Besluit van het College voor Toetsen en Examens van 9 februari 2015, nummer CvTE-15.00692, tot vaststelling van het Bestuursreglement College voor Toetsen en Examens (Bestuursreglement College voor Toetsen en Examens)
Het College voor Toetsen en Examens,
Gelet op artikel 7 van de Wet College voor toetsen en examens;
Gezien de goedkeuring van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische zaken, gegeven op 10 april 2015, nummer 739284;
a.
College: College voor Toetsen en Examens;
b.
voorzitter: voorzitter van het College voor Toetsen en Examens;
c.
lid: lid van het College voor Toetsen en Examens, of waar van toepassing zijn plaatsvervanger;
d.
directeur: degene die aan het hoofd staat van het bureau van het College voor Toetsen en Examens;
g.
clustermanager/projectleider: degene die direct onder de leiding van de sectormanager valt;
h.
wet:
Wet College voor toetsen en examens (WCVTE);
i.
kaderwet: de
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen ;
j.
klachtbehandelaar: degene die ingevolge
artikel 13 de klacht in behandeling heeft genomen;
l.
DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs.
Artikel 2. Mandaat en machtiging
Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt met de verlening van mandaat gelijkgesteld de verlening van machtiging om in naam van het College handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.
b.
algemene leiding, waaronder ressorteren de inhoudelijke en administratieve ondersteuning,
1°.
afdeling centraal examens voor de sector VMBO,
2°.
afdeling centraal examens voor de sectoren HAVO en VWO,
3°.
afdeling staatsexamens voor de sector voortgezet onderwijs,
4°.
afdeling staatsexamens voor de sector Nederlands als tweede taal,
5°.
afdeling centraal examens voor de sector mbo, en
6°.
afdeling centrale eindtoets voor de sector primair onderwijs.
1.
De voorzitter heeft mandaat voor al hetgeen het College voor Toetsen en Examens betreft.
2.
Aan de voorzitter is voorbehouden het namens het College ondertekenen van
a.
algemeen verbindende voorschriften,
b.
brieven gericht aan de ministers en staatssecretarissen,
c.
beslissingen als bedoeld in
artikel 11,
d beslissingen op bezwaar of het indienen van beroepschriften.
3.
Aan een lid, niet zijnde de voorzitter, is voorbehouden het namens het College afdoen en ondertekenen van stukken houdende beslissingen op bezwaar of het indienen van beroepschriften, voorzover het besluiten betreft die zijn getekend door de voorzitter.
4.
Het verlenen van ondermandaat van de bevoegdheden, bedoeld in het tweede en derde lid, is niet mogelijk, met uitzondering van beslissingen op bezwaarschriften tegen besluiten als bedoeld in de
artikelen 3,
6, zesde lid,
18, vijfde lid, en
23 van het Staatsexamenbesluit VO en de
artikelen 6, vierde lid, en
13 van het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal.
5.
Bij ontstentenis van de voorzitter oefent een van de overige leden diens taken uit. Hij handelt daarbij met het mandaat dat de voorzitter op grond van het eerste en tweede lid heeft.
1.
De directeur heeft mandaat ten aanzien van alle aangelegenheden met betrekking tot zijn taak, onverminderd
artikel 4.
2.
Tot de taak van de directeur behoort in elk geval:
a.
het informeren en adviseren van het College,
b.
het zorgdragen voor de coördinatie en integratie van voorbereiding, ontwikkeling en uitvoering van de wettelijke taken van het College,
c.
het rechtstreeks leiding geven aan medewerkers van het bureau van het College, en
d.
het namens het College afdoen en ondertekenen van stukken.
1.
Aan de directeur is voorbehouden het namens het College afdoen en ondertekenen van stukken houdende de afwijzing van een verzoek om informatie ingevolge de
Wet openbaarheid van bestuur .
2.
Het verlenen van ondermandaat van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is niet mogelijk.
3.
Een sectormanager, een manager of een clustermanager/projectleider kan de stukken, bedoeld in het eerste lid, bij afwezigheid van de directeur afdoen en ondertekenen indien daarover afspraken zijn gemaakt tussen directeur en de betreffende sectormanager, manager of clustermanager/projectleider.
1.
Ondermandaat van de in dit besluit gemandateerde bevoegdheden is mogelijk, tenzij in dit besluit anders is bepaald. Bij het verlenen van ondermandaat wordt aangegeven in hoeverre het verlenen van verder ondermandaat mogelijk is.
2.
Voor het verlenen van ondermandaat door de directeur is de goedkeuring vereist door de voorzitter.
3.
De directeur draagt zorg voor bekendmaking van krachtens dit besluit verleende algemene ondermandaten door openbare ter inzage legging bij het College en door plaatsing op de internetsite van het College.
4.
De directeur houdt een register bij van de namen en de handtekeningen van de krachtens dit besluit gemandateerden.
5.
De directeur kan besluiten de namen van gemandateerden niet te publiceren, als dit voor de bescherming van de particuliere levenssfeer wenselijk is.
1.
Het College vergadert ten minste drie maal per jaar en voorts wanneer een van de leden daarom verzoekt.
2.
De secretaris draagt er zorg voor dat uitnodiging, agenda en stukken ten minste twee weken voor de vergadering worden verzonden aan de leden en de plaatsvervangende leden.
3.
Een lid deelt tijdig mee aan de voorzitter of secretaris wanneer hij vervangen wordt door een plaatsvervangend lid.
4.
Vergaderingen kunnen ook telefonisch of via het internet plaatsvinden.
5.
De voorzitter kan degene die niet lid is van het College toelaten tot een vergadering of een gedeelte ervan.
6.
De secretaris draagt er zorg voor dat de leden uiterlijk één week na de vergadering het concept verslag en de besluitenlijst ontvangen.
7.
Vergaderingen zijn niet openbaar.
1.
Ieder lid heeft het recht een voorstel te doen een beslissing te nemen.
2.
Een voorstel een beslissing te nemen wordt ten minste één week voordat het besproken wordt, schriftelijk aan de leden ter kennis gebracht.
3.
Een voorstel voor een beslissing is aangenomen als meer dan de helft van de leden voor het besluit heeft gestemd.
4.
Plaatsvervangende leden hebben stemrecht, als het lid dat zij vervangen zijn afwezigheid aan de voorzitter of de secretaris heeft meegedeeld dan wel als dat lid daartoe niet in staat is.
5.
Voor de bepaling van het aantal leden geldt het aantal leden dat in functie is, verminderd met het aantal leden dat zijn functie niet kan uitoefenen, waarvan ook de plaatsvervanger hen niet kan vervangen.
6.
Stemmen kan tijdens een bijeenkomst, telefonisch of via het internet.
7.
In spoedeisende gevallen kan de voorzitter besluiten van dit artikel af te wijken en bepalen op welke wijze een beslissing genomen wordt.
1.
Het College stelt, zo mogelijk met algemeen goedvinden, de volgende stukken in een vergadering vast:
d.
de klachtenprocedure, bedoeld in
artikel 16 van dit bestuursreglement.
2.
Het College neemt voorts de volgende beslissingen of verricht de volgende handelingen:
c.
het voeren van het overleg met de minister over zijn voornemen om op grond van
artikel 22 van de kaderwet een besluit van het College te vernietigen, en
1.
Een klacht worden behandeld door:
a.
indien het een klacht over medewerkers van het College betreft: de betreffende manager of de betreffende clustermanager/projectleider, dan wel de directeur indien het een medewerker van de inhoudelijke of administratieve ondersteuning betreft,
b.
indien het een klacht over een clustermanager/projectleider betreft: de betreffende sectormanager,
c.
indien het een klacht over een manager of sectormanager betreft: de directeur,
d.
indien het een klacht over de directeur betreft: een lid,
e.
indien het een klacht over een lid niet zijnde de voorzitter betreft: de voorzitter, en
f.
indien het een klacht over de voorzitter betreft: een ander lid.
2.
Een klacht die niet een specifiek persoon betreft, wordt behandeld door de directeur.
Artikel 14. Klachtafdoening
Een klacht wordt afgedaan door de klachtbehandelaar, tenzij de klacht naar aard of inhoud een zodanig gewicht heeft dat de voorzitter deze behoort af te doen.
Artikel 15. Klachtregistratie
De directeur draagt zorg voor de registratie van de klachten. Een overzicht van de geregistreerde klachten wordt gepubliceerd in het jaarverslag.
1.
Een lid of een medewerker van het bureau van het College informeert de directeur, indien iemand uit zijn directe omgeving deelneemt aan een examen waarbij het College betrokken is of betrokkenheid heeft gehad.
2.
De directeur informeert de voorzitter, indien iemand uit zijn directe omgeving deelneemt aan een examen waarbij het College betrokken is of betrokkenheid heeft gehad.
1.
Met nevenfuncties van een lid die ongewenst zijn voor een goede vervulling van zijn taak, als bedoeld in
artikel 13 van de kaderwet, worden in elk geval bedoeld:
a.
bestuurlijke taken bij Cito, DUO of een andere organisatie die betrokken is bij de uitvoering van wettelijke taken van het College, en
b.
bestuurlijke verbondenheid aan Cito, DUO of een andere organisatie die betrokken is bij de uitvoering van wettelijke taken van het College.
1.
Een medewerker van het bureau vervult geen nevenfunctie die ongewenst is met het oog op een goede vervulling van zijn functie of de handhaving van zijn onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.
2.
Een medewerker van het bureau meldt het voornemen tot het aanvaarden van een nevenfunctie anders dan uit hoofde van zijn functie aan de voorzitter.
3.
De nevenfuncties van een medewerker van het bureau anders dan uit hoofde van zijn functie worden openbaar gemaakt. De voorzitter draagt zorg voor de openbaarmaking. Openbaarmaking geschiedt door het ter inzage leggen van een opgave van deze nevenfuncties bij het College.
Artikel 21. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
De leden van het College voor Toetsen en Examens