Besluit verlening mandaat, volmacht en machtiging personele aangelegenheden Kadaster 2014
Het bestuur van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers,
Gelet op artikel 7 van de Organisatiewet Kadaster en de artikelen 10:3 en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht;
b.
het bestuur: het bestuur van de Dienst;
d.
Akarn: Algemeen Kadaster Ambtenarenreglement Nieuw;
e.
KANS: Kadaster Arbeidsvoorwaarden Nieuwe Stijl.
1.
Aan elk van de directeuren wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend om met betrekking tot de individuele rechtspositie en andere individuele personele aangelegenheden van de personeelsleden behorend tot zijn eenheid op grond van Akarn of KANS besluiten te nemen alsmede om privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten, met dien verstande dat van mandaat, volmacht en machtiging worden uitgezonderd:
a.
de bevoegdheid tot het beschrijven en waarderen van functies, bedoeld in artikel 3:5 Akarn;
b.
de bevoegdheid tot het treffen van een regeling als bedoeld in artikel 3:9 Akarn;
c.
de bevoegdheid tot het nemen van beslissingen inzake flexibilisering van de arbeidstijd als bedoeld in artikel 4:22 Akarn;
d.
de bevoegdheden tot het nemen van beslissingen, bedoeld in de artikelen 6:5, 6:14 en 6:18 Akarn;
e.
de bevoegdheden tot het nemen van beslissingen, bedoeld in de artikelen 7:39 en 7:47 Akarn;
f.
de bevoegdheden tot het nemen van beslissingen, bedoeld in de artikelen 8:1, tweede lid, en 8:13 Akarn;
g.
de bevoegdheid tot het nemen van beslissingen inzake de disciplinaire straf van ontslag als bedoeld artikel 9:5, eerste lid, onderdeel l Akarn;
h.
de bevoegdheden tot het nemen van beslissingen inzake ontslag op gronden als bedoeld in de artikelen 10:7, 10:8, 10:9, 10:10 en 10:13 Akarn;
i.
de bevoegdheid tot het nemen van beslissingen, bedoeld in artikel 12:1, tweede lid, Akarn voor zover het niet gaat om beslissingen inzake het aanstellen, benoemen, verplaatsen in dan wel naar een hogere dan formele schaal;
j.
hetgeen bepaald is in KANS met betrekking tot de bevoegdheden a t/m i.
2.
Aan elk van de directeuren wordt voorts mandaat, volmacht en machtiging verleend om met betrekking tot de individuele rechtspositie en andere individuele personele aangelegenheden van de personeelsleden behorend tot zijn eenheid besluiten te nemen alsmede om privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten:
1°.
Regeling reis- en verblijfskosten bij dienstreizen;
2°.
Regeling Sociaal Plan Kadaster 2002 (SPK2002), met dien verstande dat van het mandaat, volmacht en machtiging worden uitgezonderd de bevoegdheden bedoeld in artikel 30;
3°.
Regeling uitzendvoorwaarden;
4°.
Regeling voorschriften bij ziekte;
5°.
Regeling werving en selectie;
6°.
5% Ziektekostenregeling;
7°.
Regeling terbeschikkingstelling bedrijfsauto Kadaster, inclusief privé gebruik;
8°.
Regeling levensloop Kadaster;
9°.
Regeling vrijwillig thuiswerken;
b.
inzake de terbeschikkingstelling van laptops en mobiele telefoons.
3.
Aan elk van de directeuren wordt tevens mandaat, volmacht en machtiging verleend om, ter uitvoering van de tussen de Dienst en de Centrales voor Overheidspersoneel op 22 september 2005 te Utrecht overeengekomen afspraken met betrekking tot het personeelsprogramma ‘Maatwerk binnen een kader’, met betrekking tot de individuele rechtspositie en andere individuele personele aangelegenheden van de personeelsleden behorend tot zijn eenheid, besluiten te nemen inzake de toekenning van de in die overeenkomst genoemde (flankerende) instrumenten, alsmede om daaromtrent privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten.
4.
Aan de directeur Informatie Technologie (IT) wordt tevens mandaat, volmacht en machtiging verleend om met betrekking tot de individuele rechtspositie en andere individuele personele aangelegenheden van de personeelsleden behorend tot zijn eenheid op grond van het voor de directie IT vastgestelde werktijdenreglement besluiten te nemen alsmede om privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten.
5.
Aan de directeur Organisatie en Human Resource management (HRM) wordt tevens mandaat, volmacht en machtiging verleend om met betrekking tot de individuele rechtspositie en andere individuele personele aangelegenheden van gewezen ambtenaren van de Dienst besluiten te nemen alsmede om privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten:
a.
op grond van Akarn en KANS, voor zover betreffend:
1°.
de bevoegdheden tot het nemen van beslissingen, bedoeld in de artikelen 6:5, 6:14 en 6:18;
2°.
de bevoegdheden tot het nemen van beslissingen, bedoeld in de artikelen 6:6 tot en met 6:9, 6:11 tot en met 6:13, 6:16, 6:17 en 6:19;
3°.
de bevoegdheden tot het nemen van beslissingen, bedoeld in de artikelen 10:14 en 10:16;
b.
op grond van de Regeling bovenwettelijke uitkering bij werkloosheid;
c.
op grond van de 5% Ziektekostenregeling.
6.
Aan de directeur Organisatie en HRM wordt ook mandaat, volmacht en machtiging verleend om met betrekking tot de individuele rechtspositie en andere individuele personele aangelegenheden van ambtenaren van de Dienst besluiten te nemen alsmede om privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten:
a.
op grond van de Regeling chauffeurs leden Raad van Bestuur;
b.
inzake de toekenning van BHV toelagen als bedoeld in de Tabel BHV toelagen Kadaster per 1 januari 2004;
c.
op grond van de Regeling spaarloon;
d.
op grond van de Regeling tegemoetkoming zorgverzekering.
a.
het nemen van besluiten van algemene strekking, waaronder het vaststellen van beleidsregels;
b.
het nemen van beslissingen op bezwaarschriften.
1.
Een directeur is niet bevoegd een besluit te nemen, noch om een privaatrechtelijke rechtshandeling of een andere handeling dan een besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten met betrekking tot hemzelf.
2.
Een directeur is niet bevoegd een besluit met een mogelijke precedentwerking te nemen. Een directeur legt een besluit als bedoeld in de vorige zin van dit artikellid steeds aan het bestuur ter beslissing voor. De eerste en tweede zin zijn van overeenkomstige toepassing op een privaatrechtelijke rechtshandeling en een andere handeling dan een besluit of privaatrechtelijke rechtshandeling.
3.
Een directeur oefent zijn mandaat, volmacht en machtiging uit binnen de grenzen van de voor zijn eenheid vastgestelde taken en zijn functieomschrijving, alsmede met inachtneming van het ter zake geldende recht, de door het bestuur vastgestelde kaders zoals beleids- en uitvoeringsregels, de bestendige uitvoeringspraktijk van de Dienst en de bepalingen vermeld in dit besluit.
4.
Het nemen van beslissingen of het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen met mogelijke financiële gevolgen door de directeur geschiedt met inachtneming van de aan hem toegekende budgetten op basis van het geldende jaarplan.
1.
Met betrekking tot de uitoefening van het mandaat, de volmacht en de machtiging door een directeur kan het bestuur algemene en bijzondere aanwijzingen geven.
2.
Een directeur is, indien het eerste lid toepassing heeft gevonden, gehouden de algemene en bijzondere aanwijzingen van het bestuur op te volgen.
1.
Een directeur is bevoegd aan functionarissen die rechtstreeks onder hem ressorteren, een algemeen ondermandaat, algemene ondervolmacht en algemene ondermachtiging te verlenen ten aanzien van bevoegdheden die aan hem zijn verleend op grond van
artikel 2, eerste, tweede, vierde en vijfde lid. De directeur is tevens bevoegd aan functionarissen die rechtstreeks onder een hoofd van zijn afdeling ressorteren ondermandaat te verlenen ten aanzien van de bevoegdheid een verslag-formulier vast te stellen op grond van de Regeling terugkijken, afspraken maken en ontwikkelen uitsluitend voor zover het gaat om personeelsleden van hun eigen afdelingsonderdeel.
2.
De uitoefening van de in het eerste lid genoemde bevoegdheid geschiedt met inachtneming van de door het bestuur gegeven aanwijzingen.
3.
Een directeur kan aan de in het eerste lid genoemde functionarissen met betrekking tot de uitoefening van het ondermandaat, de ondervolmacht en de ondermachtiging algemene en bijzondere aanwijzingen geven.
4.
De directeur is gehouden toe te zien op de naleving van dit besluit en van de algemene en bijzondere aanwijzingen, bedoeld in
artikel 5 en het derde lid van dit artikel, door degene aan wie hij ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging heeft verleend.
5.
Een directeur die verleent, doet dit schriftelijk. Hij draagt zorg voor bekendmaking van het verlenen van ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging door publicatie in de Staatscourant.
6.
De directeur kan een register aanleggen met betrekking tot door hem verleende ondermandaten, ondervolmachten en ondermachtigingen.
1.
Directeuren kunnen bij belet vervangen worden door een mededirecteur of een rechtstreeks onder de directeur ressorterende functionaris.
2.
De mededirecteur of rechtstreeks onder de directeur ressorterende functionaris bedoeld in het eerste lid, kan met goedkeuring van het bestuur de bevoegdheden toekomend aan de te vervangen directeur uitoefenen.
Artikel 9. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Artikel 10. Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verlening mandaat, volmacht en machtiging personele aangelegenheden Kadaster 2014.
Apeldoorn, 2 december 2014