Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de organisatie en de activiteiten van het 1 (Duits/Nederlandse) Legerkorps en het Air Operations Coordination Center
De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland,
Op grond van het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de Algemene Voorwaarden voor het 1 (Duits/Nederlandse) Legerkorps van 6 oktober 1997, hierna te noemen het „Verdrag",
Gelet op de Gemeenschappelijke Verklaring van de Minister van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsminister van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland inzake de oprichting van een multinationaal legerkorps met initiële Duitse en Nederlandse deelname van 30 maart 1993,
Herinnerend aan de Intentieverklaring van de Minister van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsminister van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland over de verhoging van de integratie binnen het 1 (Duits/Nederlandse) Legerkorps op het gebied van training, oefeningen en logistiek van 6 oktober 1995,
zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1. Doel van het Akkoord
Het doel van dit Akkoord is de tenuitvoerlegging van het Verdrag en het vastleggen van de onderliggende voorwaarden voor de organisatie en het functioneren van het 1 (Duits/Nederlandse) Legerkorps, hierna te noemen „het Korps", en het daaraan toegevoegde Air Operations Coordination Center, hierna te noemen het „AOCC".
1.
De taken van het Korps zijn vastgelegd in artikel 3 van het Verdrag.
2.
Het Hoofdkwartier van het Korps neemt deel aan de planning en voorbereiding, in het algemeen en in het bijzonder, van de inzet van het Hoofdkwartier van het Korps en de Duitse en/of Nederlandse strijdkrachten overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag; dit omvat de uitvoering van opdrachten door het Hoofdkwartier van het Korps als een multinationaal hoofdkwartier in de hoedanigheid van Forces Answerable to the Western European Union (FAWEU).
Artikel 3. Verhoging van de integratie
De Verdragsluitende Partijen streven naar verhoging van de integratie op het gebied van gecombineerde en gezamenlijke training, oefeningen, ondersteuning van de commandovoering, en logistiek, waaronder geneeskundige ondersteuning, alsmede op andere samenwerkingsgebieden, waarvan de bijzonderheden worden vastgelegd in een Algemene Aanwijzing voor het Korps, hierna te noemen „de Algemene Aanwijzing", vast te stellen door de Inspekteur des Heeres en de Bevelhebber der Landstrijdkrachten.
1.
Het Korps bestaat uit binationale en nationale onderdelen. Bijzonderheden zijn vastgelegd in bijlage A.
2.
De binationale onderdelen bestaan uit het Hoofdkwartier van het Korps en de daarbij behorende Staff Support Unit alsmede de Staf van de Command Support Group en de daarbij behorende stafcompagnie. Deze onderdelen worden geïntegreerd, krijgen een binationale structuur en een personele bezetting op gelijkwaardige en binationale grondslag.
3.
De nationale onderdelen bestaan uit ten minste elk één divisie, delen van de legerkorpstroepen en de nationale Support Units.
4.
De Divisies beschikken over organieke gevechts-, gevechts-ondersteunende en commandovoeringsondersteunende strijdkrachten alsmede over voldoende logistieke onderdelen, waaronder geneeskundige eenheden. In beginsel zijn de divisies zelfverzorgend. Daarenboven stellen de Verdragsluitende Partijen bovendien legerkorpstroepen ter beschikking op basis van gelijkwaardige bijdragen.
5.
Na overleg met de andere Verdragsluitende Partij kunnen andere nationale formaties of eenheden aan het Korps worden toegewezen.
6.
Na overleg met de andere Verdragsluitende Partij kunnen in vredestijd om organisatorische redenen andere nationale formaties of eenheden aan het Korps worden toegevoegd. Deze formaties of eenheden blijven echter deel uitmaken van de nationale bevelsketen.
7.
De organisatie en de interne structuur van de nationale onderdelen blijven een zaak van nationale verantwoordelijkheid.
8.
In tijden van crisis en oorlog kan de slagorde van het Korps worden veranderd door de bevoegde NAVO/WEU-bevelhebber.
1.
De structuur van de binationale onderdelen, met inbegrip van personeel en materieel, wordt nader bepaald in de Algemene Aanwijzing.
2.
Om de twee jaar worden de structuur en de omvang van de binationale onderdelen opnieuw beoordeeld onder toezicht van de Inspekteur des Heeres en de Bevelhebber der Landstrijdkrachten.
1.
In vredestijd is het Hoofdkwartier van het Korps gevestigd te Münster, Duitsland.
2.
In vredestijd is de staf van de Command Support Group gevestigd te Eibergen, Nederland.
3.
Bijzonderheden met betrekking tot de locatie van de binationale onderdelen van het Korps worden vastgelegd in de Algemene Aanwijzing.
1.
Richtlijnen voor de voorbereiding en/of de inzet van het Korps als Main Defence Force worden door de bevoegde NAVO-bevelhebber, op aanwijzing van SACEUR, aan de Commandant van het Korps gegeven.
2.
Richtlijnen voor de taken en opdrachten als omschreven in artikel 3 van het Verdrag en artikel 2 van dit Akkoord worden gegeven aan de Commandant van het Korps door de respectieve bevoegde nationale autoriteiten na onderling overleg en coördinatie.
3.
Richtlijnen voor nationale doeleinden aan de nationale onderdelen van het Korps of aan de om organisatorische redenen aan het Korps toegevoegde nationale formaties worden door de betreffende bevoegde nationale autoriteiten gegeven via de Commandant van het Korps.
4.
Overeenkomstig artikel 6 van het Verdrag heeft de Commandant van het Korps een geïntegreerde leidinggevende en toezichthoudende bevoegdheid zodat hij de volledige verantwoordelijkheid kan nemen voor de uitvoering van alle richtlijnen als genoemd in het eerste, tweede en derde lid van dit artikel. Dientengevolge kan hij richtlijnen geven aan de binationale en nationale onderdelen van het Korps en zonodig prioriteiten stellen, behalve ten aanzien van nationale territoriale taken. Hij kan deze bevoegdheid delegeren aan ondergeschikte commandanten in mate van noodzakelijkheid. Verdere bijzonderheden met betrekking tot de geïntegreerde leidinggevende en toezichthoudende bevoegdheid zijn neergelegd in bijlage B. Wanneer de uitvoering van nationale en/of binationale taken wordt belemmerd, rapporteert de Commandant van het Korps aan de respectieve hogere autoriteiten. Zonodig geven de Inspekteur des Heeres en de Bevelhebber van de Landstrijdkrachten leiding na onderling overleg.
5.
De Commandant van het Korps bepaalt de reikwijdte en de inhoud van de bevoegdheden van de aan hem ondergeschikte commandanten van de binationale onderdelen, binnen de reikwijdte en de inhoud van zijn eigen bevoegdheden.
6.
De Verdragsluitende Partijen staan in voor het toezicht op de uitvoering van de binationale taken van het Korps. De Inspekteur des Heeres en de Bevelhebber der Landstrijdkrachten houden elkaar op de hoogte van hun bevindingen en bepalen gezamenlijk de te nemen maatregelen.
1.
De Commandant van het Korps stelt in samenwerking met zijn ondergeschikte commandanten jaarlijks een plan op voor de verwezenlijking van de doelstellingen voor het daarop volgende jaar. Dit plan wordt via de geëigende kanalen ter goedkeuring voorgelegd aan de Inspekteur des Heeres en de Bevelhebber der Landstrijdkrachten.
2.
De Inspekteur des Heeres en de Bevelhebber der Landstrijdkrachten worden ieder kwartaal door de Commandant van het Korps geïnformeerd over de geboekte vooruitgang. Verder dient hij via de geëigende kanalen jaarlijks een evaluatierapport in bij de Inspekteur des Heeres en de Bevelhebber der Landstrijdkrachten.
1.
De aan het Korps ondergeschikte binationale en nationale onderdelen, als opgenomen in bijlage A, staan onder de geïntegreerde leidinggevende en toezichthoudende bevoegdheid van de Commandant van het Korps overeenkomstig artikel 6 van het Verdrag en als verder gespecificeerd in dit Akkoord. Daarbij dient rekening te worden gehouden met nationale regelingen met betrekking tot de onderschikkende volgorde voor de uitvoering van nationale territoriale taken.
2.
Op basis van een beslissing van de betrokken organen van de NAVO/WEU en na gezagsoverdracht door de respectieve nationale autoriteiten wordt de Commandant van het Korps opgenomen in de bevelsketen overeenkomstig de toepasselijke regelingen van de NAVO/WEU en de respectieve daarop gebaseerde nationale regelingen. Dit heeft geen invloed op de geïntegreerde leidinggevende en toezichthoudende bevoegdheid van de Commandant van het Korps.
3.
Na wederzijdse overeenstemming kunnen het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland en het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden voor de uitvoering van de taken en opdrachten als genoemd in artikel 3 van het Verdrag en artikel 2 van dit Akkoord extra formaties en eenheden aan het Korps toewijzen in overeenstemming met de betreffende NAVO-documenten.
1.
De volgende functies worden door Verdragsluitende Partijen bij toerbeurt vervuld:
–
Commandant van het Korps
–
Plaatsvervangend Commandant van het Korps
–
Hoofd van de Sectie G3 en zijn plaatsvervanger
–
Commandant van de Command Support Group (CSG) en zijn plaatsvervanger
–
Hoofd van de Sectie Pers en Informatie, alsmede zijn plaatsvervanger.
2.
De volgende functies worden niet bezet door personeel van dezelfde Verdragsluitende Partij:
–
Commandant van het Korps en Plaatsvervangend Commandant van het Korps
–
Commandant van het Korps en Chef-Staf
–
Chef-Staf en Hoofd van de Sectie G3
–
Hoofd van de Sectie G3 en zijn plaatsvervangend
–
Hoofd van de Sectie G3 en Commandant van de Command Support Group
–
Commandant van de Command Support Group en zijn plaatsvervanger
–
Hoofd van de Sectie Pers en Informatie, alsmede zijn plaatsvervanger.
Deze regel geldt niet voor overgangsperiodes die nodig kunnen zijn om te voorkomen dat in beide functies tegelijkertijd een wisseling plaatsvindt.
Dergelijke overgangsperiodes mogen niet langer zijn dan drie maanden; voor afwijking daarvan is wederzijdse overeenstemming nodig.
3.
Het Hoofd van de Sectie Pers en Informatie is afkomstig van dezelfde krijgsmacht als de Commandant van het Korps.
4.
De voorwaarden voor plaatsing op de roulerende posten worden in gezamenlijk overleg bepaald door het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland en het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden. De bijzonderheden met betrekking tot de roulatie worden bepaald door de Inspekteur des Heeres en de Bevelhebber der Landstrijdkrachten.
5.
De verdeling van de bevelvoerende functies en hoge staffuncties tussen de Verdragsluitende Partijen is opgenomen in bijlage C.
1.
De Commandant van het Korps is verantwoordelijk voor de uitvoering van alle aan het Korps opgedragen taken in overeenstemming met het Verdrag en dit Akkoord. Hij oefent zijn functies uit op basis van de geïntegreerde leidinggevende en toezichthoudende bevoegdheid als neergelegd in artikel 6 van het Verdrag en in bijlage B van dit Akkoord.
2.
De Commandant van het Korps vervult tegelijkertijd de functie van Senior National Officer van zijn land en hij wordt in deze hoedanigheid geïntegreerd in de nationale bevelsketen van zijn land met betrekking tot alle nationale onderdelen van het Korps en de daaraan om organisatorische redenen toegevoegde onderdelen.
3.
De Commandant van het Korps houdt zijn Plaatsvervanger op de hoogte van alle binationale en van de belangrijkste nationale kwesties die met het Korps verband houden.
1.
De Plaatsvervangend Commandant van het Korps neemt waar voor de Commandant van het Korps.
2.
De Plaatsvervangend Commandant van het Korps vervult tegelijkertijd de functie van Senior National Officer van zijn land en hij wordt in deze hoedanigheid geïntegreerd in de nationale bevelsketen van zijn land met betrekking tot alle nationale onderdelen van het Korps en de daaraan om organisatorische redenen toegevoegde onderdelen.
3.
De Plaatsvervangend Commandant van het Korps houdt de Commandant van het Korps op de hoogte van alle binationale en van de belangrijkste nationale kwesties die met het Korps verband houden.
4.
De bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Plaatsvervangend Commandant van het Korps worden in detail vastgelegd in de Algemene Aanwijzing.
1.
De hoofdtaak van de Staf van het Korps bestaat uit het uitvoeren van alle aan het Korps gegeven richtlijnen en missies in overeenstemming met het Verdrag en dit Akkoord.
2.
Alle activiteiten met betrekking tot zowel binationale als nationale kwesties worden gecoördineerd door de Chef-Staf namens de Commandant van het Korps. Dit geldt tevens voor de activiteiten van de Staf ter ondersteuning van de functievervulling door de Senior National Officers.
3.
De bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Chef-Staf, de Chefs van de divisies en hun plaatsvervangers worden neergelegd in de Algemene Aanwijzing.
4.
De taken van de overige leden van de Staf worden vastgesteld door de Commandant van het Korps.
1.
Behoudens goedkeuring van de Inspekteur des Heeres en de Bevelhebber der Landstrijdkrachten bepaalt de Commandant van het Korps de kwalificatieprofielen voor het personeel van de binationale onderdelen.
2.
Het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland en het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden zien erop toe dat het aan de binationale onderdelen toegewezen personeel gekwalificeerd is in overeenstemming met de kwalificatieprofielen.
3.
Het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland en het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden zien erop toe dat de Commandant van het Korps in een vroeg stadium wordt geïnformeerd over de voorgenomen overplaatsing van personeel op sleutelposities naar andere functies.
4.
Indien de onmiddellijke superieur van een lid van de Staf niet de nationaliteit heeft van het land van laatstgenoemde, verstrekt deze superieur aan de verantwoordelijke nationale superieur een NAVO-evaluatieformulier dat als bijlage in het evaluatierapport wordt opgenomen.
1.
Binnen de binationale onderdelen van het Korps en als commandovoeringstaal in geval van binationale bevelsverhoudingen wordt het Engels gebruikt, behalve bij de uitvoering van nationale taken.
2.
Het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland en het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden zien erop toe dat uitsluitend personeel met voldoende kennis van de Engelse taal naar de binationale onderdelen van het Korps wordt overgeplaatst.
3.
Binnen het Korps worden voorzover mogelijk de Duitse en de Nederlandse taal gebruikt.
4.
Het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland en het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden streven naar de verbetering van de kennis van de Duitse en de Nederlandse taal bij het personeel van de binationale onderdelen van het Korps.
1.
Nationale wetten en de regelgeving die buiten de bevoegdheid van het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland en het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden liggen blijven onverminderd van kracht.
2.
Nationale regelgeving die binnen de bevoegdheid van het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland en het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden ligt, blijft in het algemeen onverminderd van kracht. Niettemin komen de Verdragsluitende Partijen met het oog op de bevordering van de binationale samenwerking en doeltreffendheid binnen en tussen deze onderdelen overeen, dat zonodig het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland en het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden aan de Commandant van het Korps de bevoegdheid kunnen verlenen van deze laatstgenoemde regelgeving af te wijken.
3.
Afwijkingen die verder reiken dan de gebieden en de reikwijdte als vastgelegd in het tweede lid kunnen door de Commandant van het Korps via het Gemengd Comité ter overleg en goedkeuring worden voorgesteld aan het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland en het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden.
4.
De administratieve bevoegdheid met betrekking tot personele – in het bijzonder disciplinaire - kwesties, met inbegrip van het behandelen van klachten, wordt uitgeoefend door de verantwoordelijke nationale superieuren overeenkomstig de nationale wetgeving.
5.
Binnen binationale onderdelen van het Korps hebben de superieuren uit het ene land leidinggevende bevoegdheid met betrekking tot functionele zaken ten aanzien van staatsburgers van het andere land. De uitvoering van deze leidinggevende bevoegdheid wordt in desbetreffende nationale regelgeving vastgelegd teneinde het personeel te verplichten richtlijnen in dat kader uit te voeren.
6.
Nationale superieuren werken samen bij de toepassing van maatregelen ter handhaving van de discipline teneinde interne routines te bevorderen en het gezamenlijk werken en wonen te vergemakkelijken.
1.
Ter bevordering van de binationale samenwerking gelden binnen de binationale onderdelen van het Korps uniforme werktijden.
2.
Beide Verdragsluitende Partijen streven voor zover mogelijk naar harmonisatie van de verlofregelingen.
1.
De bijzonderheden met betrekking tot de verstrekking van materieel aan de binationale onderdelen alsmede de vervanging daarvan worden gezamenlijk overeengekomen door de Inspekteur des Heeres en de Bevelhebber der Landstrijdkrachten en worden in de Algemene Aanwijzing vastgelegd.
2.
De betaling van extra materieel en kostendeling van investeringen tussen de Verdragsluitende Partijen is niet voorzien. De Verdragsluitende Partijen streven naar afstemming van de aan beide zijden gemaakte kosten. Indien één der Verdragsluitende Partijen een voortdurende wanverhouding vaststelt, worden er compensatiemechanismen overeengekomen.
3.
Door een bepaald land verstrekt materieel kan door personeel van de andere nationaliteit voor binationale doeleinden worden gebruikt, wanneer dat door een bevoegde superieur wordt bevolen. Details van dit gebruik, in het bijzonder met betrekking tot het gebruik van wapens en voertuigen, wordt in de Algemene Aanwijzing vastgelegd.
Door een land verstrekt materieel blijft eigendom en verantwoordelijkheid van dit zelfde land, ongeacht de nationaliteit van de gebruiker.
4.
Het overeenkomstig artikel 8 van het Verdrag verworven materieel wordt gezamenlijk eigendom. Inkomen uit overdracht van dit eigendom is onderwerp van een afzonderlijke overeenkomst.
1.
De uitvoering van de tactische doctrine op Korpsniveau is gebaseerd op de relevante Allied Joint and Tactical Publications en de relevante NAVO STANAG's.
2.
De tactische doctrines tot en met het divisieniveau blijven een nationale verantwoordelijkheid. Deze doctrines worden zo veel mogelijk geharmoniseerd teneinde de voorwaarden te scheppen voor een gecombineerde en gezamenlijke uitvoering van operationele taken.
3.
De Commandant van het Korps is belast met de ontwikkeling van concepten voor de planning, voorbereiding en uitvoering van de aan het Korps en het Hoofdkwartier daarvan opgedragen taken overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag en artikel 2 van dit Akkoord. Deze concepten zijn onderhevig aan de goedkeuring van de Inspekteur des Heeres en de Bevelhebber der Landstrijdkrachten.
4.
De algemene beginselen voor de vaste orderprocedures op Korpsniveau worden vastgelegd in de Algemene Aanwijzing.
1.
De Commandant van het Korps ziet erop toe dat de training met betrekking tot de taken en opdrachten van het Korps en ten behoeve van het personeel van het Korps zoveel mogelijk wordt geïntegreerd, geharmoniseerd en in binationaal verband wordt uitgevoerd. Rekening dient te worden gehouden met de eisen voor vervolgplaatsingen binnen de respectieve nationale strijdkrachten.
2.
De deelname van personeel van het ene land aan door nationale militaire opleidingsinstituten van het andere land georganiseerde cursussen wordt geregeld in een afzonderlijke overeenkomst.
1.
De Commandant van het Korps bepaalt de doelstellingen van de oefeningen overeenkomstig de NAVO-doctrine, de nationale richtlijnen en de taken van het Korps als vastgelegd in artikel 3 van het Verdrag en artikel 2 van dit Akkoord.
2.
Oefeningen in het kader van het Korps worden gewoonlijk op het grondgebied van beide Staten gehouden.
3.
Na goedkeuring van de autoriteiten van een derde Staat en de bevoegde nationale autoriteiten kunnen oefeningen in de betrokken Staat worden gehouden.
4.
Plannen voor binationale oefeningen van het Korps worden door de leider van de oefening of een door hem gemachtigde vertegenwoordiger ter goedkeuring voorgelegd aan de in aanmerking komende nationale autoriteiten. Afhankelijk van de plaats waar de oefening plaatsvindt zijn de procedures en richtlijnen van de ontvangende Staat van toepassing, onder andere met betrekking tot oefeningen die buiten de militaire trainingsfaciliteiten plaatsvinden.
1.
De Commandant van het Korps ziet erop toe dat voor oefeningen en training door het Hoofdkwartier en de formaties en eenheden van het Korps gebruik wordt gemaakt van militaire voorzieningen die voor beide Staten beschikbaar zijn, op basis van wederkerigheid en gelijkheid.
2.
Hiertoe dient de Commandant van het Korps in overeenstemming met artikel 8 van dit Akkoord jaarlijks een trainings- en oefenplan ter goedkeuring in bij de bevoegde nationale autoriteiten. In dit plan worden tevens de kostenramingen opgenomen.
3.
Voor het eind van ieder jaar dient de Commandant van het Korps zijn evaluatie van het uitgevoerde trainings- en oefenprogramma in, waarin ook afwijkingen van de kostenramingen zijn opgenomen. Indien wordt voldaan aan de vereisten van wederkerigheid en gelijkheid, worden door de bevoegde nationale autoriteiten de kosten tegen elkaar weggestreept.
4.
Waar niet kan worden voldaan aan de vereisten van wederkerigheid en gelijkheid wordt het werkelijke verschil in kosten betaald. De berekening van de kosten wordt gebaseerd op de regeling van de Verdragsluitende Partij die de faciliteiten en/of diensten ter beschikking stelt.
5.
Verdere bijzonderheden worden in de Algemene Aanwijzing vastgelegd.
1.
Ter bevordering van een verhoogde integratie is de ondersteuning van de commandovoering binnen het Korps niet alleen een nationale maar ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid.
2.
Beide Verdragsluitende Partijen streven naar een zo groot mogelijke operationele interoperabiliteit tussen de communicatie- en informatiesystemen binnen het Korps.
1.
Ter bevordering van een verhoogde integratie is logistiek, met inbegrip van geneeskundige verzorging, binnen het Korps niet alleen een nationale maar ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid.
2.
De Commandant van het Korps is verantwoordelijk voor de paraatheid van het materieel van de onder het Korps vallende binationale en nationale onderdelen. Binnen het desbetreffende nationale logistieke systeem heeft de Commandant van het Korps dezelfde bevoegdheid als een nationale Korpscommandant. Bovendien heeft de Commandant van het Korps bij de uitoefening van zijn geïntegreerde leidinggevende en toezichthoudende bevoegdheid met betrekking tot een verhoogde integratie op het gebied van logistiek, de bevoegdheid aan de bevoegde autoriteiten voorstellen met betrekking tot logistiek te doen die van invloed kunnen zijn op nationale logistieke procedures.
3.
De Commandant van het Korps wordt voorafgaand aan de uitvaardiging van nationale orders met betrekking tot de logistiek, met inbegrip van geneeskundige verzorging, van de binationale en nationale onderdelen van het Korps gevraagd zijn behoeften en prioriteiten kenbaar te maken.
1.
Tijdens de uitoefening van hun functie heeft personeel van het Korps en ander personeel onder verantwoordelijkheid van Verdragsluitende Partijen, het laatstgenoemde voorzover het bezoeken aan nationale of binationale onderdelen van het Korps betreft, geen toestemming voor bezoekers nodig.
2.
Met betrekking tot het houden van oefeningen van het Korps of eenheden daarvan waarvoor grensoverschrijding noodzakelijk is, wordt toestemming voor bezoekers geacht te zijn gegeven na goedkeuring van de oefening als bedoeld in artikel 8, eerste lid, en artikel 21 van dit Akkoord.
3.
Toestemming voor bezoekers voor eenheden van het Korps of personeel daarvan wordt gegeven in geval van uitvoering van ceremoniële taken en activiteiten ter bevordering van de binationale samenwerking, bijvoorbeeld in verband met de jumelage van eenheden en sportactiviteiten. Nummer 4 van het Akkoord tussen de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland en de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden inzake het medegebruiken van oefenvoorzieningen van 6 oktober 1997 blijft onverminderd van kracht.
Artikel 27. Veiligheidsbepalingen en beschermende maatregelen
De Commandant van het Korps ziet erop toe dat het personeel van het Korps adequaat op de hoogte wordt gesteld van de toepasselijke bepalingen op het gebied van veiligheid, milieubescherming, brandveiligheid, arbeidsomstandigheden en het vervoer van gevaarlijke stoffen, en neemt de nodige maatregelen om de naleving van deze bepalingen te verzekeren.
1.
Waarschuwing geschiedt op basis van het NAVO Precautionary System (NPS; MC 67/4). De respectieve nationale Crisis Response and Alert Systems – als vastgelegd in nationale plannen of richtlijnen – zijn onverminderd van toepassing op de respectieve nationale bijdragen aan het Korps.
2.
De Commandant van het Korps ziet erop toe dat voldoende personeel beschikbaar is voor de ontvangst en verwerking van inkomende waarschuwingsberichten in het Duits of het Nederlands, met inbegrip van berichten in het kader van oefeningen. Bovendien stelt hij voor de binationale onderdelen van het Korps waarschuwingsprocedures vast. Deze procedures worden ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde nationale autoriteiten.
3.
De verbetering van de paraatheid, de beschikbaarheid en de mobilisatie blijven een zaak van nationale verantwoordelijkheid. Voor de voorbereiding en uitvoering daarvan zijn de bovenstaande beginselen met betrekking tot waarschuwing van overeenkomstige toepassing.
1.
Binnen de werkingssfeer van de bestaande nationale wet- en regelgeving met betrekking tot het godsdienstig en geestelijk welzijn van de militairen kunnen militaire aalmoezeniers en officianten hun taken op het gebied van de pastorale en geestelijke zorg voor het respectieve nationale personeel uitoefenen onder de voorwaarden van hun geloofsgenootschappen en -instellingen. Daarnaast kunnen interkerkelijke en binationale diensten worden aangeboden.
2.
Binnen de werkingssfeer van de bestaande wet- en regelgeving heeft het personeel van het Korps het recht kerkdiensten en religieuze bijeenkomsten bij te wonen, om deze diensten te vragen en zijn geloof ongehinderd te belijden.
3.
De militaire aalmoezeniers en officianten zijn bij de uitoefening van hun functie onafhankelijk van de militaire autoriteiten. Tijdens hun religieuze en spirituele werkzaamheden vallen zij uitsluitend onder de toepasselijke kerkelijke wetten of de regels van hun religieuze groeperingen.
4.
Binnen de werkingssfeer van de nationale wet- en regelgeving verlenen de betrokken commandanten de militaire aalmoezeniers en officianten zo veel mogelijk medewerking.
Onder dezelfde voorwaarde hebben de gezinsleden van het personeel van het Korps toegang tot de militaire installaties en voorzieningen teneinde deel te nemen aan kerkdiensten of religieuze bijeenkomsten.
1.
De Verdragsluitende Partijen stellen de leden van het Korps onafhankelijk van hun nationaliteit in de gelegenheid de nodige sociale en welzijnszorg te ontvangen.
2.
De sociale diensten onder de verantwoordelijkheid van de Verdragsluitende Partijen hebben het recht om binnen de beperkingen van de respectieve nationale regelgeving al het nationale personeel en hun gezinsleden te bezoeken in de installaties van de binationale onderdelen van het Korps.
1.
Het recht van de leden van het Korps en hun familieleden om de dienstfaciliteiten van beide gewapende strijdmachten te gebruiken wordt op basis van wederzijdse overeenstemming van de Verdragsluitende Partijen geregeld; het gebruik van dienstfaciliteiten (zoals messes, kantines en bars) waar accijnsvrije en/of belastingvrije goederen worden verkocht of diensten worden aangeboden, is beperkt tot de daartoe gerechtigde personen. Niettemin kunnen maaltijden die voor consumptie gereed zijn en bereid zijn uit vrij van accijnzen of belasting verkregen ingrediënten, aan niet daartoe gerechtigde personen worden verstrekt indien zij uit hoofde hun functie of vanwege hun huisvesting genoodzaakt zijn van deze dienstfaciliteiten gebruik te maken.
2.
Regelingen met betrekking tot de toegang tot verenigingen en/of clubs die op privaatrechtelijke grondslag zijn georganiseerd op terreinen van de Bondsstrijdkrachten en de Nederlandse strijdkrachten worden vastgesteld in overleg tussen de Commandant van het Korps of namens hem, en het bestuur van de betrokken vereniging, rekening houdend met de wettelijke bepalingen omtrent medezeggenschap.
3.
Regelingen met betrekking tot de toegang tot openbare dienstfaciliteiten worden vastgesteld in overleg tussen de Commandant van het Korps of namens hem, en de betrokken beheerder.
4.
De dienstfaciliteiten van de binationale onderdelen van het Korps kunnen door personeel van beide Verdragsluitende Partijen worden geëxploiteerd. De details zijn vastgelegd in de Algemene Aanwijzing.
1.
De bestaande benodigde infrastructuur en de eerste kantoorruimte voor de binationale onderdelen worden door de betrokken Verdragsluitende Partij kosteloos ter beschikking gesteld. Het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland en het Ministerie van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden komen tot overeenstemming over de reikwijdte van maatregelen tot wijziging, uitbreiding of aanvulling van deze infrastructuur en kantoorruimte en dragen de kosten gezamenlijk overeenkomstig bijlage D. Dit geldt eveneens voor nieuwe infra-structuur en faciliteiten voor de binationale onderdelen. De Commandant van het Korps wordt geraadpleegd.
2.
De exploitatiekosten met betrekking tot de in het eerste lid genoemde infrastructuur en kantoorruimte komen ten laste van het binationale budget als in detail beschreven in bijlage D.
3.
De investerings- en exploitatiekosten van infrastructurele projecten ten behoeve van nationale doeleinden komen ten laste van de desbetreffende nationale begroting. De Commandant van het Korps wordt hierover geïnformeerd.
4.
Bestaande infrastructuur voor gebruik door de nationale onderdelen, die zich op dezelfde locatie bevindt als de binationale onderdelen, wordt door de betrokken Verdragsluitende Partij tegen kostprijs ter beschikking gesteld op basis van de werkelijk gemaakte exploitatie- en onderhoudskosten.
5.
Ten aanzien van de door de ontvangende Verdragsluitende Partij ter beschikking gestelde kantoorruimte zijn de maatstaven van die Staat gelijkelijk van toepassing op het personeel van beide Verdragsluitende Partijen.
6.
De betrokken ontvangende Verdragsluitende Partij stelt de nodige woonruimte ter beschikking van het personeel van de binationale onderdelen overeenkomstig de daar geldende maatstaven. Wanneer de maatstaven en de kwaliteit van de andere Verdragsluitende Partij niet kunnen worden bereikt, streeft de ontvangende Verdragsluitende Partij ernaar de maatstaven van de andere Verdragsluitende Partij zoveel mogelijk te benaderen.
1.
De binationale onderdelen van het Korps hebben een binationaal budget ter dekking van de uit de uitvoering van het Verdrag en dit Akkoord voortvloeiende kosten. Deze begroting kan na wederzijdse instemming van de bevoegde nationale autoriteiten ook andere kosten omvatten die betrekking hebben op specifieke activiteiten ter bevordering van de binationale samenwerking en doeltreffendheid.
2.
De formule waarop deze begroting is gebaseerd berust op het beginsel van gelijke lastenverdeling. Deze formule en de kostencategorieën van de begroting zijn vastgelegd in bijlage D.
3.
De Commandant van het Korps dient jaarlijks voor 1 oktober ter goedkeuring door de bevoegde nationale autoriteiten via het Gemengd Comité een ontwerp voor een binationaal budget in, met inbegrip van een financiële planning voor de middellange termijn, tezamen met het plan genoemd in artikel 8 van dit Akkoord en in overeenstemming met de begrotingsprocedures als vastgelegd in bijlage D.
4.
De kosten met betrekking tot de nationale onderdelen van het Korps en de kosten, voor zover zij van enige betekenis zijn, met betrekking tot maatregelen van nationaal belang binnen de binationale onderdelen komen ten laste van de desbetreffende bevoegde nationale autoriteiten, tenzij anders is bepaald overeenkomstig het eerste lid van dit artikel.
1.
Het Gemengd Comité adviseert het Ministerie van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland en het Ministerie van het Koninkrijk der Nederlanden via de toepasselijke kanalen over juridische, financiële en alle andere kwesties met betrekking tot het Korps alsmede de verhoogde integratie in het algemeen.
Bovendien legt het Gemengd Comité periodiek via de geëigende kanalen een voortgangsrapport aan de ministeries voor, met betrekking tot de ten aanzien van de verhoogde integratie geboekte vooruitgang.
2.
De samenstelling, taken en bevoegdheden van het Gemengd Comité worden vastgesteld in de Algemene Aanwijzing, waarin wordt begrepen de bevoegdheid om vertegenwoordigers van andere betrokken krijgsmachten uit te nodigen.
1.
Op de locatie van het Hoofdkwartier van het Korps wordt een Air Operations Coordination Center (AOCC) gevestigd, dat door personeel van beide nationaliteiten wordt bezet.
2.
Het AOCC werkt nauw samen met en ondersteunt het Korps bij de verwezenlijking van zijn opdracht en taken.
3.
Bijzonderheden worden overeengekomen in een AOCC-technische overeenkomst, waarin de toepasselijke bepalingen van het Verdrag en dit Akkoord worden verwerkt.
A)
Organisatiestructuur van het Korps;
B)
De geïntegreerde leidinggevende en toezichthoudende bevoegdheid van de Commandant van het Korps;
C)
Verdeling van de functies van bevelvoerende officieren en hoge staffunctionarissen;
D)
Financiën en binationaal budget.
Artikel 38. Uitvoering
Bijzonderheden met betrekking tot de uitvoering van dit Akkoord worden vastgelegd in de Algemene Aanwijzing.
1.
Dit Akkoord wordt met ingang van 1 december 1997 voorlopig toegepast overeenkomstig het nationale recht van de Verdragsluitende Partijen.
2.
Dit Akkoord treedt in werking op dezelfde dag als het Verdrag.
3.
De Overeenkomst tussen de Bondsminister van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland en de Minister van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden inzake de uitvoering van de gemeenschappelijke verklaring van 30 maart 1993 inzake de oprichting van een multinationaal legerkorps met initiële Duitse en Nederlandse deelname van 22 april 1994 en de Uitvoeringsovereenkomst tussen de Chef van de Landmachtstaf van de Bondsrepubliek Duitsland en de Bevelhebber der Landstrijdkrachten van het Koninkrijk der Nederlanden van 22 april 1994 worden vervangen door dit Akkoord.
4.
Dit Akkoord wordt voor onbepaalde tijd gesloten. Het kan worden gewijzigd of aangevuld door wederzijdse schriftelijke toestemming.
5.
Dit Akkoord kan door één der Verdragsluitende Partijen worden beëindigd door schriftelijke kennisgeving aan de ander met inachtneming van een opzegtermijn van twaalf maanden.
6.
Na beëindiging van dit Akkoord worden de financiële gevolgen daarvan geregeld door onderhandelingen tussen de Verdragsluitende Partijen over de restwaarde van de gezamenlijk bekostigde infrastructuur, faciliteiten en uitrusting.
7.
Dit Akkoord is zowel in vredestijd als in tijden van crisis of gewapend conflict van toepassing.
8.
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, geldt dit Akkoord uitsluitend voor het grondgebied van het Koninkrijk in Europa.