Besluit van 18 september 2003, houdende de toelating van uitgangsmateriaal voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal dat bestemd is om in de handel te worden gebracht (Besluit toelating uitgangsmateriaal bosbouwgewassen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 3 juni 2003, no. TRCJZ/2003/4854, Directie Juridische Zaken;
Gelet op richtlijn nr. 1999/105/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1999 betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal (Pb EG L 2000, L 11) en op artikel 94, tweede lid, van de Zaaizaad- en Plantgoedwet;
De Raad van State gehoord (advies van 31 juli 2003, no. W11.03.0208/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 9 september 2003, no. TRCJZ/2003/7840, Directie Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
richtlijn:
richtlijn nr. 1999/105/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1999 betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal (Pb EG 2000, L 11);
b.
bosbouwkundig teeltmateriaal : zaadeenheden, plantendelen en plantgoed van boomsoorten en van kunstmatige hybriden daarvan die in de gehele Europese Unie of in een deel daarvan voor de bosbouw van belang zijn en met name, die welke zijn opgenomen in bijlage I bij de richtlijn;
c.
uitgangsmateriaal : zaadbron, opstand, zaadgaarde, ouderplanten van een familie, kloon of mengsel van klonen;
d.
zaadeenheden: kegels, vruchtgestellen, vruchten en zaden bestemd voor de productie van plantgoed;
e.
plantendelen: houtstekken, blad- en wortelstekken, explantaten of embryo's voor microvermeerdering, knoppen, afleggers, wortels, enten, poten en plantendelen die voor de productie van plantgoed bestemd zijn;
f.
plantgoed: uit zaadeenheden, uit plantendelen of uit natuurlijke zaailingen geteelde planten;
g.
zaadbron : de bomen in een gebied waar zaad wordt verzameld;
h.
opstand : een afgebakende, wat samenstelling betreft voldoende uniforme populatie bomen;
i.
zaadgaarde : een aanplanting van geselecteerde klonen of families die wordt afgeschermd of beheerd teneinde bestuiving door externe stuifmeelbronnen te voorkomen of te beperken en die wordt beheerd om veelvuldige, overvloedige en gemakkelijke zaadoogsten te verkrijgen;
j.
ouderplanten van een familie : bomen die ter verkrijging van nakomelingschap worden gebruikt door gecontroleerde of vrije bestuiving van één geïdentificeerde, als moederplant fungerende ouderplant met het stuifmeel van één ouderplant (full-sib-nakomelingschap) respectievelijk van een aantal al dan niet geïdentificeerde ouderplanten (half-sib-nakomelingschap);
k.
kloon : een groep individuen (ramets) die door vegetatieve vermeerdering, bijvoorbeeld door stekken, microvermeerdering, enten, afleggen of delen, van één oorspronkelijke uitgangsplant (ortet) zijn afgeleid;
l.
mengsel van klonen : een mengsel van geïdentificeerde klonen in welbepaalde verhoudingen;
m.
autochtone opstand of zaadbron : een opstand of zaadbron waarvan de vernieuwing normaliter door continue natuurlijke regeneratie is geschied. De opstand of zaadbron mag kunstmatig zijn vernieuwd met behulp van zaadeenheden, plantendelen en plantgoed dat uit dezelfde opstand of zaadbron of uit autochtone opstanden of zaadbronnen in de nabije omgeving is verkregen;
n.
inheemse opstand of zaadbron : een autochtone opstand of zaadbron of opstand of zaadbron die kunstmatig is geteeld uit zaad waarvan de oorsprong in hetzelfde herkomstgebied gelegen is;
o.
oorsprong : voor een autochtone opstand of zaadbron, de plaats waar de bomen groeien. Voor een niet-autochtone opstand of zaadbron, de plaats van waar de zaden of planten oorspronkelijk zijn geïntroduceerd. De oorsprong van een opstand of zaadbron kan onbekend zijn;
p.
herkomst : de groeiplaats van een opstand;
q.
herkomstgebied : voor een soort of ondersoort, het gebied of de groep gebieden waar voldoende uniforme ecologische omstandigheden heersen en waar opstanden of zaadbronnen met soortgelijke fenotypische of genetische kenmerken worden aangetroffen, zo nodig rekening houdend met de hoogtegrenzen;
r.
productie: alle stadia van het voortbrengen van de zaadeenheden, de omzetting van de zaadeenheden in zaad en teelt van plantgoed en plantendelen;
s.
in de handel brengen : tentoonstellen met het oog op verkoop, te koop aanbieden, verkopen of leveren aan een andere persoon, met inbegrip van levering in het kader van een dienstverleningscontract;
u.
categorie «van bekende origine» : zaadeenheden, plantendelen en plantgoed afgeleid van uitgangsmateriaal bestaande uit een binnen één herkomstgebied gelegen zaadbron of opstand, dat aan de eisen van bijlage II bij de richtlijn voldoet;
v.
categorie «geselecteerd» : zaadeenheden, plantendelen en plantgoed afgeleid van uitgangsmateriaal, bestaande uit een binnen één enkel herkomstgebied gelegen opstand, dat op populatieniveau aan fenotypische selectie is onderworpen en dat aan de eisen van bijlage III bij de richtlijn voldoet;
w.
categorie «gekeurd» : zaadeenheden, plantendelen en plantgoed afgeleid van uitgangsmateriaal, bestaande uit zaadgaarden, ouderplanten van families, klonen of mengsels van klonen, waarvan de componenten individueel aan fenotypische selectie zijn onderworpen en die aan de eisen van bijlage IV bij de richtlijn voldoen. Een toetsing van het bosbouwkundig teeltmateriaal behoeft niet te zijn begonnen of te zijn voltooid;
x.
categorie «getest» : zaadeenheden, plantendelen en plantgoed afgeleid van uitgangsmateriaal, bestaande uit opstanden, zaadgaarden, ouderplanten van families, klonen of mengsels van klonen;
y.
derde landen : landen buiten de Europese Unie;
z.
Verordening (EG) nr. 1597/2002:
Verordening (EG) nr. 1597/2002 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 september 2002 houdende vaststelling van bepalingen ter uitvoering van
richtlijn 1999/105/EG van de Raad inzake de vorm van de nationale lijsten van uitgangsmateriaal van bosbouwkundig teeltmateriaal (Pb EG L 240);
aa.
Onze Minister : de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Artikel 2
Dit besluit is van toepassing op de toelating van uitgangsmateriaal voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal, dat bestemd is om in de handel te worden gebracht.
1.
Een wijziging van artikel 10, tweede lid, van de richtlijn of een wijziging van de bijlagen bij de richtlijn gaat voor de toepassing van dit besluit gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.
2.
Van een wijziging als bedoeld in het eerste lid wordt door Onze Minister mededeling gedaan in de Staatscourant.
1.
Uitgangsmateriaal wordt toegelaten door de Commissie, indien het voldoet aan de eisen van bijlage II, III, IV of V, bij de richtlijn, naar gelang van het geval. In het geval van uitgangsmateriaal dat bestemd is voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorie «getest» dient de hoge kwaliteit van het bosbouwkundig teeltmateriaal te zijn aangetoond door middel van vergelijkende tests of door een kwantitatieve schatting van de hoge kwaliteit van het bosbouwkundig teeltmateriaal, berekend op basis van de genetische waardebepaling van de componenten van het uitgangsmateriaal.
2.
Uitgangsmateriaal wordt toegelaten door verwijzing naar een toegelaten eenheid. Iedere toegelaten eenheid wordt met een specifieke vermelding in het in
artikel 8 genoemde nationaal register opgenomen.
3.
De Commissie onderzoekt na toelating periodiek of het uitgangsmateriaal dat wordt gebruikt voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorieën «geselecteerd», «gekeurd» en «getest» nog voldoet aan de voor de toelating gestelde eisen.
4.
De Commissie trekt de toelating in indien niet langer aan de eisen van dit besluit wordt voldaan.
Artikel 5
Indien het in dit besluit bedoelde uitgangsmateriaal bestaat uit een genetisch gemodificeerd organisme zoals omschreven in artikel 2, tweede lid, van
richtlijn nr. 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van
richtlijn 90/220/EEG van de Raad (Pb EG L 106), uitgezonderd die organismen die zijn verkregen door middel van in bijlage 1B bij die richtlijn vermelde genetische modificatietechnieken, wordt het materiaal slechts door de Commissie toegelaten om in het in
artikel 8 bedoelde register te worden opgenomen nadat voor dat materiaal overeenkomstig die richtlijn toestemming is gegeven.
1.
In het geval van uitgangsmateriaal dat bestemd is voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorieën «van bekende origine» en «geselecteerd», bakent de Commissie voor de relevante soorten de herkomstgebieden af.
2.
De afbakening van de herkomstgebieden wordt op kaarten aangegeven, die door toedoen van de Commissie in de Staatscourant worden gepubliceerd en aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de lidstaten van de Europese Unie worden toegezonden.
Artikel 7
Indien de Commissie op grond van de toestemming, bedoeld in artikel 19, derde lid, van de richtlijn, vaststelt dat uit derde landen in te voeren bosbouwkundig teeltmateriaal in alle opzichten garanties biedt die gelijkwaardig zijn aan die voor bosbouwkundig teeltmateriaal dat overeenkomstig de richtlijn in de Europese Unie is geproduceerd, is deze paragraaf wat betreft de toelating van het desbetreffende uitgangsmateriaal van overeenkomstige toepassing.
1.
Er is een nationaal register, dat bestemd is voor de inschrijving van uitgangsmateriaal van de diverse soorten, dat binnen Nederland is toegelaten. Het register is openbaar.
2.
Het nationaal register wordt opgesteld door de Commissie.
3.
De Commissie draagt er zorg voor, dat in het nationaal register wordt opgenomen het uitgangsmateriaal dat is vermeld op de rassenlijst, bedoeld in het
Besluit Aanbevelende Rassenlijst Bosbouwgewassen .
1.
Er is een nationale lijst, die bestaat uit een samenvatting van het nationaal register.
2.
De nationale lijst wordt opgesteld door de Commissie.
3.
De opstelling van de nationale lijst geschiedt overeenkomstig artikel 10, tweede lid, van de richtlijn alsmede in overeenstemming met
Verordening (EG) nr. 1597/2002 en de daarbij behorende bijlage.
4.
De nationale lijst wordt door toedoen van de Commissie op verzoek ter beschikking gesteld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de lidstaten van de Europese Unie.
Artikel 10
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 november 2003.
Artikel 11
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit toelating uitgangsmateriaal bosbouwgewassen.
's-Gravenhage, 18 september 2003
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Uitgegeven de zestiende oktober 2003