Artikel 1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
tankstation voor het wegverkeer: een inrichting die bestemd is voor de openbare verkoop aan derden van benzine of dieselolie voor motorvoertuigen voor het wegverkeer;
b.
tankstation voor het wegverkeer type A: een tankstation voor het wegverkeer niet zijnde een tankstation voor het wegverkeer type B;
c.
tankstation voor het wegverkeer type B: een tankstation voor het wegverkeer, voor zover:
1°.
het tankstation geen deel uitmaakt van een inrichting, waar ook andere werkzaamheden worden verricht dan het afleveren van motorbrandstoffen, het wassen van motorvoertuigen of het verlenen van service aan het wegverkeer;
2°.
LPG niet aanwezig is in een stationair reservoir;
3°.
op het bewaren van propaan anders dan in spuitbussen of gasflessen het
Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer van toepassing is;
4°.
ten hoogste vier flessen brandbaar gas, elk met een waterinhoud van ten hoogste 60 liter, of ten hoogste zes flessen zuurstof, elk met een waterinhoud van ten hoogste 50 liter, aanwezig zijn en deze gassen bovendien uitsluitend ten behoeve van lassen of snijden worden gebezigd;
5°.
geen bovengrondse bewaring van K1- of K2-produkten in tanks plaatsvindt;
6°.
bovengrondse bewaring van gasolie, lichte stookolie, smeerolie of afgewerkte olie in tanks niet meer kan bedragen dan 3000 liter per soort;
7°.
ondergrondse bewaring van benzine of gasolie, alsmede huisbrandolie, lichte stookolie of afgewerkte olie uitsluitend plaatsvindt in tanks vervaardigd van staal of kunststof, die niet onder gebouwen zijn gelegen;
8°.
de kortste afstand tussen een woning van derden of een gevoelig object van derden en een afleverzuil waar aflevering van benzine of gasolie, zonder direct toezicht mogelijk is, ten minste 20 m bedraagt;
9°.
aflevering van benzine of gasolie niet plaatsvindt met behulp van een pomp die zich onder het vloeistofniveau in de tank bevindt en
10°.
het tankstation voor het wegverkeer niet is gelegen in een stiltegebied;
d.
tankstation voor het wegverkeer klasse I: een tankstation voor het wegverkeer dat op 1 juli 1991 geheel of gedeeltelijk gelegen was in een grondwaterbeschermingsgebied;
e.
tankstation voor het wegverkeer klasse II: een tankstation voor het wegverkeer, niet zijnde een tankstation voor het wegverkeer klasse I, waar, op 1 maart 1994 één of meer ondergrondse tanks aanwezig zijn die niet zijn voorzien van een kathodische bescherming als omschreven in voorschrift 5.1.3.2 van CPR 9-1 en die niet zijn gelegen in grond waarvan door middel van een bodemweerstandrapport is aangetoond dat de specifieke elektrische weerstand meer dan 50 ohm.m bedraagt;
f.
tankstation voor het wegverkeer klasse III: een tankstation voor het wegverkeer, niet zijnde een tankstation voor het wegverkeer klasse I of II, waar, op 1 maart 1994 één of meer ondergrondse tanks aanwezig zijn die vóór 1 juli 1976 zijn geplaatst en waarvan op of na laatstgenoemd tijdstip geen beoordeling overeenkomstig de voorschriften 5.2.1.3 en 5.2.1.4 van CPR 9-1 (introductiekeuring) heeft plaatsgevonden;
g.
tankstation voor het wegverkeer klasse IV: een tankstation voor het wegverkeer, niet zijnde een tankstation voor het wegverkeer klasse I, II of III;
k.
werkprogramma: werkprogramma milieumaatregelen bij tankstations, uitgegeven door Onze Minister, 10 september 1991;
l.
Handleiding bodemsanering tankstations: de Handleiding bodemsanering tankstations, zoals opgenomen in bijlage VI bij het werkprogramma, dan wel de door Onze Minister aangewezen gewijzigde tekst van de Handleiding;
m.
verkennend onderzoek tankstations: onderzoek naar het aanwezig zijn van verontreinigingen van de bodem overeenkomstig het verkennend onderzoek tankstations, zoals beschreven in de Handleiding bodemsanering tankstations;
n.
woning: een gebouw of deel van een gebouw dat voor bewoning wordt gebruikt of daartoe is bestemd, met uitzondering van dienst- of bedrijfswoningen, die op industrieterreinen zijn gelegen, met een gemiddelde dichtheid aan dienst- of bedrijfswoningen van ten hoogste één per hectare;
1°.
sporthallen en zwembaden;
3°.
hotels, restaurants en kantoorgebouwen;
5°.
speeltuinen, sportvelden, openluchtzwembaden, campings, volkstuin-complexen en ander recreatieterreinen;
6°.
bejaardenoorden, verpleeginrichtingen, ziekenhuizen en sanatoria, zwakzinnigeninrichtingen en psychiatrische ziekenhuizen, gezinsvervangende tehuizen;
8°.
telefooncentrales, gebouwen met vluchtleidingsapparatuur, elektriciteitscentrales, hoofdschakelstations van de hoofdspoorweginfrastructuur, bedoeld in de
Spoorwegwet , en andere kwetsbare objecten et een hoge infrastructurele waarde;
9°.
installaties, en bovengrondse opslagtanks voor brandbare, explosieve of giftige stoffen, alsmede plaatsen ten behoeve van de bewaring van gasflessen waarvan de gezamenlijke inhoud meer dan 2500 liter (waterinhoud) bedraagt;
p.
garant: degene die contractueel instaat voor de financiële dekking van de aansprakelijkheid als bedoeld in
artikel 8, eerste lid;
q.
vuurwerk: vuurwerk in de zin van het
Vuurwerkbesluit .