openbare lichamen zijn geboren, is het niet rechtvaardig de aanvraag af te wijzen, omdat het kind niet in het bezit is van een geldige mvv.
Dit geldt ook als de ouder op het moment van de geboorte rechtmatig in de openbare lichamen verbleef, al dan niet in afwachting van een (nadere) beslissing op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning, en die aansluitend daarop in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning. Van dat kind wordt ook niet verlangd dat het met die ouder vertrekt naar het land van herkomst om daar de beslissing op de mvv-aanvraag af te wachten. Ook zijn vrijgesteld andere kinderen die in de openbare lichamen zijn geboren op een moment waarop de ouder op andere gronden toelating tot verblijf had in de openbare lichamen en die aansluitend op die toelating tot verblijf in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning. Andere gronden voor toelating zijn bijvoorbeeld verblijf in verband met de aangifte van mensenhandel of tijdens de vrije termijn,Ad c. Verzoek vaststelling Nederlanderschap
De persoon die feitelijk in de openbare lichamen verblijft en bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba een artikel 17 RWN verzoek heeft ingediend tot vaststelling van zijn vermeende Nederlanderschap, wordt in het algemeen niet de openbare lichamen uitgezet als dat verzoek naar het oordeel van Minister van Justitie niet klaarblijkelijk van elke grond ontbloot is. In dat geval kan de vreemdeling, onder omstandigheden, in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, in afwachting van de beslissing op het artikel 17 RWN verzoek.
Gelet op het feit dat:
1. de verzoeken van deze personen niet klaarblijkelijk van elke grond ontbloot zijn;
2. zij in het bezit kunnen worden gesteld van een verblijfsvergunning in afwachting van de procedure; en
3. zij veelal lange tijd in de openbare lichamen verblijven voordat twijfels over de Nederlandse nationaliteit ontstonden;
is het niet redelijk van hen te verlangen dat zij terugkeren naar het land van herkomst om aldaar een mvv aan te vragen.Ad e. Gezinslid vreemdeling met verblijfsvergunning verband houdend met bescherming
Het gezinslid wordt vrijgesteld van het mvv-vereiste als:
1. hij niet zelf een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verband houdend met bescherming als bedoeld in artikel 12a WTU-BES heeft ingediend; of
2. niet voor verlening van een dergelijke verblijfsvergunning in aanmerking is gekomen;
3. de gezinsband al bestond voordat de hoofdpersoon hoofdverblijf in de openbare lichamen had;
4. er is geen gezinshereniging mogelijk in een derde land waarmee de vreemdeling of de hoofdpersoon bijzondere banden heeft.Ad f. Minderjarige, schoolgaande, vreemdeling
Het is aan de vreemdeling en/of de hoofdpersoon om de duur van het verblijf aan te tonen.Ad g. 8 EVRM
Het ontbreken van een geldige mvv leidt niet tot afwijzing van de aanvraag, als een ieder verbindende bepaling van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie zich daartegen verzet. Een voorbeeld van een dergelijke verplichting is artikel 8 EVRM. Toetsing aan artikel 8 EVRM vergt een op de concrete zaak toegespitste afweging van alle relevante feiten en omstandigheden van het individuele geval. Aan de vreemdeling van wie uitzetting in strijd met artikel 8 van het EVRM is, wordt op grond hiervan het mvv-vereiste niet tegen geworpen.
1.9.1.2. Toetsing van de vrijstellingscategorie
Als een vreemdeling zich beroept op een van de vrijstellingscategorieën moet hij zelf aantonen dat hij hiervoor in aanmerking kan komen. Dit gebeurt zoveel mogelijk direct aan het loket van de IND unit Caribisch Nederland. Op het aanvraagformulier staan de vrijstellingscategorieën ingevolge de WTU-BES en het BTU-BES vermeld, voorzien van een korte toelichting per vrijstellingsgrond.
Ten aanzien van de beoordeling van een beroep op een van de vrijstellingscategorieën van het mvv-vereiste geldt dat hierbij uitsluitend wordt getoetst aan de voorwaarden van de vrijstellingscategorie. Hierbij wordt dus nog niet volledig aan de inhoudelijke verblijfsvoorwaarden van het gevraagde verblijfsdoel getoetst, ook al zal een toets aan de voorwaarden van de vrijstellingscategorie vaak voor een deel overeenkomen met een inhoudelijke toets aan de verblijfsvoorwaarden. Pas nadat is vastgesteld dat de vreemdeling zich met succes kan beroepen op een van de vrijstellingscategorieën, wordt aan de inhoudelijke voorwaarden voor de verlening van de verblijfsvergunning getoetst.
1.9.1.3. Hardheidsclausule
In het derde lid van artikel 5.31 BTU staat de zogenoemde hardheidsclausule. Als de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv en niet behoort tot een van de vrijgestelde categorieën kan het zijn dat de aanvraag niet wordt afgewezen, omdat de vreemdeling niet beschikt over een mvv. Dit gebeurt als de toepassing van het mvv-vereiste naar het oordeel van de Minister zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
De vreemdeling die een beroep op de hardheidsclausule doet moet bij de indiening van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning het beroep al zo veel mogelijk met bewijsstukken onderbouwen.Bijzondere groepen in het kader van de hardheidsclausule
Toepassing van de hardheidsclausule kan alleen in zeer bijzondere gevallen.
Er is in ieder geval geen sprake van een zeer bijzonder geval, als de vreemdeling:
a. stelt dat aan een of meer vrijstellingsvereisten slechts op een onderdeel niet is voldaan;
b. stelt dat aan alle voorwaarden voor verlening van de verblijfsvergunning voor het gestelde verblijfsdoel is voldaan, afgezien van het mvv-vereiste;
c. het beroep niet heeft gemotiveerd;
d. het gemotiveerde beroep – hoewel mogelijk – niet met relevante stukken heeft onderbouwd binnen een daartoe gestelde termijn;
e. gronden aanvoert die beoordeeld moeten worden in het kader van een aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verband houdend met bescherming als bedoeld in artikel 12a WTU-BES;
f. niet ontoerekenbaar, niet-tijdig en na afloop van een redelijke termijn – dus meer dan twee jaar na afloop van een eerder verleende verblijfsvergunning voor bepaalde tijd – om verlenging of wijziging ervan of om verlening van een verblijfsvergunning heeft gevraagd.
In bovengenoemde gevallen kan de hardheidsclausule in ieder geval niet worden toegepast.
1.9.2. Geldig document voor grensoverschrijding
Algemeen
Uit een geldig document voor grensoverschrijding moet blijken:
a. de identiteit van de vreemdeling;
b. zijn relatie tot het land van afgifte van het document voor grensoverschrijding;
c. de nationaliteit van de vreemdeling; en
d. soms de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling in het land van afgifte.
Een geldig document voor grensoverschrijding is meestal een geldig nationaal paspoort dat door Nederland wordt erkend.
Let op: het komt soms voor dat op verzoek van een vreemdeling of van een familielid een paspoort wordt toegezonden aan de vreemdeling, zonder dat de beoogde houder van het paspoort zich in persoon voor de autoriteiten van het land van afgifte heeft moeten melden. Omdat in deze gevallen geen deugdelijke toetsing van de identiteit van de betrokken vreemdeling heeft plaatsgevonden, worden deze zogenoemde blanco paspoorten niet aangemerkt als geldig document voor grensoverschrijding.Voorwaarde
Het bezit van een geldig document voor grensoverschrijding is een voorwaarde voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, die wordt gesteld met het oog op het algemeen belang als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder b, WTU- BES. Als hoofdregel geldt dat iedere vreemdeling in het bezit moet zijn van een geldig document voor grensoverschrijding. Als dat niet het geval is, kan de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden afgewezen.
Van die bevoegdheid om een aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd om die reden af te wijzen wordt steeds gebruik gemaakt, behalve in de gevallen, bedoeld in artikel 5.31 BTU-BES.Herstel verzuim
Bij de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd legt de vreemdeling in ieder geval een geldig document voor grensoverschrijding over (zie artikel 5.50, eerste lid, BTU-BES). Als de vreemdeling dat niet overlegt, krijgt hij de gelegenheid om gedurende een redelijke termijn van vier weken de aanvraag aan te vullen door alsnog een geldig document voor grensoverschrijding te overleggen, voordat op de aanvraag wordt beslist. De redelijke termijn is in dit geval in beginsel vier weken. In bepaalde omstandigheden kan een kortere termijn worden gesteld, bijvoorbeeld als de vreemdeling snel kan worden uitgezet of als het een herhaalde aanvraag is.
De beslistermijn van vier maanden wordt opgeschort met de redelijke termijn die is geboden voor herstel van het verzuim. Als de vreemdeling na die redelijke termijn geen geldig document voor grensoverschrijding heeft overgelegd, wordt de aanvraag afgewezen, tenzij de vrijstelling van artikel 5.31 BTU-BES van toepassing is.Vrijstelling
Een aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan niet worden afgewezen op grond van artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES, met het oog op het algemeen belang om de enkele reden dat de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding, als de vreemdeling naar het oordeel van Onze Minister heeft aangetoond dat hij vanwege de regering van het land waarvan hij onderdaan is, niet of niet meer in het bezit van een geldig document voor grensoverschrijding kan worden gesteld (zie artikel 5.31 BTU-BES).
De vreemdeling die stelt in aanmerking te komen voor deze vrijstelling moet, voor zover redelijkerwijs mogelijk, de volgende gegevens en bescheiden overleggen:
a. bescheiden waarmee wordt aangetoond dat hij vanwege de regering van het land waarvan hij onderdaan is, niet meer in het bezit kan worden gesteld van een geldig document voor grensoverschrijding; en
b. aanvullende gegegevens en bescheiden over zijn identiteit en nationaliteit.Ad a:
Dit kan een schriftelijke verklaring zijn van de autoriteiten van dat land, waarin gemotiveerd wordt aangegeven waarom de vreemdeling niet in het bezit wordt gesteld van een geldig document voor grensoverschrijding. Deze verklaring kan de vreemdeling vragen bij de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van zijn land in Nederland. Als dat niet lukt, moet de vreemdeling in beginsel naar zijn land van herkomst terugreizen om daar een geldig document voor grensoverschrijding te vragen.
Er wordt geen vrijstelling verleend om de enkele reden dat:
a. de vreemdeling bij terugkeer naar het land waarvan hij onderdaan is zijn militaire dienstplicht moet vervullen;
b. de vreemdeling de reis naar het land waarvan hij onderdaan is bezwaarlijk vindt;
c. de vreemdeling in de openbare lichamen een medische behandeling ondergaat.
1.9.3. Middelen van bestaan
Voorwaarde
Het zelfstandig en duurzaam beschikken over voldoende middelen van bestaan is een voorwaarde voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd (zie artikel 9, eerste lid, onder b en c, WTU-BES). Als hoofdregel geldt dat iedere vreemdeling zelfstandig en duurzaam moet beschikken over voldoende middelen van bestaan. Als dat niet het geval is, kan de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden afgewezen.
In bepaalde gevallen geldt dat degene bij wie de vreemdeling in de openbare lichamen wil verblijven zelfstandig en duurzaam moet beschikken over voldoende middelen van bestaan.
Op enig moment tussen de datum van indiening van de aanvraag en het moment waarop op de aanvraag wordt beslist, moet gelijktijdig zijn voldaan aan alle drie de elementen van het middelenvereiste: zelfstandig, duurzaam en voldoende (zie artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b en c, WTU-BES en artikel 7, vierde lid, WTU-BES).
Het algemene middelenvereiste is van toepassing op alle aanvragen tot het verlenen, verlengen en wijzigen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, tenzij uitdrukkelijk anders is vermeld in het BTU-BES of in de CTU-BES.
1.9.3.1. Zelfstandige middelen van bestaan
Als zelfstandige middelen van bestaan worden aangemerkt (zie artikel 5.32 BTU-BES):
a. inkomsten uit wettelijk toegestane arbeid in loondienst;
Hieronder vallen:
loon (salaris);
soldij;
vakantiegeld;
overwerkvergoeding, onregelmatigheidstoeslagen en fooien, mits deze op de salarisspecificaties zijn vermeld en deel uitmaken van de grondslag van de loonheffing;
uitbetaling van een dertiende maand of eindejaarsuitkering, mits contractueel vastgelegd; en
loon in natura, mits contractueel vastgelegd; de waarde van het loon in natura dient op de salarisspecificaties te zijn vermeld en moet deel uitmaken van de grondslag van de loonheffing.
Om te kunnen controleren of sprake is van legale arbeid, wordt bij twijfel geverifieerd bij de betreffende uitvoeringsinstelling of de werknemer daar geregistreerd staat. Er kan dan gecontroleerd worden wat de aard is van het dienstverband en of er premies en belastingen voor de betreffende werknemer worden afgedragen. Als de aard van het dienstverband anders is dan zoals die is aangemeld of er worden geen premies of belastingen voor de werknemer afgedragen, dan kan aan de arbeidsovereenkomst niet de gebruikelijke waarde worden toegekend. Verder mag de arbeid ook niet in strijd zijn met de Wav BES . Als dat wel het geval is, is geen sprake van wettelijk toegestane arbeid.
In beide hier genoemde gevallen is geen sprake van zelfstandige middelen van bestaan.
b. inkomsten uit wettelijk toegestane arbeid als zelfstandige;
Als middelen van bestaan in de zin van de WTU-BES wordt alleen aangemerkt inkomen uit arbeid als zelfstandige voor zover het is toegestaan de betreffende arbeid als zelfstandige te verrichten. Het inkomen van een houder van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt alleen aangemerkt als zelfstandige middelen van bestaan als het de houder is toegestaan die arbeid te verrichten.
Of de betreffende arbeid als zelfstandige wettelijk is toegestaan moet worden aangetoond door overlegging van:
een kopie van een geldige vestigingsvergunning of directievergunning op grond van de Wet vestiging bedrijven BES ;
in voorkomende gevallen: een geldige verblijfsvergunning voor bepaalde tijd waaruit blijkt dat het verrichten van arbeid als zelfstandige is toegestaan.
c. inkomsten uit eigen vermogen;
Hierbij geldt dat de bron van de inkomsten niet wordt aangetast en de vereiste premies en belastingen zijn afgedragen. Hieronder vallen bijvoorbeeld:Inkomsten uit een inkomensvervangende uitkering
Dit zijn inkomsten uit een inkomensvervangende uitkering krachtens een sociale verzekeringswet, waarvoor premie is afgedragen.Zelfstandige inkomsten uit overige bron
De volgende middelen van bestaan uit overige bron worden eveneens als zelfstandig aangemerkt:
inkomsten uit rente;
inkomsten uit obligaties of aandelen; en
inkomsten uit verhuur van een zelfstandige woonruimte.
Naast de onder a, b en c genoemde middelen van bestaan worden als zelfstandige middelen van bestaan aangemerkt:
alimentatie die wordt ontvangen ten behoeve van kinderen;
inkomsten uit een particuliere pensioenverzekering. Als de vreemdeling verblijf beoogt als echtgeno(o)t(e) of (geregistreerd) partner van de hoofdpersoon die deze inkomsten ontvangt, kunnen deze middelen alleen dan als zelfstandig worden aangemerkt als met een verklaring van de betreffende verzekeraar is aangetoond dat het recht op uitkering niet ophoudt in geval van samenwonen of (her)trouwen;
inkomsten uit uitkeringen van een lijfrentepolis of stamrechtovereenkomst, mits is aangetoond dat belasting en premies worden afgedragen;
inkomsten uit een invaliditeitspensioen, al dan niet als aanvulling op een arbeidsongeschiktheidsuitkering; en
inkomsten uit een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering (aan te tonen door overlegging van een bewijs van de betreffende verzekeraar).Niet mee te rekenen inkomensbestanddelen
Niet als (bestanddeel van) middelen van bestaan wordt aangemerkt een uitkering of bijdrage uit de publieke middelen op grond van sociale voorzieningen waarvoor geen premie wordt afgedragen.
1.9.3.2. Duurzaamheid middelen van bestaan
Middelen van bestaan moeten duurzaam zijn.
Hoofdregel:
Middelen van bestaan zijn duurzaam, als zij nog één jaar beschikbaar zijn op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven (zie artikel 5.34, eerste lid, BTU-BES).Duurzaamheid van inkomsten uit arbeid in loondienst
Proeftijd:
Als in een arbeidscontract een proeftijd is overeengekomen, heeft de proeftijd geen invloed voor het bepalen van de duurzaamheid van de middelen van bestaan. Als op het moment dat de aanvraag wordt beoordeeld de proeftijd nog niet is verstreken, dan vormt dit geen reden om de beslissing op de aanvraag aan te houden. Ook wordt de proeftijd niet in mindering gebracht op de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning. Ontslag tijdens de proeftijd kan wel gevolgen hebben voor het verblijfsrecht.Duurzaamheid van middelen van bestaan uit eigen vermogen
Middelen van bestaan verkregen uit eigen vermogen zijn duurzaam, als zij gedurende een aaneengesloten periode van één jaar beschikbaar zijn geweest en nog één jaar beschikbaar zijn op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven (zie artikel 5.34, tweede lid, BTU-BES).
Duurzaamheid van middelen van bestaan uit eigen vermogen wordt aangetoond door overlegging van de volgende stukken:
a. een verklaring van de Belastingdienst waaruit blijkt wat het jaarinkomen van de verzoeker is geweest in het jaar voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst van de aanvraag of het geven van de beschikking;
b. bij twijfel: additionele bewijsmiddelen waaruit blijkt dat de verschuldigde premies en belasting zijn afgedragen;
c. persoonlijk crib nummer of wat hiervoor in de plaats is gekomen;
d. bij verhuur van woonruimte: kopie huurovereenkomst waaruit blijkt dat de duur van de huurovereenkomst is en de huurprijs.Duurzaamheid van middelen van bestaan uit arbeid als zelfstandige
Middelen van bestaan uit arbeid als zelfstandige zijn duurzaam, als zij gedurende ten minste anderhalf jaar zijn verworven en nog één jaar beschikbaar zijn op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven (zie artikel 5.34, derde lid, BTU-BES en artikel 4.4, eerste lid, RTU-BES).
De inkomsten van een ondernemer die nog niet ten minste anderhalf jaar werkzaam is als zelfstandig kunnen derhalve niet als duurzaam aangemerkt worden, ongeacht de hoogte van zijn inkomsten uit arbeid als zelfstandige. Ook de omstandigheid dat een ondernemer een al langer bestaande onderneming overneemt, maakt niet dat de uit die onderneming verkregen inkomsten uit arbeid als zelfstandige duurzaam zijn.
Duurzaamheid van middelen van bestaan uit arbeid als zelfstandige wordt aangetoond door overlegging van:
een verklaring van de Belastingdienst waaruit blijkt wat de inkomsten uit onderneming/als zelfstandige zijn geweest gedurende anderhalf jaar voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst van de aanvraag of het geven van de beschikking;
crib nummer van het bedrijf; en
referentiebrief van de bank.
Als het een aanvraag betreft om verlening van een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met het verrichten van arbeid als zelfstandige, is bovenstaande duurzaamheidseis niet van toepassing (zie artikel 4.4, tweede lid, RTU-BES).Onregelmatige inkomsten en loon in natura
Onregelmatige inkomsten (overwerkvergoeding, onregelmatigheidstoeslag en fooien) en loon in natura verworven uit arbeid in loondienst worden als duurzaam aangemerkt als deze inkomsten structureel zijn. Deze inkomsten zijn structureel als deze in de twaalf maanden voorafgaand aan de aanvraag of het moment van beschikken ten minste elf van de twaalf maanden zijn verworven. Het laagste verkregen maandelijkse bedrag wordt meegeteld bij de beoordeling of de vreemdeling over voldoende middelen van bestaan beschikt.
1.9.3.3. Voldoende middelen van bestaan
Hoofdregel:
Middelen van bestaan zijn voldoende, als het bruto-inkomen ten minste gelijk is aan de door Onze Minister vast te stellen bedragen (zie artikel 9, eerste lid, aanhef en onder c, WTU-BES en artikel 5.33 BTU-BES). Voorkomen moet worden dat na verlening van een verblijfsvergunning aanspraak gemaakt kan worden op onderstand of een andere uitkering die gefinancierd wordt uit publieke middelen.
Beleidsregels:
1. Algemeen bij verblijfsdoelen
Als uitgangspunt geldt dat voor de beperkingen zoals opgenomen in paragraaf 1.2 middelen van bestaan aan te merken zijn als voldoende als het inkomen ten minste gelijk is aan het bruto-inkomen per maand op grond van de Wet minimumloon BES.
De inkomsten uit arbeid in loondienst mogen met andere zelfstandige en duurzame inkomsten (bijvoorbeeld inkomsten uit arbeid als zelfstandige) worden samengevoegd om te voldoen aan het toepasselijke normbedrag.
2. Verblijf in het kader van ‘gezinshereniging’ of als ‘gepensioneerde/rentenier’
Van het uitgangspunt wordt afgeweken voor de beperking in het kader van ‘gezinshereniging’ en in het kader van verblijf als ‘gepensioneerde of rentenier’. Middelen van bestaan worden aangemerkt als voldoende als het bruto-inkomen minimaal USD 1.680 per maand is.
Bij aanvragen van of ten behoeve van (voor)kinderen die niet in de openbare lichamen geboren zijn, moet daarnaast, als aanvullende financiële zekerheid, het volgende normbedrag worden bijgeteld:
a. kinderen tot de leeftijd van 6 jaar USD 140 bruto per maand per kind;
b. kinderen in de leeftijd van 6 tot 12 jaar USD 200 bruto per maand per kind;
c. kinderen van 12 jaar en ouder USD 280 bruto per maand per kind.
Voorkinderen zijn kinderen die zijn geboren uit een eerder huwelijk of een eerdere relatie van een ouder, die in de openbare lichamen of daarbuiten daarna een nieuwe (huwelijkse)relatie is aangegaan.
1.9.4. Openbare orde en nationale veiligheid
De verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd kan door Onze Minister worden geweigerd met het oog op de openbare orde of het algemeen belang (zie artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, WTU-BES).
Deze paragraaf bevat algemene beleidsregels met betrekking tot de openbare orde en het algemeen belang bij de verlening, verlenging, wijziging en intrekking van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 6 WTU-BES.
Onder gevaar voor de openbare orde wordt ook begrepen gevaar voor:
a. de openbare rust;
b. de goede zeden;
c. de volksgezondheid;
d. de (goede) internationale betrekkingen;
e. ongewenste politieke activiteiten;
f. het verstrekken van onjuiste gegevens met het oog op verlening of verlenging van toelating; en
g. onderduiking.
Gevaar voor de openbare rust, de goede zeden, de volksgezondheid, de (goede) internationale betrekkingen, ongewenste politieke activiteiten of de nationale veiligheid worden per geval beoordeeld. In deze paragraaf worden geen algemene regels gegeven met betrekking tot die gronden om het verblijf van een vreemdeling in de openbare lichamen te weigeren of te beëindigen.
1.9.4.1. Eerste verblijfsaanvaarding
De verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd kan door Onze Minister worden geweigerd met het oog op de openbare orde of het algemeen belang (zie artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, WTU-BES).
Van de bevoegdheid om de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te weigeren wordt in de hieronder genoemde gevallen gebruik gemaakt.Beleidsregels: strafrechtelijke antecedenten
De aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan worden afgewezen als:
a. er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat de vreemdeling zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag;
b. de vreemdeling de echtgenoot of echtgenote, het minderjarige kind, de partner of het meerderjarige kind is van een in de openbare lichamen verblijvende vreemdeling ten aanzien van wie er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat deze zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag; of
c. de vreemdeling ter zake van een misdrijf is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of vrijheidsontnemende maatregel, tot een taakstraf of tot een onvoorwaardelijke geldboete, dan wel als hij ter zake van een misdrijf een transactieaanbod heeft aanvaard of jegens hem een strafbeschikking is uitgevaardigd. Ook de buiten de openbare lichamen gepleegde inbreuk op de openbare orde wordt hierbij betrokken, voor zover die naar het recht van de openbare lichamen een misdrijf oplevert.
Onder vrijheidsontnemende maatregelen wordt ook verstaan:
? plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis of in een inrichting voor stelselmatige daders;
? plaatsing in een inrichting voor jeugdigen; en
? terbeschikkingstelling.
Aan gratieverlening komt geen betekenis toe. Ook hoeft de veroordeling niet onherroepelijk te zijn. Als hoger beroep is ingesteld tegen een veroordeling in eerste aanleg, of cassatieberoep is ingesteld tegen een veroordeling in hoger beroep, wordt de aanvraag om een verblijfsvergunning afgewezen. Bij een aanvraag voor een verblijfsdoel verband houdend met gezinshereniging of gezinsvorming moet bij de beoordeling van de aanvraag wel rekening worden gehouden met de aard en de hechtheid van de gezinsband van de vreemdeling en de duur van zijn verblijf, en ook het bestaan van familiebanden of culturele en sociale banden met het land van herkomst.
Als een strafzaak wegens het plegen van een misdrijf openstaat en bekendheid met de uitkomst van de strafzaak voor de te nemen beslissing noodzakelijk is, wordt contact opgenomen met het OM. De redelijke termijn voor het geven van de beschikking wordt in dat geval schriftelijk met maximaal zes maanden verlengd.
Als een straf geheel of gedeeltelijk, voorwaardelijk of onvoorwaardelijk, door Nederlandse of buitenlandse autoriteiten is kwijtgescholden, wordt daaraan voor de toepassing van deze regels geen zelfstandige betekenis toegekend.Beleidsregels: overige gevallen
Als geen sprake is van één van de hierboven onder a, b of c genoemde gevallen, kan de aanvraag alleen worden afgewezen wegens gevaar voor de openbare orde als sprake is van zwaarwegende belangen. Hiervan mag slechts zeer terughoudend gebruik worden gemaakt. Bij toepassing van deze afwijzingsgrond moet een volledige individuele afweging worden gemaakt van de rechtstreeks in het geding zijnde belangen.
1.9.5. Medisch onderzoek
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan worden geweigerd door Onze Minister met het oog op het algemeen belang, namelijk bescherming van de volksgezondheid (zie artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, WTU-BES).
Als de vreemdeling niet bereid is onderzoek naar of behandeling van tuberculose te ondergaan of daaraan niet meewerkt wordt aangenomen dat het algemeen belang zich verzet tegen verlening van de vergunning (zie artikel 5.35, eerste lid, BTU-BES).
Deze afwijzingsgrond geldt niet voor vreemdelingen die de nationaliteit bezitten van één van de in artikel 4.3 van de RTU-BES genoemde landen (zie artikel 5.35, tweede lid, BTU-BES).
Als TBC wordt vastgesteld, is dat op zichzelf geen grond om de aanvraag af te wijzen. Het gaat alleen om de bereidheid een onderzoek naar TBC dan wel behandeling van TBC te ondergaan of daaraan mee te werken.
Deze afwijzingsgrond geldt alleen voor de verlening van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd en niet voor het wijzigen of verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd.
Als de vreemdeling voor het indienen van de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd het onderzoek naar TBC aan de ademhalingsorganen nog niet heeft ondergaan, en daar niet van is vrijgesteld, ondertekent de vreemdeling bij het indienen van de aanvraag om een verblijfsvergunning het TBC-formulier (zie model MBES22 CTU-BES). Daarin geeft de vreemdeling aan bereid te zijn een onderzoek naar en, indien nodig, behandeling van TBC te ondergaan. De vreemdeling meldt zich binnen drie maanden na datum aanvraag bij de daarvoor aangewezen instantie. De arts belast met het onderzoek vergelijkt de gegevens in het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling met de gegevens op het TBC-formulier. De arts vult na het onderzoek het formulier in en zendt het naar de IND unit Caribisch Nederland.
Als blijkt dat de vreemdeling niet bereid is om het TBC-formulier te ondertekenen dan wordt de aanvraag afgewezen. Als de vreemdeling het TBC-formulier wel heeft ondertekend en voldoet aan de overige voorwaarden van het beoogde verblijfsdoel kan de verblijfsvergunning worden verleend. De IND unit Caribisch Nederland stelt achteraf vast, op basis van informatie verkregen van de arts, of de vreemdeling aan de verplichting om een TBC-onderzoek te ondergaan heeft voldaan. Als achteraf blijkt dat de vreemdeling ondanks ondertekening van het TBC-formulier niet daadwerkelijk bereid is gebleken onderzoek naar TBC of behandeling daarvan te ondergaan of daaraan mee te werken, wordt de verblijfsvergunning ingetrokken op grond van het algemeen belang wegens het verstrekken van onjuiste gegevens (zie artikel 14, onder c, WTU-BES).
1.9.6. Niet voldoen aan de beperking
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan met het oog op het algemeen belang worden geweigerd als de vreemdeling niet voldoet aan de beperking verband houdende met het doel waarvoor hij wil verblijven (zie de artikelen 9, eerste lid, onder b, en 7, zevende lid, WTU-BES en artikel 5.2, eerste lid, BTU-BES). In het BTU-BES zijn regels gesteld over de beperkingen en voorschriften.
1.10. Gevolgen van de afwijzing
Als een vreemdeling geen verblijfsvergunning (meer) heeft en het hem niet is toegestaan de beslissing op de openbare lichamen af te wachten, moet de vreemdeling uit zichzelf de openbare lichamen verlaten binnen een gestelde termijn (zie artikel 16a WTU-BES). Mocht de vreemdeling hier geen gehoor aan geven, dan kan hij worden uitgezet (zie artikel 16 WTU-BES).
Het besluit moet wel aan de vreemdeling bekend worden gemaakt. Als de vreemdeling een rechtsmiddel heeft ingesteld tegen de afwijzing, dan heeft het aangetekende bezwaar of ingestelde beroep geen opschortende werking. Dit is alleen het geval als de vreemdeling door een beslissing van Onze Minister of door een rechterlijke beslissing de vervolgprocedure in de openbare lichamen mag afwachten. Op grond van artikel 19 WTU-BES is de termijn voor het instellen van een rechtsmiddel (bezwaar of beroep) vier weken. Op grond van artikel 16, tweede lid, WTU-BES kan van de vreemdeling medewerking worden gevorderd aan de voorbereiding van het vertrek uit de openbare lichamen.
1.11. Vertrektermijn
Als de toelating bij vergunning is geëindigd of de aanvraag tot het verlenen, wijzigen of verlengen van een verblijfsvergunning wordt afgewezen, wordt aangegeven binnen welke termijn de vreemdeling de openbare lichamen moet verlaten. Als regel geldt dat de vreemdeling de openbare lichamen uit eigen beweging binnen vier weken moet verlaten (zie artikel 16 a WTU-BES). Bij de bekendmaking van de beschikking wordt dat aan de vreemdeling meegedeeld. Tegen de vertrektermijn kan geen rechtsmiddel worden ingesteld.
Als de aanvraag is afgewezen, de verblijfsvergunning is ingetrokken, dan wel niet is verlengd verlaat de vreemdeling de openbare lichamen onmiddellijk als de beroepstermijn ongebruikt verstrijkt en tijdens die termijn de werking van de beschikking is opgeschort (zie artikel 16a, tweede lid, WTU-BES).
De Minister kan met toepassing van artikel 16a, vierde lid, WTU-BES de vertrektermijn verkorten tot minder dan vier weken in het belang van:
de uitzetting, bijvoorbeeld in gevallen waarin de mogelijkheid om uit te zetten illusoir zou worden, gevallen waar de uitzetting door middel van overgave aan de buitenlandse grensautoriteiten moet plaatsvinden of als betrokkene met onbekende bestemming is vertrokken; en
de openbare orde of nationale veiligheid.
1.12.1. Verlengen van de vergunning
Een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor (on)bepaalde tijd kan worden afgewezen (zie artikel 9, eerste lid, WTU-BES):
a. als de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is aangevraagd;
b. met het oog op de openbare orde of het algemeen belang, waaronder economische redenen mede worden begrepen;
c. als niet kan worden aangetoond dat degene voor wie toelating wordt verzocht over voldoende middelen van bestaan zal beschikken.Tijdige indiening
De aanvraag tot het wijzigen of het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is tijdig ingediend, als de aanvraag is ontvangen uiterlijk op de dag voor de dag waarop de geldigheidsduur verstrijkt (zie artikel 5.36, eerste lid, BTU-BES). De aanvraag kan maximaal vier maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur en uiterlijk op de dag van verloop van de geldigheidsduur worden ingediend. De vreemdeling wordt geacht gedurende zijn verlengingsverzoek rechtmatig in de openbare lichamen te verblijven.
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan worden verlengd met ingang van de dag waarop de vreemdeling heeft aangetoond dat hij aan alle voorwaarden voldoet, maar niet eerder dan met ingang van de dag na die waarop de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning waarvoor verlenging is gevraagd, afloopt (zie artikel 7, vijfde lid, WTU-BES).Niet-toerekenbaar te laat
Als de aanvraag later is ontvangen en de termijnoverschrijding de vreemdeling niet kan worden toegerekend, dan kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden verlengd met ingang van de dag na die waarop de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning waarvoor verlenging is gevraagd afloopt (zie artikel 5.36, eerste lid, BTU-BES en artikel 7, zesde lid, WTU-BES).
De vraag of de te late ontvangst van de aanvraag aan de vreemdeling is toe te rekenen, wordt van geval tot geval beoordeeld. Als uitgangspunt geldt dat de vreemdeling zelf de volledige verantwoordelijkheid draagt voor tijdige indiening van de verlengingsaanvraag.
Onderstaande omstandigheden kunnen niet worden aangemerkt als verschoonbare redenen voor termijnoverschrijding:
de vreemdeling is er door de overheid niet op gewezen dat zijn vergunning afloopt;
vakantie;
detentie; en
nonchalance.
Als de te late indiening van de aanvraag of de te late verstrekking van de noodzakelijke gegevens of bescheiden niet aan de vreemdeling toe te rekenen is, wordt gebruik gemaakt van de bevoegdheid om de verblijfsvergunning te verlengen in aansluiting op de verlopen vergunning.Niet-tijdig, maar binnen de redelijke termijn
Als de aanvraag tot verlenging niet op de uiterste datum is ingediend, maar wel binnen zes maanden na afloop van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning, moet de aanvraag wel als een verlengingsaanvraag worden behandeld. Alle vereiste documenten moeten ook binnen die termijn zijn overgelegd (zie artikel 5.38 BTU-BES). De aanvraag wordt in dat geval niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige mvv en ook niet als de vreemdeling weigert een onderzoek naar en zonodig behandeling aan TBC te ondergaan (artikel 5.38, lid 1, BTU-BES).
Bovengenoemde geldt niet als de vreemdeling:
zijn hoofdverblijf buiten de openbare lichamen heeft gevestigd; of
onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden en die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen of verlengen zouden hebben geleid (zie artikel 5.38, lid 2, BTU-BES).
Als de aanvraag wordt ingewilligd dan is de ingangsdatum de datum waarop de verlengingsaanvraag is ingediend, tenzij het de vreemdeling niet is toe te rekenen dat de aanvraag te laat is ingediend (zie artikel 7, zesde lid, WTU-BES). Er ontstaat een onderbreking in het verblijfsrecht van de vreemdeling wat gevolgen heeft voor de opbouw van de verdere verblijfsrechten. Als de te late indiening van de aanvraag of de te late verstrekking van de noodzakelijke gegevens of bescheiden niet aan de vreemdeling toe te rekenen is, wordt gebruik gemaakt van de bevoegdheid om de verblijfsvergunning te verlengen in aansluiting op de verlopen verblijfsvergunning.Niet-tijdig en niet binnen een redelijke termijn
De niet-tijdig ingediende aanvraag tot het wijzigen of tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt gelijkgesteld met een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd (zie artikel 5.36, tweede lid, BTU-BES). Dat is het geval als de verlengingsaanvraag na zes maanden, na verloop van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning, is ingediend. Betrokkene heeft in die periode geen verblijfsrecht. Betrokkene moet de afhandeling van de aanvraag in het buitenland afwachten. Als positief op de aanvraag is beslist verkrijgt betrokkene weer toelating tot verblijf in de zin van artikel 6 van de WTU-BES.
1.12.2. Wijzigen van de vergunning
Een tijdig ingediende aanvraag tot het wijzigen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt getoetst als een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het gewijzigde doel en de artikelen 5.30 en 5.35 BTU-BES zijn niet van toepassing (zie artikel 5.37 BTU-BES). Als de aanvraag is ontvangen uiterlijk op de dag voor de dag waarop de geldigheidsduur van de oorspronkelijke vergunning verstrijkt is er sprake van voortgezet verblijf. De aanvraag wordt in dat geval niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf en ook niet als de vreemdeling weigert een onderzoek naar en zonodig behandeling aan TBC te ondergaan.
De aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van het recht zoals dat gold op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen en niet op het tijdstip waarop de geldigheidsduur van de oorspronkelijke vergunning afliep.Geldig document voor grensoverschrijding:
Een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt op grond van artikel 14, onder c, WTU-BES niet afgewezen, als de vreemdeling niet of niet langer beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding en naar het oordeel van Onze Minister heeft aangetoond dat hij niet of niet meer in het bezit van een geldig document voor grensoverschrijding kan worden gesteld (zie artikel 5.39 BTU-BES). Wat geldt voor het verlenen van de verblijfsvergunning (zie paragraaf 1.9.2) geldt ook voor de verlenging van de verblijfsvergunning. Als eerder bij de verlening van een verblijfsvergunning het ontbreken van een geldig document voor grensoverschrijding niet is tegengeworpen, moet bij de wijzigings- of verlengingsaanvraag beoordeeld worden of de vreemdeling inmiddels wel in het bezit kan worden gesteld van een geldig document voor grensoverschrijding of daarvan wederom kan worden vrijgesteld. De situatie kan namelijk zijn gewijzigd.Onjuiste gegevens:
Een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt op grond van artikel 14, onder c, WTU-BES niet afgewezen, als de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden die tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen of verlengen zouden hebben geleid, als er sinds de verlening, verlenging of wijziging van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd een periode van twaalf jaar is verstreken (zie artikel 5.40 BTU-BES). Na verloop van twaalf jaren wegen de belangen van de overheid niet op tegen de belangen van de vreemdeling, namelijk voortzetting van het verblijf in de openbare lichamen. De periode van twaalf jaar wordt berekend vanaf de (op onjuiste of onvolledige gegevens gebaseerde) beslissing tot het verlenen, wijzigen of verlengen van de verblijfsvergunning.Middelen:
Volgens artikel 5.41 BTU-BES wordt de aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet op grond van artikel 14, onder d, WTU-BES afgewezen, als de vreemdeling en degene bij wie hij als gezinslid in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming verblijft gezamenlijk zelfstandig en duurzaam beschikken over een bruto-inkomen als bedoeld in artikel 5.33 BTU-BES (zie paragraaf 1.9.3).Mensenhandel:
De aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend onder een beperking verband houdend met de vervolging van mensenhandel, wordt niet afgewezen op grond van artikel 14, onder e, van de WTU-BES, om de enkele reden dat een beslissing tot niet vervolging of niet verdere vervolging van de verdachte is genomen, als de vreemdeling tegen die beslissing schriftelijk beklag heeft gedaan bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba en op dat beklag nog niet is beslist. Hiermee wordt beoogd om het slachtoffer of de getuige-aangever van mensenhandel een verblijfsvergunning voor de duur van het opsporings- en vervolgingsonderzoek in feitelijke aanleg te verlenen.Arbeid in loondienst:
De aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, verleend onder de beperking het verrichten van arbeid in loondienst, wordt niet op grond van artikel 14, onder c, d, e, van de WTU-BES afgewezen als de vreemdeling voor een periode van korter dan één jaar beschikt over arbeid in loondienst waarmee voldoende zelfstandige middelen van bestaan geworven wordt. De verblijfsvergunning wordt dan verlengd tot aan de periode waarin de vreemdeling beschikt over de arbeid (zie artikel 5.43 BTU-BES).
1.12.3. Gronden intrekking
Volgens artikel 14 WTU-BES kan de verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd door Onze Minister worden ingetrokken, bij een met reden omklede beslissing, in de volgende gevallen:a. op grond van een onherroepelijk geworden veroordeling van een misdrijf tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van drie maanden of langer.
De gedraging van de vreemdeling moet voldoende ernstig zijn, daarom worden alleen misdrijven in aanmerking genomen. De sanctie moet voldoende zwaar zijn. Als de misdraging als een overtreding gekwalificeerd wordt of buiten het strafrecht afgedaan wordt, blijft de misdraging buiten beschouwing. De vraag of een bepaalde misdraging een misdrijf of een overtreding is, is afhankelijk van de desbetreffende wetgeving. Als het vonnis nog niet onherroepelijk is, of als de strafzaak nog openstaat, wordt contact opgenomen met het OM. Bij de berekening van de norm (drie maanden of langer) wordt alleen het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf meegeteld. In geval van meerdere veroordelingen worden de onvoorwaardelijke gedeelten bij elkaar opgesteld, als de verblijfsduur vijf jaren of korter is.
Als een straf geheel of gedeeltelijk, voorwaardelijk of onvoorwaardelijk, door Nederlandse of buitenlandse autoriteiten is kwijtgescholden, wordt daaraan voor de toepassing van deze regels geen zelfstandige betekenis toegekend.
Strafbare feiten die buiten het Koninkrijk zijn gepleegd of bestraft, worden ook betrokken bij de beoordeling van het gevaar voor de openbare orde als het strafbare feiten naar het recht van de openbare lichamen zijn. Dat geldt ook als het strafbare feit naar buitenlands recht een overtreding, maar naar het recht van de openbare lichamen een misdrijf is. Of het feit naar het recht van de openbare lichamen een misdrijf is wordt beoordeeld aan de hand van de strafbepalingen in het Wetboek van Strafrecht BES (op dit moment het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen) of de bijzondere strafwetten van de openbare lichamen. De vreemdeling verschaft zelf alle relevante gegevens en bescheiden met betrekking tot de strafbare feiten en de afdoening. Er wordt met het OM contact opgenomen voor de vraag welke straf in de openbare lichamen voor het strafbare feit zou worden gevorderd.b. met het oog op de goede zeden. c. als dit in het algemeen belang wenselijk is.
Gedacht kan worden aan de volgende situaties, waarbij opgemerkt wordt dat deze lijst niet uitputtend is:
de openbare orde en veiligheid waarmee gedoeld wordt de territoriale integriteit, rechtshandhaving en defensie. Bij bedreiging van de veiligheid gaat het om terroristische activiteiten;
als aan de vreemdeling een taakstraf is opgelegd, dan kan de verblijfsvergunning niet ingetrokken worden onder sub a, maar wel als dit wenselijk is in het algemeen belang;
als de vreemdeling of de persoon bij wie hij verblijft niet of niet langer zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan, in de zin van artikel 5.32 tot en met 5.34 BTU-BES, tenzij het gezamenlijke inkomen van de vreemdeling en degene bij wie hij in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming als gezinslid verblijft gelijk is aan het toepasselijk bruto-normbedrag zoals genoemd in artikel 5.33 BTU-BES;
of als de vreemdeling zijn hoofdverblijf buiten de openbare lichamen heeft verplaatst (zie artikel 12 WTU-BES); of
als een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is verleend, gewijzigd of verlengd en er onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt die tot een positieve beslissing hebben geleid, waar een negatieve beslissing genomen had moeten worden. Niet van belang is of het verstrekken van onjuiste gegevens dan wel het achterhouden van gegevens opzettelijk is gebeurd. De periode is wel beperkt tot twaalf jaar en wordt berekend vanaf de (op onjuiste of onvolledige gegevens gebaseerde) beslissing tot het verlenen, wijzigen of verlengen van de verblijfsvergunning (zie artikel 5.40 BTU-BES).d. het verkeren in zodanige staat van behoeftigheid, dat de vreemdeling niet langer naar behoren in het onderhoud van zichzelf en zijn wettig gezin kan voorzien.
Van vergaande behoeftigheid is bijvoorbeeld sprake als de vreemdeling tot bedelarij en/of landloperij (geen onderkomen) is vervallen.e. als de vreemdeling niet voldoet aan één of meer van de aan zijn verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verbonden beperkingen of voorschriften.
De verblijfsvergunning wordt ingetrokken als niet wordt voldaan aan de beperking waaronder de vergunning is verleend of een voorschrift dat aan de vergunning is verbonden.
Gedacht kan worden aan de volgende situaties waarbij opgemerkt wordt dat deze lijst niet uitputtend is:
de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in het kader van gezinsvorming kan worden ingetrokken als de samenleving is beëindigd; of
de vreemdeling ondanks ondertekening van het TBC-formulier niet daadwerkelijk bereid is gebleken onderzoek naar TBC of behandeling daarvan te ondergaan.Gezinshereniging of gezinsvorming
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd die is verleend onder de beperking gezinshereniging of gezinsvorming, wordt niet ingetrokken op de enkele grond dat de samenwoning tijdelijk is verbroken, als de vreemdeling de persoon bij wie verblijf is toegestaan wegens gewelddaden heeft verlaten. Dit geldt niet als sinds de verbreking van de samenwoning een jaar is verstreken (zie artikel 5.44 BTU-BES).
Verblijfsbeëindiging blijft achterwege als het in strijd komt met een ieder verbindende verdragsbepaling of de gevolgen wegens de bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding met de beleidsregel te dienen doel. De verblijfsvergunning kan in die gevallen ambtshalve gewijzigd worden wegens de veranderde omstandigheden. Als wordt vastgesteld dat er bij de verlening, verlenging of wijziging van een verblijfsvergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt of relevante gegevens zijn achtergehouden, wordt de zaak bezien op aangifte van een strafbaar feit bij het OM.
1.12.3.1. Besluit tot intrekking
Voordat tot intrekking van de verblijfsvergunning wordt overgegaan moet de vreemdeling in de gelegenheid gesteld worden om zijn zienswijze naar voren te brengen. Als de vreemdeling onvindbaar is kan de IND unit Caribisch Nederland direct tot intrekking van de verblijfsvergunning overgaan.
Het besluit om een verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd in te trekken moet:
met redenen zijn omkleed;
de motivering moet deugdelijk zijn;
de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn van toepassing; en
de beschikking moet altijd schriftelijk aan de vreemdeling worden meegedeeld onder verwijzing van de rechtsmiddelen.
1.12.3.2. Voortzetting verblijf na intrekking verblijfsvergunning
De aanvraag van de vreemdeling wiens verblijfsvergunning is ingetrokken, maar waarbij de aanvraag nog is ontvangen binnen de redelijke termijn van zes maanden na de datum waarop de intrekkingsbeschikking is bekendgemaakt, wordt getoetst aan de voorwaarden voor voortzetting van verblijf. Het valt onder de categorie ‘niet-tijdig maar binnen de redelijke termijn’. De aanvraag is slechts tijdig als deze is ingediend vóór het tijdstip tot wanneer de verblijfsvergunning is ingetrokken. Als de verblijfsvergunning is ingetrokken tot en met de datum waarop zij is verleend, kan betrokkene per definitie niet tijdig een verlengingsaanvraag indienen. De aanvraag wordt in deze gevallen aangemerkt als een aanvraag om eerste toelating.
2.1. Algemeen
De verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd wordt slechts verleend op aanvraag en ontstaat niet van rechtswege. De vreemdeling moet aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoen. Op het tijdstip van indiening of beoordeling van de aanvraag moet aan de voorwaarden worden voldaan. Er wordt niet ambtshalve getoetst of de vreemdeling op enig moment in het verleden aanspraak zou hebben gemaakt op de verblijfsvergunning als die destijds zou zijn aangevraagd. De afwijzing van de aanvraag betekent niet dat er sprake is van verblijfsbeëindiging.
Het is de houder van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd toegestaan voor onbepaalde tijd in de openbare lichamen te verblijven. Aan deze verblijfsvergunning worden geen beperkingen en voorschriften verbonden en deze hoeft niet te worden verlengd (zie artikel 7, negende lid, WTU-BES). Een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd mag arbeid verrichten, zonder dat een TWV is vereist.
2.2. Systematiek
De gronden waarop de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd afgewezen kunnen worden, komen overeen met de afwijzingsgronden voor het verlenen of verlengen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd (zie artikel 9, eerste lid, WTU-BES).
Artikel 5.45 BTU-BES vormt een nadere invulling van de afwijzingsgronden zoals opgenomen in artikel 9, eerste lid, WTU-BES. Er zijn twee situaties te onderscheiden:
a. Vreemdelingen die houder zijn van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd:
Als sprake is van een houder van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd die voldoet aan de voorwaarden van artikel 5.45, eerste lid, BTU-BES, moet de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd worden verleend.
b. Vreemdelingen die toelating van rechtswege hebben:
Als sprake is van een vreemdeling die toelating van rechtswege heeft en die voldoet aan de onder a tot en met d van artikel 5.45, eerste lid, BTU-BES genoemde voorwaarden, kan de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd worden verleend (zie artikel 5.45, tweede lid, BTU-BES).Ad a Vreemdelingen die houder zijn van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd:
Artikel 5.45, eerste lid, WTU-BES stelt dat de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd wordt verleend aan de vreemdeling direct voorafgaand aan de aanvraag of op het moment van de beslissing op de aanvraag gedurende een ononderbroken periode van tenminste vijf jaren houder is van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor een niet-tijdelijk doel, als de vreemdeling:
a. al of niet tezamen met het gezinslid bij wie hij verblijft, zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan:
? voor de begrippen ‘zelfstandig’, ‘duurzaam’ en ‘voldoende’ wordt aangesloten bij wat wordt verstaan bij de beoordeling van aanvragen tot het verlenen of het verlengen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd (zie paragraaf 1.9.3.);
? als de vreemdeling die verblijf heeft in het kader van gezinshereniging of -vorming, zelf niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan, wordt het inkomen van het gezinslid bij wie verblijf is toegestaan ook meegeteld. Dit is ook het geval als de vreemdeling na drie jaren in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf;
b. niet bij onherroepelijk geworden vonnis is veroordeeld, wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd, en hem geen maatregel, bedoeld in artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht BES, is opgelegd:
? voor de toepassing van deze afwijzingsgrond is vereist dat de vreemdeling een misdrijf heeft gepleegd waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd. De wetgever heeft deze misdrijven als ernstig aangemerkt;
c. zijn hoofdverblijf niet buiten de openbare lichamen heeft gevestigd:
? in dat geval heeft de vreemdeling geen redelijk belang bij de vergunning;
? de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd wordt afgewezen als de vreemdeling meer dan zes maanden binnen een tijdvak van een jaar buiten de openbare lichamen heeft verbleven. Dan wordt aangenomen dat de vreemdeling zijn hoofdverblijf buiten de openbare lichamen heeft;
? de aanvraag wordt niet in alle gevallen afgewezen waarin de verblijfsduur niet aaneengesloten is;
? bijvoorbeeld gedwongen verblijf in het buitenland (door bijvoorbeeld strafrechtelijke detentie of behandeling elders van ziekte) wordt niet aangemerkt als onderbreking van het hoofdverblijf;
? de beoordeling of de vreemdeling zijn hoofdverblijf heeft verplaatst vindt plaats aan de hand van de feiten en omstandigheden van het concrete geval waarbij met de wil van de vreemdeling slechts rekening wordt gehouden voor zover die blijkt uit diens gedragingen;
d. geen gevaar vormt voor de nationale veiligheid:
? gevaar voor de nationale veiligheid wordt per geval beoordeeld. Er zijn geen algemene regels opgenomen met betrekking tot de gevallen waarin de aanvraag op deze grond wordt afgewezen of de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd wordt ingetrokken;
e. geen onjuiste gegevens heeft verstrekt en geen gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de aanvraag tot het verlenen, verlengen of wijzigen zouden hebben geleid:
? als wordt vastgesteld dat de vreemdeling door het verzwijgen van relevante gegevens of het verstrekken van onjuiste gegevens in het bezit is gekomen of gebleven van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, kan hem de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd worden onthouden;
? dit geldt niet als de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden die tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen of verlengen zouden hebben geleid en sinds de verlening, verlenging of wijziging van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd een periode van twaalf jaar is verstreken (zie artikel 14, onder c, WTU-BES en artikel 5.40 BTU-BES). Na verloop van twaalf jaren wegen de belangen van de overheid niet op tegen de belangen van de vreemdeling, namelijk voortzetting van het verblijf in de openbare lichamen. De periode van twaalf jaar wordt berekend vanaf de (onjuiste of onvolledige gegevens gebaseerde) beslissing tot het verlenen, wijzigen of verlengen van de verblijfsvergunning;
f. op de dag waarop de aanvraag is ontvangen, een verblijfsrecht heeft dat niet-tijdelijk is:
Als een houder van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet aan de onder a tot en met f genoemde voorwaarden voldoet wordt de aanvraag afgewezen.Ad b. Vreemdelingen die toelating van rechtswege hebben:
Bepalend is de vraag of de vreemdeling al dan niet toelating van rechtswege heeft gehad gedurende een ononderbroken periode van ten minste vijf jaren. Als dit zo is, dan wordt de vergunning voor onbepaalde tijd verleend.Formeel beperkt
Als de vreemdeling in afwachting is van een beslissing op een aanvraag om verlening, wijziging of verlenging van een verblijfsvergunning dan is er sprake van een formeel beperkt verblijfsrecht. Hangende bezwaar of beroep tegen de weigering een verblijfsvergunning te verlenen, verlengen, wijzigen of een intrekking van een verblijfsvergunning is er ook sprake van een formeel beperkt verblijfsrecht. Als de verblijfsvergunning uiteindelijk wordt verleend, verlengd, gewijzigd dan wel dat de intrekking van de verblijfsvergunning ongedaan wordt gemaakt en deze perioden uiteindelijk worden bestreken door een verblijfsvergunning tellen deze alsnog mee.
De verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd kan worden verleend aan de vreemdeling die direct voorafgaand aan de aanvraag of op het moment van de beslissing op de aanvraag gedurende een ononderbroken periode van ten minste vijf jaren toelating van rechtswege heeft en die voldoet aan de voorwaarden a tot en met d zoals hierboven genoemd (zie artikel 5.45 BTU-BES).
In het geval dat een vreemdeling onjuiste gegevens dan wel essentiële gegevens heeft achtergehouden die hebben geleid tot de onterechte afgifte van een bewijs van toelating van rechtswege is bepalend of de vreemdeling toelating van rechtswege heeft gehad gedurende een ononderbroken periode van ten minste vijf jaren.
Als aan de bovengenoemde voorwaarden niet wordt voldaan wordt de aanvraag afgewezen.
? bij de beoordeling van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, is van doorslaggevend belang dat de vreemdeling op het moment van de beslissing op de aanvraag houder is van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor een niet-tijdelijk doel. Daarmee wordt voorkomen dat een vreemdeling met een tijdelijk verblijfsrecht aanspraak kan maken op de verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd en zo het tijdelijke karakter aan zijn verblijfsrecht kan ontnemen (zie artikel 5.3 BTU-BES).
2.3. Intrekking van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd
Volgens artikel 14 WTU-BES kan de verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd door Onze Minister worden ingetrokken, bij een met reden omklede beslissing, in de volgende gevallen:
a. op grond van een onherroepelijk geworden veroordeling van een misdrijf tot een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van drie maanden of langer;
b. met het oog op de goede zeden;
c. als dit in het algemeen belang wenselijk is;
d. het verkeren in zodanige staat van behoeftigheid, dat de vreemdeling niet langer naar behoren in het onderhoud van zichzelf en zijn wettig gezin kan voorzien; en
e. als de vreemdeling niet voldoet aan één of meer van de aan zijn verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verbonden beperkingen of voorschriften.
Zie paragraaf 1.12.3 van dit hoofdstuk voor de toelichting op de intrekkingsgronden.
Artikel 5.46 BTU-BES stelt dat de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd niet wordt ingetrokken met toepassing van artikel 14 onder b of d WTU-BES. Reden hiervoor is gelegen in de versterking van de rechtspositie van de vreemdeling die in de openbare lichamen verblijft op basis van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd.
Zoals uit het bovengenoemde blijkt zijn de gronden voor intrekking van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd en onbepaalde tijd aan elkaar gelijk afgezien van artikel 14 onderdeel e WTU-BES. In artikel 7, lid 9, WTU-BES staat dat geen beperkingen en voorschriften verbonden worden aan de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Daarom staat eveneens in artikel 5.46 BTU-BES dat de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd niet wordt ingetrokken met toepassing van artikel 14 onder e WTU-BES.
3.1. De mvv-aanvraag
Op grond van artikel 9 WTU-BES kan een aanvraag tot het verlenen van verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 7 WTU-BES worden afgewezen als de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd. Het beschikken over een geldige mvv is één van de voorwaarden voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd.
De aanvraag om afgifte van een mvv wordt getoetst aan de voorwaarden die worden gesteld met het oog op het verlenen van een verblijfsvergunning voor de openbare lichamen. De verplichting om vóór de komst naar de openbare lichamen een mvv aan te vragen, stelt de overheid in staat te onderzoeken of de vreemdeling aan alle voor toelating gestelde vereisten voldoet, zonder daarbij door diens aanwezigheid in de openbare lichamen voor een voldongen feit te worden geplaatst.
De aanvraag om afgifte van een mvv leidt, na verstrekking van de machtiging, tot afgifte van een visum voor het Koninkijk der Nederlanden Caribisch gebied.
In artikel 9, derde lid, WTU-BES en artikel 5.31 BTU-BES is een aantal categorieën aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 7 WTU-BES benoemd, die niet worden afgewezen wegens het ontbreken van een geldige mvv.Achtergrond
De mvv is in artikel 1, onder e, WTU-BES omschreven als een visum voor de toegang tot een openbaar lichaam voor verblijf van meer dan drie maanden.
Een vreemdeling die langer dan drie maanden in de openbare lichamen wil moet in het algemeen in het bezit zijn van een geldig document voor grensoverschrijding voorzien van een geldige mvv.
Een mvv kan worden aangevraagd:
? door de vreemdeling in persoon bij de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het land van zijn herkomst of het land van zijn bestendig verblijf, of
? door de referent bij Onze Minister.
Indien in het land van herkomst of bestendig verblijf geen Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging aanwezig is, kan de mvv in persoon worden aangevraagd bij:
? de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het dichtstbijzijnde land waar wel een vertegenwoordiging is gevestigd of
? bij het kabinet van de Gouverneur van Aruba, Curaçao of Sint Maarten.
De mvv wordt verstrekt door:
? de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het land van zijn herkomst of het land van zijn bestendig verblijf;
? Als in het land van herkomst of bestendig verblijf geen Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging aanwezig is, kan de mvv worden verstrekt door de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het dichtstbijzijnde land waar wel een vertegenwoordiging is gevestigd of door het kabinet van de Gouverneur van Aruba, Curaçao of Sint Maarten.Land van bestendig verblijf
Een land van bestendig verblijf is een land waar de vreemdeling gerechtigd is om langer dan drie maanden te verblijven op grond van enige verblijfstitel. Hierbij is niet vereist dat de vreemdeling al gedurende drie maanden feitelijk in dat land verbleven heeft op het moment dat de aanvraag om een mvv wordt ingediend. Wel zal op het moment van indienen van de aanvraag, dan wel op het toetsmoment, sprake moeten zijn van nog ten minste drie maanden rechtmatig verblijf om te kunnen spreken van bestendig verblijf.
Van bestendig verblijf kan sprake zijn in de volgende gevallen:
de vreemdeling verblijft in een land op basis van een verblijfsvergunning met een geldigheidsduur van meer dan drie maanden.
de vreemdeling is in het land waar hij of zij verblijft, gerechtigd de uitkomst van een aanvraag om verblijf (aldaar) af te wachten.
de vreemdeling heeft in het land waar hij of zij verblijft een verblijfsprocedure doorlopen, waarvan de uitkomst in rechte onaantastbaar is geworden, en er bestaat een juridisch beletsel tegen uitzetting.
De algemene uitgangspunten dat het verblijf rechtmatig moet zijn (naar maatstaven van het betreffende land) en voor een periode langer dan drie maanden, zijn hierop steeds van toepassing. Als het handhaven van de termijn van meer dan drie maanden rechtmatig verblijf tot onredelijke gevolgen zal leiden, kan in voorkomende gevallen een kortere termijn volstaan, als er maar geen sprake is van het omzeilen van de mvv-procedure of het oneigenlijk gebruik van de mvv-procedure.
In ieder geval zal geen bestendig verblijf worden aangenomen indien de vreemdeling in het bezit is van een toeristen- of zakenvisum.
Het bestendig verblijf moet door de vreemdeling aangetoond worden met officiële documenten, afgegeven door de autoriteiten van het land waar de vreemdeling verblijft. Uit deze documenten zal telkens moeten blijken dat de vreemdeling daar rechtmatig verblijft, en voor welke periode.
Ingevolge artikel 2h WTU-BES beslist Onze Minister binnen drie maanden na ontvangst van een aanvraag om verlenging of wijziging van een machtiging tot voorlopig verblijf. Onze Minister kan deze termijn verlengen met ten hoogste drie maanden. De termijn kan verlengd worden als naar het oordeel van Onze Minister voor de beoordeling van de aanvraag advies van of onderzoek door derden nodig is.
Een aanvraag tot het verlenen van een mvv wordt door de vreemdeling ingediend bij de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging. De vreemdeling wacht de uitkomst van de aanvraag tot het verlenen van een mvv af in het land van herkomst of bestendig verblijf.
Indien de vreemdeling beschikt over een referent hier te lande, kan laatstgenoemde een aanvraag indienen tot het verlenen van een mvv aan de vreemdeling (referentprocedure). De aanvraag wordt ingediend bij de IND unit Caribisch Nederland. Gelet op de ratio van het mvv-vereiste dient de vreemdeling zich ook gedurende de beoordeling van de door de referent ingediende aanvraag buiten de openbare lichamen te bevinden.
3.1.1. Aanvraagprocedure mvv ingediend door de vreemdeling
De vreemdeling kan een aanvraagformulier opvragen bij de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het land van herkomst of het land van bestendig verblijf.
De aanvraag om een mvv wordt ingediend door dit formulier ingevuld en voorzien van de gevraagde gegevens en bescheiden in persoon te retourneren aan de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging. Immers de aanvraag dient in beginsel altijd in persoon te worden ingediend. De vreemdeling toont zijn identiteit aan. Vervolgens wordt door de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging bezien of betrokkene de vereiste gegevens en bescheiden heeft overgelegd.
Voor zover de door de vreemdeling te verstrekken gegevens en bescheiden moeten worden aangevuld, wordt hij eenmaal in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen twee weken aan te vullen. De IND unit Caribisch Nederland wordt bij het doorsturen van de aanvraag door de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging geïnformeerd over de datum waarop de herstel verzuim periode van twee weken is ingegaan.
In voorkomende gevallen kan de vreemdeling ook worden verzocht zich in persoon bij de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging aan te melden om een mondelinge toelichting op zijn aanvraag te geven.
Na ommekomst van de termijn voor het aanvullen van de aanvraag, wordt door de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging bezien of de aldaar overgelegde buitenlandse bewijsstukken betreffende de staat van personen authentiek zijn, en of deze (voor zover vereist) zijn gelegaliseerd of geapostilleerd. Verder wordt door de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging bezien of ambtshalve feiten en omstandigheden bekend zijn die zich verzetten tegen afgifte van de mvv en of de leges zijn voldaan, dan wel herstel verzuim daarvoor is geboden. Daarna wordt de aanvraag doorgezonden naar de IND unit Caribisch Nederland, onder mededeling van alle relevante feiten en omstandigheden.
Na ontvangst van de aanvraag gaat de IND unit Caribisch Nederland aan de hand van de door de vreemdeling verstrekte gegevens na of een (in de openbare lichamen woonachtige) referent bekend is. Als dat het geval is, dan wordt (behoudens bijzondere omstandigheden) de referent door de IND unit Caribisch Nederland schriftelijk in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken de vereiste gegevens en bescheiden in te dienen. Als de referent van deze gelegenheid geen gebruik maakt, of niet alle gevraagde stukken overlegt, wordt hem éénmaal een hersteltermijn van twee weken verleend. Na ommekomst van de hersteltermijn beziet de IND unit Caribisch Nederland of de gevraagde documenten zijn overgelegd, en of deze documenten in orde zijn. Zonodig vindt onderzoek plaats naar de inhoud of authenticiteit van de overgelegde stukken.
De IND unit Caribisch Nederland beoordeelt de aanvraag en stelt zo nodig nader onderzoek in naar de door de vreemdeling en/of referent aangeleverde informatie.
De IND unit Caribisch Nederland besluit vervolgens of de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging gemachtigd kan worden om de mvv af te geven. De wettelijk beslistermijn voor een mvv-aanvraag is drie maanden (zie artikel 2h WTU-BES).
In geval van een inwilliging wordt de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging gemachtigd om een mvv af te geven. De IND unit Caribisch Nederland stuurt de machtiging naar de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging en maakt deze tevens bekend aan de referent. De diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging nodigt de vreemeling uit om in persoon te verschijnen ten behoeve van de afgifte van de mvv. De vreemdeling moet zijn document voor grensoverschrijding meebrengen, zodat de mvv in dat document kan worden aangebracht. De vreemdeling moet binnen drie maanden na ontvangst van de machtiging van de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging door deIND unit Caribisch Nederland, verschijnen voor de afgifte van de mvv ( artikel 2e, eerste lid, van de WTU-BES).
Als de aanvraag niet wordt ingewilligd, stuurt de IND unit Caribisch Nederland de beslissing naar de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging, die de beschikking bekendmaakt aan de vreemdeling. De referent ontvangt een afschrift van de beschikking. Als zowel de referent als de vreemdeling zich in het buitenland bevinden, kan door de vreemdeling een mvv worden aangevraagd. De referent moet dan wel aantonen dat de vreemdeling na binnenkomst in de openbare lichamen zal beschikken over voldoende middelen van bestaan.
3.1.2. Aanvraagprocedure mvv ingediend door de referent
Een in de openbare lichamen verblijvende referent kan ten behoeve van een vreemdeling in het buitenland een mvv aanvragen. Gelet op de ratio van het mvv-vereiste mag de vreemdeling zich ook gedurende de beoordeling van een door de referent ingediende aanvraag om een mvv niet in de openbare lichamen te bevinden.
De referent kan de aanvraag indienen door het daartoe bestemde formulier ingevuld en voorzien van de gevraagde gegevens en bescheiden te retourneren aan IND unit Caribisch Nederland. Als de referent bij het indienen van de aanvraag niet alle gevraagde gegevens en bescheiden heeft overgelegd, wordt de referent éénmaal een hersteltermijn van twee weken verleend.
Na ommekomst van de hersteltermijn beziet de IND unit Caribisch Nederland of de gevraagde gegevens en bescheiden zijn overgelegd, en of deze in orde zijn.
De IND unit Caribisch Nederland neemt vervolgens een beslissing op de aanvraag.
Als niet wordt voldaan aan de toelatingsvoorwaarden voor het gevraagde verblijfsdoel ontvangt de referent een negatieve beschikking.
Als wordt voldaan aan de toelatingsvoorwaarden voor het gevraagde verblijfsdoel, machtigt de IND unit Caribisch Nederland onder voorbehoud de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging om de mvv af te geven. Dit voorbehoud houdt in, dat door nader onderzoek door de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging naar de authenticiteit van de originele buitenlandse bewijsstukken betreffende de staat van personen en van het document voor grensoverschrijding, de identiteit van de vreemdeling komt vast te staan en dat zich ook verder geen feiten of omstandigheden voordoen die zich tegen de afgifte van de mvv verzetten.
Verder wordt de referent op de hoogte gebracht van de positieve beslissing omtrent de afgifte van een mvv, onder vermelding van het voorbehoud. De referent wordt erop gewezen dat de vreemdeling, ter verkrijging van een mvv, zich moet wenden tot de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van zijn land van herkomst of bestendig verblijf. De vreemdeling wordt niet ambtshalve van de beslissing op de hoogte gebracht.
Bij de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging wordt onderzocht of de dan door de vreemdeling te overleggen originele buitenlandse bewijsstukken betreffende de staat van personen en het document voor grensoverschrijding, die door de referent in kopie bij de IND unit Caribisch Nederland zijn overgelegd, authentiek zijn en of deze (voor zover vereist) daadwerkelijk zijn gelegaliseerd of geapostilleerd.
Als het onderzoek de authenticiteit van de desbetreffende documenten bevestigt en zich ook overigens geen feiten of omstandigheden voordoen die zich tegen de afgifte van de mvv verzetten, wordt de mvv afgegeven.
Als uit dit onderzoek blijkt dat de betreffende documenten niet authentiek zijn of als zich feiten en omstandigheden voordoen die zich tegen de afgifte van de mvv verzetten, kan de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging aan de IND unit Caribisch Nederland een verzoek om heroverweging doen onder vermelding van alle relevante feiten en omstandigheden. Als daarvoor aanleiding is, kan de IND unit Caribisch Nederland vervolgens de inwilligende beschikking intrekken en een nieuwe beslissing nemen op de aanvraag.
3.1.3. Afgifte mvv
De mvv wordt afgegeven door de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland. De mvv kan alleen worden afgegeven na de kennisgeving van de IND unit Caribisch Nederland. Deze machtiging is drie maanden geldig te rekenen vanaf de datum van dagtekening van het bericht van de IND unit Caribisch Nederland aan de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging om een mvv te verstrekken. Binnen die drie maanden moet de vreemdeling de mvv hebben afgehaald. Als de vreemdeling zich niet binnen drie maanden bij de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging heeft vervoegd voor de afgifte van de mvv, zal een nieuwe aanvraag om een mvv moeten worden ingediend. Als de afgifte van de mvv plaats heeft gevonden binnen die drie maanden, heeft de vreemdeling vervolgens drie maanden, vanaf datum afgifte mvv, om naar de openbare lichamen te reizen.
Voordat de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging tot afgifte van de mvv overgaat, vindt een identiteitscontrole plaats. De vreemdeling moet zijn identiteit genoegzaam aantonen.
3.1.4. Samenloop aanvraagprocedures
Het mvv-vereiste geldt niet voor aanvragen om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd om redenen verband houdend met bescherming (zie artikel 12a WTU-BES) en voor aanvragen om een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd.
Als een vreemdeling een aanvraag heeft indiend om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd om redenen verband houdend met bescherming, kan hij geen aanvraag om toelating doen op andere gronden dan voorzien bij artikel 12a WTU-BES zolang niet onherroepelijk is beslist op de aanvraag om toelating verband houdend met artikel 12a WTU-BES.
3.1.5. Mvv en verlening verblijfsvergunning bepaalde tijd
De houder van een geldige mvv moet zich binnen drie dagen na binnenkomst in de openbare lichamen in persoon aanmelden bij de korpschef (zie artikel 6.43, eerste lid, BTU-BES). Door de korpschef wordt in het geldige document voor grensoverschrijding van de vreemdeling of op een afzonderlijk inlegblad een aantekening gesteld omtrent het voldoen aan de aanmeldingsplicht (zie artikel 6.25, eerste lid, onder a, BTU-BES). Op de sticker ‘Aantekeningen Toezicht’ wordt door de korpschef de datum van aanmelding en het nummer van het paspoort ingevuld achter de tekst ‘aangemeld op (datum)’.
Voor het indienen van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd moet de vreemdeling zich melden bij de IND unit Caribisch Nederland. Aan de houder van een geldige mvv kan, uit het oogpunt van rechtszekerheid, alleen in uitzonderlijke gevallen een verblijfsvergunning worden geweigerd. Hiervan is sprake als blijkt dat niet aan de voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is voldaan. Uitzonderlijke gevallen zijn in ieder geval situaties waarin de vreemdeling:
onjuiste gegevens heeft verstrekt die hebben geleid tot de afgifte van de mvv;
of degene bij wie verblijf wordt beoogd niet beschikt over voldoende middelen van bestaan (de enkele omstandigheid dat de middelen door tijdsverloop niet meer duurzaam zijn, geldt niet als bijzonder);
een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid;
niet voldoet aan de aan de verblijfsvergunning te verbinden beperking;
niet voldoet aan in de BTU-BES geformuleerde voorwaarden voor de verlening van de verblijfsvergunning; en
niet bereid is een onderzoek naar of behandeling van TBC te ondergaan of daaraan niet meewerkt.
Er is geen sprake van een uitzonderlijk geval als degene bij wie de vreemdeling verblijf beoogt na afgifte van de mvv alleen vanwege een latere aanscherping van het middelenvereiste niet meer voldoet aan het middelenvereiste.
3.2. De aanvraag om een verblijfsvergunning voor (on)bepaalde tijd
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als ook de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd wordt op aanvraag verleend. Dit geldt ook voor het verlengen van de al verleende verblijfsvergunning dan wel het wijzigen van de beperking van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd.Intrekking van aanvragen
Een vreemdeling kan met een brief een aanvraag en eventuele vervolgprocedures intrekken. Uit de brief moet duidelijk blijken welke (vervolg)procedure wordt ingetrokken.Intrekking van de aanvraag als de vreemdeling niet in bewaring is
Een vreemdeling, zijn wettelijk vertegenwoordiger of gevolmachtigde kunnen een aanvraag en eventuele vervolgprocedures schriftelijk middels ondertekening intrekken. Het moet duidelijk zijn welke aanvraag of vervolgprocedure wordt ingetrokken. Indien dat niet duidelijk is moet de IND unit Caribisch Nederland dit schriftelijk navragen. Voorts informeert de IND unit Caribisch Nederland de politie over het beëindigen van de procedure.Intrekking van de aanvraag als de vreemdeling in bewaring is
De intrekking moet plaatsvinden middels model MBES35 CTU-BES.Herhaalde aanvraag
Een herhaalde aanvraag kan op grond van artikel 8 WTU-BES worden afgewezen. Deze aanvraag kan zich in verschillende vormen voordoen.
In het geval dat de vreemdeling schriftelijk aan het bestuursorgaan verzoekt om terug te komen op een besluit dat in rechte onaantastbaar is geworden, dan moet dit verzoek aangemerkt als een herhaling van de eerdere aanvraag. Het verzoek is immers dat alsnog een verblijfsvergunning wordt verleend, zonder dat een nieuwe aanvraag wordt ingediend en nieuwe feiten en omstandigheden worden vermeld. Van de bevoegdheid om terug te komen op een rechtens onaantastbaar geworden besluit, wordt geen gebruik gemaakt.
In het geval dat de vreemdeling een nieuwe aanvraag indient na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking, dan moeten deze nieuwe feiten en omstandigheden worden vermeld. Er is sprake van nieuwe feiten en omstandigheden als die:
op het moment waarop de eerste aanvraag werd afgewezen niet bekend waren of redelijkerwijs niet bekend konden zijn; en
aanleiding geven tot heroverweging van de afwijzing van de eerste aanvraag.
Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan de aanvraag worden afgewezen onder verwijzing naar de eerdere afwijzende beschikking. De aanvrager hoeft niet in de gelegenheid te worden gesteld de aanvraag inhoudelijk dan wel procedureel aan te vullen (zie artikel 8, tweede lid, WTU-BES). Als in het bezwaarschrift, gericht tegen de afwijzing van de herhaalde aanvraag, nieuwe feiten of omstandigheden worden aangevoerd vormt dat geen reden om het bezwaarschrift gegrond te verklaren. Deze nieuwe feiten en omstandigheden zijn immers niet aangevoerd bij de herhaalde aanvraag en doen daarom niet af aan de juistheid van de verkorte afdoening van de aanvraag. Dit kan voor de vreemdeling wel aanleiding zijn om een nieuwe aanvraag om een verblijfsvergunning in te dienen. Hiervoor moet wel opnieuw leges worden betaald.Verzoek om heroverweging
Als er verzocht wordt om heroverweging van een in rechte onaantastbaar geworden beschikking wordt de vreemdeling eerst in de gelegenheid gesteld om aan de formele vereisten voor het indienen van een aanvraag te voldoen. Aan de vreemdeling wordt een termijn gegeven om het verzuim te herstellen. Als daarna nog steeds niet aan de formele vereisten wordt voldaan, kan de aanvraag buiten behandeling worden gesteld. Als de voor de aanvraag verschuldigde leges niet zijn betaald, kan de aanvraag bovendien buiten behandeling worden gesteld op grond van artikel 7, derde lid, WTU-BES. Als de vreemdeling wel voldoet aan de formele vereisten voor het indienen van de aanvraag, dan is het kopje ‘herhaalde aanvraag’ in deze paragraaf van toepassing.
3.2.1. De vereisten voor het indienen van de aanvraag
Schriftelijke aanvraag
De aanvraag wordt altijd schriftelijk ingediend.Indiening in persoon
De aanvraag moet in persoon worden ingediend ( artikel 5.49, eerste lid, BTU-BES).Plaats van indiening van de aanvraag
De vreemdeling kan tijdens kantooruren langs gaan bij een IND-BES loket om een aanvraag om een verblijfsvergunning in te dienen.De vreemdeling die in bewaring is
Als de vreemdeling rechtens de vrijheid is ontnomen wordt de aanvraag om een verblijfsvergunning ingediend op de plaats waar de vrijheidsontneming ten uitvoer wordt gelegd middels het model MBES34 ( artikel 5.49, tweede lid, BTU-BES). De korpschef neemt de aanvraag in ontvangst en zendt haar door naar de IND unit Caribisch Nederland. De relevante stukken worden met de aanvraag meegezonden. De IND unit Caribisch Nederland beslist op de aanvraag en stelt de korpschef in kennis van de inhoud van de beslissing.Vastgesteld modelformulier
De aanvraag tot verlening, verlenging, vervanging of vernieuwing van een verblijfsvergunning wordt schriftelijk ingediend door middel van een formulier, waarvan het model bij ministeriële regeling is vastgesteld ( artikel 7, lid 2, WTU-BES en artikel 5.47, lid 1, BTU-BES). Als de aanvraag niet is ingediend middels het juiste aanvraagformulier kan de aanvraag onder omstandigheden buiten behandeling worden gesteld.
De ingediende aanvraag tot het verlenen, het wijzigen of het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan ook betrekking hebben op de inwonende kinderen die jonger zijn dan twaalf jaar (zie artikel 5.47, lid 2, BTU-BES). Deze kinderen worden zelf niet in het bezit gesteld van een verblijfsdocument.Het verkrijgen van het aanvraagformulier
Een aanvraagformulier kan worden verkregen bij de IND unit Caribisch Nederland of anders via de website.Ondertekening van de aanvraag
De aanvraag wordt ondertekend door de vreemdeling zelf of door een wettelijk vertegenwoordiger. Hieronder wordt verstaan: ouder, voogd of curator. Een advocaat of een zaakwaarnemer is dus geen wettelijk vertegenwoordiger. De aanvraag tot het verlenen, wijzigen of verlengen van een verblijfsvergunning kan namelijk mede betrekking hebben op de inwonende kinderen die jonger zijn dan twaalf jaar ( artikel 5.47, lid 2, BTU-BES). De vreemdeling die namens een minderjarig kind een aanvraag indient, moet aantonen de wettelijke vertegenwoordiger van het kind te zijn. Als bij de aanvraag dat niet is aangetoond, dan moet de vreemdeling de gelegenheid worden geboden om dit alsnog binnen een termijn van twee weken aan te tonen. Als na deze twee weken het gebrek nog niet is hersteld, dan moet de aanvraag buiten behandeling worden gesteld. De aanvraag voldoet immers niet aan (een van) de vormvereisten.Vermelding van naam en adres van de aanvrager en dagtekening
De aanvraag bevat in ieder geval de naam en het adres van de vreemdeling, de dagtekening van de aanvraag. Bij ontvangst van de aanvraag wordt aangetekend op welke datum de aanvraag is ontvangen.
3.3. Aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd
De vreemdeling geeft op het aanvraagformulier aan welke verblijfsvergunning hij wenst te verkrijgen en voor welk verblijfsdoel hij in de openbare lichamen wenst te verblijven (zie artikel 5.48, lid 1, BTU-BES).Verblijfsvergunning zonder beperking
Als de vreemdeling aangeeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd zonder beperking in de openbare lichamen te willen verblijven, dan moet hij in de gelegenheid worden gesteld om de aanvraag nader aan te vullen met een concreet verblijfsdoel. Ook moet hij de aanvraag nader met gegevens en bescheiden onderbouwen. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt niet zonder beperking verleend, maar altijd onder een beperking die verband houdt met een specifiek verblijfsdoel (zie artikel 5.2 BTU BES).Meer verblijfsdoelen
Per aanvraag wordt één verblijfsdoel aangegeven. De verblijfsdoelen zijn genoemd in artikel 5.2, eerste lid, BTU-BES. Als de vreemdeling aangeeft voor meerdere verblijfsdoelen in de openbare lichamen te verblijven, dan moet hij voor ieder gewenst verblijfsdoel een aparte aanvraag indienen. Per aanvraag moet de vreemdeling leges betalen.Wijziging verblijfsdoel
Als de vreemdeling na de indiening van de aanvraag aangeeft verblijf in de openbare lichamen voor een ander doel te wensen, moet hij hiervoor een nieuwe aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd indienen (zie artikel 5.48, eerste lid, BTU-BES). Op de aanvraag moet worden beschikt zoals zij is ingediend en er mag niet iets anders worden toegewezen of afgewezen dan is aangevraagd. Alleen als redelijkerwijs niet van wijziging van het verblijfsdoel kan worden gesproken, hoeft geen nieuwe aanvraag te worden ingediend. Dit is bijvoorbeeld het geval als eerst verblijf bij een ongehuwde partner wordt beoogd en men vervolgende gedurende de behandeling van de aanvraag trouwt.
Als de vreemdeling de eerdere ingediende aanvraag wenst in te trekken dan worden de leges die de vreemdeling hiervoor heeft betaald niet teruggegeven.Aanvragen om bescherming tegen terugzending
Zolang geen onherroepelijke beslissing is genomen op de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verband houdend met bescherming tegen terugzending, kan de vreemdeling geen aanvraag om toelating doen op andere gronden dan genoemd in artikel 12a WTU-BES (zie artikel 5.48, lid 2, BTU-BES).
3.4. Onderbouwende gegevens en bescheiden
Bij de indiening van de aanvraag legt de vreemdeling een geldig document voor grensoverschrijding over en verstrekt hij de gegevens en bescheiden waarmee wordt aangetoond dat hij voldoet aan de voorwaarden (zie artikel 5.50, lid 1, BTU-BES). Uitgangspunt is dat de vreemdeling een complete aanvraag indient. De vreemdeling draagt de verantwoordelijkheid om zich op de hoogte te stellen welke gegevens nodig zijn.
Als de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding, legt hij, voorzover mogelijk, gegevens en bescheiden over, waarmee wordt aangetoond dat hij vanwege de regering van het land waarvan hij onderdaan is, niet of niet meer in het bezit van een geldig document voor grensoverschrijding kan worden gesteld. In dat geval legt hij gegevens of bescheiden over omtrent zijn identiteit en nationaliteit (zie artikel 5.50, lid 2, BTU-BES).
Alle stukken moeten zijn opgesteld in het Nederlands of Engels of zijn vertaald door een betrouwbare vertaler.Antecedentenverklaring
Een vreemdeling die twaalf jaar of ouder is moet bij een aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd een antecedentenverklaring ondertekenen. Deze verklaring is geïntegreerd in het aanvraagformulier. In het geval dat de vreemdeling dit gedeelte van het aanvraagformulier niet kan ondertekenen, moet worden onderzocht waarom hij dit niet kan. Als er sprake is van antecedenten, dan moet de vreemdeling documenten overleggen die betrekking hebben op deze antecedenten (bijvoorbeeld proces-verbaal, vonnis). Als de vreemdeling de redenen niet aangeeft of de documenten die betrekking hebben op zijn antecedenten niet overlegt, kan de aanvraag om procedurele redenen worden afgewezen (zie artikel 5.47, derde lid, BTU-BES).Gelegaliseerde bescheiden
Alle buitenlandse documenten/verklaringen moeten zijn voorzien van legalisatie of apostille, afhankelijk van het land dat het stuk afgeeft. De vreemdeling moet hier zelf voor zorgen.
3.5. Specifieke bepalingen procedure verblijfsvergunning (on)bepaalde tijd
Handelingen bij de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning of een aanvraag tot wijziging van de verblijfsvergunning
In de openbare lichamen zijn loketten aanwezig waar de vreemdeling een aanvraag om een verblijfsvergunning kan indienen. De vreemdeling kan via de website en brochures nagaan waar hij zich moet melden en hoe de procedure werkt. De vreemdeling kan ook langs gaan bij het loket voor informatie over de procedure. Aan het loket wordt dan een afspraak met de vreemdeling gemaakt voor het indienen van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning.Identificeren van de vreemdeling
De identiteit van de vreemdeling moet worden vastgesteld aan de hand van de vereiste brondocumenten zoals aangegeven in de basisadministratie persoonsgegevens en aan het loket worden de overgelegde documenten op echtheid beoordeeldVerstrekken sticker ‘verblijfsaantekeningen openbare lichamen algemeen’
De IND unit Caribisch Nederland verstrekt aan de vreemdeling na de indiening van een aanvraag tot verlening dan wel wijziging van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd de sticker ‘verblijfsaantekeningen openbare lichamen algemeen’ ( MBES46 CTU-BES). De sticker wordt afgegeven voor een duur die één maand korter is dan de geldigheidsduur van het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling met een maximum van 6 maanden. De sticker bevat naast de aantekening over het rechtmatig verblijf ook informatie over de toegang tot de arbeidsmarkt (zie artikel 7, eerste lid, WTU BES).Maken kopieën van originele stukken die de vreemdeling toont
De IND unit Caribisch Nederland maakt van alle door de vreemdeling overgelegde originele stukken kopieën.Het verkrijgen van het aanvraagformulier verlenging geldigheidsduur verblijfsvergunning voor bepaalde tijd
De vreemdeling kan het aanvraagformulier halen bij een IND-BES loket of anders via de website.Plaats van indienen van een aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd en een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd
De vreemdeling moet hiervoor langs bij het IND-BES loket en aan het loket wordt een afspraak gemaakt met de vreemdeling voor het indienen van zijn aanvraag.Verstrekken van de sticker ‘Verblijfsaantekeningen openbare lichamen algemeen’
De vreemdeling die na het verstrijken van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in de openbare lichamen mag blijven om de beslissing op de verlengingsaanvraag af te wachten kan een sticker ‘verblijfsaantekeningen openbare lichamen algemeen’ ( MBES46 CTU-BES) krijgen waaruit zijn rechtmatig verblijf blijkt. Dit geldt ook voor de vreemdeling die in afwachting is van een beslissing op een door hem ingediende aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. De sticker bevat ook informatie over de toegang tot de arbeidsmarkt (zie artikel 7, eerste lid, WTU-BES).Het uitreiken van het verblijfsdocument
Na bekendmaking van de inwilligende beschikking door de IND unit Caribisch Nederland aan de vreemdeling, moet aan de vreemdeling een verblijfsdocument worden verstrekt waaruit zijn rechtmatig verblijf blijkt.
Als verblijfsdocument in de zin van artikel 7, eerste lid, WTU-BES wordt aangemerkt de Sédula.
De Sédula wordt afgegeven door Burgerzaken. Voor afgifte van de Sédula moet de vreemdeling zich in persoon melden bij Burgerzaken en daar de originele beschikking tonen waarbij de verblijfsvergunning is verleend. Het verblijfsdocument wordt alleen in persoon aan de vreemdeling uitgereikt. Een eventuele eerder afgegeven Sédula moet dan worden ingeleverd. Als sprake is van vermissing van de oude Sédula moet ook (een kopie van) een proces-verbaal van aangifte van vermissing daarvan worden overgelegd. Als de vreemdeling minderjarig is, moet het verblijfsdocument door de wettelijke vertegenwoordiger in het bijzijn van de minderjarige in ontvangst worden genomen.
3.6. Leges
De vreemdeling is leges verschuldigd voor de afdoening van een aanvraag tot het verlenen, wijzigen of verlengen van een verblijfsvergunning. Daarnaast kan aan de vreemdeling ook leges worden gevraagd voor de afgifte van het document zelf ( artikel 7, lid 3, WTU-BES).
De vreemdeling moet voor een aanvraag leges betalen. Als hij meer dan één aanvraag indient, dan moet hij voor iedere afzonderlijke aanvraag leges betalen. De leges moeten betaald worden ongeacht de beslissing op de aanvraag. Als de vreemdeling de leges niet betaalt, dan wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld of het document niet afgegeven ( artikel 7, lid 3, WTU-BES).
Als de vreemdeling één aanvraag indient mede ten behoeve van zijn minderjarige kinderen, dan moet voor ieder minderjarig kind ook leges worden betaald. Het totale bedrag moet in één keer worden voldaan.Gezinshereniging
Voor het afdoen van aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning met het oog op gezinshereniging kunnen twee legestarieven van toepassing zijn: een standaardtarief en een gezinstarief. Het gezinstarief is van toepassing als meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor gezinshereniging voor verblijf bij dezelfde hoofdpersoon, gelijktijdig worden ingediend. In het geval dat twee of meer vreemdelingen gelijktijdig een aanvraag indienen tot het verlenen van een verblijfsvergunning met het oog op gezinshereniging met een in de openbare lichaam verblijvende persoon, één van de aanvragers het standaardtarief moet betalen en de andere aanvragers het gezinstarief.Artikel 8 EVRM
Een vreemdeling die een aanvraag indient tot het verlenen van een verblijfsvergunning onder een beperking gezinshereniging kan ontheven worden van de verplichting tot het betalen van leges. De vreemdeling moet een gerechtvaardigd beroep doen op artikel 8 EVRM. De hoofdpersoon bij wie de vreemdeling verblijf beoogd moet zijn financiële situatie met bewijsstukken aantonen. Hij moet aantonen dat hij niet over middelen beschikt om de leges te voldoen en dat hij de afgelopen drie jaren alles heeft gedaan om over de vereiste middelen te kunnen beschikken. Daarnaast moet hij ook aantonen dat hij op korte termijn niet zelf zal kunnen beschikken over de middelen om de leges te kunnen voldoen of door anderen in zijn omgeving. De vreemdeling moet bij het indienen van de aanvraag stukken overleggen waaruit dat blijkt. Als de vreemdeling zich beroept op vrijstelling van de leges maar bij de aanvraag geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij de leges niet kan betalen, dan wordt hem herstel verzuim geboden. Als de vreemdeling vervolgens geen stukken overlegt dan wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld.
Als een vreemdeling in bewaring is gesteld hoeft voor een aanvraag om een verblijfsvergunning geen leges voldaan te worden;
De vreemdeling die een aanvraag om een verblijfsvergunning indient wegens verblijf als slachtoffer van mensenhandel hoeft geen leges te betalen; en
Bij een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning in verband met bescherming als bedoeld in artikel 12a van de WTU BES hoeven geen leges betaald te worden.Verlenging
Het legestarief voor de afdoening van een aanvraag tot het verlengen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is vastgelegd in de RTU-BES .
De toepassing van het gezinstarief bij verlengingsaanvragen is niet afhankelijk van de vraag of er sprake is van meerdere gelijktijdig ingediende aanvragen. Voor alle individueel ingediende verlengingsaanvragen voor het verblijfsdoel ‘gezinshereniging’ komen de gezinsleden voor gezinstarief in aanmerking.Cumulatie van legesheffingen
Als gelijktijdig aanvragen worden gedaan tot het verlengen en het wijzigen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, zijn voor de afdoening van de aanvraag tot het verlengen van de vergunning geen leges verschuldigd. Alleen voor de afdoening van de aanvraag tot het wijzigen van de vergunning moet de aanvrager leges betalen.
Als gelijktijdig aanvragen worden gedaan tot het verlengen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd en het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, dan moet de vreemdeling alleen de leges voor de afdoening van de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd betalen.
3.6.1. Restitutie leges
Restitutie van de leges is slechts in uitzonderingsgevallen mogelijk en wordt per geval bekeken. Een verzoek om restitutie moet schriftelijk door de vreemdeling worden ingediend. In dit verzoek moet hij gemotiveerd aangeven waarom hij van mening is dat de leges aan hem moeten worden terugbetaald. Ook moet in het verzoek de volledige personalia van de vreemdeling bevatten en het bank- of gironummer.
Wanneer moeten de leges worden terugbetaald:
er is een te hoog legesbedrag in rekening gebracht;
er is sprake van een formele vrijstellingsgrond;
er is een aanvraag tijdens vreemdelingenbewaring ingediend; of
er is sprake van een onverschuldigde betaling.
Als de vreemdeling na het indienen van de aanvraag besluit om de aanvraag in te trekken, de aanvraag is afgewezen of buiten behandeling gesteld, dan worden de leges niet terugbetaald.
3.7.1. Herstel verzuim
Als niet wordt voldaan aan de vereisten voor het in behandeling nemen van de aanvraag biedt de IND unit Caribisch Nederland de vreemdeling de gelegenheid om binnen twee weken het verzuim te herstellen. Deze termijn is echter niet bedoeld om de vreemdeling alsnog in de gelegenheid te stellen om inhoudelijk aan de voorwaarden te voldoen. Als het gaat om het overleggen van een geldig document voor grensoverschrijding, dan geeft de IND unit Caribisch Nederland de aanvrager vier weken de tijd om dit verzuim te herstellen.Geen herstel verzuim
Het bieden van herstel verzuim is niet nodig als van te voren al vast staat dat de vreemdeling niet aan een bepaalde inhoudelijke voorwaarde voldoet.Verlenging
De herstel verzuim termijn kan worden verlengd. Hiervoor moeten wel goede redenen aanwezig zijn. De vreemdeling moet dit schriftelijk verzoeken. In dit verzoek moet hij gemotiveerd aangeven waarom hij een langere termijn nodig heeft om het verzuim te herstellen.
3.7.2. Beslistermijn
De beschikking op de aanvraag moet worden gegeven uiterlijk binnen zes maanden (zie artikel 3 lid 3 WarBES). De wettelijke beslistermijn begint op de dag van ontvangst van de aanvraag en eindigt op het moment dat de beslissing aan de vreemdeling bekend is gemaakt.
Dat geldt voor:
de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor (on)bepaalde tijd;
de aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur of tot het wijzigen van de verblijfsvergunning (voor bepaalde tijd).
3.7.3. Rechtmatig verblijf hangende besluitvorming
De vreemdeling mag de behandeling van de aanvraag tot het verlenen, verlengen of wijzigen van de verblijfsvergunning in de openbare lichamen afwachten, tenzij het een herhaalde aanvraag betreft (zie artikel 5.1, eerste lid, BTU-BES). Als de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd mogelijk zou kunnen worden afgewezen, omdat de vreemdeling een gevaar is voor de openbare orde of nationale veiligheid, mag de vreemdeling de behandeling van de aanvraag niet afwachten in de openbare lichamen. Hij kan dan nog voordat op zijn aanvraag is beslist, worden uitgezet (zie artikel 16a WTU-BES en artikel 5.1, tweede lid, BTU-BES). Tegen de beschikking inhoudende dat de uitzetting niet achterwege wordt gelaten kan bezwaar worden gemaakt (zie artikel 17, lid 1 sub d, WTU-BES).
3.7.4. Bevoegdheid
Alle beslissingen met betrekking tot de inwilliging, de afwijzing of buitenbehandelingstelling van aanvragen tot het verlenen, verlengen of wijzigen van verblijfsvergunningen, en intrekking daarvan, worden door of namens de Minister van Justitie genomen.
3.7.5.1. Algemene regels
De termijn voor het indienen van een beroep- of bezwaarschrift vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt ( artikel 16, lid 1,2 en 4 en artikel 56, lid 1,2 en 4 van de WarBES).Kennisgeving van de beschikking
Hoofdregel: een beschikking wordt aan de belanghebbende toegezonden.
Verzending van de schriftelijk, gemotiveerde beschikking naar het adres, zoals blijkt uit de basisadministratie persoonsgegevens, van de vreemdeling als bekendmaking van de beschikking ( artikel 5.52, lid4, BTU-BES). In de beschikking wordt de vreemdeling gewezen op het instellen van rechtsmiddelen. Bij minderjarige kinderen geldt het adres van de wettelijk vertegenwoordiger. Als de vreemdeling niet op het bij de IND unit Caribisch Nederland bekende adres woont en hij heeft verzuimd een adreswijziging door te geven, dan moet de beschikking naar het laatst bekende adres, zoals blijkt uit de basisadministratie persoonsgegevens, worden toegezonden. De beschikking is op deze wijze op voorgeschreven wijze bekend gemaakt.
Gevallen waarin de originele beschikking in persoon wordt uitgereikt.
a. de vreemdeling zit in vreemdelingenbewaring;
b. de vreemdeling wordt ongewenst verklaard;
c. de aanvraag wordt in eerste aanleg (volledig) afgewezen en de beslissing mag niet in Nederland worden afgewacht en er wordt een vrijheidsbeperkende of -ontnemende maatregel opgelegd. De termijn voor het indienen van een bezwaar- of administratief beroepschrift begint op de dag na uitreiking van de beschikking aan de vreemdeling.Beschikking geheel of gedeeltelijk in overeenstemming met een aanvraag
Wordt een beschikking gegeven waarbij aan de vreemdeling (voortzetting van) verblijf wordt toegestaan, geheel of gedeeltelijk in overeenstemming met een door hem ingediende aanvraag, dan moet de vreemdeling zich in persoon met de originele beschikking melden bij Burgerzaken voor uitreiking van het verblijfsdocument.
Als de vreemdeling zich buiten het openbare lichaam bevindt dan wordt de beschikking bekendgemaakt na zijn aankomst in het openbaar lichaam (zie artikel 5.52, lid 3, BTU-BES).Uitreiking van het verblijfsdocument
Na bekendmaking van de inwilligende beschikking door de IND unit Caribisch Nederland aan de vreemdeling, moet aan de vreemdeling een verblijfsdocument worden verstrekt waaruit zijn rechtmatig verblijf blijkt.
Als verblijfsdocument in de zin van artikel 7, eerste lid, WTU-BES wordt aangemerkt de Sédula.
De Sédula wordt afgegeven door Burgerzaken. Voor afgifte van de Sédula moet de vreemdeling zich in persoon melden bij Burgerzaken en daar de originele beschikking tonen waarbij de verblijfsvergunning is verleend. Het verblijfsdocument wordt alleen in persoon aan de vreemdeling uitgereikt. Een eventuele eerder afgegeven Sédula moet dan worden ingeleverd. Als sprake is van vermissing van de oude Sédula moet ook (een kopie van) een proces-verbaal van aangifte van vermissing daarvan worden overgelegd. Als de vreemdeling minderjarig is, moet het verblijfsdocument door de wettelijke vertegenwoordiger in het bijzijn van de minderjarige in ontvangst worden genomen.
3.7.5.2. Weigering verlenging en wijziging beperking
Wijziging van de beperking waaronder de verblijfsvergunning is verleend
Bij wijziging van de vergunning (beperking) overeenkomstig een door de vreemdeling ingediende aanvraag wordt een nieuw verblijfsdocument verstrekt.Weigering van wijziging van de beperking
Van deze beschikking wordt niet afzonderlijk kennis gegeven als tevens verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning wordt geweigerd of de vergunning wordt ingetrokken.
3.8.1. Geldige verblijfstitels, verklaringen van verblijf van rechtswege en nvt-verklaringen
Algemeen
Een op het tijdstip van inwerkingtreding van de WTU-BES geldige verblijfstitel, verklaring van verblijf van rechtswege of een verklaring, inhoudende dat de Landsverordening toelating en uitzetting niet op de houder ervan van toepassing is, afgegeven door of namens de Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen, wordt op dat tijdstip met inachtneming van het tweede tot en met het vijfde lid van artikel II van de WTU-BES van rechtswege aangemerkt als een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, dan wel verklaring van verblijf van rechtswege, op grond van de WTU-BES.Vergunning tot tijdelijk verblijf
Een vergunning tot tijdelijk verblijf met als beperking een woonplaats, gelegen op Bonaire, Sint Eustatius of Saba, wordt, onder handhaving van de beperkingen en de geldigheidsduur, aangemerkt als een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in de WTU-BES , met dien verstande dat de beperking met betrekking tot de woonplaats geacht wordt te zijn opgeheven.
Bij de eerstvolgende aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur moet de vreemdeling op het aanvraagformulier het verblijfsdoel aangeven dat overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de aan vergunning tot tijdelijk verblijf destijds aan hem is verleend. De aanvraag om verlenging wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de WTU-BES getoetst aan de vanaf dat tijdstip geldende de voorwaarden voor verlenging van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het betreffende verblijfsdoel.Vergunning tot verblijf
Een vergunning tot verblijf met als beperking een woonplaats, gelegen op Bonaire, Sint Eustatius of Saba, wordt aangemerkt als een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in de WTU-BES , met dien verstande dat daaraan verbonden beperkingen en voorschriften worden geacht te zijn opgeheven.Verklaring van verblijf van rechtswege
Een verklaring van verblijf van rechtswege, waarvan een vreemdeling houder is, met als beperking een woonplaats, gelegen op Bonaire, Sint Eustatius of Saba, wordt, onder handhaving van de voorwaarden waaronder de verklaring is verstrekt en de geldigheidsduur, aangemerkt als een verklaring van verblijf van rechtswege als bedoeld in de WTU-BES , met dien verstande dat de daaraan verbonden voorwaarde met betrekking tot de woonplaats wordt geacht te zijn opgeheven.Niet van toepassing verklaring
Een verklaring, inhoudende dat de Landsverordening toelating en uitzetting niet op de houder ervan van toepassing is, wordt, indien een vreemdeling daarvan de houder is en deze op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet woonplaats heeft op Bonaire, Sint Eustatius of Saba, aangemerkt als een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, afgegeven op grond van de WTU-BES .
3.8.2. In behandeling zijnde verzoeken
Vergunning tot tijdelijk verblijf
Een op het tijdstip van inwerkingtreding van de WTU-BES in behandeling zijnd verzoek tot het verlenen, wijzigen of verlengen van een vergunning tot tijdelijk verblijf wordt aangemerkt als een aanvraag tot het verlenen, wjzigen of verlengen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op grond van de WTU-BES.Vergunning tot verblijf
Een op het tijdstip van inwerkingtreding van de WTU-BES in behandeling zijnd verzoek tot het verlenen van een vergunning tot verblijf wordt aangemerkt als een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd op grond van de WTU-BES.Verklaring van verblijf van rechtswege
Een op het tijdstip van inwerkingtreding van de WTU-BES in behandeling zijnd verzoek tot het verstrekken van een verklaring van verblijf van rechtswege, ingediend bij de gezaghebber van Bonaire, Sint Eustatius of Saba, wordt aangemerkt als een aanvraag tot het verstrekken van een verklaring van verblijf van rechtswege op grond van de WTU-BES.Niet van toepassing verklaring
Een op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet in behandeling zijnd verzoek tot het verstrekken van een verklaring, inhoudende dat de Landsverordening toelating en uitzetting niet van toepassing is, ingediend bij de gezaghebber van Bonaire, Sint Eustatius of Saba, wordt aangemerkt als een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd op grond van de WTU-BES .Toepasselijk recht
Op de behandeling van bovenstaande verzoeken blijft het recht dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van de WTU-BES van toepassing.
3.8.3. Voortgezet verblijf na vijf jaar
Gedurende vijf jaar na inwerkingtreding van het BTU-BES wordt de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in het kader van ‘voortgezet verblijf’ (zoals opgenomen in artikel 5.2, lid 1 sub e, BTU-BES) verleend aan de vreemdeling die:
direct voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit;
vijf jaar ononderbroken in de openbare lichamen heeft verbleven;
met de vergunning tot tijdelijk verblijf in verband met het verrichten van ‘arbeid in loondienst’ of ‘arbeid als zelfstandige’;
toelating tot verblijf heeft behouden in de openbare lichamen en niet het hoofdverblijf buiten de openbare lichamen heeft verplaatst; en
voor die arbeid gedurende die periode ononderbroken een tewerkstellingsvergunning is verleend of voor de vreemdeling die arbeid als zelfstandige heeft verricht een vestigings- en directievergunning is verleend (zie artikel 10.1, lid 1, 2 en 3, BTU-BES).
3.8.4. Verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd na vijf jaar
Gedurende vijf jaar na inwerkingtreding van het BTU-BES wordt de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd (zoals opgenomen in artikel 5.45 BTU-BES) verleend aan de vreemdeling die:
direct voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit;
vijf jaar ononderbroken in de openbare lichamen heeft verbleven;
bij vergunning verleend toegelaten is geweest; en
toelating tot verblijf heeft behouden in de openbare lichamen en niet het hoofdverblijf buiten de openbare lichamen heeft verplaatst (zie artikel 10.3, lid 1 en 2, BTU-BES).
De aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van het recht zoals dat gold op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen en niet op het tijdstip waarop de geldigheidsduur van de oorspronkelijke vergunning afliep (zie artikel 5.51 BTU-BES).
1. Inleiding
In artikel 5.20 BTU-BES is geregeld in welke gevallen en onder welke voorwaarden een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt verleend voor arbeid in loondienst, als er geen afwijzingsgronden van toepassing zijn. Als aan één of meer van de in artikel 5.20 BTU-BES genoemde verblijfsvoorwaarden niet is voldaan, of wanneer een algemene weigeringsgrond (zie artikel 9 WTU-BES) van toepassing is, is de Minister niet verplicht doch wel bevoegd de verblijfsvergunning te verlenen. De gevallen waarin van de bevoegdheid om de verblijfsvergunning te verlenen gebruik wordt gemaakt, worden aangegeven in de CTU-BES.
Gelet op artikel 5.20, eerste lid, BTU-BES wordt, met inachtneming van een aantal procedurele bepalingen, de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met het verrichten van arbeid in loondienst verleend:
a. aan de vreemdeling die in de openbare lichamen arbeid in loondienst verricht of gaat verrichten; en
b. waarvoor na toetsing aan prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt van de openbare lichamen een tewerkstellingsvergunning als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wav BES is afgegeven.
De Wav BES kent een aantal uitzonderingen op de verplichte arbeidsmarkttoets (zie bijvoorbeeld artikel 8, derde lid, Wav BES). In die gevallen kan een TWV worden verleend zonder toetsing aan prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt.
Onder een buitenlandse werknemer wordt verstaan: een vreemdeling die in de openbare lichamen arbeid in loondienst verricht of wil (gaan) verrichten.
Artikel 5.21 BTU-BES bepaalt dat geen verblijfsvergunning wordt verleend voor het verrichten van arbeid, hetzij in loondienst, hetzij als zelfstandige, die geheel of gedeeltelijk bestaat uit het verrichten van seksuele handelingen of het verlenen van seksuele diensten.
WTU-BES en de Wav BES van Circulaire toelating en uitzetting Bonaire, Sint Eustatius en Saba">
1.1. Samenhang tussen de WTU-BES en de Wav BES
Onze Minister is verantwoordelijk voor de verlening van een verblijfsvergunning op grond van het bepaalde bij en krachtens de WTU-BES .
De Minister van SZW is verantwoordelijk voor het beleid met betrekking tot de toelating tot de arbeidsmarkt van de openbare lichamen op grond van de Wav BES . Hij heeft de uitvoering van de Wav BES gedelegeerd aan de SZW-BES unit in de openbare lichamen.
In de behoefte aan arbeidskrachten moet zoveel mogelijk worden voorzien door inschakeling van het op de lokale arbeidsmarkt aanwezige of redelijkerwijs te verwachten aanbod. Dit is het zogenaamde prioriteitgenietend aanbod op de lokale arbeidsmarkt. Onder lokale arbeidsmarkt wordt verstaan: de arbeidsmarkten van de openbare lichamen samen.
Op grond van de Wav BES is een werkgever:
a. degene die in de uitoefening van een beroep of bedrijf een ander arbeid laat verrichten; of
b. de natuurlijke persoon die een ander huishoudelijke of persoonlijke diensten laat verrichten.
Artikel 2, eerste lid, bepaalt dat het een werkgever verboden is een vreemdeling in de openbare lichamen arbeid te laten verrichten zonder TWV. De Wav BES voorziet in artikel 7 en 8 in een aantal uitzonderingen op deze verbodsbepaling.
Op grond van de WTU-BES wordt getoetst of aan de voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning is voldaan.
Op grond van de Wav BES wordt getoetst of aan de voorwaarden voor verlening van een TWV is voldaan door de werkgever waarvoor de vreemdeling arbeid wil gaan verrichten.
De procedures die op grond van de WTU-BES en de Wav BES moeten worden gevolgd hangen zeer nauw met elkaar samen en de beslissingen op de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd en de aanvraag om verlening van een TWV beïnvloeden elkaar. Daarom is een nauwe samenwerking tussen de diensten die deze regelingen uitvoeren van belang.
1.2. Meerdere werkgevers
Het werkgeversbegrip verwijst niet naar een juridische verhouding, gebaseerd op een arbeidsovereenkomst of aanstelling, maar naar de feitelijke situatie, waarbij een vreemdeling feitelijk arbeid verricht in opdracht van of voor een ander. Als gevolg van het brede werkgeversbegrip kunnen zich situaties voordoen dat een vreemdeling voor hetzelfde werk meerdere werkgevers heeft (uitzendarbeid, aanneming van werk). Met hetzelfde werk wordt hier letterlijk bedoeld hetzelfde werk (dus niet hetzelfde soort werk of dezelfde soort functie bij meerdere werkgevers). Als één van de werkgevers al beschikt over een TWV voor het betreffende werk, hoeven andere werkgevers geen TWV aan te vragen (zie voorbeeld 1). Als de vreemdeling meerdere werkgevers heeft als gevolg van het feit dat hij ook meerdere banen heeft, geldt dat elk van de werkgevers over een TWV moet beschikken voor de werkzaamheden die de vreemdeling voor die betreffende werkgever verricht (zie voorbeeld 2).Voorbeeld 1:
Luciano verricht arbeid als metselaar bij bouwbedrijf A dat hem heeft ingeleend van bouwbedrijf B.
Bouwbedrijf B heeft in beginsel de TWV voor de tewerkstelling van Luciano bij bouwbedrijf A. Als bouwbedrijf B de TWV niet heeft, moet bouwbedrijf A de TWV aanvragen.Voorbeeld 2:
Luciano verricht arbeid als metselaar bij bouwbedrijf A voor 3 dagen in de week. Daarnaast verricht hij werkzaamheden als metselaar bij bouwbedrijf B voor 2 dagen in de week. Beide bouwbedrijven moeten in dit geval een TWV hebben.Voorbeeld 3:
Luciano werkt bij een ICT-bedrijf dat hem bij verschillende werkgevers opdrachten laat uitvoeren. Het ICT-bedrijf moet beschikken over een TWV, op basis waarvan Luciano bij verschillende klanten opdrachten in de ICT-sector mag uitvoeren.
2.1. Verblijfsvoorwaarden
De voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst zijn (zie artikel 5.20 BTU-BES):
c. geldig document voor grensoverschrijding (zie artikel 5.31 BTU-BES);
d. zelfstandig en duurzaam beschikken over voldoende middelen van bestaan (zie artikel 9, eerste lid, onder b en c, WTU-BES en de artikelen 5.32 tot en met 5.34 BTU-BES, als ook de uitzondering van artikel 5.20, derde lid, BTU-BES indien de TWV is afgegeven met een geldigheidsduur van korter dan één jaar);
e. geen gevaar voor openbare orde en de nationale veiligheid (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES);
f. bereidheid een onderzoek naar of behandeling voor TBC te ondergaan en daaraan mee te werken, tenzij de uitzondering van artikel 5.20, tweede lid, onder d, BTU-BES van toepassing is ( artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES, artikel 5.20, tweede lid, onder d, BTU-BES en artikel 4.3 RTU-BES).Ad a:
De van TWV-plicht vrijgestelde categorieën worden beschreven in artikel 7 Besluit uitvoering Wav BES.
Als er geen voor arbeid geldige verblijfsvergunning is aangevraagd, is dat een dwingende grond om een TWV te weigeren op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, Wav BES.
Andersom zal een aanvraag voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd of verlenging daarvan worden afgewezen als de vreemdeling arbeid verricht zonder dat voor die arbeid een TWV is verleend (zie artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, WTU-BES en artikel 5.20, eerste lid, BTU-BES).
2.2. Vereiste bescheiden
De vreemdeling moet de volgende bescheiden overleggen:
a. ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
b. kopie geldig document voor grensoverschrijding, indien nodig voorzien van een geldige mvv welke is afgegeven voor het gevraagde verblijfsdoel;
c. geldige TWV of aanvraag TWV;
d. recente ingevulde en ondertekende werkgeversverklaring ( model MBES29 CTU-BES) en kopie paspoort werkgever;
e. recente verklaring van de Inspectie der Belastingen van een vastgesteld belastbaar inkomen van ten minste USD 20.112 (als werkgever een eenmansbedrijf is);
f. kopie vestigingsvergunning werkgever (als werkgever een rechtspersoon is);
g. uittreksel Kamer van Koophandel, niet ouder dan 6 maanden (bij wijziging van werkgever);
h. ingevulde en ondertekende garantstelling ( model MBES26 CTU-BES);
i. ondertekende antecedentenverklaring (is geïntegreerd in het aanvraagformulier);
j. bewijs van goed gedrag (niet ouder dan 3 maanden);
k. bewijs onderzoek TBC;
l. kopie bewijs ziektekostenverzekering (geïntegreerd in het aanvraagformulier).
Alle stukken moeten zijn opgesteld in het Nederlands of Engels of zijn vertaald door een betrouwbare vertaler.
2.3. Procedure bij het loket van IND-BES (1-loket procedure)
Van belang is de volgorde waarin de aanvragen worden ingediend en de volgorde waarin daarop wordt beslist. Ook is het belangrijk dat de bij de beslissingen betrokken instanties informatie met elkaar uitwisselen over de bij hen ingekomen aanvragen en hun beslissingen daarop. Hierdoor wordt voorkomen dat er een vicieuze cirkel ontstaat. Om deze reden is in de openbare lichamen een 1-loket procedure ingericht.
Om de doelmatigheid en de snelheid van de afhandeling van aanvragen om toelating en om een TWV te bevorderen en om een goede afstemming van de werkprocessen bij de IND unit Caribisch Nederland en de SZW-BES unit te waarborgen, kunnen aanvragen om een mvv /verblijfsvergunning én om een TWV bij het loket van de IND-BES worden ingediend.
2.3.1. 1-loket procedure
Gelijktijdig indienen aanvragen TWV en mvv/verblijfsvergunning
De werkgever vraagt ten behoeve van de vreemdeling die in de openbare lichamen arbeid in loondienst wil gaan verrichten, bij het loket van IND-BES zoveel mogelijk gelijktijdig een TWV én een mvv voor het verrichten van arbeid in loondienst aan. Als de vreemdeling niet mvv-plichtig is, dient de werkgever bij het loket een aanvraag om een TWV in en dient de vreemdeling, zoveel mogelijk gelijktijdig, een aanvraag in om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst. Als de vreemdeling zelf de aanvraag om een mvv indient bij de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in zijn land van herkomst of bestendig verblijf, wordt deze aanvraag ter afhandeling doorgezonden naar de IND unit Caribisch Nederland. Na ontvangst van deze mvv-aanvraag wordt de werkgever door de IND unit Caribisch Nederland uitgenodigd om bij het loket een TWV-aanvraag in te dienen.Aanvraagformulieren
De formulieren voor het aanvragen van een TWV, een mvv en een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd zijn in ieder geval verkrijgbaar bij het loket van de IND-BES. In deze aanvraagformulieren staat welke gegevens en bescheiden bij het indienen van de aanvragen overgelegd moeten worden.
Bij het indienen van de aanvragen moeten de aanvraagformulieren:
a. volledig zijn ingevuld;
b. zijn ondertekend; en
c. zijn voorzien van de gevraagde gegevens en bescheiden.Behandeling aanvraag TWV door SZW-BES unit
De IND unit Caribisch Nederland stuurt de TWV-aanvraag ter behandeling door naar de SZW-BES unit. Deze voert een arbeidsmarkttoets uit en neemt een beslissing op de aanvraag om een TWV. Vervolgens wordt deze beslissing dan wel de TWV doorgestuurd naar de IND unit Caribisch Nederland.Behandeling aanvraag mvv/verblijfsvergunning door IND unit Caribisch Nederland
Zodra de beslissing op de TWV-aanvraag bij de IND unit Caribisch Nederland bekend is, neemt IND unit Caribisch Nederland een beslissing op de aanvraag om een mvv of een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. Als de aanvraag om een TWV is afgewezen, wordt ook de aanvraag om een verblijfsvergunning afgewezen. Als de aanvraag om een TWV is ingewilligd, wordt in de regel ook de aanvraag om een mvv of verblijfsvergunning ingewilligd. Dit laatste hoeft echter niet per se het geval te zijn. Het kan voorkomen dat de aanvraag om een TWV is ingewilligd, maar dat niet aan alle voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt voldaan.
Uitzondering: als meteen al duidelijk is dat de mvv of verblijfsvergunning moet worden geweigerd, ongeacht of er wel of geen TWV wordt verleend, wordt de aanvraag om een mvv of verblijfsvergunning direct afgewezen en wordt niet gewacht op de beslissing van SZW-BES unit op de aanvraag om een TWV. Hierbij moet met name worden gedacht aan gevallen waarin de aanvraag om een mvv of verblijfsvergunning wordt afgewezen wegens gevaar voor de openbare orde. De SZW-BES unit wordt zo snel mogelijk van de beslissing op de aanvraag om een mvv of verblijfsvergunning in kennis gesteld, vanwege de te nemen beslissing op de TWV-aanvraag.Beslissing op aanvragen en afgifte TWV en mvv/verblijfsvergunning
De beslissingen op de aanvragen om een TWV en om een mvv/verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden beide in beginsel bekendgemaakt door uitreiking in persoon van de beschikkingen aan het loket van de IND-BES. In beginsel vindt dit zoveel mogelijk gelijktijdig plaats (zie voor regels over bekendmaking van besluiten hoofdstuk 3, paragraaf 3.7.6)
Als een werkgever een vreemdeling arbeid laat verrichten in de zin van de Wav BES , zonder dat hij in het bezit is van de vereiste TWV, wordt vermoed dat die vreemdeling gedurende tenminste zes maanden werkzaam is geweest voor die werkgever (zie artikel 20 Wav BES). Met behulp van dit rechtsvermoeden kan een vreemdeling een loonvordering instellen. Voor het doorlopen van deze procedure in de openbare lichamen wordt aan de illegale vreemdeling echter geen verblijf toegestaan.
2.3.2. Procedure gezinsleden bij het loket van IND-BES
Aanvragen om een mvv in het kader van gezinshereniging met een arbeidsmigrant worden eveneens bij het IND-BES loket ingediend als:
a. de hoofdaanvrager (degene bij wie verblijf wordt beoogd) op grond van arbeid in loondienst verblijf in de openbare lichamen vraagt; en
b. de aanvragen tegelijkertijd met die van de hoofdaanvrager worden ingediend door middel van het daarvoor bestemde formulier ( model MBES3 CTU-BES).
Het gelijktijdig afdoen van de aanvraag om toelating van gezinsleden door het IND-BES loket, samen met die van de hoofdaanvrager, is verder alleen mogelijk:
a. in geval van een huwelijk dat reeds bestond toen beide echtgenoten nog buiten de openbare lichamen verbleven;
b. in geval van een relatie die reeds bestond toen beide partners nog buiten de openbare lichamen verbleven;
c. voor de uit het huwelijk of de relatie geboren minderjarige kinderen die feitelijk behoren tot het gezin;
d. voor de niet uit het huwelijk of de relatie geboren minderjarige kinderen die feitelijk behoren tot het gezin.
Aanvragen verband houdend met adoptie en opname als pleegkind worden niet gelijktijdig met de aanvraag van de hoofdaanvrager afgehandeld.
Voor gezinsleden gelden daarnaast de in hoofdstuk 3 neergelegde toepasselijke voorwaarden, waaronder de voorwaarden inzake legalisatie en verificatie van documenten.
Gezinsleden van arbeidsmigranten zijn niet vrij op de arbeidsmarkt. Als zij willen werken, moet de werkgever beschikken over een TWV.
2.4. Samenhang beslissing aanvraag TWV en verblijfsvergunning
Voor verblijf in de openbare lichamen verband houdend met het verrichten van arbeid in loondienst moet de werkgever van de vreemdeling beschikken over een TWV en de vreemdeling over een verblijfsvergunning. De beslissing op de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd enerzijds en de beslissing op de aanvraag om een TWV anderzijds beïnvloeden elkaar.
Hoofdregel:
Met de beslissing op de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt gewacht totdat op de aanvraag om een TWV is beslist. Wordt de TWV verleend dan zal als regel ook de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden verleend, als ook aan de overige voorwaarden wordt voldaan.
Mogelijke situaties:De aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt afgewezen vanwege een weigeringsgrond of het niet voldoen aan een voorwaarde
De afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is een dwingende weigeringsgrond voor een TWV (zie artikel 8, eerste lid onder e Wav BES). Door, als dat mogelijk is, direct op de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te beslissen wordt de ongewenste situatie voorkomen dat achteraf het verblijf moet worden ontzegd aan een vreemdeling, die inmiddels op grond van een aan de werkgever op diens aanvraag verleende TWV arbeid in loondienst is gaan verrichten. Er wordt direct op een aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd beslist als sprake is van de weigeringsgronden van artikel 9 WTU-BES:
a. gevaar voor de openbare orde (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES);
b. onvoldoende middelen van bestaan;
c. niet meewerken aan onderzoek naar of behandeling van TBC van de ademhalingsorganen, tenzij dat wegens de nationaliteit van de vreemdeling niet is toegestaan (zie artikel 5.20, tweede lid, onder d, BTU-BES).
In afwachting van de beslissing op de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst plaatst de IND unit Caribisch Nederland een verblijfsaantekening in het paspoort of identiteitsbewijs van de vreemdeling.De TWV wordt geweigerd
Als de aanvraag om een TWV wordt geweigerd voordat op de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is beslist, wordt als regel ook een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst geweigerd.De TWV wordt verleend
Een vreemdeling, die naar de openbare lichamen komt om arbeid in loondienst te verrichten, vraagt een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst aan bij de IND unit Caribisch Nederland. In de periode, gelegen tussen verlening van een TWV en de beslissing op de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning, is het de vreemdeling toegestaan de arbeid te verrichten waarvoor de TWV is afgegeven. Zolang geen beslissing op de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning is genomen, wordt hij daarom niet uit de openbare lichamen verwijderd. De verlening van een TWV betekent dat met de komst van een vreemdeling een wezenlijk belang is gediend. De verblijfsvergunning zal dan ook in principe worden verleend, tenzij één van de weigeringsgronden van artikel 9 WTU-BES van toepassing is.Weigering verlenging of intrekking verblijfsvergunning
Een weigering de geldigheidsduur te verlengen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd of de intrekking ervan en ook intrekking van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd vormt op grond van artikel 10, onder b, Wav BES een dwingende reden voor intrekking van de TWV.Toetsing middelenvereiste bij aanvraag TWV
Om in aanmerking te komen voor een TWV voor het verrichten van arbeid in loondienst of arbeid in loondienst als praktikant toetst SZW-BES unit of de vreemdeling met de voorgenomen arbeid een salaris zal ontvangen dat:
a. tenminste op het voor de desbetreffende functie gebruikelijke niveau ligt; en
b. gelijk is aan; of
c. hoger is dan het bruto minimumloon, genoemd in artikel 9 van de Wet minimumlonen BES, na aftrek van de daarop in te houden loonheffing.
Om in aanmerking te komen voor een TWV voor het verrichten van arbeid in loondienst als stagiair toetst SZW-BES of de vreemdeling een stagevergoeding ontvangt van minimaal 50% van het bruto minimumloon, genoemd in artikel 9 van de Wet minimumlonen BES, na aftrek van de daarop in te houden loonheffing.
Als in de hiervoor genoemde gevallen ten behoeve van de vreemdeling een TWV is afgegeven, is daarmee ook aangetoond dat is voldaan aan het vereiste om zelfstandig te beschikken over voldoende middelen van bestaan (zie artikel 5.33 BTU-BES). De in hoofdstuk 3 genoemde bewijsstukken inkomsten uit arbeid in loondienst hoeven dan niet overgelegd te worden.
2.5. Geldigheidsduur: relatie met de TWV
Een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst wordt verleend voor een duur die maximaal gelijk is aan de duur van de TWV (zie artikel 5.27 BTU-BES).
Een TWV wordt voor bepaalde tijd afgegeven (zie artikel 7 Wav-BES). In normale gevallen is de geldigheidsduur van een TWV gelijk aan de duur van het arbeidscontract. De maximale geldigheidsduur van een TWV is drie jaar. Er kan daarna (ook door dezelfde werkgever, ten behoeve van dezelfde werknemer en voor hetzelfde werk) wel een nieuwe TWV worden aangevraagd en verleend. De maximale geldigheidsduur van de verblijfsvergunning met als verblijfsdoel het verrichten van arbeid in loondienst is daarom drie jaar. Dit komt overeen met de maximale duur waarvoor een TWV kan worden afgegeven. De geldigheidsduur van de verblijfsvergunning kan daarna telkens worden verlengd met de duur van daarop volgende tewerkstellingen.
Het is van belang dat de ingangsdatum van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd zo veel mogelijk gelijk is aan de ingangsdatum van de TWV. Is dat niet zo, dan moet tijdig (d.w.z. voor afloop van de TWV waarvan verlening wordt beoogd), contact worden opgenomen met het loket van de IND unit Caribisch Nederland om verlenging van de verblijfsvergunning aan te vragen, als dat mogelijk is.
Arbeid in loondienst is een niet-tijdelijk verblijfsdoel (zie artikel 5.3, derde lid, BTU-BES).
2.6.1. Beperking
Als aan de hierboven in 2.1 genoemde voorwaarden wordt voldaan, wordt de verblijfsvergunning verleend onder de beperking ‘arbeid in loondienst bij ............ (naam werkgever)’.
2.6.2. Arbeidsmarktaantekening
Op de verblijfsvergunning staat in beginsel de aantekening: ’arbeid in loondienst alleen toegestaan indien de werkgever beschikt over TWV’. (Zie artikel 6.17, derde lid, onder b, BTU-BES).
Als een vreemdeling voor een ander doel dan het verrichten van arbeid in loondienst wordt toegelaten, wordt ook een arbeidsmarktaantekening op het verblijfsdocument geplaatst. Deze aantekening is afhankelijk van het doel waarvoor verblijf is toegestaan. In de desbetreffende hoofdstukken staat welke arbeidsmarktaantekening dan geldt.
2.6.3. Voorschrift
Aan de verlening van de verblijfsvergunning worden de volgende voorschriften verbonden:
a. de verplichting voldoende verzekerd te zijn tegen ziektekosten met inbegrip van de kosten verbonden aan opname en verpleging in een sanatorium of psychiatrische inrichting (zie artikel 5.4, eerste lid, aanhef en onder c, BTU-BES);
b. schriftelijke garantstelling door een solvabele derde (zie artikel 5.4, eerste lid, aanhef en onder c, BTU-BES en hoofdstuk 3, paragraaf 1.7).Ad b Schriftelijke garantstelling door een solvabele derde
Beleidsregel:
Bij verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid
in loondienst, moet de schriftelijke garantstelling worden ondertekend door de werkgever, mits deze solvabel is.
Bij verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in het kader van gezinshereniging bij een hoofdpersoon, die in het bezit is van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst dan wel die daarvoor een aanvraag heeft ingediend, moet de schriftelijke garantstelling worden ondertekend door de werkgever van de hoofdpersoon, mits deze solvabel is.
Beleidsregel:
Een werkgever wordt geacht solvabel te zijn als aan hem een TWV is verleend voor de door de vreemdeling te verrichten arbeid.
3.1. Verblijfsvoorwaarden
De voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst door deze categorie buitenlandse werknemers zijn (zie artikel 5.20 BTU-BES en artikel 3 Wav BES):
b. geldig document voor grensoverschrijding (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES en artikel 5.31 BTU-BES);
c. duurzaam en zelfstandig voldoende middelen van bestaan (zie artikel 9, eerste lid, onder b en c, WTU-BES en de artikelen 5.32, 5.33 en 5.34 BTU-BES);
d. geen gevaar voor openbare orde (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES);
e. bereidheid een onderzoek naar of behandeling voor TBC te ondergaan en daaraan mee te werken, tenzij de uitzondering van artikel 5.20, tweede lid, onder d, BTU-BES van toepassing is ( artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES, artikel 5.20, tweede lid, onder d, BTU-BES en artikel 4.3 RTU-BES).
Zie voor de vereiste bescheiden paragraaf 2.2 met uitzondering van een geldige TWV.
3.2. Vrijgestelde categorieën vreemdelingen
Het verbod voor een werkgever om een vreemdeling zonder TWV arbeid te laten verrichten geldt niet voor (zie artikel 3 Wav BES):
a. een vreemdeling die ingevolge artikel 3, eerste lid, WTU-BES van rechtswege toelating tot verblijf in de openbare lichamen heeft;
b. een vreemdeling ten aanzien van wie ingevolge bepalingen vastgesteld bij overeenkomsten met andere mogendheden dan wel bij een voor de openbare lichamen verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie een TWV niet mag worden verlangd;
c. een vreemdeling die beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid als zelfstandige in de openbare lichamen, voor zover deze vreemdeling arbeid verricht als zelfstandige; en
d. een vreemdeling die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie, die per openbaar lichaam kan verschillen, dan wel een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie van werkzaamheden verricht, welke categorie per openbaar lichaam kan verschillen.Ad d.
Ter uitvoering van d zijn in de artikelen 7 en 8 van het Besluit uitvoering Wav BES een aantal categorieën vreemdelingen respectievelijk werkzaamheden aangewezen waarvoor geen TWV is vereist. Vreemdelingen die tot één van deze aangewezen categorieën behoren, kunnen aan die aanwijzing op zichzelf geen aanspraak ontlenen op een verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd.
3.2.1. Vreemdelingen met aantekening ‘arbeid vrij toegestaan’
Het verbod voor een werkgever om een vreemdeling zonder TWV arbeid te laten verrichten geldt niet voor een vreemdeling die beschikt over een verblijfsvergunning welke is voorzien van een aantekening van de Minister van Justitie waaruit blijkt dat aan die vergunning geen beperkingen zijn verbonden voor het verrichten van arbeid (zie artikel 8,onder e, Besluit uitvoering Wav BES).
Op het verblijfsdocument wordt de volgende aantekening geplaatst: ‘Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist’.
Zo’n aantekening wordt afgegeven aan een vreemdeling:
a. die beschikt over een door Onze Minister afgegeven verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd;
b. die als huwelijkspartner of niet-huwelijkspartner duurzaam samenleeft met een Nederlander die is geboren in één van de openbare lichamen, met een Nederlander die op grond van artikel 3 van de WTU-BES van rechtswege toelating tot verblijf heeft in de openbare lichamen (zie artikel 7 Besluit uitvoering Wav BES), dan wel een persoon die tijdens verblijf in een openbaar lichaam de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen door optie of naturalisatie;
c. die beschikt over een door Onze Minister afgegeven verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op grond van artikel 12a WTU-BES.
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst kan worden verleend aan een vreemdeling die in het bezit is van een arbeidsmarktaantekening ‘arbeid vrij toegestaan; TWV niet vereist’ als hij in ieder geval voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 5.20, tweede lid, onder b, c en e, BTU-BES.
4.1. Nederlandse zeeschepen
Vreemdelingen die werkzaam zijn (geweest) op Nederlandse zeeschepen en die hun verlof willen doorbrengen in de openbare lichamen, komen op deze grond niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. Deze vreemdelingen mogen zonder verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in de openbare lichamen binnenkomen en er verblijven voor de duur van maximaal drie maanden (zie artikel 4.3 BTU-BES).Begripsomschrijving
Als Nederlands zeeschip wordt aangemerkt een schip dat onder Nederlandse vlag vaart en in Nederland is geregistreerd.
4.2. Internationale luchtvaart en scheepvaart
Vreemdelingen die als bemanningslid van internationale schepen en luchtvaartuigen werkzaam zijn, komen in beginsel niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. Deze vreemdelingen mogen zonder verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in de openbare lichamen binnenkomen en er verblijven voor een periode van maximaal drie maanden (zie artikel 4.3 BTU-BES). Zij hebben toelating van rechtswege op grond van artikel 5a WTU-BES.Toelichting
Het algemene vreemdelingenbeleid is niet van toepassing op buitenlandse werknemers in enkele specifieke sectoren (internationale luchtvaart en scheepvaart) van de internationale arbeidsmarkt, omdat zij niet dan wel het grootste deel van de tijd niet werkzaam zijn op Nederlands grondgebied. De toelating van rechtswege voor de duur van maximaal 3 maanden vervalt op het tijdstip van vertrek van het schip of luchtvaartuig.
De verbodsbepaling van de Wav BES is niet van toepassing op een vreemdeling die zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft én geen arbeidsovereenkomst heeft met een in de openbare lichamen gevestigde werkgever én uitsluitend arbeid verricht op buiten de openbare lichamen geregistreerde vervoermiddelen in het internationale verkeer (zie artikel 8, onder b, Besluit uitvoering Wav-BES).
Als een vreemdeling:
a. zijn hoofdverblijf binnen de openbare lichamen heeft; óf
b. een arbeidsovereenkomst met een in de openbare lichamen gevestigde werkgever; óf
c. arbeid op een binnen de openbare lichamen geregistreerd vervoermiddel verricht, is een TWV vereist.
In geval van een beoogd verblijf van langer dan drie maanden moet er ook een aanvraag voor een verblijfsvergunning en indien nodig een mvv te worden ingediend. Als de TWV wordt verleend, kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden afgegeven onder de beperking ‘arbeid in loondienst’, met arbeidsmarktaantekening ‘Arbeid uitsluitend toegestaan indien werkgever beschikt over TWV’ (zie verder hoofdstuk 3).
Van bovengenoemde buitenlandse werknemers moeten worden onderscheiden opvarenden van tot de zee- of luchtmacht van enige mogendheid behorende schepen of luchtvaartuigen. Artikel 3, eerste lid, onder e, WTU-BES bepaalt dat deze opvarenden van rechtswege toelating tot verblijf hebben in de openbare lichamen, gedurende de tijd dat de openbare lichamen met toestemming van de bevoegde autoriteiten worden aangedaan. Laatstgenoemde vreemdelingen hoeven derhalve niet in het bezit te zijn van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 6, eerste lid, WTU-BES.
4.3.1. Inleiding
Stagiair
Onder stagiair wordt verstaan een vreemdeling die naar de openbare lichamen komt om arbeid te verrichten die noodzakelijk is om de opleiding in het land van herkomst te kunnen voltooien.Praktikant
Onder praktikant wordt verstaan een vreemdeling die naar de openbare lichamen komt om werkervaring op te doen die voor diens toekomstig functioneren in het land van herkomst van belang is.
4.3.2. Verblijfsvoorwaarden
In artikel 5.20 BTU-BES staan de voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid in loondienst als stagiair of praktikant. Zie de onder dit hoofdstuk, paragraaf 2.1 genoemde voorwaarden.Geldige TWV
Artikel 14, eerste lid, Besluit uitvoering Wav-BES bepaalt dat een TWV voor de vreemdeling die arbeid als stagiair wil gaan verrichten, voor maximaal een jaar kan worden verleend zonder arbeidsmarkttoets.
Artikel 15, eerste lid, Besluit uitvoering Wav BES bepaalt dat een TWV voor de vreemdeling die arbeid als praktikant wil gaan verrichten, voor maximaal 24 weken in een periode van een jaar kan worden verleend zonder arbeidsmarkttoets.
Zie voor de vereiste bescheiden hoofdstuk 3 CTU-BES.
4.3.3.1. Beperking
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt verleend onder de beperking ‘voor arbeid in loondienst als stagiair bij ...(naam werkgever)’ c.q. ‘voor arbeid in loondienst als praktikant bij... (naam werkgever)’.
Deze verblijfsvergunningen zijn tijdelijk van aard (zie artikel 5.3, eerste lid, onder d, BTU-BES). Dit moet uitdrukkelijk steeds worden vermeld in de beschikking waarbij de verblijfsvergunning wordt verleend.
4.3.3.2. Arbeidsmarktaantekening
Op het verblijfsdocument wordt vermeld: ‘specifieke arbeid toegestaan mits werkgever beschikt over TWV; andere arbeid niet toegestaan’.
4.3.3.3. Voorschriften
Aan de verlening van de verblijfsvergunning worden de volgende voorschriften verbonden:
a. de verplichting voldoende verzekerd te zijn tegen ziektekosten met inbegrip van de kosten verbonden aan opname en verpleging in een sanatorium of psychiatrische inrichting (zie artikel 5.4, eerste lid, aanhef en onder c, BTU-BES);
b. schriftelijke garantstelling door een solvabele derde (zie artikel 5.4, eerste lid, aanhef en onder c, BTU-BES en hoofdstuk 3, paragraaf 1.7).Ad b Schriftelijke garantstelling door een solvabele derde
Hier gelden de beleidsregels zoals vermeld in 2.6.3.
4.3.4. Geldigheidsduur
Het verblijf als stagiair en praktikant is op grond van artikel 5.3, tweede lid, onder d, BTU-BES tijdelijk.
De geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor stagiaires beloopt maximaal één jaar.
De geldigheid van de verblijfsvergunning voor praktikanten beloopt niet langer dan 24 weken.
4.3.5. Voortzetting van verblijf
Voor stagiaires geldt dat een aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid in loondienst als stagiair voor hetzelfde doel wordt afgewezen, als de vreemdeling één jaar houder van deze verblijfsvergunning is geweest.
Voor praktikanten geldt dat een aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid in loondienst als praktikant voor hetzelfde doel wordt afgewezen, als de vreemdeling 24 weken houder van deze verblijfsvergunning is geweest.
Voortzetting van verblijf voor het verrichten van arbeid als stagiair of praktikant wordt dus niet toegestaan. Dit volgt uit het feit dat de TWV voor het verrichten van arbeid als stagiair of praktikant slechts voor maximaal een jaar respectievelijk 24 weken kan worden verleend.
Voortzetting van het verblijf is wel mogelijk als artikel 5.24 BTU-BES van toepassing is (zie hoofdstuk 15).
4.4.1. Inleiding
Vreemdelingen mogen als toerist in de openbare lichamen binnenkomen en er in beginsel maximaal drie maanden verblijven zonder verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd (zie artikel 4.2, eerste lid, BTU-BES). Deze periode van drie maanden is de vrije termijn.
Zodra een toerist in de vrije termijn arbeid in loondienst gaat verrichten, is hij niet meer aan te merken als toerist. Hij valt dan immers niet meer onder de definitie van toerist, zoals vermeld in artikel 1.1, onder g, BTU-BES. De vrije termijn voor deze vreemdelingen bedraagt in beginsel drie maanden (zie artikel 5a WTU-BES en artikel 4.4, eerste lid, onder c, BTU-BES). Deze vreemdeling moet zich in dat geval melden bij de korpschef (zie paragraaf 4.4.2).
Het is mogelijk om in de vrije termijn arbeid in loondienst te verrichten in de openbare lichamen. De werkgever zal in dat geval vaak wel moeten beschikken over een TWV voor de vreemdeling.
Vreemdelingen die verblijf hebben in de vrije termijn en in die periode arbeid in loondienst verrichten zijn bijvoorbeeld:
a. vreemdelingen die op basis van een arbeidsovereenkomst voor maximaal drie maanden in de openbare lichamen willen werken;
b. vreemdelingen die in de openbare lichamen een korte stage, van maximaal drie maanden of binnen de geldigheidsduur van het hun verleende visum, willen lopen;
c. grensarbeiders.
4.4.2. Meldplicht
De vreemdeling die van rechtswege is toegelaten als bedoeld in artikel 5a WTU-BES en die arbeid gaat zoeken of arbeid gaat verrichten, meldt dit onmiddellijk bij de korpschef ( artikelen 6.38, eerste lid, BTU-BES).
Deze meldplicht geldt niet als de vreemdeling (zie artikel 6.38, tweede lid, BTU-BES):
a. in het bezit is van een geldige mvv voor een verblijfsdoel waarbij het verrichten van arbeid is toegestaan; of
b. aannemelijk kan maken dat hij naar de openbare lichamen is gekomen voor het verrichten van arbeid gedurende een periode van maximaal drie maanden, te rekenen vanaf het tijdstip van zijn binnenkomst; of
c. naar de openbare lichamen is gekomen om aan te monsteren of als zeeman werk te zoeken aan boord van een zeeschip.Ad b Arbeid voor maximaal drie maanden
Dit kan onder meer aannemelijk gemaakt worden aan de hand van een arbeidsovereenkomst voor de duur van maximaal drie maanden, te rekenen vanaf het tijdstip van binnenkomst van de vreemdeling.
4.4.3. Arbeidsovereenkomst of stage voor maximaal drie maanden
Visumplichtige vreemdelingen
Visumplichtige vreemdelingen die voor maximaal drie maanden binnen een tijdvak van zes maanden arbeid in loondienst willen gaan verrichten in de openbare lichamen, moeten daarvoor eerst een visum aanvragen bij de Nederlandse vertegenwoordiging in het land van herkomst met als reisdoel arbeid. De vreemdeling dient daartoe bij de Nederlandse vertegenwoordiging een geldige TWV en een arbeidsovereenkomst te overleggen. Indien het visum wordt afgegeven moet de vreemdeling na binnenkomst in de openbare lichamen en binnen de maximaal toegestane verblijfsduur van het visum, bij de IND-BES unit een aanvraag indienen om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst. Voor verlening van deze verblijfsvergunning gelden in beginsel de verblijfsvoorwaarden als vermeld in paragraaf 2.1, behalve het mvv-vereiste. Verder geldt het volledige legestarief voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor arbeid in loondienst, zoals vermeld in artikel 4.1, tweede lid, onder a, RTU-BES.
Als aan alle geldende verblijfsvoorwaarden wordt voldaan, kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor arbeid in loondienst in dit geval worden verleend voor de duur waarvoor de TWV ten behoeve van die arbeid in verleend.
Verblijf langer dan drie maanden:
Als de visumplichtige vreemdeling langer dan drie maanden in de openbare lichamen wil verblijven, voor het verrichten van arbeid in loondienst of voor een ander verblijfsdoel, moet daarvoor eerst een mvv-aanvraag worden ingediend en moet de vreemdeling de uitkomst daarvan in zijn land van herkomst afwachten, tenzij hij valt onder één van de vrijstellingscategorieën van het mvv-vereiste. Na afgifte van de mvv kan hij een aanvraag indienen om verlenging van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd dan wel een aanvraag om wijziging van de beperking.Niet-visumplichtige vreemdelingen en Nederlanders
Niet-visumplichtige vreemdelingen en Nederlanders die op basis van een arbeidsovereenkomst voor maximaal drie maanden in de openbare lichamen arbeid in loondienst willen verrichten, hebben een vrije termijn van drie maanden binnen een tijdvak van zes maanden (zie artikel 4.4, eerste lid, onder c, BTU-BES). Binnen deze termijn hoeven zij niet in het bezit te zijn van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd dan wel van een verklaring waaruit blijkt dat men toelating van rechtswege heeft. Ook geldt voor hen geen meldplicht, als zij aannemelijk kunnen maken dat zij naar de openbare lichamen zijn gekomen om arbeid te verrichten voor een periode van maximaal drie maanden, te rekenen vanaf hun binnenkomst (zie paragraaf 4.4.2). In het geval van de niet-visumplichtige vreemdelingen zal de werkgever in beginsel wel in het bezit moeten zijn van een geldige TWV voor deze arbeid.
Als een Nederlander gedurende zijn verblijf als toerist in de vrije termijn van zes maanden besluit om arbeid in loondienst te gaan verrichten, is op hem niet langer artikel 4.2, derde lid, BTU-BES van toepassing en bedraagt zijn vrije termijn vanaf dat moment drie maanden, te rekenen vanaf datum binnenkomst in de openbare lichamen. Als de vrije termijn van drie maanden op dat moment al is verstreken, moet de Nederlander binnen acht dagen nadat hij arbeid is gaan verrichten, een verklaring aanvragen waaruit zijn toelating van rechtswege op grond van artikel 3 van de WTU-BES blijkt (zie artikel 4.4, tweede lid, BTU-BES).
Verblijf langer dan drie maanden:
Als de niet-visumplichtige vreemdeling langer dan drie maanden in de openbare lichamen wil verblijven, voor het verrichten van arbeid in loondienst dan wel voor een ander verblijfsdoel, moet hij daarvoor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd aanvragen. Voor mvv-plichtige vreemdelingen die na drie maanden arbeid op basis van een arbeidsovereenkomst voor korte duur langer in de openbare lichamen willen verblijven, geldt nu wel het mvv-vereiste, tenzij men valt onder één van de vrijstellingscategorieën van het mvv-vereiste. Voor mvv-plichtige vreemdelingen dient nu eerst een mvv-aanvraag ingediend te worden, De uitkomst daarvan moet de vreemdeling in zijn land van herkomst afwachten. Dit om te voorkomen dat met het verblijf voor kortdurende arbeid het mvv-vereiste wordt omzeild.
Nederlanders die na drie maanden arbeid op basis van een arbeidsovereenkomst voor korte duur langer in de openbare lichamen willen verblijven, moeten daarvoor een verklaring aanvragen waaruit blijkt dat zij toelating van rechtswege hebben op grond van artikel 3 van de WTU-BES.
4.4.4. Grensarbeiders
Wat zijn grensarbeiders?
Dit zijn in de openbare lichamen tewerkgestelde vreemdelingen die hun woonplaats hebben in een ander land, binnen of buiten het Koninkrijk, waarheen zij dagelijks, of ten minste eenmaal per week, terugkeren.
Het gaat daarbij bijvoorbeeld om vreemdelingen die in Curaçao, Sint Maarten of Aruba verblijf houden en in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning voor Curaçao, Sint Maarten of Aruba en die in één van de openbare lichamen werken. Ook kan het gaan om vreemdelingen die in een land buiten het Koninkrijk verblijf houden en aldaar in het bezit zijn van een verblijfsvergunning dan wel de nationaliteit hebben van dat land, en die in één van de openbare lichamen werken.
Doordat zij grensarbeid verrichten komen zij niet toe aan het tijdstip waarop zij, op grond van artikel 4.4 BTU-BES, een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd zouden moeten hebben.Geen meldplicht
Ook zijn de artikelen 6.45 en 6.46 BTU-BES over de aanmeldingsplicht niet op grensarbeiders van toepassing, omdat deze arbeiders vallen onder de uitzonderingscategorie van artikel 6.38, tweede lid, onder b, BTU-BES.
a. geen gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid (zie artikel 4.1 en artikel 3.7 BTU-BES en hoofdstuk 3, paragraaf 1.9.4);
b. voldoende middelen van bestaan voor de duur van het voorgenomen verblijf in de openbare lichamen en voor de terugreis (zie artikel 4.1 en artikel 3.8 BTU-BES);
c. voorwaarden tot het stellen van zekerheid (zie de artikelen 4.1 en 3.9 BTU-BES);
d. maximaal acht dagen (zie artikel 4.4, eerste lid, onder d, BTU-BES);
e. geldige TWV.Ad c Voorwaarden tot het stellen van zekerheid
De zekerheid bestaat uit het overleggen van een verklaring van een solvabele derde die zich voor de kosten garant stelt (zie artikel 3.9, tweede lid, onder c, BTU-BES). In dit geval moet deze verklaring door de werkgever worden ondertekend. Van de overige in artikel 3.9, tweede lid, BTU-BES genoemde zekerheidstellingen wordt in beginsel geen gebruik gemaakt.Ad d Maximaal acht dagen
De vreemdeling moet steeds binnen acht dagen terug reizen naar zijn land van herkomst, omdat zijn vrije termijn maximaal acht dagen is.Ad e TWV-plicht
De werkgever moet in beginsel in het bezit zijn van een TWV (behoudens uitzonderingen genoemd in artikel 3 Wav BES en de artikelen 7 en 8 Besluit uitvoering Wav BES). Voor de verlening van de TWV voor arbeid voor maximaal 12 weken moet de vreemdeling in het bezit zijn van een bewijs van rechtmatig verblijf. Met het oog daarop kan de vreemdeling zich melden bij de IND-unit Caribisch Nederland, die hem een verklaring afgeeft als aan de daarvoor geldende voorwaarden wordt voldaan (zie artikel 3, derde lid, WTU-BES).Geen TWV-plicht
De TWV-plicht voor de werkgever geldt niet in het volgende geval:
de vreemdeling heeft zijn hoofdverblijf buiten de openbare lichamen; en
verricht gedurende maximaal 4 aaneengesloten weken in een periode van 13 weken incidentele arbeid; en
de incidentele arbeid bestaat uitsluitend uit werkzaamheden genoemd in artikel 8, onder a, sub 1 tot en met 5, Besluit uitvoering Wav BES., namelijk:
Als deze vreemdelingen echter niet onder de omschrijving van artikel 8, onder a, Besluit uitvoering Wav BES vallen, moet de werkgever wel in het bezit zijn van een TWV.
1. het werkzaam zijn in de huishouding van toeristen, indien deze vreemdeling ook al werkzaam is in de huishouding van de desbetreffende toeristen in het land van herkomst;
2. het monteren of repareren van door zijn buiten de openbare lichamen gevestigde werkgever geleverde machines of apparatuur, dan wel het installeren en aanpassen van door zijn buiten de openbare lichamen gevestigde werkgever geleverde software of het instrueren over het gebruik daarvan;
3. het werkzaam zijn als artiest, musicus of beeldend kunstenaar;
4. het werkzaam zijn als accountant, olie-inspecteur, advocaat, bankier of als technicus telecommunicatie in dienst van een werkgever die is gevestigd het buiten het openbaar lichaam waar de werkzaamheden worden verricht;
5. het voeren van zakelijke besprekingen.
4.5. Van rechtswege toegelaten vreemdelingen
Voor vreemdelingen die op grond van artikel 3, eerste lid, WTU-BES van rechtswege toelating tot verblijf hebben, hoeft de werkgever niet in het bezit te zijn van een TWV. Zie verder hoofdstuk 2.
4.6. Directeuren-(groot)aandeelhouders
Vaak zijn directeuren-(groot)aandeelhouders feitelijk aan te merken als zelfstandig ondernemers vanwege hun positie binnen de onderneming.
Als zij een belang van 25% of meer hebben in het bedrijf, ondernemingsrisico lopen en de hoogte van hun salaris zelf kunnen beïnvloeden, moeten zij een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als zelfstandige aanvragen. Als zij niet aan deze voorwaarden voldoen, is de procedure voor werknemers van toepassing. Zie in dat geval de voorwaarden voor verblijf genoemd in dit hoofdstuk, paragraaf 2.1.
Let op: voor de vreemdeling aan wie op grond van de Wet vestiging bedrijven BES een directievergunning is verleend, hoeft geen TWV te zijn afgegeven.
4.7. Dienstverrichters
Vreemdelingen die in het kader van dienstverlening in de openbare lichamen werken, worden wat betreft de TWV-plicht gelijk behandeld als vreemdelingen die bij een werkgever in de openbare lichamen gaan werken. De opdrachtgever of, als de dienstverrichter in loondienst werkzaam is voor een buitenlandse dienstverlener, de werkgever van deze dienstverrichter, moet in het bezit zijn van een TWV. De procedure van paragraaf 2.3 is van toepassing.
Het kan bijvoorbeeld gaan om een buiten de openbare lichamen gevestigd bouwbedrijf dat in opdracht van een in de openbare lichamen gevestigde persoon of bedrijf een woning of kantoorpand bouwt in de openbare lichamen of om een bedrijf dat een buiten de openbare lichamen gevestigd bedrijf opdracht geeft tot het aanleggen van een ICT-systeem. De vreemdeling die in dienst is van dat buiten de openbare lichamen gevestigde bedrijf verricht diensten voor de binnen de openbare lichamen gevestigde opdrachtgever en valt in beginsel onder de TWV-plicht.
5.1. Inleiding
Hieronder zijn factoren genoemd die van invloed kunnen zijn op het verblijfsrecht van een vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning is verleend voor het verrichten van arbeid in loondienst.
Daarnaast kunnen er algemene gronden zijn die kunnen leiden tot verblijfsbeëindiging. Zie daarvoor hoofdstuk 3, paragraaf 1.12.3.
5.2. Ongeoorloofde tewerkstelling
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan worden ingetrokken als de vreemdeling voor een werkgever arbeid verricht, zonder dat aan de Wav BES is voldaan (zie artikel 14, onder e, WTU-BES jo. artikel 5.21, eerste lid, BTU-BES).
Daarvan is bijvoorbeeld sprake als de vreemdeling:
a. arbeid verricht zonder dat zijn werkgever in het bezit is van de vereiste TWV; of
b. andersoortige arbeid verricht dan die waarvoor de TWV werd verleend.
In dat geval wordt immers niet meer voldaan aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning aan de vreemdeling is verleend.
5.3.1. Houders van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd
Beleidsregel:
Werkloosheid is niet van invloed op het verblijfsrecht van de buitenlandse werknemer die in het bezit is van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd.
5.3.2. Houders van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd
Werkloosheid kan wel van invloed zijn op het verblijfsrecht van de buitenlandse werknemer die in het bezit is van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst. Bij werkloosheid is de buitenlandse werknemer verplicht dit onmiddellijk te melden aan de korpschef (zie artikel 6.39 BTU-BES), omdat hij hierdoor niet langer voldoet aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is verleend.
Beleidsregel:
Als de buitenlandse werknemer onvrijwillig werkloos is geworden, wordt zijn verblijfsvergunning voor bepaalde tijd om die reden ingetrokken zodra:
a. zes weken zijn verstreken sinds het ontstaan van de werkloosheid en
b. hij niet heeft aangetoond in die zes weken een nieuwe werkplek te hebben gevonden waarvoor een TWV is afgegeven.
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan in dat geval op twee gronden worden ingetrokken:
a. op grond van artikel 14, onder e, WTU-BES. Er wordt dan immers niet meer voldaan aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is verleend;
b. op grond van artikel 14, onder c, WTU-BES. In geval van werkloosheid zal veelal ook niet meer worden beschikt over voldoende middelen van bestaan, hetgeen in strijd is met het algemeen belang.
Als de buitenlandse werknemer vrijwillig werkloos is geworden, krijgt hij geen zoekperiode van zes weken en wordt de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd direct ingetrokken. Of sprake is van vrijwillige werkloosheid wordt beoordeeld door de SZW-BES unit. Hierover kan met deze unit contact worden opgenomen.
Als de vreemdeling verblijf wenst voor een ander verblijfsdoel, moet hij een nieuwe aanvraag om een verblijfsvergunning indienen dan wel wijziging van de beperking van zijn verblijfsvergunningen aanvragen. Als hij aan de daarvoor geldende voorwaarden voldoet, kan aan de vreemdeling een nieuwe verblijfsvergunning worden verleend.
5.4. Arbeidsongeschiktheid
Als een vreemdeling, die in het bezit is van een voor het verrichten van arbeid in loondienst geldige verblijfsvergunning, arbeidsongeschikt wordt, kunnen zich de volgende situaties voordoen:De vreemdeling heeft langer dan 5 jaar onafgebroken rechtmatig verblijf gehad
Als de vreemdeling in het bezit is van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, wordt deze niet ingetrokken als de vreemdeling:
a. niet meer voldoet aan een aan de verblijfsvergunning verbonden beperking; dan wel
b. als hij in een zodanige staat van behoeftigheid verkeert, dat hij niet langer naar behoren in het onderhoud van zichzelf en zijn wettig gezin kan voorzien (zie artikel 5.46 BTU-BES en artikel 14, onder d en e, WTU-BES).
De verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd kan wel worden ingetrokken op grond van het algemeen belang (zie artikel 14, aanhef en onder c, WTU-BES en artikel 5.46 BTU-BES).
Beleidsregel:
Van de mogelijkheid de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in te trekken op grond van artikel 14, aanhef en onder c, WTU-BES wordt geen gebruik gemaakt als de vreemdeling arbeidsongeschikt is en hij om die reden niet meer duurzaam en zelfstandig beschikt over voldoende middelen van bestaan.
Reden hiervoor is dat het op grond van artikel 5.46 BTU-BES niet mogelijk is om de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in te trekken op grond van 14, aanhef en onder d, WTU-BES.
Als de vreemdeling wel langer dan 5 jaar rechtmatig verblijf heeft in de openbare lichamen, maar niet in het bezit is van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, kan zijn verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wel worden ingetrokken op grond van artikel 14, aanhef en onder c, d en e WTU-BES. Dan geldt de volgende beleidsregel:
Beleidsregel:
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, verleend onder een beperking verband houdend met het verrichten van arbeid in loondienst, wordt in geval van arbeidsongeschiktheid ingetrokken op grond van:
a. het niet meer voldoen aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning is verleend (zie artikel 14, onder e, WTU-BES); dan wel
b. het algemeen belang wegens het niet meer duurzaam beschikken over voldoende middelen van bestaan (zie artikel 14, onder c, WTU-BES).
De onder b genoemde intrekkingsgrond kan met name gebruikt worden in geval van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, aangezien de vreemdeling dan vaak nog wel gedeeltelijk arbeid verricht en dus nog wel aan de beperking van de aan hem verleende verblijfsvergunning zou kunnen voldoen.De vreemdeling heeft korter dan 5 jaar onafgebroken rechtmatig verblijf gehad
De vreemdeling is in het bezit van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst.
Beleidsregel:
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, verleend onder een beperking verband houdend met het verrichten van arbeid in loondienst, wordt in geval van arbeidsongeschiktheid ingetrokken op grond van:
a. het niet meer voldoen aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning is verleend (zie artikel 14, onder e, WTU-BES); dan wel
b. het algemeen belang wegens het niet meer duurzaam beschikken over voldoende middelen van bestaan (zie artikel 14, onder c, WTU-BES).
De onder b genoemde intrekkingsgrond kan met name gebruikt worden in geval van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, aangezien de vreemdeling dan vaak nog wel gedeeltelijk arbeid verricht en dus nog wel aan de beperking van de aan hem verleende verblijfsvergunning voldoet.
5.5. Samenwerking met de arbeidsbemiddelingsorganisatie en SZW-BES
Voor het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst, is het van belang te weten of de vreemdeling nog werkzaam is. Dat wil zeggen of hij nog hetzelfde werk verricht bij dezelfde werkgever als waarvoor aan hem een verblijfsvergunning is verleend.
Om dit te controleren worden bij de aanvraag om verlenging onder meer de volgende bescheiden overgelegd:
a. geldige TWV;
b. recente werkgeversverklaring.
Daarnaast moet de IND unit Caribisch Nederland informatie inwinnen over de buitenlandse werknemer, bijvoorbeeld over:
a. een eventueel ontslag;
b. zijn aanspraken op een uitkering;
c. eventuele arbeidsbemiddeling.
Op grond van artikel 9.2, eerste lid, BTU-BES kan de IND unit Caribisch Nederland deze informatie inwinnen bij SZW-BES en de arbeidsbemiddelingsorganisatie.
6. Strafbepalingen in de WTU-BES
Werkgever
Een werkgever is strafbaar op grond van artikel 23, tweede lid, WTU-BES wegens het niet nakomen van een vordering van Onze Minister op grond van artikel 6.39 BTU-BES tot het verstrekken van gegevens over vreemdelingen die hij in dienst heeft gehad.Werknemer
Een werknemer die werkt, zonder dat zijn werkgever over de vereiste TWV beschikt, is strafbaar wegens het niet voldoen aan de beperking en voorschriften (zie artikel 26, eerste lid, WTU-BES).
Een werknemer die van rechtswege toelating heeft op grond van artikel 5a BTU-BES, is op grond van artikel 26, tweede lid, WTU-BES strafbaar als hij de verplichting in artikel 6.38 BTU-BES niet nakomt. Deze verplichting houdt in dat de vreemdeling, die gaat zoeken naar arbeid dan wel arbeid gaat verrichten, hier onmiddellijk mededeling van doet bij de korpschef. Deze verplichting geldt ook als de vreemdeling niet langer voldoet aan de artikelen 6.39 en 6.40 BTU-BES.
Zie voor een algemene toelichting op de strafbepalingen in de WTU-BES hoofdstuk 9.
1. Inleiding
Aan een vreemdeling die een zelfstandig bedrijf uitoefent kan onder voorwaarden een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden verleend onder een beperking die verband houdt met het verrichten van arbeid als zelfstandige (zie artikel 7, zevende lid, WTU-BES en artikel 5.2, eerste lid, onder d, BTU-BES).
Onder ‘zaak’ in de zin van de Wet vestiging bedrijven BES wordt verstaan:
‘elke onderneming, waarin eenig bedrijf, door wien ook wordt uitgeoefend’ (zie artikel 1, eerste lid, Wet vestiging bedrijven BES).
Onder het uitoefenen van een bedrijf/onderneming valt:
a. het uitoefenen van een bedrijf, zoals een restaurant of detailhandel;
b. het zelfstandig uitoefenen van een bepaald beroep, zoals arts, apotheker, fysiotherapeut, beeldend kunstenaar of sportleraar;
c. een zelfstandige zonder personeel.
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt niet verleend aan de vreemdeling die:
a. op de loonlijst van een bedrijf in de openbare lichamen staat, maar zelf nog in het buitenland woont;
b. geld investeert in een bedrijf in de openbare lichamen, maar zelf verder geen ondernemersactiviteiten verricht;
c. arbeid als zelfstandige verricht of wil gaan verrichten die geheel of gedeeltelijk bestaat uit het verrichten van seksuele handelingen met derden of het verlenen van seksuele diensten aan derden (zie artikel 5.21 BTU-BES).
b. geldig document voor grensoverschrijding (zie artikel 5.31 BTU-BES);
c. zelfstandig en duurzaam beschikken over voldoende middelen van bestaan (zie artikel 9, eerste lid, onder b en c, WTU-BES en de artikelen 5.32 tot en met 5.34 BTU-BES);
d. geen gevaar voor de openbare orde (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU- BES);
e. bereidheid een onderzoek naar of behandeling voor TBC te ondergaan en daaraan mee te werken (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES, artikel 5.35 BTU-BES en artikel 4.3 RTU-BES);
f. verrichten van arbeid als zelfstandige (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES).
Ten aanzien van deze voorwaarden zijn de beleidsregels met betrekking tot de algemene voorwaarden van artikel 9, eerste lid, WTU-BES van toepassing. Deze staan in hoofdstuk 3.Ad c. Voldoende middelen van bestaan
De vreemdeling moet aantonen dat hij door de uitoefening van zijn beroep of bedrijf beschikt over voldoende middelen van bestaan (zie artikel 9, eerste lid, onder c, WTU-BES en artikel 5.33 BTU-BES en de beleidsregels bij deze algemene voorwaarde in hoofdstuk 3, paragraaf 1.9.3.3). Dat wil zeggen dat de vreemdeling een inkomen moet hebben dat ten minste gelijk is aan het bruto-inkomen per maand op grond van de Wet minimumloon BES .Ad f. Verrichten van arbeid als zelfstandige
Uitoefenen bedrijf:
Vreemdelingen die in de openbare lichamen werkzaamheden als zelfstandige willen verrichten (uitoefenen van een bedrijf of starten van een bedrijf) of die als directeur van een bedrijf werkzaam willen zijn, moeten in het bezit zijn van een daartoe strekkende vergunning op grond van de Wet vestiging bedrijven BES . Deze vestigingsvergunning of directievergunning kan worden aangevraagd bij het Bestuurscollege van het openbare lichaam waar de vreemdeling zich wil vestigen. Op grond van het Besluit uitvoering Wav BES geldt voor zelfstandig ondernemers/directeuren geen TWV-vereiste.
Uitoefenen zelfstandig beroep:
Vreemdelingen die in de openbare lichamen een zelfstandig beroep willen uitoefenen of op andere wijze als zelfstandige hun diensten aanbieden en die niet feitelijk in loondienst zijn, moeten daarvoor ook in het bezit zijn van een vergunning op grond van de Wet vestiging bedrijven BES . Zij vallen onder het begrip zaak in de zin van artikel 1, eerste lid, van de Wet vestiging bedrijven BES.
a. ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
b. kopie geldig document voor grensoverschrijding, indien nodig voorzien van een geldige mvv welke is afgegeven voor het gevraagde verblijfsdoel;
c. vestigingsvergunning en/of directievergunning, afgegeven door het Bestuurscollege (alleen bij bedrijven);
d. uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel;
e. cribnummer van het bedrijf;
f. referentiebrief van de bank;
g. jaarrekening laatste boekjaar, bestaande uit balans en winst- en verliesrekening (bij bestaand bedrijf en aanvraag verlenging);
h. verklaring Belastingdienst waaruit blijkt dat aangifte inkomstenbelasting en/of vennootschapsbelasting is gedaan (bij bestaand bedrijf en aanvraag verlenging);
i. ondertekende antecedentenverklaring (geïntegreerd in het aanvraagformulier);
j. bewijs van goed gedrag (niet ouder dan 3 maanden);
k. bewijs onderzoek TBC;
l. kopie bewijs ziektekostenverzekering (geïntegreerd in het aanvraagformulier).
Alle stukken moeten zijn opgesteld in het Nederlands of Engels of zijn vertaald door een betrouwbare vertaler.
4.1. Beperking
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt verleend onder de beperking: ‘arbeid als zelfstandige ......(aanduiding van het bedrijf)’.
4.2. Arbeidsmarktaantekening
Op de vergunning staat de aantekening: ‘arbeid in loondienst alleen toegestaan indien werkgever beschikt over TWV’.
4.3. Voorschriften
Aan de vergunning is als voorschrift verbonden de verplichting voldoende verzekerd te zijn tegen ziektekosten met inbegrip van de kosten verbonden aan opname en verpleging in een sanatorium of een psychiatrische inrichting.
5. Geldigheidsduur
De geldigheidsduur van de te verlenen verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is een jaar. Deze kan daarna steeds met een jaar worden verlengd, als aan de daarvoor geldende voorwaarden wordt voldaan.
1. Inleiding
Het Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika met bijbehorend Protocol (Trb. 1956, 40) dat integrerend onderdeel uitmaakt van het verdrag (hierna: het Verdrag), heeft als doel de handel tussen Nederland en de Verenigde Staten van Amerika te vergemakkelijken. Het verdrag en Protocol zijn op 5 december 1957 inwerking getreden voor de alle toenmalige landen van het Koninkrijk. Het Verdrag is nog steeds van kracht, en dus ook van toepassing in de openbare lichamen.
Het internationale recht, waaronder verdragen, gaat vóór het recht dat geldt in het Koninkrijk der Nederlanden en eist dat de verdragspartij zijn aangegane verplichtingen nakomt. De wijze waarop verdragsbepalingen in de rechtsorde van het Koninkrijk der Nederlanden doorwerken wordt echter niet geregeld door het internationale recht. Dit is een aangelegenheid van nationaal procedureel recht (zie artikel 9.3 BTU-BES).Toelating van rechtswege toegekend
Het Gemeenschappelijk Hof van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft op 15 december 2014 uitspraak gedaan inzake de uitleg van artikel 3 van het Protocol bij het Nederlands-Amerikaans verdrag inzake vriendschap, handel en scheepvaart.
De strekking van deze uitspraak is dat Amerikaanse onderdanen in het Caribisch Deel van het Koninkrijk – en daarmee op het grondgebied van de openbare lichamen – aanspraak hebben op gelijke behandeling als Nederlanders die niet in het Caribisch Deel van het Koninkrijk zijn geboren. Dit betekent dat Amerikaanse onderdanen, net als Nederlanders op wie de WTU-BES (grotendeels) van overeenkomstige toepassing is, een vrije termijn van maximaal zes maanden hebben in een tijdbestek van een jaar (in plaats van drie maanden binnen een periode van zes maanden). Voorts komen zij in aanmerking voor een verklaring inzake toelating van rechtswege als ze aan de voorwaarden voldoen, waaraan ook bedoelde Nederlanders moeten voldoen. De voorwaarden staan omschreven in hoofdstuk 2 van de CTU-BES.
Mocht een Amerikaans onderdaan toch aanspraak willen maken op een verblijfsvergunning op grond van het Nederlands-Amerikaans vriendschapsverdrag, dan gelden de voorwaarden zoals omschreven in paragraaf 2 van dit hoofdstuk.
2.1. Verblijfsvoorwaarden
Onderdanen van de Verenigde Staten van Amerika mogen in de openbare lichamen verblijven:
a. om handel te drijven tussen de grondgebieden van de twee partijen en zich bezig te houden met daarmee samenhangende of in verband staande werkzaamheden op handelsgebied (zie artikel II, eerste lid, onder a, van het Verdrag);
b. om de bedrijfsuitoefening van een onderneming waarin zij een aanzienlijk kapitaal hebben belegd of waarin zij daadwerkelijk bezig zijn dat te doen, te ontwikkelen en te leiden (zie artikel II, eerste lid, onder b, van het Verdrag); en
c. voor andere doeleinden met inachtneming van de wetten met betrekking tot de toelating en het verblijf van vreemdelingen (zie artikel II, eerste lid, onder c, van het Verdrag).
De voorwaarden van artikel II, eerste lid, onder a en b, van het Verdrag zijn niet cumulatief, maar alternatief. Dit betekent dat de Amerikaanse onderdaan als regel recht op toegang en verblijf heeft op grond van het Verdrag als hij voldoet aan de voorwaarden die zijn genoemd in één van die beide artikelonderdelen.
De onderdelen a en b, moeten en met name ook onderdeel c moet in samenhang met artikel 3 van het Protocol, op grond van de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van 15 december 2014, aldus worden uitgelegd, dat Amerikaanse onderdanen die aan de voorwaarden voldoen waaraan Nederlanders moeten voldoen voor een toelating van rechtswege eveneens aanspraak op toelating van rechtswege hebben.Middelen van bestaan
Een onderdaan van de Verenigde Staten van Amerika die, op grond artikel II, eerste lid, onder a of b, van het Verdrag, voorzetting van het verblijf wenst in de openbare lichamen, hoeft niet te voldoen aan het middelenvereiste zoals neergelegd in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder c, van de WTU-BES, als hij voldoet aan de overige voorwaarden zoals omschreven in dit hoofdstuk.
Overigens zijn de onderdanen van de Verenigde Staten van Amerika in de openbare lichamen onderworpen aan de voor vreemdelingen in het algemeen geldende bepalingen van de WTU-BES . Dit geldt zowel op het gebied van toegang en verblijf als op het gebied van de gronden waarop hun verblijf of voortzetting van verblijf kan worden ontzegd (zie artikel II, vierde lid, van het Verdrag).
Dit sluit de mogelijkheid niet uit om maatregelen toe te passen die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde en voor de bescherming van de volksgezondheid, de goede zeden en de veiligheid. Hiermee wordt, voor zover hier van belang, bedoeld maatregelen die zijn voorzien bij de WTU-BES , zoals:
1. weigering van de toegang;
2. weigering van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd;
3. weigering van verlenging van een dergelijke vergunning, evenals intrekking ervan;
4. weigering van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd of intrekking daarvan; en
5. ongewenstverklaring.
Op grond van artikel II, vierde lid, van het Verdrag laten de bepalingen van dat artikel namelijk het recht van ieder der Partijen onverlet om maatregelen toe te passen, welke noodzakelijk zijn ter handhaving van de openbare orde en ter bescherming van de volksgezondheid, de goede zeden en de veiligheid. Zoals blijkt uit de memorie van antwoord (Kamerstukken I, 1956–57, nr. 4338 (R38), nr. 140a, p2, rechter kolom) moet onderscheid worden gemaakt tussen het begrip ‘openbare orde’ in het Nederlandse staatsrecht en ditzelfde begrip in verdragen als het onderwerpelijke. Onder ‘maatregelen ter handhaving van de openbare orde’ in de zin van artikel II, vierde lid, van het Verdrag moeten niet alleen incidentele overheidsmaatregelen te voorkoming van onmiddellijk dreigende ordeverstoring worden begrepen, maar ook wettelijke bepalingen welke zijn geschreven met het oog op de handhaving van de openbare orde in de ruimste zin van het woord.
Ad b Bedrijfsuitoefening
Onder het begrip ‘bedrijfsuitoefening van een onderneming’ moet ook worden verstaan een persoon die een Amerikaanse onderneming in de openbare lichamen vertegenwoordigt en in dienst van deze onderneming in een sleutelfunctie werkzaam is (zie punt 2 van het Protocol).
Een vreemdeling die een vrij beroep uitoefent valt in het algemeen onder de werking van het Verdrag. Beroepsbeoefenaren met een zekere publieke taak, dan wel een functie in de gezondheidszorg of publieke veiligheidsector, worden van de werkingssfeer van het Verdrag uitgesloten. De werkzaamheden die iemand uitoefent, zijn daarom van belang bij de bepaling of de vreemdeling onder werking van het Verdrag valt.Aanzienlijk kapitaal
Hieronder volgt een uitleg van het begrip ‘aanzienlijk kapitaal’ ten aanzien van de diverse mogelijke ondernemingsvormen.
a. Eenmanszaak: een zodanig kapitaal, dat de ondernemer zelfstandig het bedrijf kan exploiteren. Dit moet per geval worden bekeken, maar als minimum wordt USD 4.500 aangehouden.
b. Vennootschap onder firma (VoF): ten minste 25% van het firmakapitaal, met als minimum USD 4.500.
c. Commanditaire vennootschap: voor de beherende vennoot geldt hetzelfde als bij een vennootschap onder firma. De stille vennoot oefent geen bedrijf uit en valt daarom niet onder het bepaalde in het verdrag.
d. Besloten vennootschap (BV): ten minste 25% van het gestorte kapitaal. Het gestorte kapitaal is in de openbare lichamen ten minste USD 18.000, zodat het ‘aanzienlijk kapitaal’ ten minste USD 4.500 zal beslaan.
e. Naamloze vennootschap (NV): ten minste 25% van het gestorte kapitaal. Het gestorte kapitaal is in de openbare lichamen ten minste USD 45.000, zodat het ‘aanzienlijk kapitaal’ ten minste USD 11.250 zal beslaan.
f. Andere ondernemingsvormen: per geval bekijken.
Het moet gaan om eigen kapitaal, niet om geleend geld. Het belegde ‘aanzienlijk kapitaal’ moet op peil worden gehouden. Dit houdt in dat het kapitaal nooit lager mag zijn dan het voor de desbetreffende ondernemingsvorm geldende minimum. De vreemdeling moet ter onderbouwing van zijn aanvraag recente cijfers overleggen die zijn gecontroleerd door een daartoe bevoegde externe deskundige.
De onderneming moet zijn ingeschreven in het handelsregister op het betreffende openbare lichaam met een omschrijving van het bedrijf of de bedrijven die in de onderneming worden uitgeoefend.
Ad a:
Bij een eenmanszaak kan het aanzienlijk kapitaal worden aangetoond met enerzijds een bankafschrift van de onderneming waarop het geïnvesteerde geldbedrag staat én anderzijds de (openings)balans waarop het bedrag staat vermeld achter de rekening ‘Eigen vermogen’ (= de schuld van de zaak aan de eigenaar).
Ad b:
Bij een VoF kan het aanzienlijk kapitaal worden aangetoond met enerzijds een oprichtingsakte (of contract) waarin staat hoe groot de financiële deelname is van iedere vennoot en anderzijds de (openings)balans waarin aan de rechterkant (credit) de rekeningen staan met de bedragen zoals die in de oprichtingsakte staan vermeld. Deze rekeningen heten ‘Vermogen’ en dan de eigen naam van de vennoot. Bij een VoF wordt het woord ‘Eigen’ weggelaten en wordt in plaats daarvan de naam van de vennoot eraan toegevoegd. Dus bijvoorbeeld ‘Vermogen Robinson 100.000 ’. Er kan ook een bankafschrift van de onderneming worden gevraagd als bewijs dat het geld daadwerkelijk is overgemaakt.
Ad c. en d:
Bij een BV en een NV kan het aanzienlijk kapitaal worden aangetoond met de oprichtingsakte.
2.2. Vereiste bescheiden arbeid als zelfstandige op grond van het Verdrag
De vreemdeling moet bij de aanvraag de volgende documenten overleggen:
a. een ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
b. kopie geldig document voor grensoverschrijding;
c. een recent en origineel uittreksel van de inschrijving van de onderneming/het bedrijf in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;
d. bewijsstukken waar de ondernemingsvorm uit blijkt;
e. bewijsstukken waaruit blijkt dat de vreemdeling een aanzienlijk kapitaal heeft geïnvesteerd in zijn onderneming of bedrijf;
f. bewijs van rechtmatig verblijf van de hoofdpersoon;
g. een ondertekende antecedentenverklaring (geïntegreerd in het aanvraagformulier);
h. bewijs van goed gedrag (niet ouder dan 3 maanden);
i. bewijs onderzoek TBC;
j. bewijs ziektekostenverzekering (geïntegreerd in het aanvraagformulier).
2.3. Vereiste bescheiden arbeid in loondienst als sleutelpersoneel op grond van het Verdrag
De vreemdeling moet bij de aanvraag de volgende documenten overleggen:
a. een ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
b. kopie geldig document voor grensoverschrijding;
c. een kopie van de arbeidsovereenkomst;
d. een ingevulde en ondertekende werkgeversverklaring (zie model MBES29 CTU-BES) niet ouder dan 3 maanden;
e. kopie paspoort werkgever;
f. bewijsstukken dat de vreemdeling werkzaam is als sleutelpersoneel;
g. indien vereist: een kopie van de (aanvraag) TWV;
h. bewijs van rechtmatig verblijf van de hoofdpersoon;
i. ondertekende antecedentenverklaring (geïntegreerd in het aanvraagformulier);
j. bewijs van goed gedrag (niet ouder dan 3 maanden);
k. bewijs onderzoek TBC;
l. bewijs ziektekostenverzekering (geïntegreerd in het aanvraagformulier).
3. Arbeid in loondienst
Als een Amerikaanse vreemdeling (hoofdpersoon) die op grond van het Verdrag in de openbare lichamen verblijft geen arbeid in loondienst als sleutelpersoneel wenst te verrichten, moet wijziging van de vergunning worden gevraagd en moet de werkgever beschikken over een TWV (zie hoofdstuk 4 ‘Arbeid in loondienst’ en punt 11 van het bijbehorende Protocol).
4. Gezinshereniging
Aan de echtgeno(o)t(e) of ongehuwd minderjarig kind – ongeacht hun nationaliteit – van een persoon die op grond van artikel II, eerste lid, onder a of b, van het Verdrag is toegelaten (de hoofdpersoon), kan verblijf worden toegestaan, indien zij hem vergezellen of voor gezinshereniging nareizen.
Het verblijf van de echtgeno(o)t(e) of ongehuwd minderjarig kind van de hoofdpersoon, ongeacht hun nationaliteit, kan met toepassing van artikel 9 WTU-BES worden geweigerd, met uitzondering van het middelenvereiste (artikel 9, eerste lid, aanhef en onder c, WTU-BES). Dit geldt, zolang de hoofdpersoon voldoet aan de voorwaarden van het Verdrag, zowel voor eerste toelating als ook voor de verlengingsaanvraag van de gezinsleden.
5.1. Beperking en arbeidsmarktaantekening
Hoofdpersoon
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt, al naar gelang de situatie, verleend onder de beperking:
a. ‘arbeid als zelfstandige voor (naam onderneming) op grond van het Nederlands-Amerikaans Vriendschapsverdrag’; of
b. ‘arbeid in loondienst als vertegenwoordiger van (naam vertegenwoordigde) op grond van het Nederlands-Amerikaans Vriendschapsverdrag’.Afhankelijke gezinsleden
De afhankelijke verblijfsvergunning voor bepaalde tijd aan echtgenoten en de minderjarige kinderen wordt verleend onder de beperking: ‘Verblijf bij .............. (naam hoofdpersoon).’
5.2. Voorschrift
Aan de vergunning wordt als voorschrift verbonden de verplichting voldoende te zijn verzekerd tegen ziektekosten met inbegrip van de kosten verbonden aan opname en verpleging in een sanatorium of een psychiatrische inrichting.
6. Geldigheidsduur
Op grond van artikel 5.25 BTU-BES wordt de verblijfsvergunning verleend voor één jaar.
1. Inleiding
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan onder voorwaarden worden verleend onder een beperking die verband houdt met het volgen van studie (zie artikel 7, zevende lid, WTU-BES en artikel 5.2, eerste lid, onder h, BTU-BES). Het beleid voor buitenlandse studenten is erop gericht om onder bepaalde voorwaarden vreemdelingen in de gelegenheid te stellen tijdelijk in de openbare lichamen te studeren of een opleiding te volgen.
Uitgangspunten:
a. Er moet sprake zijn van een instelling voor hoger onderwijs, dat wil zeggen:
hoger beroepsonderwijs;
een hogeschool; of
universitair onderwijs.
b. De verblijfsvergunning voor studie wordt niet verleend voor een opleiding:
De voorwaarden voor verblijf voor studie aan het hoger onderwijs staan in artikel 9, eerste lid, WTU-BES en in dit hoofdstuk.
aan het voortgezet onderwijs; of
aan het lager- of middelbaar beroepsonderwijs,
aangezien het economisch belang van de openbare lichamen hiermee onvoldoende is gediend.
2. Studenten die al in het bezit zijn van een verblijfsvergunning voor een ander doel
Vreemdelingen die al in het bezit zijn van een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met een ander doel, bijvoorbeeld gezinshereniging of arbeid, kunnen ook een studie volgen in de openbare lichamen. Zij hoeven daarvoor geen wijziging van hun verblijfsvergunning voor studie aan te vragen, wanneer zij nog aan de voorwaarden van de aan hen verleende verblijfsvergunning voldoen.
3. Aanvraag gedurende verblijf in de vrije termijn
Mvv-plichtige vreemdelingen
De vreemdeling die:
a. mvv-plichtig is; en
b. die verblijf beoogt in de openbare lichamen voor het volgen van een studie,
moet een aanvraag om een mvv indienen, terwijl hij nog verblijft in zijn land van herkomst of bestendig verblijf. De vreemdeling moet de beslissing op de aanvraag om een mvv ook daar afwachten en niet, vooruitlopend op die beslissing, de openbare lichamen inreizen. De vreemdeling kan dus niet met een studie starten in de openbare lichamen voordat de IND-unit Caribisch Nederland positief op de aanvraag om een mvv heeft beslist.
Als een mvv-plichtige vreemdeling in de openbare lichamen verblijft zonder dat hij een geldige mvv heeft en hij gedurende zijn verblijf in de vrije termijn een aanvraag indient om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het volgen van een studie, dan verstrijkt de vrije termijn op de achtste dag na het indienen van die aanvraag (zie artikel 5a WTU-BES en artikel 4.4, eerste lid, onder c, BTU-BES).
Als een mvv-plichtige vreemdeling in de openbare lichamen verblijft zonder dat hij een geldige mvv heeft en er doen zich andere omstandigheden voor, waaruit kan worden afgeleid dat hij het voornemen heeft langer dan drie maanden in de openbare lichamen te verblijven, dan verstrijkt de vrije termijn uiterlijk op de achtste dag nadat deze omstandigheden zich hebben voorgedaan (zie artikel 4.4, tweede lid, BTU-BES). Dit is bijvoorbeeld het geval bij inschrijving gedurende de vrije termijn als student bij een onderwijsinstelling voor een studie die langer dan drie maanden duurt.
Het starten van een studie in de vrije termijn zonder in het bezit te zijn van een geldige mvv heeft dus twee gevolgen:
1. de vrije termijn eindigt;
2. de ingediende aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt afgewezen, omdat de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv voor het volgen van studie.Niet mvv-plichtige vreemdelingen
De niet mvv-plichtige vreemdeling kan wel gedurende zijn verblijf in de vrije termijn een aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het volgen van studie indienen.
Het gevolg daarvan is ook:
a. dat de vrije termijn eindigt op de achtste dag na het indienen van de aanvraag; of
b. nadat zich andere omstandigheden hebben voorgedaan waaruit blijkt dat de vreemdeling het voornemen heeft langer dan drie maanden in de openbare lichamen te verblijven.
Deze aanvraag wordt in elk geval niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige mvv. Bovendien heeft het indienen van de aanvraag om verlening van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in dit geval in beginsel tot gevolg dat de uitzetting achterwege blijft (zie artikel 5.1, eerste lid, BTU-BES). De vreemdeling kan gedurende de periode dat de aanvraag in behandeling is, een document vragen bij de IND-unit Caribisch Nederland, waarin een aantekening is gemaakt over de verblijfsrechtelijke positie.
b. geldig document voor grensoverschrijding (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES en artikel 5.31 BTU-BES);
c. zelfstandig en duurzaam beschikken over voldoende middelen van bestaan (zie artikel 9, eerste lid, onder b en c, WTU-BES en artikel 5.32 tot en met 5.34 BTU-BES);
d. geen gevaar voor de openbare orde en de nationale veiligheid (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES);
e. (indien van toepassing) bereidheid een onderzoek naar of behandeling voor TBC te ondergaan en daaraan mee te werken (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES en artikel 5.35 BTU-BES);
f. (voorlopige) inschrijving als voltijdstudent aan een in de CTU-BES genoemde onderwijsinstelling voor hoger onderwijs (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES);
g. ondertekening bewustverklaring tijdelijk verblijfsrecht (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES).
Ten aanzien van deze voorwaarden zijn de beleidsregels met betrekking tot de algemene voorwaarden van artikel 9, eerste lid, WTU-BES van toepassing. Zie hoofdstuk 3.Ad c Middeleneis
De financiële middelen van de vreemdeling moeten toereikend zijn om zijn studie, kosten van levensonderhoud en het college- of lesgeld te kunnen betalen gedurende de periode dat hij in de openbare lichamen wil verblijven.Voldoende middelen van bestaan
Om te kunnen beoordelen of de vreemdeling beschikt over voldoende middelen van bestaan moet eerst gekeken worden door wie de studie en het verblijf worden bekostigd. Dit kan zijn:
a. de vreemdeling zelf of een buiten de openbare lichamen gevestigde persoon of rechtspersoon; of
b. door een in de openbare lichamen gevestigde persoon of rechtspersoon.Ad a. Bekostiging door de vreemdeling of buiten de openbare lichamen gevestigde (rechts)persoon
Middelen van bestaan kunnen dan bijvoorbeeld zijn:
1. een geldelijke bijdrage (bijvoorbeeld een studiebeurs) van een internationale organisatie in het land van herkomst, door of vanwege de Nederlandse regering of van een particulier fonds;
2. een geldelijke bijdrage van de werkgever als sprake is van uitzending van de vreemdeling door zijn werkgever;
3. een geldelijke bijdrage van een familielid of andere persoon in het land van herkomst van de vreemdeling;
4. een geldbedrag (bijvoorbeeld spaargeld) op een bankrekening van de vreemdeling zelf.
Let op:
De vreemdeling die een aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor studie heeft ingediend of die in het bezit is van deze vergunning, mag zijn studie niet bekostigen door het verrichten van arbeid in loondienst of als zelfstandige. Hij mag wel arbeid verrichten van bijkomstige aard. Zie hiervoor hoofdstuk 3/7.
De geldelijke bijdrage (het bruto-inkomen) die de vreemdeling per maand ontvangt moet tenminste gelijk zijn aan USD 559 per maand, aangevuld met college- of lesgelden.
Als de vreemdeling een bedrag ineens ontvangt voor het gehele studiejaar, moet dit bedrag tenminste gelijk zijn aan 12 x USD 559 + college- of lesgeld.Voorbeeld
Vincent wil op Saba studeren en heeft een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor studie aangevraagd. Hij krijgt een studiebeurs van een organisatie uit de Verenigde Staten. Deze betaalt de beurs per jaar in zijn geheel uit aan het begin van het studiejaar op de bankrekening van Vincent in de Verenigde Staten. Deze beurs bedraagt voor het eerste studiejaar in totaal USD 25.000. Het collegegeld is USD 15.600 voor het eerste studiejaar (USD 7.800 per semester). Het bruto-inkomen van Vincent moet gelijk zijn aan 12 x USD 559 + USD 15.600 = USD 22.308. Zijn beurs is USD 25.000. Het bruto-inkomen van Vincent, aangevuld met college- of lesgeld, is dus in dit geval voldoende.Ad b. Bekostiging door een in de openbare lichamen gevestigde persoon of instelling/organisatie
Middelen van bestaan kunnen dan bijvoorbeeld zijn:
1. een geldelijke bijdrage van een in de openbare lichamen gevestigd bedrijf;
2. een geldelijke bijdrage van een in de openbare lichamen gevestigd familielid of andere persoon.
De vreemdeling moet aantonen dat de financiële positie van deze (rechts)persoon toereikend is om de studie, het levensonderhoud en het college- of lesgeld te kunnen bekostigen. Toereikend wil zeggen dat de financier over voldoende middelen van bestaan moet beschikken om in zijn eigen onderhoud (en eventueel in dat van zijn gezin) en dat van de vreemdeling te kunnen voorzien.
Dit betekent dat het bruto-inkomen van de financier op maandbasis tenminste gelijk moeten zijn aan de norm als genoemd in hoofdstuk 3, paragraaf 1.9.3.3 + USD 559 + college- of lesgeld (omgerekend naar een maandbedrag).
De financier moet daarnaast een garantverklaring ondertekenen (zie model MBES26).
De garantverklaring kan niet worden ondertekend door de onderwijsinstelling zelf. Deze zal immers niet de financier zijn van de studie en het levensonderhoud van de vreemdeling.
Bij de berekening van het bruto-inkomen van de in de openbare lichamen gevestigde persoon kan in bepaalde gevallen het inkomen van de echtgenoot of (geregistreerd) partner worden meegeteld. Zie hiervoor de regels in hoofdstuk 3, paragraaf 1.9.3.1), De garantverklaring moet dan ook door de echtgenoot of (geregistreerd) partner worden ondertekend.Zelfstandige middelen van bestaan
Artikel 5.32, eerste lid, BTU-BES bepaalt welke inkomensbronnen in ieder geval zelfstandig zijn. Daarnaast kunnen middelen van bestaan ook zelfstandig zijn als ze afkomstig zijn uit andere inkomensbronnen dan genoemd in artikel 5.32, eerste lid, BTU-BES. Middelen van bestaan die afkomstig zijn uit de in onder ad c en d genoemde inkomensbronnen zijn zelfstandige middelen van bestaan.Duurzame middelen van bestaan
Middelen van bestaan zijn duurzaam als ze nog één jaar beschikbaar zijn op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven (zie artikel 5.34, eerste lid, BTU-BES en hoofdstuk 3, paragraaf 1.9.3.2). Uitzondering: als de student korter dan één jaar in de openbare lichamen wil verblijven voor studie, moeten de middelen van bestaan beschikbaar zijn voor de daadwerkelijke duur van het verblijf. Als hij dus een verblijf van zes maanden voor studie wil, moet hij aantonen dat hij voor die periode over voldoende middelen van bestaan beschikt.
De bekostiging van de studie kan op twee manieren plaatsvinden:
a. door een periodieke geldstroom;
b. door een geldbedrag op een (buitenlandse) bankrekening.Ad a. Bekostiging door een periodieke geldstroom
Bekostiging door periodieke betalingen kunnen afkomstig zijn van zowel een buiten als binnen de openbare lichamen gevestigde persoon of instelling. Deze middelen zijn duurzaam als door de vreemdeling voldoende zekerheid is verschaft over het ongestoorde verloop van de periodieke geldstroom aan de hand van een verklaring van een bank.Ad b. Geld op een (buitenlandse) bankrekening
Als de student beschikt over een bedrag op een (buitenlandse) bankrekening, moet dit bedrag minimaal gelijk zijn aan USD 559 x 12 maanden (of zoveel minder als de daadwerkelijke duur van het verblijf) + het verschuldigde college- of lesgeld. Het geld dat op de (buitenlandse) bankrekening is gestort, hoeft niet afkomstig te zijn van de student zelf. Voorwaarde is wel dat de bankrekening uitsluitend op naam van de student is gesteld.Ad f. (Voorlopige) inschrijving aan een in de CTU-BES genoemde onderwijsinstelling
Onderwijsinstellingen:
De verblijfsvergunning kan worden verleend als sprake is van (voorlopige) inschrijving aan één van de volgende onderwijsinstellingen die voltijds hoger onderwijs aanbieden:
1. Saint James School of Medicine (Bonaire);
2. International University School of Medicine Foundation (Bonaire);
3. Saba University (Saba).
De verblijfsvergunning kan ook worden verleend als sprake is van (voorlopige) inschrijving aan een onderwijsinstelling die voltijds hoger onderwijs aanbiedt en die voldoet aan de voorwaarden van de overgangsregeling van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betreffende de verkrijging van de status van rechtspersoon voor hoger onderwijs.
(Voorlopige) inschrijving:
De vreemdeling moet aantonen dat hij voor een studie aan één van de hiervoor genoemde in de openbare lichamen gevestigde onderwijsinstellingen voor voltijds hoger onderwijs is of zal worden ingeschreven. Dit kan hij aantonen door een verklaring te overleggen die is afgegeven door het College van Bestuur of het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling.Ad g Schriftelijke verklaring van tijdelijk verblijf (studentenverklaring)
Een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het volgen van een studie is tijdelijk (zie artikel 5.3, tweede lid, onder c, BTU-BES). Dit betekent dat de vreemdeling die een verblijfsvergunning voor studie heeft, bij tussentijdse beëindiging van de studie of als de studie niet tijdig (dus niet binnen de maximale verblijfsduur) is afgerond, de openbare lichamen moet verlaten. De vreemdeling moet een verklaring ondertekenen dat hij ermee bekend is dat hij alleen voor het verblijfsdoel studie in de openbare lichamen mag verblijven.
Voor vreemdelingen met een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor studie geldt een maximale verblijfsduur. De maximale verblijfsduur is afhankelijk van de studielast van de studie die wordt gevolgd en bedraagt één jaar meer dan die studielast. Als de vreemdeling de studie niet binnen de maximale verblijfsduur afrondt, is sprake van onvoldoende studievoortgang. In dat geval wordt de verblijfsvergunning niet verlengd en komt de vreemdeling ook niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning voor het volgen van een andere studie.Verandering van studie
Als de vreemdeling tussentijds van studie verandert (van een studie met een studielast van meer dan vier jaar in een andere studie, of andersom), wordt de tijd die al is gestudeerd afgetrokken van de studielast van de nieuwe studie.Voorbeeld
Alice, van Amerikaanse nationaliteit, gaat geneeskunde studeren (studielast 6 jaar). Maximale verblijfsduur voor deze studie is 7 jaar. Na één jaar breekt zij deze studie af en gaat een hoger beroepsopleiding volgen (studielast 4 jaar). De maximale verblijfsduur is bij deze studie normaliter 5 jaar. Doordat zij al 1 jaar heeft gestudeerd, heeft zij nog een maximale verblijfsduur voor studiedoeleinden van 4 jaar over (4 jaar studielast – 1 jaar al gestudeerd +1 jaar extra).
Als de vreemdeling binnen de maximale verblijfsduur de studie afrondt en een nieuwe studie begint, is de maximale verblijfsduur niet van toepassing. In dat geval is immers geen sprake van onvoldoende studievoortgang. Als hij aan alle voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning voor studie voldoet, wordt opnieuw een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor studie verleend. De berekening van de maximale verblijfsduur begint dan opnieuw.Voorbeeld
Jason, van Canadese nationaliteit, rondt binnen de maximale verblijfsduur zijn medische studie af. Hij wil nu een ‘master of business administration’ gaan volgen. Omdat hij zijn medische studie binnen de maximale verblijfsduur heeft afgerond, wordt aan hem nu opnieuw een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het volgen van zijn nieuwe studie verleend, mits hij ook aan alle overige voorwaarden voldoet.
Als sprake is van een bachelor/masterstructuur wordt de studielast voor de bacheloropleiding en de masteropleiding bij elkaar opgeteld. De maximale verblijfsduur bedraagt één jaar meer dan die studielast. Het is niet noodzakelijk dat de master aan dezelfde instelling wordt gevolgd als de bachelor. Als de vreemdeling een schakeljaar volgt tussen HBO bachelor en universitaire master wordt de maximale verblijfsduur met één jaar verlengd.
a. ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
b. kopie geldig paspoort, indien nodig voorzien van een geldige mvv welke is afgegeven voor het gevraagde verblijfsdoel;
c. bewijs van zelfstandige, duurzame en voldoende middelen van bestaan. Te weten:
1. een verklaring van een bank dat er maandelijks een bedrag tenminste gelijk aan USD 559 + 1/12 deel van het verschuldigde college- of lesgeld, zal worden overgemaakt op een ten name van de vreemdeling gestelde (buitenlandse) bankrekening; of
2. een verklaring van een bank dat er op een ten name van de vreemdeling gestelde (buitenlandse) bankrekening een bedrag beschikbaar is, dat tenminste gelijk is aan USD 559 x 12 maanden (of zoveel minder als het aantal maanden dat de voorgenomen studie in de openbare lichamen zal duren) + het verschuldigde college- of lesgeld; en
3. bij bekostiging door een in de openbare lichamen gevestigde persoon of instelling/organisatie: bijgevoegde garantverklaring volledig ingevuld en ondertekend door de lokale garantsteller (betreffende persoon of instelling/organisatie die de studie bekostigt), samen met een bewijs van de Belastingdienst inzake het vastgesteld belastbaar inkomen van de garantsteller en zijn eventuele echtgenoot of (geregistreerd) partner.
d. verklaring, afgegeven door het College van Bestuur of het bevoegd gezag van een in de openbare lichamen gevestigde onderwijsinstelling voor voltijds hoger onderwijs, waaruit blijkt dat de vreemdeling daar (voorlopig) is ingeschreven voor een voltijds studie hoger onderwijs;
e. ondertekende bewustverklaring tijdelijk verblijfsrecht;
f. ondertekende antecedentenverklaring (geïntegreerd in het aanvraagformulier);
g. gelegaliseerde verklaring van goed gedrag, afgegeven door een bevoegde autoriteit in het land van herkomst (niet ouder dan drie maanden op het moment van de aanvraag);
h. (indien van toepassing) bewijs onderzoek TBC;
i. kopie bewijs ziektekostenverzekering;
j. een door de onderwijsinstelling ondertekende schriftelijke garantstelling.Buitenlandse trust
Als de studie wordt bekostigd met middelen die afkomstig zijn uit een buiten de openbare lichamen aanwezige trust, kan het zijn dat er wel sprake is van een referent in de openbare lichamen gevestigde referent, die kan optreden als tussenpersoon/vertegenwoordiger van de trust. Deze referent is dan mogelijk niet gerechtigd om zelf te bepalen hoeveel er vanuit de trust wordt betaald ten behoeve van de studie en het levensonderhoud van de student. In dat geval is sprake van een buiten de openbare lichamen gevestigde (rechts)persoon die de studie en het levensonderhoud bekostigt en moeten de onder c1 of c2 genoemde bescheiden worden overgelegd als bewijs dat zelfstandige en duurzaam wordt beschikt over voldoende middelen van bestaan.
Alle stukken moeten zijn opgesteld in het Nederlands of Engels of zijn vertaald door een betrouwbare vertaler.
6.1. Beperking
De verblijfsvergunning wordt verleend onder de beperking: ‘Studie aan (naam onderwijsinstelling) te ......................... (plaatsnaam)’.
Dit verblijfsrecht is tijdelijk van aard. Dit moet uitdrukkelijk in de beschikking waarbij de verblijfsvergunning wordt verleend, worden vermeld.
6.2. Arbeidsmarktaantekening
Op de verblijfsvergunning staat de aantekening: ‘arbeid niet toegestaan met uitzondering van arbeid van bijkomende aard; TWV vereist’.
a. De verplichting voldoende verzekerd te zijn tegen ziektekosten met inbegrip van de kosten verbonden aan opname en verpleging in een sanatorium of psychiatrische inrichting;
b. Een door de onderwijsinstelling ondertekende schriftelijke garantstelling.
De schriftelijke garantstelling door de onderwijsinstelling is hier een voorschrift tot het stellen van zekerheid als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onder b, BTU-BES.
De schriftelijke garantverklaring genoemd in paragraaf 3, onder c, sub 1 dient om aan te tonen dat wordt voldaan aan het middelenvereiste.
7. Het verrichten van arbeid
Als stagiair
Als de vreemdeling als onderdeel van de opleiding als stagiair wordt tewerkgesteld kan voor maximaal een jaar een TWV worden verleend (zie artikel 14, eerste lid, Besluit uitvoering Wav BES). Voorwaarde is onder meer dat de werkgever beschikt over een stageovereenkomst met de desbetreffende student en onderwijsinstelling.Arbeid van bijkomende aard
Een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor studie mag arbeid van bijkomende aard verrichten. Het gaat hier om arbeid van maximaal 10 uur per week of seizoenarbeid in de maanden juni, juli en augustus. Voor het verrichten van arbeid van bijkomende aard is een TWV vereist. Deze kan voor de duur van maximaal een jaar worden verleend (zie artikel 16, eerste lid, Besluit uitvoering Wav BES).
8. Gezinshereniging
Aan de echtgeno(o)t(e) of (geregistreerde) partner en de minderjarige kinderen van de student kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verband houdend met gezinshereniging worden verleend, mits wordt voldaan aan de voor die beperking geldende voorwaarden, met uitzondering van de voorwaarde die betrekking heeft op het niet-tijdelijk verblijf van de hoofdpersoon (zie artikel 5.9, tweede lid, BTU-BES).
Het verblijfsrecht van de hoofdpersoon/student is tijdelijk (zie artikel 5.3, tweede lid, onder c, BTU-BES). Artikel 5.9, tweede lid, BTU-BES en bovenstaande beleidsregel maken het mogelijk dat ook in dat geval een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verband houdend met gezinshereniging kan worden verleend.
Voor de overige verblijfsvoorwaarden en de vereiste bescheiden wordt verwezen hoofdstuk 11 CTU-BES.Middelenvereiste
In geval van gezinshereniging bij een student zijn de middelen voldoende als wordt beschikt over het in hoofdstuk 3, paragraaf 1.9.3.3. genoemde normbedrag voor gezinshereniging in plaats van de in paragraaf 4 genoemde USD 559. Deze bedragen moeten dus niet bij elkaar opgeteld worden. Wel moet de student daarnaast voor zijn verblijfsrecht als student nog beschikken over middelen ter hoogte van het bedrag van het verschuldigde college- of lesgeld.
9. Verandering van opleiding of onderwijsinstelling
Wijziging van onderwijsinstelling
Voor verandering van onderwijsinstelling moet wijziging gevraagd worden van de beperking waaronder de verblijfsvergunning is verleend. De totale termijn op grond waarvan verblijf in de openbare lichamen voor studie is toegestaan mag echter de maximale verblijfsduur niet mag overschrijden.Wijziging van opleiding
Voor verandering van opleiding bij dezelfde onderwijsinstelling hoeft geen wijziging van de beperking van de verblijfsvergunning te worden gevraagd. Ook hier geldt dat de maximale verblijfsduur niet mag worden overschreden als bij dezelfde onderwijsinstelling van opleiding wordt veranderd, terwijl de eerdere opleiding nog niet is afgerond.Verklaring onderwijsinstelling
Het volgen van een studie/opleiding is primair gericht op voltooiing ervan. Daarom is een verklaring van de onderwijsinstelling nodig, waaruit blijkt dat voltooiing van de studie/opleiding binnen het resterende deel van de maximale verblijfsduur mogelijk is. De vreemdeling legt deze verklaring over bij de aanvraag om wijziging van de beperking van de verblijfsvergunning. Wanneer van opleiding wordt veranderd binnen dezelfde onderwijsinstelling legt de vreemdeling deze verklaring over bij de aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning.
1. Inleiding
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan onder voorwaarden worden verleend onder een beperking die verband houdt met verblijf als gepensioneerde of rentenier (zie artikel 7, zevende lid, WTU-BES en artikel 5.2, eerste lid, onder f, BTU-BES).
Het verblijf als gepensioneerde of rentenier moet het algemeen belang dienen van de openbare lichamen. Voor gepensioneerden en renteniers is dat het economisch belang. Dat wil zeggen dat van het verblijf van de vreemdeling als gepensioneerde of rentenier een stimulerende werking uit gaat op de economie van de openbare lichamen.
Gepensioneerde:
Onder een gepensioneerde wordt verstaan een vreemdeling die:
a. naar de openbare lichamen komt en een geslaagd beroep doet op de overgangsregeling voor penshonado’s/renteniers in artikel X en XI van de Invoeringswet fiscaal stelsel BES; of
b. een pensioenuitkering ontvangt en naar de openbare lichamen komt om zich daar te vestigen en van zijn oude dag te genieten.
Rentenier:
Onder een rentenier wordt verstaan een vermogende vreemdeling die:
a. naar de openbare lichamen komt en een geslaagd beroep doet op de overgangsregeling voor penshonado’s/renteniers in artikel X en XI van de Invoeringswet fiscaal stelsel BES; of
b. naar de openbare lichamen komt om zich daar te vestigen dan wel tijdelijk te verblijven en van eigen inkomsten, bijvoorbeeld uit eigen vermogen, te leven.
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan onder een beperking verband houdend met verblijf als gepensioneerde of rentenier wordt verleend als de vreemdeling voldoet aan de onder paragraaf 2, 3.2 of 4.2 van dit hoofdstuk genoemde voorwaarden. Als hij niet voldoet aan één of meer van deze voorwaarden, wordt de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning afgewezen.
2. Vreemdelingen die een beroep doen op de penshonado/rentenierswetgeving
De ‘penshonado/rentenierregeling’ uit de artikelen 23B, 23C, 23D en 23E van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 zal op grond van artikel 13b van de Wet geldstelsel BES na de transitie tot 1 januari 2011 ongewijzigd worden voortgezet. Dit betekent dat voor zover een gepensioneerde of rentenier op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van de transitie rechten en verplichtingen heeft op grond van genoemde regeling, deze rechten en verplichtingen daarna door blijven lopen.Overgangsrecht
In artikel X en XI van de Invoeringswet fiscaal stelsel BES is een overgangsrecht opgenomen. In dit overgangsrecht wordt aangegeven dat de ‘penshonado/rentenierregeling’ uit de artikelen 23B, 23C, 23D en 23E van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 wordt voortgezet tot maximaal 1 januari 2015 voor de belastingplichtige die:
in de openbare lichamen woont; en
een dag voor 1 januari 2011 in aanmerking kwam voor de ‘penshonado/rentenierregeling’; en
voldoet aan de gestelde voorwaarden om in aanmerking te komen voor de ‘penshonado/rentenierregeling’ zoals genoemd in de artikelen 23B, 23C, 23D en 23E van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943.
In de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 staan de voorwaarden vermeld waaraan een vreemdeling of Nederlander moet voldoen om een beroep te kunnen doen op de ‘penshonado/rentenierregeling’. Eén van de voorwaarden is dat men voor onbepaalde tijd toegelaten moet zijn. Dit betekent dat men in het bezit moet zijn van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd of een verklaring dat men toelating van rechtswege heeft, dan wel dat men als Nederlander was toegelaten op grond van artikel 1 Landsverordening toelating en uitzetting.
Het enkel voldoen aan de voorwaarden van de fiscale ‘penshonado/rentenierregeling’ is op zichzelf geen grond voor toelating.
3.1. Inleiding
Een vreemdeling die geen beroep doet of kan doen op de fiscale ‘penshonado/rentenierregeling’, maar die zich wel als gepensioneerde of rentenier in de openbare lichamen wil vestigen, kan in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf als gepensioneerde of rentenier’ als hij voldoet aan de onder 3.2 genoemde voorwaarden.
b. geldig document voor grensoverschrijding (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES en artikel 5.31 BTU-BES);
c. voldoende middelen van bestaan (zie artikel 9, eerste lid, onder c, WTU-BES en artikel 5.33 BTU-BES);
d. zelfstandige en duurzame middelen van bestaan (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES en de artikelen 5.32 en 5.34 BTU-BES);
e. de vreemdeling beschikt over passende huisvesting in de openbare lichamen, die als hoofdverblijf van de vreemdeling dient. Deze huisvesting is een woning in eigendom of een huurwoning (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES);
f. geen gevaar voor de openbare orde (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES);
g. bereidheid een onderzoek naar of behandeling voor TBC te ondergaan en daaraan mee te werken, tenzij de uitzondering van artikel 3.18 RTU BES van toepassing is (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES en artikel 5.35 BTU-BES).
Ten aanzien van deze voorwaarden zijn de beleidsregels met betrekking tot de algemene voorwaarden van artikel 9, eerste lid, WTU-BES van toepassing. Deze staan in hoofdstuk 3.Ad c en d.
De middelen van bestaan van een gepensioneerde of rentenier zijn voldoende, zelfstandig en duurzaam als:
a. sprake is van inkomsten uit pensioen of uit andere bron van ten minste het normbedrag als genoemd in hoofdstuk 3, paragraaf 1.9.3.3;
b. over deze inkomsten de verschuldigde premies en belasting worden afgedragen.
Een pensioenuitkering moet op het tijdstip waarop de aanvraag om een verblijfsvergunning is ontvangen of de beschikking wordt gegeven nog ten minste één jaar beschikbaar zijn. Dit kan worden aangetoond met een verklaring of brief van het pensioenfonds.
a. ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
b. kopie geldig document voor grensoverschrijding, indien nodig voorzien van een geldige mvv welke is afgegeven voor het gevraagde verblijfsdoel;
c. bewijs van zelfstandige, duurzame en voldoende middelen van bestaan. Te weten:
1. bij renteniers: een verklaring van een bank waarin de hoogte van het saldo van de op naam van de aanvrager gestelde bankrekening(en) staat vermeld; en
2. bij renteniers: een verklaring van een lokaal gevestigde accountant of accountantskantoor waarin de hoogte van het laatstgenoten bruto jaarinkomen van de aanvrager en de hoogte van het vermogen van de aanvrager vermeld staat; en
3. bij gepensioneerden: een verklaring of brief van het pensioenfonds waaruit de hoogte en duur van de ontvangen pensioenuitkering blijkt; en
4. bij renteniers en gepensioneerden: bescheiden betreffende andere middelen van bestaan dan uit pensioen; en
5. bij renteniers en gepensioneerden: verklaring Belastingdienst waaruit blijkt dat de verschuldigde premies en belasting zijn betaald over de inkomsten.
d. eigendomsbewijs eigen woning in de openbare lichamen (notariële akte) of een huurovereenkomst van een woning in de openbare lichamen; en
e. een uittreksel uit de basisadministratie persoonsgegevens waaruit blijkt dat de vreemdeling zijn hoofdverblijf heeft in de woning genoemd onder d).
f. ondertekende antecedentenverklaring (geïntegreerd in het aanvraagformulier);
g. bewijs van goed gedrag, afgegeven door een bevoegde autoriteit (niet ouder dan drie maanden op het moment van indiening van de aanvraag);
h. bewijs onderzoek TBC;
i. kopie bewijs ziektekostenverzekering (geïntegreerd in het aanvraagformulier).Ad d
Er moet altijd gecontroleerd worden of de vreemdeling hoofdverblijf heeft in de betreffende woning in de openbare lichamen. Dit kan bijvoorbeeld aangetoond worden doordat blijkt dat de vreemdeling op het adres van de woning ingeschreven staat bij Burgerzaken.
Alle stukken moeten zijn opgesteld in het Nederlands of Engels of zijn vertaald door een betrouwbare vertaler.
4.1. Inleiding
Overwinteraars zijn Nederlanders en vreemdelingen die gedurende een periode van maximaal zes maanden per jaar in de openbare lichamen verblijven, veelal gedurende de wintermaanden in het land van herkomst.
Voor Nederlanders geldt een vrije termijn van zes maanden binnen een tijdvak van een jaar (zie artikel 4.2, BTU-BES) gedurende welke zij in de openbare lichamen kunnen verblijven.
Vreemdelingen die in de openbare lichamen willen overwinteren dan wel als toerist tijdelijk, gedurende een periode van maximaal zes maanden binnen een tijdvak van een jaar, in de openbare lichamen willen verblijven, kunnen een aanvraag indienen om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf als gepensioneerde of rentenier’. Dit betreft een tijdelijk verblijfsrecht en moet uitdrukkelijk in de beschikking waarbij de verblijfsvergunning wordt verleend worden vermeld (zie artikel 5.3, derde lid, BTU-BES).
b. geldig document voor grensoverschrijding (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES en artikel 5.31 BTU-BES);
c. voldoende middelen van bestaan (zie artikel 9, eerste lid, onder c, WTU-BES en artikel 5.33 BTU-BES);
d. zelfstandige en duurzame middelen van bestaan (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES en de artikelen 5.32 en 5.34 BTU-BES);
e. geen gevaar voor de openbare orde(zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES);
f. bereidheid een onderzoek naar of behandeling voor TBC te ondergaan en daaraan mee te werken, tenzij de uitzondering van artikel 3.18 RTU-BES van toepassing is (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES en artikel 5.35 BTU-BES).
Ten aanzien van deze voorwaarden zijn de beleidsregels met betrekking tot de algemene voorwaarden van artikel 9, eerste lid, WTU-BES van toepassing. Deze staan in hoofdstuk 3.Ad c en d.
De middelen van bestaan zijn voldoende, zelfstandig en duurzaam als:
a. sprake is van inkomsten uit pensioen of uit andere bron van ten minste het normbedrag als genoemd in hoofdstuk 3, paragraaf 1.9.3.3.
b. over deze inkomsten de verschuldigde premies en belasting worden afgedragen.
Een pensioenuitkering moet op het tijdstip waarop de aanvraag om een verblijfsvergunning is ontvangen of de beschikking wordt gegeven nog ten minste één jaar beschikbaar zijn. Dit kan worden aangetoond met een verklaring of brief van het pensioenfonds.
a. ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
b. kopie geldig document voor grensoverschrijding, indien nodig voorzien van een geldige mvv welke is afgegeven voor het gevraagde verblijfsdoel;
c. bewijs van zelfstandige, duurzame en voldoende middelen van bestaan. Te weten:
1. een verklaring of brief van het pensioenfonds waaruit de hoogte en duur van de ontvangen pensioenuitkering blijkt; of
2. bescheiden betreffende andere middelen van bestaan dan uit pensioen.
d. ondertekende antecedentenverklaring (geïntegreerd in het aanvraagformulier);
e. bewijs van goed gedrag (niet ouder dan drie maanden);
f. bewijs onderzoek TBC;
g. kopie bewijs ziektekostenverzekering (geïntegreerd in het aanvraagformulier).
Alle stukken moeten zijn opgesteld in het Nederlands of Engels of zijn vertaald door een betrouwbare vertaler.
5.1. Beperking
Als door de vreemdeling aan de hierboven in 2.2, 3.2 dan wel 4.2 genoemde voorwaarden wordt voldaan, wordt de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend onder de beperking: ‘verblijf als gepensioneerde of rentenier’.
5.2. Geldigheidsduur
Gepensioneerden of renteniers niet zijnde overwinteraars
De geldigheidsduur van de te verlenen verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is een jaar. Deze kan daarna steeds met een jaar verlengd worden, als aan de daarvoor geldende voorwaarden wordt voldaan.Overwinteraars
De geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is maximaal zes maanden per jaar en is tijdelijk van aard. De tijdelijkheid moet altijd uitdrukkelijk in de beschikking waarbij de verblijfsvergunning wordt verleend, worden vermeld.
De geldigheidsduur van deze verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan niet worden verlengd. Als de vreemdeling in een volgend tijdvak van een jaar opnieuw als overwinteraar in de openbare lichamen wil verblijven, dan moet hij daarvoor een nieuwe aanvraag voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd indienen.
5.3. Arbeidsmarktaantekening
Op de verblijfsvergunning staat de aantekening: ’arbeid in loondienst alleen toegestaan indien de werkgever beschikt over TWV’.
5.4. Voorschriften
De verplichting voldoende verzekerd te zijn tegen ziektekosten met inbegrip van de kosten verbonden aan opname en verpleging in een sanatorium of psychiatrische inrichting.
1. Inleiding
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan onder voorwaarden worden verleend onder een beperking die verband houdt met verblijf als investeerder (zie artikel 7, zevende lid, WTU-BES en artikel 5.2, eerste lid, onder k, BTU-BES).
Het verblijf als investeerder moet het algemeen belang van de openbare lichamen dienen. Voor investeerders is dat het economisch belang. Met de toelating van een vreemdeling moet een wezenlijk belang worden gediend binnen de openbare lichamen.
Onder ‘wezenlijk belang’ wordt verstaan:
‘het inbrengen van buitenlandse deviezen waarmee een bijdrage geleverd wordt aan de economische ontwikkeling van de gemeenschap binnen de openbare lichamen’.
Onder het inbrengen van ‘ buitenlandse deviezen’ valt:
a. investeren in onroerend goed; of
b. een zakelijke investering.
De verblijfsvergunning biedt de mogelijkheid aan kapitaalkrachtige vreemdelingen om een langere periode in de openbare lichamen te kunnen verblijven zonder dat zij zich zakelijk moet vestigen in de openbare lichamen of hoofdverblijf moeten hebben in de openbare lichamen.
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan onder een beperking verband houdend met verblijf als investeerder worden verleend als de vreemdeling voldoet aan de onder 2 genoemde verblijfsvoorwaarden. Als de vreemdeling niet voldoet aan één of meer van deze voorwaarden, wordt de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning afgewezen.
b. geldig document voor grensoverschrijding (zie artikel 5.31 BTU-BES);
c. voldoende middelen van bestaan om de verplichtingen voortvloeiend uit de zakelijke investering en/of de aanschaf van onroerend goed na te kunnen komen (zie artikel 9, eerste lid, onder b en c, WTU-BES);
d. geen gevaar voor de openbare orde (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU- BES);
e. bereidheid een onderzoek naar of behandeling voor TBC te ondergaan en daaraan mee te werken (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES, artikel 5.35 BTU-BES en artikel 4.3 RTU-BES);
f. ondertekening bewustverklaring tijdelijk verblijfsrecht (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES).
Ten aanzien van deze voorwaarden zijn de beleidsregels met betrekking tot de algemene voorwaarden van artikel 9, eerste lid, WTU-BES van toepassing. Deze staan in hoofdstuk 3.Ad c:
De vreemdeling moet een zakelijke investering doen en/of onroerend goed aanschaffen met een totale waarde van tenminste USD 365.000,00. Deze investering moet binnen 18 maanden na de eerste aanvraag zijn verwezenlijkt.Ad f:
Een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verblijf als investeerder is tijdelijk (zie artikel 5.3, tweede lid, onder f, BTU-BES). Dit betekent dat de vreemdeling die een verblijfsvergunning als investeerder heeft, bij het niet nakomen van de hiervoor geldende verplichtingen de openbare lichamen moet verlaten. De vreemdeling moet een verklaring ondertekenen dat hij ermee bekend is dat hij alleen voor het verblijfsdoel investeerder in de openbare lichamen mag verblijven.
Voor vreemdelingen met een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als ‘investeerder’ geldt een maximale verblijfsduur in de openbare lichamen van 120 dagen per jaar.
a. ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
b. geldig document voor grensoverschrijding, indien nodig voorzien van een geldige mvv welke is afgegeven voor het gevraagde verblijfsdoel;
c. indien gehuwd: kopie (niet ouder dan zes maanden) van de huwelijksakte gelegaliseerd of voorzien van apostille;
d. kopie (niet ouder dan zes maanden) van de geboorte akte van elk gezinslid, gelegaliseerd of voorzien van apostille;
e. bewijs van goed gedrag (niet ouder dan drie maanden);
f. ondertekende bewustverklaring tijdelijk verblijfsrecht;
g. ondertekende antecedentenverklaring (geïntegreerd in het aanvraagformulier);
h. bankreferentie (niet ouder dan drie maanden) van twee banken, waarvan één uit het land van herkomst;
i. een bankverklaring van een lokaal gevestigde banken, binnen het openbaar lichaam waar de vreemdeling verblijft, waarin de bank verklaart dat:
de vreemdeling de intentie en de middelen heeft om een zakelijke investering te doen en/of onroerend goed aan te schaffen. Deze intentie moet binnen 18 maanden worden verwezenlijkt. De totale waarde bedraagt tenminste USD 365.000,00.
j. bewijs onderzoek TBC;
k. bewijs ziektekostenverzekering (geïntegreerd in het aanvraagformulier).
Alle stukken moeten zijn opgesteld in het Nederlands of Engels of zijn vertaald door een betrouwbare vertaler.
4. Gezinshereniging
Als hoofdregel geldt dat de gezinsleden in aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verband houdend met gezinshereniging als de hoofdpersoon in het bezit is van een verblijfsvergunning die niet-tijdelijk is als bedoeld in artikel 5.3 BTU-BES (zie artikel 5.9, eerste lid, BTU-BES en artikel 5.11 BTU-BES). In andere gevallen kan de verblijfsvergunning worden verleend (zie artikel 5.9, tweede lid, BTU-BES). Een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking ‘investeerder’ is tijdelijk van aard (zie artikel 5.11, eerste lid, onder b, BTU-BES en artikel 5.3, tweede lid, BTU-BES).
De gezinsleden, zoals genoemd in artikel 5.10 BTU BES, komen in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning op grond van gezinshereniging als aan de hoofdpersoon een verblijfsvergunning als ‘investeerders’ is verleend.
Naast de gezinsleden zoals genoemd in artikel 5.10 BTU-BES kunnen meerderjarige kinderen in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning op grond van gezinshereniging als:
het meerderjarige kind inwonend is bij de hoofdpersoon;
het meerderjarige kind niet ouder dan 27 jaar is; en
studeert aan een lokale onderwijsinstelling, dat erkend is door de lokale autoriteiten
Als de verblijfsvergunning van de hoofdpersoon vervalt dan vervalt eveneens de verblijfsvergunning van de gezinsleden.
De gezinsleden moeten de in paragraaf 3 onder a, b, c, d, e, g, j en k genoemde bescheiden overleggen.
5.1. Beperking
Hoofdpersoon:
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt verleend onder de beperking: ‘verblijf als investeerder’.Gezinsleden:
De verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van gezinshereniging wordt aan de gezinsleden verleend onder de beperking: ‘Verblijf bij (naam hoofdpersoon).’
5.2. Arbeidsmarktaantekening
Op de vergunning staat de aantekening: ‘arbeid in loondienst alleen toegestaan indien werkgever beschikt over TWV’.
5.3. Voorschriften
Aan de verblijfsvergunning is als voorschrift verbonden de verplichting voldoende verzekerd te zijn tegen ziektekosten met inbegrip van de kosten verbonden aan opname en verpleging in een sanatorium of een psychiatrische inrichting.
1. Inleiding
Aan een vreemdeling die vrijwilligerswerk verricht in de openbare lichamen kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden verleend onder een beperking verband houdend met ‘verblijf als vrijwilliger’, als aan de daarvoor geldende voorwaarden wordt voldaan (zie artikel 5.2, eerste lid, onder m, BTU-BES). De verblijfsvoorwaarden voor dit verblijfsdoel zijn hieronder uitgewerkt in beleidsregels.
Een vrijwilliger is een natuurlijke persoon die deelneemt aan arbeid die gebruikelijk onbetaald wordt verricht, geen winstoogmerk heeft en een algemeen maatschappelijk doel dient.
Als een vreemdeling vrijwilligerswerk verricht voor maximaal 12 weken binnen een periode van 52 weken, dan is hiervoor geen TWV vereist. Aangezien de vreemdeling in dat geval ook binnen de vrije termijn verblijft, hoeft hij ook geen verblijfsvergunning voor bepaalde tijd aan te vragen.
Als een vreemdeling vrijwilligerswerk verricht voor langer dan 12 weken, dan is hiervoor wel een TWV vereist en moet de vreemdeling ook een aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd aanvragen onder een beperking verband houdend met ‘verblijf als vrijwilliger’. Dit is een tijdelijk verblijfsrecht dat voor maximaal één jaar kan worden verleend. Na één jaar kan de verblijfsvergunning niet meer worden verlengd.
b. geldig document voor grensoverschrijding (zie artikel 5.31 BTU-BES);
c. geldige TWV voor het verrichten van vrijwilligerswerk (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES);
d. zelfstandig en duurzaam beschikken over voldoende middelen van bestaan (zie artikel 9, eerste lid, onder b en c, WTU-BES en de artikelen 5.32 tot en met 5.34 BTU-BES);
e. geen gevaar voor de openbare orde (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU- BES);
f. bereidheid een onderzoek naar of behandeling voor TBC te ondergaan en daaraan mee te werken (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES, artikel 5.35 BTU-BES en artikel 4.3 RTU-BES);
g. verrichten van vrijwilligerswerk (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES);
h. ondertekening bewustverklaring tijdelijk verblijfsrecht (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES).
Ten aanzien van deze voorwaarden zijn de beleidsregels met betrekking tot de algemene voorwaarden van artikel 9, eerste lid, WTU-BES van toepassing. Deze staan in hoofdstuk 3.Ad d. Middelen van bestaan
Beleidsregel:
Middelen van bestaan zijn in geval van een beoogd verblijf als vrijwilliger voldoende als de vreemdeling een voor het betreffende vrijwilligerswerk naar het oordeel van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gebruikelijk salaris of gebruikelijke vergoeding ontvangt.
Wat een gebruikelijk salaris of een gebruikelijke vergoeding is voor het door de vreemdeling te verrichten vrijwilligerswerk, wordt beoordeeld in het kader van de aanvraag om verlening van een TWV. Als een TWV voor het beoogde vrijwilligerswerk is afgegeven door de SZW unit, dan kan ervan worden uitgegaan dat de vreemdeling een gebruikelijk salaris of gebruikelijke vergoeding ontvangt voor zijn werkzaamheden als vrijwilliger en dat daarmee aan de onder d genoemde voorwaarde wordt voldaan.
a. ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
b. kopie geldig document voor grensoverschrijding, indien nodig voorzien van een geldige mvv welke is afgegeven voor het gevraagde verblijfsdoel;
c. geldige TWV voor het verrichten van vrijwilligerswerk;
d. ondertekende antecedentenverklaring (geïntegreerd in het aanvraagformulier);
e. bewijs van goed gedrag (niet ouder dan 3 maanden);
f. bewijs onderzoek TBC;
g. bewijs ziektekostenverzekering (geïntegreerd in het aanvraagformulier);
h. schriftelijke garantstelling door een solvabele derde;
i. ondertekende bewustverklaring tijdelijk verblijfsrecht.
Alle stukken moeten zijn opgesteld in het Nederlands of Engels of zijn vertaald door een betrouwbare vertaler.Ad h Schriftelijke garantstelling door een solvabele derde
Beleidsregel:
Bij verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor verblijf als vrijwilliger, moet de schriftelijke garantstelling worden ondertekend door de organisatie voor wie men als vrijwilliger werkt, mits deze solvabel is.
Bij verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in het kader van gezinshereniging bij een hoofdpersoon, die in het bezit is van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor verblijf als vrijwilliger dan wel die daarvoor een aanvraag heeft ingediend, moet de schriftelijke garantstelling worden ondertekend door de organisatie voor wie de hoofdpersoon als vrijwilliger werkt.
Beleidsregel:
De organisatie voor wie vrijwilligerswerk wordt verricht wordt geacht solvabel te zijn als daaraan een TWV is verleend voor het door de vreemdeling te verrichten vrijwilligerswerk.
4.1. Beperking
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt verleend onder de beperking: ‘verblijf als vrijwilliger’.
Dit verblijfsrecht is tijdelijk van aard. Dit moet uitdrukkelijk in de beschikking waarbij de verblijfsvergunning wordt verleend, worden vermeld.
4.2. Arbeidsmarktaantekening
Op de verblijfsvergunning staat de aantekening: 'arbeid in loondienst alleen toegestaan indien werkgever beschikt over TWV’.
1. de verplichting voldoende verzekerd te zijn tegen ziektekosten met inbegrip van de kosten verbonden aan opname en verpleging in een sanatorium of een psychiatrische inrichting;
2. een door de organisatie waarvoor men vrijwilligerswerk verricht ondertekende schriftelijke garantstelling.
5. Geldigheidsduur
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met ‘verblijf als vrijwilliger’ kan worden verleend voor de duur waarvoor de TWV is afgegeven, met een maximum van één jaar (zie artikel 5.25 BTU-BES).
Beleidsregel:
De geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt daarna niet verlengd.
6. Gezinshereniging
Beleidsregel:
Aan de echtgeno(o)t(e) of (geregistreerde) partner en de minderjarige kinderen van de vrijwilliger kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verband houdend met gezinshereniging worden verleend, mits wordt voldaan aan de voor die beperking geldende voorwaarden, met uitzondering van de voorwaarde die betrekking heeft op het niet-tijdelijk verblijf van de hoofdpersoon (zie artikel 5.9, tweede lid, BTU-BES).
Het verblijfsrecht van de hoofdpersoon/vrijwilliger is tijdelijk (zie artikel 5.3, tweede lid, onder f, BTU-BES). Artikel 5.9, tweede lid, BTU-BES en bovenstaande beleidsregel maken het mogelijk dat ook in dat geval een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verband houdend met gezinshereniging kan worden verleend.
Voor de overige verblijfsvoorwaarden en de vereiste bescheiden wordt verwezen naar hoofdstuk 11 CTU-BES.Middelenvereiste
In geval van gezinshereniging bij een vrijwilliger geldt het middelenvereiste voor gezinshereniging zoals vermeld in hoofdstuk 3, paragraaf 1.9.3.3.
1.1. Inleiding
Gezinsvorming wordt gedefinieerd als: ‘gezinshereniging van de echtgenoot, geregistreerd partner of niet-geregistreerde partner, voor zover de gezinsband tot stand is gekomen op een tijdstip waarop de hoofdpersoon in de openbare lichamen hoofdverblijf had.’
Gezinsvorming is dus een bijzondere vorm van gezinshereniging. Verder wordt met de aansluiting bij het begrip ‘hoofdverblijf’ voorkomen dat ook in geval van een tijdens een buitenlandse vakantie van een in de openbare lichamen gevestigde persoon gesloten huwelijk of relatie, om de enkele reden dat het huwelijk of de relatie buiten de openbare lichamen tot stand is gekomen, sprake zou zijn van ‘gezinshereniging’.
In dit hoofdstuk wordt onder hoofdpersoon verstaan de persoon bij wie de vreemdeling als gezinslid (bijvoorbeeld als echtgenoot, geregistreerde partner, niet-geregistreerde partner, kind of ouder) in de openbare lichamen wil verblijven.
1.2. Beleid gezinshereniging
In het kader van gezinshereniging kan verblijf in de openbare lichamen worden toegestaan op grond van een huwelijk, geregistreerd partnerschap, of niet-geregistreerd partnerschap dat al bestond toen beide (huwelijks)partners nog buiten de openbare lichamen verbleven. Voor toelating van kinderen die uit deze (huwelijks)relatie zijn geboren wordt verwezen naar paragraaf 5 (en verder) van dit hoofdstuk.
1.3. Beleid gezinsvorming
In het kader van gezinsvorming kan verblijf in de openbare lichamen worden toegestaan op grond van een huwelijk, geregistreerd partnerschap, of niet-geregistreerd partnerschap gesloten op een tijdstip dat een van de echtgenoten al in de openbare lichamen verbleef.
a. rechtsgeldig huwelijk of geregistreerd partnerschap (zie artikel 5.10, onder a, BTU-BES);
b. verblijfsstatus van de hoofdpersoon (zie artikel 5.11, onder a en b, BTU-BES);
c. leeftijd van beide (huwelijks)partners (zie artikel 5.10 BTU-BES en artikel 5.11 BTU-BES);
d. geen polygamie (zie artikel 5.12 BTU-BES);
e. samenwoning en een gemeenschappelijke huishouding (zie artikel 5.13 BTU-BES);
g. geldig document voor grensoverschrijding (zie artikel 5.15 BTU-BES);
h. geen gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES en artikel 5.16 BTU-BES);
i. bereidheid een onderzoek naar of behandeling voor TBC te ondergaan en daaraan mee te werken (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES en artikel 5.17 BTU-BES);
j. zelfstandig en duurzaam beschikken over voldoende middelen van bestaan (zie artikel 9, eerste lid, onder b en c, WTU-BES en artikel 5.33 BTU-BES);Ad a. Rechtsgeldig huwelijk of geregistreerd partnerschap
Ingevolge artikel 5.10, onder a, BTU-BES wordt de verblijfsvergunning op grond van een huwelijk verleend als het huwelijk naar Nederlands internationaal privaatrecht rechtsgeldig is. De verblijfsvergunning wordt niet op grond van een geregistreerd partnerschap verleend als dat partnerschap niet in Nederland is geregistreerd.
Het huwelijk is geldig als:
a. het huwelijk is gesloten voor een ambtenaar van de burgerlijke stand in de openbare lichamen;
b. het huwelijk is gesloten volgens de wet in het land waar de huwelijksvoltrekking heeft plaatsgevonden en door een land van het Koninkrijk is erkend.
Het bestaan van een geldig huwelijk moet met gelegaliseerde documenten worden aangetoond. Als het huwelijk, gesloten buiten een land van het Koninkrijk, wegens strijd met de openbare orde, niet voor erkenning door de openbare lichamen in aanmerking komt, dan heeft dit tot gevolg dat dit huwelijk niet de basis kan vormen voor verlening van een vergunning tot (tijdelijk) verblijf.
Gelegaliseerde akten:
a. Het bestaan van een naar het internationaal privaatrecht van de openbare lichamen geldig huwelijk wordt aangetoond met officiële gelegaliseerde bescheiden.
b. Het bestaan van een in het Europese deel van Nederland geregistreerd partnerschap wordt aangetoond met een afschrift van de akte van de burgerlijke stand.
De verblijfsvergunning wordt niet op grond van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap verleend als het huwelijk of het geregistreerde partnerschap niet is aangetoond.Ad b. Verblijfsstatus van de hoofdpersoon
De verblijfsvergunning wordt ingevolge artikel 5.11, onder a en b, BTU-BES verleend, als de hoofdpersoon in de openbare lichamen verblijft als:
a. Nederlander; of
b. houder van een verblijfsvergunning, die niet-tijdelijk is in de zin van artikel 5.3.Ad c. Leeftijd van beide echtgenoten of geregistreerd partners
Ingeval van gezinshereniging of gezinsvorming wordt de verblijfsvergunning ingevolge de artikelen 5.10 en 5.11 BTU-BES verleend als de vreemdeling en de hoofdpersoon eenentwintig jaar of ouder zijn.Ad d. Polygamie
Op grond van artikel 5.10 BTU-BES en artikel 5.12 BTU-BES wordt, zolang de vreemdeling of de hoofdpersoon met meer dan één andere persoon tegelijkertijd door een huwelijk of een (al dan niet geregistreerd) partnerschap is verbonden, de verblijfsvergunning maar aan één echtgenoot, geregistreerd partner of partner tegelijkertijd verleend, en aan de uit die vreemdeling geboren (minderjarige) kinderen.
Ook als de in de openbare lichamen verblijvende hoofdpersoon met een andere man of vrouw duurzaam samenleeft, komen de wettelijke echtgenote en de eventuele gezinsleden niet voor een verblijfsvergunning in aanmerking. Als de polygame situatie is beëindigd, bijvoorbeeld door overlijden of door een echtscheiding die naar het internationaal privaatrecht van de openbare lichamen is erkend, staat de vroegere polygame situatie niet aan verlening van de verblijfsvergunning in de weg.Ad e. Samenwoning en gemeenschappelijke huishouding
Op grond van artikel 5.13 BTU-BES wordt de verblijfsvergunning verleend als de vreemdeling en de hoofdpersoon samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren.
De vreemdeling en de persoon bij wie deze wil verblijven, moeten feitelijk samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren. Zij moeten ook naar buiten toe, bijvoorbeeld naar de werkgever en de zorgverzekeraar, hetzelfde adres voeren. Daarnaast moeten de vreemdeling en de persoon bij wie deze wil verblijven op hetzelfde adres in de basisadministratie persoonsgegevens staan ingeschreven.
Voor vreemdelingen die vanuit het buitenland verblijf (mvv) aanvragen, geldt dat zij direct na inreis in de openbare lichamen met hun echtgeno(o)t(e) moeten gaan samenwonen als hier bedoeld.Ad h. Openbare orde beleid
De verblijfsvergunning wordt op grond van artikel 5.16 BTU-BES verleend als de vreemdeling geen gevaar vormt voor de openbare orde en nationale veiligheid.Ad j. Middelen
In geval van gezinshereniging of gezinsvorming wordt op grond van artikel 5.18, onder a, BTU-BES juncto artikel 5.33 BTU-BES, de verblijfsvergunning verleend als de hoofdpersoon duurzaam en zelfstandig beschikt over voldoende middelen van bestaan (zie hoofdstuk 3, paragraaf 1.9.3.3).
a. ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
b. kopie geldig document grensoverschrijding, indien nodig voorzien van een geldige mvv, die is afgegeven voor het gevraagde verblijfsdoel;
c. kopie geldig document grensoverschrijding van de verblijfgever;
d. gelegaliseerde huwelijksakte of akte van geregistreerd partnerschap;
e. uittreksel uit de basisadministratie persoonsgegevens waaruit het verblijfsadres en de gezinssamenstelling van de verblijfgever blijken;
f. bewijs van zelfstandige, duurzame en voldoende middelen van bestaan;
g. bewijs van rechtmatig verblijf van de hoofdpersoon;
h. bewijs onderzoek TBC;
i. ondertekende antecedentenverklaring (geïntegreerd in het aanvraagformulier);
j. bewijs van goed gedrag (niet ouder dan 3 maanden).
2.3.1. Beperking
De verblijfsvergunning wordt verleend onder de beperking: ‘verblijf bij echtgeno(o)t(e) / geregistreerd partner (naam)’.
2.3.2. Arbeidsmarktaantekening
Op de verblijfsvergunning staat de aantekening: 'arbeid in loondienst alleen toegestaan indien werkgever beschikt over TWV’. Beroep op de publieke middelen kan gevolgen hebben voor het verblijfsrecht’.
Als artikel 7 Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen BES van toepassing is, wordt de arbeidsmarktaantekening: ‘Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist. Beroep op de publieke middelen kan gevolgen hebben voor het verblijfsrecht’.
2.3.3. Voorschrift
Aan de verblijfsvergunning wordt het voorschrift verbonden van het sluiten van een voldoende ziektekostenverzekering, met inbegrip van de kosten die zijn verbonden aan opname en verpleging in een sanatorium of een psychiatrische inrichting.
2.4. Geldigheidsduur
Op grond van artikel 5.25 BTU-BES wordt de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend voor ten hoogste één jaar en kan de verblijfsvergunning telkens met ten hoogste één jaar worden verlengd.
3. Schijnhuwelijk
Een schijnhuwelijk is een huwelijk dat wordt aangegaan met als doel de nog niet of niet meer tot de openbare lichamen toegelaten buitenlandse partner een verblijfsrecht te verschaffen. Het gaat hierbij om voorgenomen huwelijken die op de openbare lichamen zullen plaatsvinden en huwelijken die in het buitenland zijn gesloten.
Huwelijken met vreemdelingen die tijdens het rechtmatig verblijf van de vreemdeling of Nederlander worden gesloten buiten de openbare lichamen moeten voordat er een verzoek tot gezinsvorming kan worden ingediend eerst ingeschreven worden in het bevolkingsregister. Bij twijfel zal de vreemdelingenpolitie worden verzocht een onderzoek in te stellen.
Als het huwelijk binnen de openbare lichamen wordt gesloten, zal het bevolkingsregister bij twijfel ook de vreemdelingenpolitie verzoeken een onderzoek te laten plaatsvinden.
Aan huwelijken gesloten binnen of buiten de openbare lichamen kunnen geen rechten voor het verkrijgen van een verblijfstitel worden ontleend. Andere criteria, zoals voldoende geldelijke middelen, moeten worden overlegd om een vergunning tot tijdelijk verblijf in het kader van gezinsvorming te verkrijgen.
a. duurzame en exclusieve relatie (zie artikel 5.10, onder b, BTU-BES);
b. ongehuwd zijn (zie artikel 5.10, onder 2, BTU-BES);
c. verblijfsstatus van de hoofdpersoon (zie artikel 5.11, onder a en b, BTU-BES);
d. leeftijd van beide partners (zie artikel 5.10 BTU BES en artikel 5.11 BTU-BES);
e. geen polygamie (zie artikel 5.12 BTU-BES);
f. samenwoning en een gemeenschappelijke huishouding (zie artikel 5.13, onder a, BTU-BES);
g. inschrijving in de basisadministratie persoonsgegevens (zie artikel 5.13, onder b, BTU-BES);
i. geldig document voor grensoverschrijding (zie artikel 5.15 BTU-BES);
j. geen gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES en artikel 5.16 BTU-BES);
k. bereidheid een onderzoek naar of behandeling voor TBC te ondergaan en daaraan mee te werken (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU BES en artikel 5.17 BTU-BES); en
l. zelfstandig en duurzaam beschikken over voldoende middelen van bestaan (zie artikel 9, eerste lid, onder b en c, WTU-BES en artikel 5.33 BTU-BES).Ad a. Duurzame en exclusieve relatie
Op grond van artikel 5.10 BTU-BES wordt de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op grond van een relatie verleend, als de vreemdeling een duurzame en exclusieve relatie onderhoudt met de in de openbare lichamen gevestigde hoofdpersoon. Van een duurzame en exclusieve relatie is sprake als de (homo- of heteroseksuele) relatie in voldoende mate met een huwelijk op één lijn is te stellen.
Het bestaan van een duurzame en een exclusieve relatie kan worden aangetoond door de ondertekening van een relatieverklaring door beide partners. Door de ondertekening van die schriftelijke verklaring verklaren de vreemdeling en de hoofdpersoon feitelijk samen te (gaan) wonen en een duurzame en exclusieve relatie te onderhouden.
Verwantschap:
Op grond van artikel 5.10 BTU-BES wordt de verblijfsvergunning verleend als de vreemdeling en de hoofdpersoon niet tot elkaar in een zodanig nauwe relatie staan dat die naar Nederlands recht een huwelijksbeletsel zou vormen.Ad b. Ongehuwde burgerlijke staat
Op grond van artikel 5.10, onder 2, BTU-BES wordt de verblijfsvergunning verleend als de vreemdeling of de hoofdpersoon niet met een ander een in Nederland geregistreerd partnerschap is aangegaan of gehuwd is, tenzij het huwelijk of het geregistreerd partnerschap door wettelijke beletselen, waarop geen invloed kan worden uitgeoefend, niet is ontbonden.
Gelegaliseerde akten:
De (ongehuwde) burgerlijke staat wordt aangetoond met officiële gelegaliseerde bescheiden.
Een verklaring van ongehuwd zijn mag niet ouder zijn dan zes maanden na afgifte door de daartoe bevoegde autoriteiten. De termijn van zes maanden wordt gezien als een redelijke termijn waarbinnen men wordt geacht niet (opnieuw) in het huwelijk te zijn getreden. Uiteraard wordt een bewijs van ongehuwd zijn dat minder dan zes maanden oud is in geval van contra-indicaties niet geaccepteerd. Hierbij valt te denken aan de situatie dat een vier maanden oud bewijs van ongehuwd zijn, wordt overgelegd en een echtscheidingsakte waaruit blijkt dat een huwelijksontbinding binnen die vier maanden heeft plaatsgevonden.Ad c. Verblijfsstatus van de hoofdpersoon
De verblijfsvergunning wordt op grond van artikel 5.11, onder a en b, BTU-BES verleend als de hoofdpersoon in de openbare lichamen verblijft als:
a. Nederlander; of
b. houder van een verblijfsvergunning, die niet-tijdelijk is in de zin van artikel 5.3 BTU-BES.Ad d. Leeftijd van beide partners
Ingeval van gezinshereniging of gezinsvorming wordt de verblijfsvergunning op grond van de artikelen 5.10 en 5.11 BTU-BES verleend als de vreemdeling en de hoofdpersoon eenentwintig jaar of ouder zijn.Ad e. Polygamie
Op grond van artikel 5.10 BTU-BES en artikel 5.12 BTU-BES wordt, zolang de vreemdeling of de hoofdpersoon met meer dan één andere persoon tegelijkertijd door een huwelijk of een (al dan niet geregistreerd) partnerschap is verbonden, de verblijfsvergunning maar aan één echtgenoot, geregistreerd partner of partner tegelijkertijd verleend, en aan de uit die vreemdeling geboren (minderjarige) kinderen.
Ook als de in de openbare lichamen verblijvende hoofdpersoon met een andere man of vrouw duurzaam samenleeft, komen de buitenlandse partner en de eventuele gezinsleden niet voor een verblijfsvergunning in aanmerking. Als de polygame situatie is beëindigd, bijvoorbeeld door overlijden of door een echtscheiding die naar het internationaal privaatrecht van de openbare lichamen is erkend, staat de vroegere polygame situatie niet aan verlening van de verblijfsvergunning in de weg.Ad f. Samenwoning en gemeenschappelijke huishouding
De vreemdeling en de persoon bij wie deze wil verblijven, moeten feitelijk samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren. Zij moeten ook naar buiten toe, bijvoorbeeld naar de werkgever en de ziektekostenverzekeraar, hetzelfde adres voeren. Daarnaast moeten de vreemdeling en de persoon bij wie deze wil verblijven op hetzelfde adres in de basisadministratie persoonsgegevens staan ingeschreven.
Voor vreemdelingen die vanuit het buitenland verblijf (mvv) aanvragen, geldt dat zij direct na inreis in de openbare lichamen met hun (huwelijks)partner moeten gaan samenwonen als hier bedoeld.Ad j. Openbare orde beleid
De verblijfsvergunning wordt op grond van artikel 5.16 BTU-BES verleend als de vreemdeling geen gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid.Ad l. Middelen
In geval van gezinshereniging of gezinsvorming wordt op grond van artikel 5.18, onder a, BTU-BES juncto artikel 5.33 BTU-BES, de verblijfsvergunning verleend als de hoofdpersoon duurzaam en zelfstandig beschikt over voldoende middelen van bestaan (zie hoofdstuk 3, paragraaf 1.9.3.3).Garantstelling:
De in de openbare lichamen gevestigde partner ondertekent een garantstelling, waarmee hij zich garant stelt voor de kosten die voor de staat en voor andere openbare lichamen voortvloeien uit het verblijf van de buitenlandse partner en ook voor de kosten van terugkeer naar een land waar de toelating van die buitenlandse partner is gewaarborgd. De garantverklaring kan niet door een derde worden ondertekend.
a. ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
b. kopie geldig document grensoverschrijding, indien nodig voorzien van een geldige mvv, die is afgegeven voor het gevraagde verblijfsdoel;
c. kopie geldig document grensoverschrijding van de verblijfgever;
d. gelegaliseerde ongehuwdverklaring uit het land van herkomst van de vreemdeling;
e. gelegaliseerde ongehuwdverklaring (uit het land van herkomst) van de verblijfgever;
f. uittreksel uit de basisadministratie persoonsgegevens waaruit het verblijfsadres en de gezinssamenstelling van de verblijfgever blijken;
g. bijlage relatieverklaring;
h. bewijs van zelfstandige, duurzame en voldoende middelen van bestaan;
i. bijlage garantverklaring;
j. bewijs van rechtmatig verblijf van de hoofdpersoon;
k. bewijs onderzoek TBC;
l. ondertekende antecedentenverklaring (geïntegreerd in het aanvraagformulier);
m. bewijs van goed gedrag (niet ouder dan 3 maanden).
4.3.1. Beperking
De verblijfsvergunning wordt verleend onder de beperking: ‘verblijf bij partner (naam)’.
4.3.2. Arbeidsmarktaantekening
Op de verblijfsvergunning staat de aantekening: 'arbeid in loondienst alleen toegestaan indien werkgever beschikt over TWV’. Beroep op de publieke middelen kan gevolgen hebben voor het verblijfsrecht’.
Als artikel 7 Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen BES van toepassing is, wordt de arbeidsmarktaantekening: ‘Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist. Beroep op de publieke middelen kan gevolgen hebben voor het verblijfsrecht’.
4.3.3. Voorschrift
Aan de verblijfsvergunning wordt het voorschrift verbonden van het sluiten van een voldoende ziektekostenverzekering, met inbegrip van de kosten die zijn verbonden aan opname en verpleging in een sanatorium of een psychiatrische inrichting.
4.4. Geldigheidsduur
Op grond van artikel 5.25 BTU-BES wordt de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend voor ten hoogste één jaar en kan de verblijfsvergunning telkens met ten hoogste één jaar worden verlengd.
a. feitelijke gezinsband (zie artikel 5.10, onder c, BTU-BES);
b. verblijfsstatus van de hoofdpersoon (zie artikel 5.11, onder a en b, BTU-BES);
c. geen polygamie (zie artikel 5.12 BTU-BES);
d. samenwoning en een gemeenschappelijke huishouding (zie artikel 5.13, onder a, BTU-BES);
f. geldig document voor grensoverschrijding (zie artikel 5.15 BTU-BES);
g. geen gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES en artikel 5.16 BTU-BES);
h. bereidheid een onderzoek naar of behandeling voor TBC te ondergaan en daaraan mee te werken (zie artikel 9, eerste lid, onder b, WTU-BES en artikel 5.17 BTU-BES);
i. zelfstandig en duurzaam beschikken over voldoende middelen van bestaan (zie artikel 9, eerste lid, onder b en c, WTU-BES en artikel 5.33 BTU-BES).Ad a. Familierechtelijke relatie
Op grond van artikel 5.10, onder c, BTU-BES wordt de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 5.9 BTU-BES, op aanvraag verleend aan het minderjarige biologische of juridische kind van een in de openbare lichamen gevestigde hoofdpersoon. Het kind moet wel onder het rechtmatig gezag van de hoofdpersoon staan. Daarbij geldt als voorwaarde dat het kind naar het oordeel van de Minister feitelijk behoort en al in het land van herkomst feitelijk behoorde tot het gezin van de hoofdpersoon.
Het gestelde rechtmatig gezag van de om verblijf vragende echtgenoot, geregistreerd partner of partner van de hoofdpersoon moet in beginsel met gelegaliseerde bescheiden worden aangetoond.
Als het gestelde rechtmatig gezag niet met gelegaliseerde bescheiden wordt aangetoond, wordt de aanvraag afgewezen.Pleegkind
De aanvraag om een verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 5.9 BTU-BES, wordt niet vanwege het ontbreken van een familierechtelijke relatie afgewezen als het minderjarige kind een pleegkind is van de hoofdpersoon. Daarbij geldt als voorwaarde dat het kind naar het oordeel van de Minister feitelijk behoort en al in het land van herkomst feitelijk behoorde tot het gezin van de hoofdpersoon.
Gelegaliseerde akten:
Door middel van officiële gelegaliseerde documenten wordt aangetoond dat de ouder(s) of wettelijk vertegenwoordiger, of (als zij zijn overleden of een onbekende verblijfplaats hebben) de autoriteiten in het land van herkomst instemmen met het verblijf van het kind in het gezin van de pleegouders. Alleen als het recht van het land van herkomst dit vereist, is naast instemming van de ouder(s) of de wettelijke vertegenwoordiger ook instemming van de autoriteiten van het land van herkomst vereist.
De ouders moeten ook het wettelijk gezag over de minderjarige (tijdelijk) aan de pleegouders overdragen. Per land moet onderzocht worden of dit kan via een notariële verklaring of dat de ouders hiervoor een rechtelijke uitspraak nodig hebben.
De ouders verliezen niet het ouderlijk gezag over het kind.Toestemming voor vertrek naar het buitenland van de andere mede met het gezag belaste ouder
Kinderen die alleen bij moeder of alleen bij vader verblijf aanvragen, terwijl de (biologische) vader of moeder in het land van herkomst achterblijft, moeten, naast de gebruikelijke voorwaarden, aan de volgende voorwaarde voldoen:
a. een verklaring dat de vader c.q. moeder toestemming verleent dat het kind bij vader c.q. moeder in de openbare lichamen mag verblijven; of
b. een gerechtelijke uitspraak dat het ouderlijk gezag / voogdij aan de in de openbare lichamen verblijvende moeder of vader is toegewezen.
Gelegaliseerde akten:
De familierechtelijke relatie tot degene bij wie verblijf wordt beoogd, wordt door middel van officiële gelegaliseerde bescheiden aangetoond.Feitelijk behoren tot het gezin
Op grond van artikel 5.10, onder c, BTU-BES wordt de verblijfsvergunning verleend, als het kind feitelijk behoort en al in het buitenland feitelijk behoorde tot het gezin van de in de openbare lichamen wonende ouder(s) bij wie verblijf wordt beoogd. De gezinsband moet al in het buitenland hebben bestaan en het kind moet gaan samenwonen met de ouder(s).
De aanvraag wordt afgewezen, als het kind niet feitelijk behoort en al in het buitenland behoorde tot het gezin van de in de openbare lichamen wonende ouder(s) bij wie verblijf wordt beoogd.
Voor de invulling van het begrip feitelijke gezinsband in zaken waarin minderjarige biologische of juridische kinderen bij een in de openbare lichamen verblijvende ouder verblijf vragen, wordt aangesloten bij het begrip familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM.
Het gezinsleven tussen ouders en kinderen in de zin van artikel 8 EVRM eindigt slechts in zeer uitzonderlijke situaties. Ook als men niet samenwoont of maar heel kort heeft samengewoond, of er in een periode weinig of geheel geen contact is geweest, zijn er andere zwaarwegende feiten nodig om het gezinsleven als beëindigd te kunnen beschouwen. Alleen de ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing van het kind beëindigt bijvoorbeeld niet het gezinsleven.
Als sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM wordt aangenomen dat een biologisch of juridisch kind feitelijk behoort en al in het buitenland behoorde tot het gezin van de ouder(s).
Als sprake is van één of meer van de volgende genoemde omstandigheden wordt, in uitzondering op het bovenstaande, aangenomen dat een kind niet langer feitelijk behoort tot het gezin van de ouder(s):
i. het kind gaat zelfstandig wonen en in eigen onderhoud voorzien;
ii. het kind vormt een zelfstandig gezin door het aangaan van een huwelijk of een relatie;
iii. het kind is belast met de zorg voor buitenhuwelijkse kinderen.
Als het kind zelf de zorg heeft voor afhankelijke gezinsleden, onder wie (buitenechtelijke) kinderen, is dit alleen een reden om aan te nemen dat het niet langer feitelijk behoort tot het gezin van de ouder(s), als daarnaast sprake is van één van de eerste twee hiervóór genoemde omstandigheden.
Met de genoemde uitzonderingsgevallen is duidelijk gemaakt dat er omstandigheden kunnen zijn, waarin geoordeeld kan worden dat het kind niet (meer) feitelijk behoort tot het gezin van de ouder(s). In de eerste twee genoemde omstandigheden kan worden aangenomen dat het kind een zekere mate van zelfstandigheid heeft bereikt. In deze gevallen komt aan de handhaving van een restrictief vreemdelingenbeleid meer gewicht toe dan aan het individuele belang van het kind om alsnog bij zijn ouder(s) in de openbare lichamen te verblijven. De zorg voor afhankelijke gezinsleden, onder wie (buitenechtelijke) kinderen, kan uitsluitend tot het oordeel leiden dat het kind niet feitelijk behoort tot het gezin van de ouder(s), als het kind daarnaast zelfstandig woont en in eigen onderhoud voorziet, óf door het aangaan van een huwelijk of een relatie een zelfstandig gezin heeft gevormd.Ad b. Verblijfsstatus van de hoofdpersoon
Op grond van artikel 5.11 BTU-BES wordt de verblijfsvergunning verleend, als de hoofdpersoon in de openbare lichamen verblijft als:
a. Nederlander;
b. houder van een verblijfsvergunning, die niet-tijdelijk is in de zin van artikel 5.3 BTU-BES.Ad c. Polygamie
Als de referent met meer dan één andere persoon tegelijkertijd door een huwelijk of (geregistreerd) partnerschap is verbonden, wordt op grond van artikel 5.12 BTU-BES geen verblijfsvergunning verleend aan het minderjarige biologische of juridische kind van de referent als:
a. de referent in de openbare lichamen al samenleeft met één van de (huwelijks)partners én deze (huwelijks)partner niet de biologische of juridische ouder is van het minderjarige kind.
b. de referent in de openbare lichamen al samenleeft met een kind dat is geboren uit een andere (huwelijks)relatie dan die tussen de biologische of juridische ouders van het minderjarige kind.Ad d. Samenwoning
Op grond van artikel 5.13 BTU-BES wordt de verblijfsvergunning verleend als het minderjarige kind en de hoofdpersoon (gaan) samenwonen.Ad g. Openbare orde beleid
De verblijfsvergunning wordt op grond van artikel 5.16 BTU-BES verleend als de vreemdeling geen gevaar vormt voor de openbare orde en nationale veiligheid.Ad i. Middelen
De verblijfsvergunning wordt op grond van artikel 5.18, onder a, BTU-BES verleend als de hoofdpersoon duurzaam en zelfstandig beschikt over voldoende middelen van bestaan (zie hoofdstuk 3, paragraaf 1.9.3.3).Meetellen gezinsinkomen bij nareizende (voor-)kinderen
Als de hoofdpersoon (de biologische of juridische ouder bij wie de vreemdeling verblijf beoogt) een naar Nederlands internationaal privaatrecht geldig huwelijk of een in Nederland geregistreerd partnerschap is aangegaan, dan wel een relatie onderhoudt in de zin van artikel 5.10, aanhef en onder b, BTU-BES met een persoon die houder is van een verblijfsvergunning, dan wel Nederlander is, kan het duurzame, zelfstandig verworven bruto-inkomen van die persoon – mits deze samenwoont met de hoofdpersoon – worden meegeteld bij de berekening van de bestaansmiddelen.
Daarbij geldt als aanvullende voorwaarde dat, tenzij de bovenbedoelde partner, geregistreerde partner of huwelijkspartner biologisch of juridisch ouder van de vreemdeling is, deze een garantstelling moet hebben ondertekend.
a. ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
b. kopie geldig document grensoverschrijding, indien nodig voorzien van een geldige mvv, die is afgegeven voor het gevraagde verblijfsdoel;
c. kopie geldig document grensoverschrijding van de verblijfgever;
d. gelegaliseerde geboorteakte of, als uit de geboorteakte de familierechtelijke relatie tussen vreemdeling en verblijfgever niet blijkt, andere documenten met betrekking tot die familierechtelijke relatie;
e. In het geval van een pleegkind:
1. gegevens Voogdijraad waaruit blijkt dat ingestemd wordt met het verblijf van het pleegkind;
2. instemmingsverklaring van de ouders of wettelijke vertegenwoordigers dan wel van de autoriteiten van het land van herkomst dat zij instemmen met het verblijf van het kind in het gezin van de pleegouders;
3. gelegaliseerde bescheiden waaruit blijkt dat de pleegouders het gezag over het pleegkind hebben;
f. uittreksel uit de basisadministratie persoonsgegevens waaruit het verblijfsadres en de gezinssamenstelling van de verblijfgever blijken;
g. gelegaliseerde bescheiden die het rechtmatig gezag aantonen;
h. bijlage verklaring burgerlijke staat (vanaf 16 jaar);
i. toestemmingsverklaring en kopie identiteitsbewijs van de achterblijvende ouder (indien gedeeld gezag);
j. bewijs van zelfstandige, duurzame en voldoende middelen van bestaan;
k. bewijs van rechtmatig verblijf van de verblijfgever;
l. bewijs onderzoek TBC;
m. ondertekende antecedentenverklaring (vanaf 16 jaar, geïntegreerd in het aanvraagformulier);
n. bewijs van goed gedrag (niet ouder dan 3 maanden).
5.3. Kinderen geboren uit rechtmatig verblijvende ouders
Voor kinderen die in de openbare lichamen zijn geboren uit niet-Nederlandse ouders van wie ten minste één houder is van een verblijfsvergunning voor (on)bepaalde tijd, is er een bijzondere regeling.
5.3.1. In de openbare lichamen geboren kinderen
De verblijfsvergunning wordt verleend aan het in de openbare lichamen geboren kind, als:
a. dat kind het hoofdverblijf niet buiten de openbare lichamen heeft verplaatst;
b. dat kind feitelijk is blijven behoren tot het in de openbare lichamen gevestigde gezin van de ouder;
c. die ouder houder is van een verblijfsvergunning voor (on)bepaalde tijd. Niet vereist is dat de ouder sinds de geboorte van het kind aaneengesloten houder van een verblijfsvergunning is geweest;
d. die ouder sinds de geboorte van de vreemdeling het hoofdverblijf niet buiten de openbare lichamen heeft verplaatst;
e. het kind beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding, of heeft aangetoond dat hij vanwege de regering van het land waarvan hij onderdaan is, niet of niet meer in het bezit van een geldig document voor grensoverschrijding kan worden gesteld, waarbij kan worden volstaan met bijschrijving in het paspoort van de ouder; en
f. het kind geen gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid.
De aanvraag wordt niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldig mvv of het ontbreken van voldoende middelen van bestaan. De aanvraag wordt ook niet afgewezen wegens het niet bereid zijn een onderzoek naar of behandeling voor TBC te ondergaan en daaraan mee te werken.
a. ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
b. kopie geldig document grensoverschrijding of bijschrijving in het paspoort van de ouder;
c. kopie geldig document grensoverschrijding van de verblijfgever;
d. gelegaliseerde geboorteakte of, als uit de geboorteakte de familierechtelijke relatie tussen vreemdeling en verblijfgever niet blijkt, andere documenten met betrekking tot die familierechtelijke relatie;
e. uittreksel uit de basisadministratie persoonsgegevens waaruit het verblijfsadres en de gezinssamenstelling van de verblijfgever blijken;
f. bewijs van rechtmatig verblijf van de hoofdpersoon;
g. bewijs van goed gedrag (niet ouder dan 3 maanden).
5.4.1. Beperking
De verblijfsvergunning wordt verleend onder de beperking: ‘gezinshereniging bij (naam ouder(s))’.
5.4.2. Arbeidsmarktaantekening
Op de verblijfsvergunning staat de aantekening: 'arbeid in loondienst alleen toegestaan indien werkgever beschikt over TWV’. Beroep op de publieke middelen kan gevolgen hebben voor het verblijfsrecht’.
Bovengenoemde arbeidsmarktaantekening staat niet in de weg dat bij andere wetten beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid door minderjarigen gesteld worden.
5.4.3. Voorschrift
Aan de verblijfsvergunning wordt het voorschrift verbonden van het sluiten van een voldoende ziektekostenverzekering, met inbegrip van de kosten die zijn verbonden aan opname en verpleging in een sanatorium of een psychiatrische inrichting.
5.5. Geldigheidsduur
In afwijking van artikel 5.25 BTU-BES kan op grond van artikel 5.26 BTU-BES de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met gezinshereniging als minderjarige worden verleend voor de duur van ten hoogste:
a. vijf jaren, indien de ouder bij wie de vreemdeling wil verblijven voor onbepaalde tijd of als Nederlander is toegelaten;
b. de duur van de toelating van de ouder bij wie de vreemdeling wil verblijven, indien die duur meer dan een jaar maar minder dan vijf jaren bedraagt.
6. Verruimde gezinshereniging
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in het kader van verruimde gezinshereniging kan, op grond van artikel 5.9, lid 2, BTU-BES, op aanvraag worden verleend aan vreemdelingen van 60 jaar of ouder die in de openbare lichamen willen verblijven bij hun kind(eren). Het gaat hier dus om ouders op leeftijd, die bij een volwassen kind willen komen wonen.
De familierechtelijke relatie moet worden aangetoond met officiële gelegaliseerde documenten.
Verder wordt de eis gesteld dat achterlating van de persoon die om toelating verzoekt een onevenredige hardheid oplevert.
6.1. Bijzondere vereisten voor toelating
De bijzondere vereisten voor toelating zijn de volgende:
a. betrokkene is alleenstaande in het land van herkomst; dit moet met gelegaliseerde documenten worden aangetoond;
b. (vrijwel) alle kinderen van betrokkene wonen in de openbare lichamen. Als er één of meer kinderen in het land van herkomst wonen die voor de opvang van betrokkene kunnen zorgen, is toelating op grond van dit beleid niet mogelijk;
c. alle in de openbare lichamen verblijvende kinderen zijn in het bezit van een verblijfsvergunning die niet-tijdelijk is in de zin van artikel 5.3, lid 3, BTU-BES;
d. een van de kinderen beschikt of de kinderen beschikken duurzaam over voldoende middelen van bestaan om mede te kunnen voorzien in de kosten van levensonderhoud van betrokkene. Dit betekent dat kinderen gezamenlijk mogen aantonen aan het middelenvereiste te voldoen.Ad c. Verblijfsstatus hoofdpersoon
De verblijfsvergunning wordt verleend, als de in de openbare lichamen verblijvende kinderen in de openbare lichamen verblijven als:
Nederlander;
houder van een verblijfsvergunning, die niet-tijdelijk is in de zin van artikel 5.3, lid 3, BTU-BES.Ad d. Middelen
De verblijfsvergunning wordt niet verleend als één van de kinderen niet duurzaam beschikt of de kinderen niet duurzaam beschikken over voldoende middelen van bestaan (zie hoofdstuk 3, paragraaf 1.9.3.3).
a. ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
b. geldig document grensoverschrijding, indien nodig voorzien van een geldige mvv, die is afgegeven voor het gevraagde verblijfsdoel;
c. kopie geldig document grensoverschrijding van de verblijfgever;
d. gelegaliseerde akte waaruit blijkt dat de vreemdeling alleenstaand is; in dat verband kan gedacht worden aan een overlijdensakte van de echtgeno(o)t(e) of de echtscheidingsakte;
e. gelegaliseerde akte waaruit het aantal kinderen van de vreemdeling blijkt; in dat geval kan worden gedacht aan een uittreksel uit het geboorteregister;
f. bescheiden waaruit de familierechtelijke relatie tot de in de openbare lichamen gevestigde kinderen blijkt (bloedverwantschap);
g. bewijs van zelfstandige, duurzame en voldoende middelen van bestaan;
h. bijlage garantverklaring;
i. bewijs van rechtmatig verblijf van de hoofdpersoon;
j. bewijs onderzoek TBC;
k. ondertekende antecedentenverklaring (geïntegreerd in het aanvraagformulier);
l. bewijs van goed gedrag (niet ouder dan 3 maanden).
6.3.1. Beperking
De verblijfsvergunning wordt verleend onder de beperking: ‘verruimde gezinshereniging bij (naam gezinslid)’.
6.3.2. Arbeidsmarktaantekening
Op de verblijfsvergunning staat de aantekening: ‘arbeid in loondienst alleen toegestaan indien werkgever beschikt over TWV’. Beroep op de publieke middelen kan gevolgen hebben voor het verblijfsrecht’.
6.3.3. Voorschrift
Aan de verblijfsvergunning wordt het voorschrift verbonden van het sluiten van een voldoende ziektekostenverzekering, met inbegrip van de kosten die zijn verbonden aan opname en verpleging in een sanatorium of een psychiatrische inrichting.
6.4. Geldigheidsduur
Op grond van artikel 5.25 BTU-BES wordt de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend voor ten hoogste één jaar en kan de verblijfsvergunning telkens met ten hoogste één jaar worden verlengd.
7.1. Familie- of gezinsleven
In de volgende gevallen is in ieder geval sprake van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM:
a. de echtgenoten in een reëel huwelijk (lawful and genuine marriage);
b. de partners in een reële en in voldoende mate met een huwelijk op een lijn te stellen (homo- of heteroseksuele) relatie;
c. de ouders en hun uit een reëel huwelijk of niet-huwelijkse relatie geboren minderjarige en meerderjarige kinderen.
In de volgende gevallen kan ook sprake zijn van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM:
a. de erkenner en het kind, mits aan de relatie tussen het kind en de erkenner daadwerkelijk invulling wordt gegeven;
b. de biologische vader en het kind, mits er sprake is van bijkomende omstandigheden, zoals een relatie tussen die vader en de moeder die voldoende op een lijn is te stellen met een huwelijk (ongeacht of de geboorte van het kind plaatsvond voor of nadat de relatie of de samenleving was verbroken) of feitelijke contacten (als samenleving, verzorging en/of opvang) met het kind;
c. adoptiefouders en het kind, mits daaraan voldoende invulling wordt gegeven;
d. pleegouders of opvangouders en het kind, mits daaraan voldoende invulling wordt gegeven;
e. overige naaste bloedverwanten, zoals de grootouders en het kleinkind, broer of zus, de oom/tante en de neef/nicht, mits er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid en emotionele binding (more than normal emotional ties).
Het familie- of gezinsleven tussen (geregistreerde en huwelijks)partners eindigt met de feitelijke verbreking van de (huwelijkse) relatie.
7.2. Inmenging
Inmenging op het familie- en gezinsleven, dan wel het privé-leven wordt aangenomen, als de vreemdeling:
met toepassing van artikel 16d, lid 1, WTU-BES ongewenst wordt verklaard,
ooit in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning.
7.3. Belangenafweging
Om te kunnen bepalen of weigering van (voortzetting van) het verblijf van de vreemdeling in strijd is met artikel 8 EVRM, moeten alle relevante feiten en omstandigheden van het geval worden bekeken en tot uitdrukking worden gebracht in een belangenafweging. Welke belangen bij de belangenafweging moeten worden betrokken, hangt af van de concrete individuele casus. Van belang is dat het altijd gaat om de feitelijke situatie in het individuele geval, die per casus zal verschillen. Aangezien het gaat om de beoordeling en afweging van diverse belangen van verschillende aard, komt in beide gevallen aan de overheid een zekere beoordelingsvrijheid (a certain margin of appreciation) toe.
De uitgangspositie van de belangenafweging wordt mede bepaald door de omstandigheid of sprake is van inmenging. Bij de weigering van voortgezet verblijf is de uitgangspositie van de vreemdeling sterker dan bij eerste toelating van vreemdelingen tot de openbare lichamen. De omstandigheid dat nooit sprake is geweest van rechtmatig verblijf zal ten nadele van de vreemdeling worden betrokken bij deze belangenafweging.
Ook als er geen sprake is van inmenging moet er een belangenafweging tussen de belangen van de Staat en die van de vreemdeling plaatsvinden.
7.4.1. Beperking
De verblijfsvergunning wordt verleend onder de beperking: ‘uitoefenen van het gezinsleven conform artikel 8 EVRM bij (naam)’.
Als het verblijfsrecht van de persoon bij wie de vreemdeling wil verblijven, tijdelijk van aard is, is het verblijfsrecht van de vreemdeling ook tijdelijk van aard.
Als het verblijf wordt verleend op grond van de pogingen van de vreemdeling om aan het gezinsleven met zijn kind invulling te gaan geven, is het verblijfsrecht altijd tijdelijk van aard.
7.4.2. Arbeidsmarktaantekening
Op de verblijfsvergunning staat de aantekening: ‘arbeid in loondienst alleen toegestaan indien werkgever beschikt over TWV’. Beroep op de publieke middelen kan gevolgen hebben voor het verblijfsrecht’.
Als artikel 7 Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen BES van toepassing is, wordt de arbeidsmarktaantekening: ‘Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist. Beroep op de publieke middelen kan gevolgen hebben voor het verblijfsrecht’.
7.5. Geldigheidsduur
Op grond van artikel 5.25 BTU-BES wordt de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend voor ten hoogste één jaar en kan de verblijfsvergunning telkens met ten hoogste één jaar worden verlengd.
1. Inleiding
Het verschil tussen buitenlandse adoptiekinderen en buitenlandse pleegkinderen is een juridisch verschil.Buitenlandse adoptie
Bij buitenlandse adoptie gaat het om een minderjarig kind van niet-Nederlandse nationaliteit, dat niet in de openbare lichamen is geboren en dat, als gevolg van een erkende buitenlandse adoptiebeslissing, geldt als kind van de adoptanten. Dit betekent dat de banden tussen de biologische ouders en het adoptiekind ophouden te bestaan, dat zij afstand hebben gedaan van het kind en dat de adoptiefouders in familierechtelijke band komen te staan tot dat kind. Het gaat ook om een permanente situatie.Buitenlandse pleegkinderen
Buitenlandse pleegkinderen zijn minderjarige kinderen die om welke reden dan ook thuis (in het buitenland) niet meer kunnen opgroeien en in een pleeggezin worden geplaatst waarbij de pleegouders feitelijk de verzorging over de kinderen van de ouders overnemen, maar niet juridisch de ouders van het kind worden.
2. Adoptiekinderen
Gereserveerd
3.1. Verblijfsvoorwaarden
In aanvulling op de algemene voorwaarden voor verblijf gelden voor de verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor verblijf als pleegkind de volgende cumulatieve voorwaarden:
a. de vreemdeling is minderjarig;
b. de vreemdeling wil verblijven in het gezin van een of meer Nederlanders of vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 7 WTU-BES;
c. het kind bloed- of aanverwant is van de verblijfgever;
d. in het land van herkomst is voor de vreemdeling naar het oordeel van de Minister geen aanvaardbare toekomst weggelegd;
e. de aspirant-pleegouders zijn in staat de vreemdeling een goede opvoeding en verzorging te geven;
f. bij de aanvraag wordt een medische verklaring overgelegd en een garantverklaring ondertekend;
g. de aspirant-pleegouders hebben het gezag over het kind;
h. de aspirant-pleegouders dienen zelfstandig en duurzaam te beschikken over voldoende middelen van bestaan (zie artikel 9, eerste lid, onder b en c, WTU-BES en artikel 5.33 BTU-BES).Ad c.
Verblijf kan alleen worden verleend wanneer de verblijfgever de grootouder, broer, zuster, oom of tante van het pleegkind is.Ad d.
Het is niet mogelijk een vast kader te geven wanneer wel of geen sprake is van een onaanvaardbare toekomst in het land van herkomst. Bij elke aanvraag wordt gekeken naar de individuele omstandigheden van het kind. Hierbij wordt gekeken naar de omstandigheden waaronder het kind leeft in het land van herkomst en de omstandigheden waaronder kinderen in vergelijkbare situaties in dat land leven.
Zo zijn factoren als armoede, alleenstaande ouders en werkloosheid op zichzelf geen factoren die van belang zijn bij de beslissing of een minderjarige wel of niet als pleegkind naar de openbare lichamen kan komen. Dit kunnen omstandigheden zijn die voor vele gezinnen met kinderen of alleenstaande ouders met kinderen gelden.
Wanneer deze omstandigheden er echter voor zorgen dat het kind, in vergelijking met andere kinderen van dezelfde leeftijd in dat land, wordt uitgesloten van zaken als bijvoorbeeld onderwijs en medische zorg en daardoor niet in staat zal zijn voor zichzelf een goede toekomst op te bouwen, dan wegen deze factoren, voor dat specifieke kind, anders.
De aspirant pleegouders overleggen een schriftelijke motivering van de bijzondere omstandigheden van het kind of die van de familieleden in het land van herkomst, waaruit blijkt dat het kind niet of bezwaarlijk kan worden verzorgd door de ouders of familieleden die in het land van herkomst wonen al dan niet met (financiële) steun van familieleden die in de openbare lichamen verblijven.Ad e.
Zo nodig wint de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel aanvullende gegevens in bij de Voogdijraad over de geschiktheid van de aspirant pleegouders voor de verzorging en opvoeding van het kind.Ad f.
De aanvraag wordt afgewezen als uit de medische verklaring met betrekking tot het buitenlandse pleegkind niet blijkt dat in redelijkheid niet valt aan te nemen dat het kind lijdt aan een gevaarlijke besmettelijke of langdurige lichamelijke of geestelijke ziekte.
Dit vereiste zal er echter niet toe leiden dat een gehandicapt kind niet zou kunnen worden opgenomen. De Voogdijraad doet hier een uitspraak over.
Uit de medische verklaring moet blijken dat het kind is getest op TBC. Een onderzoek op TBC is verplicht, tenzij het kind de nationaliteit bezit van een van de bij ministeriële regeling vast te stellen landen die zijn vrijgesteld van de verplichting een TBC onderzoek te ondergaan.
Wanneer dit niet uit de medische verklaring blijkt, moet het kind (in de openbare lichamen) alsnog een TBC onderzoek ondergaan. Alleen wanneer niet aan dit onderzoek wordt meegewerkt of wanneer het kind weigert mee te werken aan de behandeling van TBC aan de ademhalingsorganen, wordt de aanvraag met toepassing van artikel WTU-BES afgewezen.Ad g.
De aanvraag wordt afgewezen als niet door middel van officiële gelegaliseerde documenten wordt aangetoond dat de ouder(s) of wettelijke vertegenwoordiger, of (indien zij zijn overleden of een onbekende verblijfplaats hebben) de autoriteiten in het land van herkomst instemmen met het verblijf van het kind in het gezin van de aspirant-pleegouders. Alleen als het recht van het land van herkomst dit vereist, is naast instemming van de ouder(s) of de wettelijke vertegenwoordiger ook instemming van de autoriteiten van het land van herkomst vereist.
De ouders moeten ook het wettelijk gezag over de minderjarige (tijdelijk) aan de aspirant pleegouders overdragen. Per land moet onderzocht te worden of dit kan via een notariële verklaring of dat de ouders hiervoor een rechterlijke uitspraak nodig hebben.
De ouders verliezen niet het ouderlijk gezag over het kind.Ad h.
De verblijfsvergunning wordt niet verleend als de aspirant-pleegouders niet zelfstandig en duurzaam beschikken over voldoende middelen van bestaan.
Als het familielid bij wie de vreemdeling verblijf beoogt een echtgenoot of partner heeft, kan het inkomen van die persoon worden meegeteld bij de berekening van het gezinsinkomen. Als aanvullende voorwaarde geldt dan dat ondertekening van de garantverklaring, bedoeld in artikel art. 3.9, lid 2, onder c, BTU-BES geschiedt door de hoofdpersoon en bedoelde partner.
a. ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
b. kopie geldig document grensoverschrijding, indien nodig voorzien van een geldige mvv, die is afgegeven voor het gevraagde verblijfsdoel;
c. uittreksel uit de basisadministratie persoonsgegevens waaruit blijkt vanaf wanneer het pleegkind staat ingeschreven in de openbare lichamen;
d. bijlage inkomensverklaring pleegouders en volledig ingevulde garantverklaring;
e. bewijs van rechtmatig verblijf van de aspirant-pleegouders;
f. medische verklaring en als uit de medische verklaring niet blijkt dat het kind, voor zover dat op grond van zijn nationaliteit niet is vrijgesteld van een onderzoek naar TBC aan de luchtwegen, een onderzoek op TBC heeft ondergaan, bewijs van TBC controle;
g. gegevens Voogdijraad waaruit blijkt dat ingestemd wordt met het verblijf van het pleegkind;
h. instemmingsverklaring van de ouders of wettelijke vertegenwoordigers dan wel van de autoriteiten van het land van herkomst dat zij instemmen met het verblijf van het kind in het gezin van de aspirant-pleegouders;
i. bewijs ziektekostenverzekering (geïntegreerd in het aanvraagformulier);
j. bescheiden waaruit blijkt dat de aspirant-pleegouders het gezag over het pleegkind hebben;
k. een schriftelijke motivering van de bijzondere omstandigheden van het kind of die van de familieleden in het land van herkomst, waaruit blijkt dat het kind niet of bezwaarlijk kan worden verzorgd door familielede in het land van herkomst;
l. bescheiden waaruit de familierelatie tussen het pleegkind en de aspirant-pleegouders blijkt;
m. bewijs van goed gedrag (niet ouder dan 3 maanden);
3.3.1. Beperking
Verblijf als buitenlands pleegkind
De verblijfsvergunning voor verblijf als buitenlands pleegkind wordt verleend onder de beperking ‘Verblijf bij ............. (naam pleegouder)’.
3.3.2. Arbeidsmarktaantekening
Op de verblijfsvergunning staat de aantekening: ‘arbeid is niet toegestaan’.
3.3.3. Voorschrift
Aan de verblijfsvergunning wordt als voorschrift verbonden voldoende verzekerd te zijn tegen ziektekosten, met inbegrip van kosten verbonden aan opname en verpleging in een sanatorium of een psychiatrische inrichting.
3.4. Geldigheidsduur
De verblijfsvergunning krijgt dezelfde geldigheidsduur als de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd van de hoofdpersoon. Als de hoofdpersoon een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd heeft of Nederlander is, bedraagt de geldigheidsduur vijf jaren.
Als de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding wordt dat niet tegengeworpen.
1. Inleiding
Op grond van artikel 5.2 lid 1 onder g, BTU-BES kan aan een oud-Nederlander verblijf verleend worden in het kader van wedertoelating tot de openbare lichamen.
Voor wedertoelating komen, onder voorwaarden, in aanmerking:
a. oud-Nederlanders;
b. oud-Nederlanders: vreemdelingen die het Nederlanderschap hebben verloren, omdat zij na de totstandkoming van de naturalisatie of optie hebben nagelaten de oorspronkelijke nationaliteit te verliezen ( art. 15, eerste lid, aanhef onder d en f, RWN);
c. oud-Nederlanders: vreemdelingen die het Nederlanderschap hebben verloren, omdat zij een verklaring van afstand hebben afgelegd ( art. 15, eerste lid, aanhef onder b, RWN);
2.1. Algemeen
Als oud-Nederlanders kunnen in ieder geval worden aangemerkt:
a. vreemdelingen die van rechtswege het Nederlanderschap hebben verkregen en van wie het Nederlanderschap verloren is gegaan door het vrijwillig aannemen van een andere nationaliteit ( artikel 15, eerste lid en onder a, RWN);
b. vreemdelingen die een verklaring van afstand van de Nederlandse nationaliteit hebben afgelegd ( artikel 15, eerste lid en onder b, RWN);
c. vreemdelingen van wie het Nederlanderschap verloren is gegaan omdat hij tevens een vreemde nationaliteit bezit en tijdens de meerderjarigheid gedurende een ononderbroken periode van tien jaar in het bezit van beide nationaliteiten zijn hoofdverblijf heeft buiten een land van het Koninkrijk ( artikel 15, eerste lid en onder c, RWN);
d. vreemdelingen van wie het Nederlanderschap is ingetrokken omdat hij heeft nagelaten na de totstandkoming van zijn naturalisatie al het mogelijke te doen zijn oorspronkelijke nationaliteit te verliezen ( artikel 15, eerste lid aanhef en onder d, RWN)
e. vreemdelingen van wie het Nederlanderschap is ingetrokken omdat hij heeft nagelaten na de optiebevestiging al het mogelijke te doen zijn oorspronkelijke nationaliteit te verliezen ( artikel 15, eerste lid aanhef en onder f, RWN).
Verder kan onderscheid gemaakt worden tussen Nederlanders die in of buiten de openbare lichamen zijn geboren en getogen.
2.2.1. Verblijfsvoorwaarden
Ten aanzien van de oud-Nederlanders die in de openbare lichamen zijn geboren en getogen, geldt dat zij, op grond van het feit dat zij in die periode als Nederlander in de openbare lichamen hebben verbleven, geacht worden zodanig sterke banden met de openbare lichamen te hebben opgebouwd en na hun vertrek uit de openbare lichamen te hebben behouden, dat zij met voorbijgaan aan een aantal algemene voorwaarden in aanmerking kunnen komen voor verblijf in de openbare lichamen.
Tegen het verblijf van de vreemdeling mag geen bezwaar bestaan uit oogpunt van openbare orde of nationale veiligheid.
a. ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
b. kopie geldig document voor grensoverschrijding, indien nodig voorzien van een geldige mvv, die is afgegeven voor het gevraagde verblijfsdoel;
c. uittreksel uit de basisadministratie persoonsgegevens waaruit blijkt gedurende welke periode de vreemdeling als Nederlander in de openbare lichamen heeft gewoond;
d. bijlage inkomensverklaring;
e. antecedentenverklaring (geïntegreerd in het aanvraagformulier);
f. bewijs van goed gedrag (niet ouder dan 3 maanden);
g. bewijs onderzoek TBC (indien de huidige nationaliteit van de vreemdeling dit vereist);
h. bewijs ziektekostenverzekering (geïntegreerd in het aanvraagformulier).
2.3.1. Algemeen
De meerderjarige oud-Nederlander die buiten de openbare lichamen is geboren en die woont in een ander land dan dat waarvan hij onderdaan is, kan in aanmerking komen voor verblijf in de openbare lichamen, als er naar het oordeel van de Minister sprake is van bijzondere banden met de openbare lichamen.Voorbeeld:
De ouders zijn beiden geboren en getogen op Saba en in het bezit van de Nederlandse nationaliteit. De ouders verhuizen naar Venezuela alwaar hun kinderen zijn geboren. De kinderen hadden bij geboorte de Nederlandse nationaliteit. De ouders en de kinderen verkrijgen na verloop van tijd de Venezolaanse nationaliteit en verliezen daarbij de Nederlandse nationaliteit. Een van de kinderen verblijft inmiddels in Colombia en verzoekt nu om wedertoelating tot Saba op grond van het feit dat hij oud-Nederlander is.
a. de vreemdeling is meerderjarig;
b. de vreemdeling woont in een ander land dan dat waarvan hij onderdaan is;
c. de vreemdeling moet als Nederlander of als Nederlands onderdaan in een land van het Koninkrijk minstens de helft van het basisonderwijs te hebben gevolgd of gedurende de minderjarigheid een opleiding te hebben gevolgd, die meer dan destijds gebruikelijk was, op de openbare lichamen zelf was gericht dan wel door andere omstandigheden, zoals opvoeding, maatschappelijke positie en/of dienstbetrekking (zie bijvoorbeeld KNIL-militairen met pensioen en ambtenaren in Nederlandse dienst), nauwe banden met de openbare lichamen te hebben verkregen; en
d. er is voldaan aan de algemene toelatingsvoorwaarden van artikel 9 WTU-BES.
a. ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
b. kopie geldig document voor grensoverschrijding, indien nodig voorzien van een geldige mvv, die is afgegeven voor het gevraagde verblijfsdoel;
c. bijlage inkomensverklaring;
d. bewijs onderzoek TBC (indien de nationaliteit van de vreemdeling dit vereist);
e. de vreemdeling moet in ieder geval gegevens en bescheiden met betrekking tot de duur en de aard van het eerdere verblijf in de openbare lichamen overleggen;
f. gegevens omtrent de bijzondere banden met de openbare lichamen die aanleiding kunnen zijn voor verblijf in de openbare lichamen;
g. bewijs ziektekostenverzekering (geïntegreerd in het aanvraagformulier);
h. antecedentenverklaring (geïntegreerd in het aanvraagformulier)
i. bewijs van goed gedrag (niet ouder dan 3 maanden).
artikel 15, eerste lid, aanhef onder d of f, RWN) van Circulaire toelating en uitzetting Bonaire, Sint Eustatius en Saba">
3. Oud-Nederlanders ( artikel 15, eerste lid, aanhef onder d of f, RWN)
3.1. Algemeen
Aan de meerderjarige vreemdeling die het Nederlanderschap heeft verloren, omdat hij na de totstandkoming van zijn naturalisatie of optie heeft nagelaten al het mogelijke te doen om zijn oorspronkelijke nationaliteit te verliezen, kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd of onbepaalde tijd worden verleend.
3.2. Verblijfsvoorwaarden voor een vergunning voor bepaalde tijd
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan worden verleend aan de vreemdeling die:
a. voldoet aan de algemene toelatingsvoorwaarden van artikel 9 WTU-BES.
b. het Nederlanderschap op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d of f, RWN heeft verloren;
c. op het moment waarop het Nederlanderschap werd verleend ten minste drie aaneengesloten jaren op grond van artikel 6 WTU-BES rechtmatig in de openbare lichamen verbleef;
d. het hoofdverblijf niet buiten de openbare lichamen heeft verplaatst;
e. geen gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid;
f. wiens aanvraag is ontvangen binnen twee jaar na bekendmaking van het besluit waarbij het Nederlanderschap is ingetrokken; en
3.3. Verblijfsvoorwaarden voor een vergunning voor onbepaalde tijd
De verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd kan worden verleend aan de vreemdeling die:
a. voldoet aan de algemene toelatingsvoorwaarden van artikel 9 WTU-BES.
b. het Nederlanderschap op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d of f, RWN heeft verloren;
c. op het moment waarop het Nederlanderschap werd verleend ten minste vijf aaneengesloten jaren op grond van artikel 6 WTU-BES rechtmatig in de openbare lichamen verbleef;
d. het hoofdverblijf niet buiten de openbare lichamen heeft verplaatst;
e. geen gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid;
f. wiens aanvraag is ontvangen binnen twee jaar na bekendmaking van het besluit waarbij het Nederlanderschap is ingetrokken; enAd e:
Het gevaar voor de openbare orde wordt beoordeeld aan de hand van de maatstaven die zijn aangelegd voor verblijfsbeëindiging. Bij de vaststelling van de verblijfsduur wordt mede betrokken de periode waarin de vreemdeling als Nederlander in de openbare lichamen heeft verbleven. Onder strafmaat wordt verstaan de totale duur van de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen, met inbegrip van die welke bij al dan niet onherroepelijk geworden uitspraak zijn opgelegd in de periode waarin de vreemdeling het Nederlanderschap bezat en in de periode na het verlies van het Nederlanderschap.
3.4. Vereiste bescheiden
Bij de aanvraag om een verblijfsvergunning voor bepaalde- of onbepaalde tijd moet de vreemdeling de volgende bescheiden overleggen:
a. ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
b. kopie geldig document voor grensoverschrijding, indien nodig voorzien van een geldige mvv, die is afgegeven voor het gevraagde verblijfsdoel;
c. gegevens en bescheiden met betrekking tot de duur en de aard van het eerdere verblijf in Nederland;
d. een afschrift van het besluit waarbij het Nederlanderschap is verkregen;
e. brieven waarin de vreemdeling door de Minister wordt gewezen op de verplichting om afstand te doen van de oorspronkelijke nationaliteit(en);
f. een afschrift van het besluit waarbij het Nederlanderschap is ingetrokken;
g. uittreksel uit de basisadministratie persoonsgegevens waaruit blijkt vanaf wanneer de vreemdeling staat ingeschreven in de openbare lichamen; en
h. bijlage inkomensverklaring;
i. bewijs ziektekostenverzekering (geïntegreerd in het aanvraagformulier);
j. antecedentenverklaring (geïntegreerd in het aanvraagformulier)
k. bewijs van goed gedrag (niet ouder dan 3 maanden).
artikel 15, eerste lid, aanhef onder b, RWN) van Circulaire toelating en uitzetting Bonaire, Sint Eustatius en Saba">
4. Oud-Nederlanders ( artikel 15, eerste lid, aanhef onder b, RWN)
4.1. Verblijfsvoorwaarden
Verblijf kan worden verleend aan de vreemdeling:
a. die het Nederlanderschap heeft verloren door het afleggen van een verklaring van afstand, nadat het Nederlanderschap is verleend en voordat het Nederlanderschap met toepassing van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d of f, RWN zou worden ingetrokken. De aanvraag moet zijn ontvangen binnen twee jaar na het doen van afstand van de Nederlandse nationaliteit;
b. die het Nederlanderschap heeft verloren door het afleggen van een verklaring van afstand vanwege remigratie naar het land van herkomst (op grond van de remigratiewet). De aanvraag moet zijn ontvangen binnen één jaar na het doen van afstand van de Nederlandse nationaliteit.Ad a:
Het gaat hier om een vrijwillige handeling. De vreemdeling realiseert zich dat hij toch niet zijn oorspronkelijke wil verliezen en kiest er daarom zelf voor om afstand te doen van de Nederlandse nationaliteit, voordat hij hiertoe wordt gedwongen. De vreemdeling moet binnen twee jaar nadat hij de verklaring van afstand heeft afgelegd een aanvraag om een verblijfsvergunning indienen.Ad b:
Het gaat hier om een vrijwillige handeling. De vreemdeling remigreert op grond van de remigratiewet naar het land van herkomst. Om in aanmerking te komen voor deze regelgeving moet de vreemdeling afstand doen van de Nederlandse nationaliteit. De vreemdeling moet binnen één jaar nadat hij de verklaring van afstand heeft afgelegd een aanvraag om een verblijfsvergunning indienen.
a. ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
b. kopie geldig document voor grensoverschrijding, indien nodig voorzien van een geldige mvv, die is afgegeven voor het gevraagde verblijfsdoel;
c. bijlage werkgeversverklaring;
d. gegevens en bescheiden met betrekking tot de duur en de aard van het eerdere verblijf in Nederland;
e. afschrift van het besluit waarbij het Nederlanderschap is verkregen;
f. brieven waarin de vreemdeling door de Minister wordt gewezen op de verplichting om afstand te doen van de oorspronkelijke nationaliteit(en);
g. uittreksel uit de basisadministratie persoonsgegevens waaruit de datum blijkt waarop afstand is gedaan van de Nederlandse nationaliteit;
h. bewijs ziektekostenverzekering (geïntegreerd in het aanvraagformulier);
i. antecedentenverklaring (geïntegreerd in het aanvraagformulier)
j. bewijs van goed gedrag (niet ouder dan 3 maanden).
5.1. Beperking
De genoemde verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt aan de oud-Nederlanders verleend onder de beperking ‘wedertoelating’.
5.2. Arbeidsmarktaantekening
Op de verblijfsvergunning staat de aantekening: 'arbeid in loondienst alleen toegestaan indien werkgever beschikt over TWV’.
Als artikel 7 Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen BES van toepassing is, wordt de arbeidsmarktaantekening: ‘Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist’.
5.3. Voorschrift
Aan de verlening van de verblijfsvergunning is als voorschrift verbonden de verplichting voldoende verzekerd te zijn tegen ziektekosten met inbegrip van de kosten aan opname of verpleging in een sanatorium of psychiatrische inrichting (zie artikel 5.4, eerste lid, aanhef en onder c, BTU-BES).
6. Geldigheidsduur
De verblijfsvergunning is geldig voor de duur van vijf jaar ( art. 6, tweede lid, WTU-BES en art. 5.28 BTU-BES).
7.1. Verlenging
De aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘wedertoelating’ wordt niet afgewezen om de reden dat niet meer wordt voldaan aan de beperking waaronder de vergunning is verleend.
7.2. Intrekking
Gegeven de aard van de toelatingsgrond – een periode van eerder verblijf in Nederland – zal het zich niet voordoen dat de verblijfsvergunning die is verleend onder de beperking ‘wedertoelating’ kan worden ingetrokken, omdat niet meer wordt voldaan aan de beperking. Wel is het uiteraard mogelijk dat er onjuiste gegevens zijn verstrekt, die hebben geleid tot de verlening van de verblijfsvergunning. Verblijfsbeëindiging om die reden is niet uitgesloten.
artikel 17 RWN van Circulaire toelating en uitzetting Bonaire, Sint Eustatius en Saba">
8. Verblijfsvergunning in afwachting van verzoek ex artikel 17 RWN
Aan personen die een verzoek als bedoeld in artikel 17 RWN hebben ingediend tot vaststelling van het Nederlanderschap kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden verleend.
8.1. Verblijfsvoorwaarden
De verblijfsvergunning kan worden verleend aan de persoon die bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba een verzoek, als bedoeld in artikel 17 RWN, heeft ingediend, als:
a. de vreemdeling voldoet aan de algemene voorwaarden van artikel 9 WTU-BES;
b. dat verzoek naar het oordeel van de Minister niet klaarblijkelijk van elke grond is ontbloot;
c. die persoon hangende de beslissing op het verzoek om vaststelling van het Nederlanderschap ingevolge een beslissing van de Minister niet als vreemdeling uit de openbare lichamen zal worden verwijderd;
d. de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;
e. de persoon zijn hoofdverblijf niet buiten de openbare lichamen heeft verplaatst; en
f. de persoon geen gevaar is voor de openbare orde of nationale veiligheid.Ad b en c:
De beoordeling van de vraag of het verzoek ex artikel 17 RWN klaarblijkelijk van elke grond is ontbloot, en de beslissing of de persoon hangende de beslissing op dat verzoek als vreemdeling uit de openbare lichamen zal worden verwijderd, geschiedt uitsluitend bij de IND unit Caribisch Nederland.
a. ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
b. kopie geldig document voor grensoverschrijding, indien nodig voorzien van een geldige mvv, die is afgegeven voor het gevraagde verblijfsdoel;
c. volledig afschrift van het verzoek ex artikel 17 RWN;
d. bewijs zelfstandige, duurzame en voldoende middelen van bestaan;
e. bewijs onderzoek TBC (indien de nationaliteit van de vreemdeling dit vereist);
f. bewijs ziektekostenverzekering (geïntegreerd in het aanvraagformulier); en
g. antecedentenverklaring (geïntegreerd in het aanvraagformulier)
h. bewijs van goed gedrag (niet ouder dan 3 maanden).
8.3.1. Beperking
De verblijfsvergunning wordt verleend onder de beperking ‘in afwachting verzoek ex artikel 17 RWN’.
8.3.2. Arbeidsmarktaantekening
Op de verblijfsvergunning staat de aantekening: 'arbeid in loondienst alleen toegestaan indien werkgever beschikt over TWV’.
Als artikel 7 Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen BES van toepassing is, wordt de arbeidsmarktaantekening: ‘Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist.
8.3.3. Voorschrift
Aan de verlening van de verblijfsvergunning is als voorschrift verbonden de verplichting voldoende verzekerd te zijn tegen ziektekosten met inbegrip van de kosten aan opname of verpleging in een sanatorium of psychiatrische inrichting (zie artikel 5.4, eerste lid, aanhef en onder c, BTU-BES).
8.4. Geldigheidsduur van de verblijfsvergunning
De verblijfsvergunning wordt verleend met een geldigheidsduur van ten hoogste een jaar of zoveel korter als het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak zal doen.
8.5. Aard van het verblijfsrecht
Het verblijfsrecht is tijdelijk van aard. De houder van deze vergunning komt daarom niet in aanmerking voor naturalisatie of optie op grond van deze verblijfsvergunning.
8.6.1. Verblijfsvoorwaarden
Nadat het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba een negatieve uitspraak heeft gedaan op het verzoek ex artikel 17 RWN, wordt de aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning niet afgewezen om de enkele reden dat niet meer wordt voldaan aan de beperking waaronder de vergunning is verleend, als:
a. de vreemdeling cassatieberoep heeft ingesteld, waarop nog geen arrest is gewezen;
b. de vreemdeling zijn hoofdverblijf niet buiten de openbare lichamen heeft gevestigd; en
c. de vreemdeling hangende het cassatieberoep als gevolg van een beslissing van de Minister niet als vreemdeling uit de openbare lichamen zal worden verwijderd, omdat het verzoek naar het oordeel van de Minister niet klaarblijkelijk van elke grond ontbloot is. Beoordeling geschiedt door de IND unit Caribisch Nederland.
a. ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
b. kopie geldig document voor grensoverschrijding;
c. volledig afschrift van het verzoek ex artikel 17 RWN;
d. bewijs zelfstandige, duurzame en voldoende middelen van bestaan;
e. bewijs onderzoek TBC (indien de nationaliteit van de vreemdeling dit vereist);
f. bewijs ziektekostenverzekering (geïntegreerd in het aanvraagformulier); en
g. antecedentenverklaring (geïntegreerd in het aanvraagformulier);
h. bewijs van goed gedrag (niet ouder dan 3 maanden).
Als het openbare orde criterium wordt tegengeworpen, wordt de vreemdeling niet uitgezet, zolang niet is beslist op de procedure ex artikel 17 RWN. De vreemdeling overlegt in ieder geval een volledig afschrift van het cassatieberoepschrift.
8.6.3. Geldigheidsduur
De geldigheidsduur van de vergunning kan worden verlengd met maximaal een jaar of zoveel korter als de Hoge Raad uitspraak zal doen.
1. Inleiding
In deze paragraaf wordt het rechtmatige verblijf van slachtoffer- en getuige-aangevers en slachtoffers die op andere wijze medewerking verlenen aan het opsporings- of vervolgingsonderzoek van mensenhandel voorafgaande aan de aangifte en gedurende de periode van opsporing, vervolging en berechting in feitelijke aanleg na aangifte van mensenhandel geregeld.
Mensenhandel is een grove schending van de rechten van de mens en een ernstig misdrijf. Het delict is strafbaar gesteld in artikel 286f van het Wetboek van Strafrecht BES. Dit artikel ziet op mensenhandel in het algemeen, daaraan gerelateerde vormen van uitbuiting en het trekken van profijt daaruit.
Hoewel het merendeel van de slachtoffers van mensenhandel vrouw is, is in dit hoofdstuk afgezien van het hanteren van de meer gangbare term ‘vrouwenhandel’. Dit om eventuele verwarring te voorkomen, omdat ook mannelijke en minderjarige slachtoffers een beroep kunnen doen op de procedure die in dit hoofdstuk is beschreven.
Voor zowel het opsporings- als het vervolgingsonderzoek is van groot belang dat zowel slachtoffers die aangifte doen of op andere wijze medewerking verlenen aan het opsporings- of vervolgingsonderzoek, als getuigen die aangifte doen, gedurende langere tijd ter beschikking blijven van het OM om de bewijsvorming te kunnen afronden. Dit rechtvaardigt het verlenen van een tijdelijke verblijfsvergunning.
Mensenhandel is gericht op uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid.
Het begrip mensenhandel bevat de volgende elementen:
a. ieder gedraging waarmee de binnenkomst van vreemdelingen in, de doorreis over, het verblijf in of het vertrek van het grondgebied van een land wordt bevorderd;
b. iedere gedraging die gericht is op de seksuele uitbuiting tegen betaling; en
c. een van de overige in artikel 286f van het Wetboek van Strafrecht BES als mensenhandel strafbaar gestelde ernstige vormen van uitbuiting.
Het behandelen met respect van het slachtoffer en van de getuige-aangever die aangifte doet, maakt daarvan onderdeel uit. Evenals het garanderen van de veiligheid van slachtoffers en het beschermen van de rechten van de slachtoffers en getuige-aangevers van mensenhandel.
In dit hoofdstuk wordt uiteengezet onder welke voorwaarden de verblijfsvergunning in het kader van mensenhandel kan worden verleend.
2.1. Verblijfsvoorwaarden slachtoffer mensenhandel
De verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 7 WTU-BES, kan onder een beperking verband houdend met de vervolging van mensenhandel worden verleend, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. de vreemdeling is slachtoffer van mensenhandel;
b. de vreemdeling heeft terzake aangifte gedaan of heeft op andere wijze medewerking verleend aan een strafrechtelijk opsporings- of vervolgingsonderzoek naar of berechting in feitelijke aanleg van de verdachte van het strafbare feit bedoeld in artikel 286f van het Wetboek van Strafrecht BES; en
c. er is sprake van een strafrechtelijk opsporingsonderzoek of vervolgingsonderzoek naar of berechting in feitelijke aanleg van de verdachte van het strafbare feit waarvan de vreemdeling aangifte heeft gedaan of waaraan de vreemdeling op andere wijze medewerking heeft verleend.Ad c:
Zodra de strafzaak door het OM wordt geseponeerd of tegen de uitspraak van de rechtbank in het proces tegen de verdachte geen beroep is ingesteld dan wel het gerechtshof uitspraak heeft gedaan, komt de grond aan de verblijfsvergunning als bedoeld in deze paragraaf te ontvallen.
In afwijking van de algemene voorwaarden genoemd in artikel 9 WTU-BES wordt de aanvraag niet afgewezen:
a. wegens het ontbreken van een geldige mvv (zie artikel 9, derde lid, onder c, WTU-BES);
b. wegens het ontbreken van voldoende middelen van bestaan;
c. wegens gevaar voor de openbare orde, indien er sprake is van een inbreuk op de openbare orde die naar het oordeel van de Minister rechtstreeks verband houdt met het feit waarvan aangifte is gedaan;
d. wegens het ontbreken van een geldig document voor grensoverschrijding. Ondertussen moet een geldig document voor grensoverschrijding worden aangevraagd bij de diplomatieke vertegenwoordiging van het land waarvan het slachtoffer de nationaliteit bezit.Leges
De vreemdeling die een aanvraag om een verblijfsvergunning indient wegens verblijf als slachtoffers van mensenhandel is vrijgesteld van het betalen van leges.
Kinderen van het slachtoffer van mensenhandel die een mvv-aanvraag in het kader van gezinshereniging indienen, zijn eveneens vrijgesteld van het betalen van leges.
a. ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;
b. indien van toepassing: kopie geldig document voor grensoverschrijding
c. bewijs onderzoek TBC (indien de huidige nationaliteit van de vreemdeling dit vereist);
d. bewijs ziektekostenverzekering (geïntegreerd in het aanvraagformulier);
e. antecedentenverklaring (geïntegreerd in het aanvraagformulier);
f. bewijs van goed gedrag (niet ouder dan 3 maanden).
3.1. Verblijfsvoorwaarden getuige-aangever
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 7 WTU-BES, kan onder een beperking verband houdend met de vervolging van mensenhandel worden verleend, als:
a. de vreemdeling getuige-aangever is van mensenhandel;
b. de vreemdeling terzake aangifte heeft gedaan;
c. sprake is van een strafrechtelijk opsporingsonderzoek of vervolgingsonderzoek naar of berechting in feitelijke aanleg van de verdachte van het strafbare feit, waarvan aangifte is gedaan;
d. en het verblijf in de openbare lichamen van de getuige-aangever naar het oordeel van de Minister in het belang van de opsporing of vervolging van de verdachte noodzakelijk is.Ad a:
Getuige-aangevers zijn vreemdelingen die niet zelf slachtoffer zijn van mensenhandel maar hier wel getuige van zijn geweest. Getuige-aangevers kunnen vreemdelingen zijn die zelf werkzaam zijn in dezelfde sector als het slachtoffer. Tevens kunnen het personen zijn, die werkzaam zijn buiten deze sector en die kennis dragen van mensenhandel. Alleen de getuige-aangevers die geen geldige verblijfstitel hebben in de openbare lichamen kunnen rechten ontlenen aan de in deze paragraaf omschreven procedure.
De aanvraag wordt niet afgewezen:
a. wegens het ontbreken van een geldige mvv (zie artikel 9, derde lid, onder c, WTU-BES):
b. wegens het ontbreken van voldoende middelen van bestaan;