2.
De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid, wordt:
b.
voor zover daarin gestelde regelen betrekking hebben op de toelatingscriteria of registratiecriteria als bedoeld in
artikel 3, eerste lid, onderdeel a , ten derde en ten zevende en derde lid, Ons gedaan door Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
c.
voor zover daarin gestelde regelen, betrekking hebben op de toelatingscriteria of registratiecriteria als bedoeld in
artikel 3, eerste lid, onderdeel a , ten derde, ten vijfde en ten zesde, Ons gedaan door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
d.
voor zover daarin gestelde regelen, betrekking hebben op de toelatingscriteria of registratiecriteria als bedoeld in
artikel 3, eerste lid, onderdeel a , ten negende en ten tiende, Ons gedaan door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
e.
voor zover daarin gestelde regelen betrekking hebben op meerdere toelatingscriteria of registratiecriteria als bedoeld in
artikel 3, eerste lid, onderdeel a en derde lid, Ons gedaan door Onze meest betrokken minister in overeenstemming met de andere in onderdeel b , c of d genoemde ministers.
3.
Indien Onze Minister, bedoeld in het tweede lid, overweegt een voordracht te doen tot vaststelling, wijziging of intrekking van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid kan hij indien in verband met de toelatingscriteria of registratiecriteria, bedoeld in
artikel 3, eerste lid, onderdeel a, naar zijn oordeel een onmiddellijke voorziening is vereist, in overeenstemming met de andere in het tweede lid genoemde ministers regelen stellen overeenkomstig de in overweging zijnde maatregelen.
4.
Een regeling als bedoeld in het derde lid blijft, behoudens eerdere intrekking, van kracht totdat de daar bedoelde algemene maatregel van bestuur, in werking treedt, doch uiterlijk tot acht maanden na het in werking treden van de regeling.