Besluit van 2 maart 2000 tot regeling van een rijksvergoeding aan gemeenten voor woonvoorzieningen op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten (Besluit rijksvergoeding Wvg-woonvoorzieningen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 31 januari 2000, Directie Bijstandszaken, Nr. BZ/IW/2000/6007;
Gelet op artikel 10a, tweede lid, van de Wet voorzieningen gehandicapten;
De Raad van State gehoord (advies van 10 februari 2000, nr. W12.00.0039.IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 februari 2000, Directie Bijstandszaken, Nr. BZ/IW/2000/11505;
Hebben goedgevonden en verstaan:
a.
Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
b.
Wvg: de
Wet voorzieningen gehandicapten .
1.
Onze Minister verstrekt per kalenderjaar aan gemeenten een vergoeding per verleende en uitbetaalde woonvoorziening waarvan de kosten gelijk zijn aan of meer bedragen dan € 20 420.
2.
De vergoeding is gelijk aan de kosten van de in het kalenderjaar verleende en uitbetaalde woonvoorzieningen waarvan de kosten gelijk zijn aan of meer bedragen dan € 20 420, verminderd met € 9 983 per verleende en uitbetaalde woonvoorziening en met het totaal van de eigen bijdragen van gehandicapten voor deze voorzieningen.
3.
Onze Minister verleent per verleende en uitbetaalde woonvoorziening, waarvan de kosten gelijk zijn aan of meer bedragen dan € 20 420, aan de gemeente een bedrag van € 454 als vergoeding in de uitvoeringskosten.
1.
Voor gemeenten met minder dan 25 000 inwoners wordt, in afwijking van
artikel 2, tweede lid, uitsluitend ten aanzien van de eerste verleende en uitbetaalde woonvoorziening waarvan de kosten gelijk zijn aan of meer bedragen dan € 20 420 die in een periode van twee kalenderjaren is verleend € 9 983 op de vergoeding in mindering gebracht. De eerste periode van twee kalenderjaren vangt aan op 1 januari van het jaar waarin dit besluit in werking is getreden.
2.
Het aantal inwoners, bedoeld in het eerste lid, wordt op grond van het jaarlijks door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde inwonertal eenmaal per twee jaar bepaald bij aanvang van de tweejaarsperiode.
3.
De datum van het gemeentelijk besluit tot verlening en uitbetaling van de woonvoorziening bepaalt of een woonvoorziening valt binnen de tweejaarsperiode, bedoeld in het eerste lid.
1.
Het college van burgemeester en wethouders declareert de in een kalenderjaar gemaakte kosten van de verleende en uitbetaalde woonvoorzieningen door middel van een kostenopgave over dat jaar. Deze opgave wordt voor 20 september van het jaar volgend op het kalenderjaar ingediend bij Onze Minister, voorzien van een verklaring en een rapport van bevindingen van de deskundige, belast met de in
artikel 213 van de Gemeentewet voorgeschreven controle omtrent de juistheid van de verstrekte gegevens.
2.
Onze Minister stelt de vergoedingen, bedoeld in
artikel 2, eerste en derde lid, vast binnen een jaar na ontvangst van de kostenopgave, bedoeld in het eerste lid.
3.
Onze Minister kan een vergoeding geheel of gedeeltelijk weigeren, indien het college van burgemeester en wethouders niet heeft gehandeld overeenkomstig dit besluit. Onze Minister kan de onverschuldigde vergoedingsbedragen geheel of gedeeltelijk terugvorderen of verrekenen.
4.
Onze Minister verleent op verzoek van het college van burgemeester en wethouders een voorschot per verleende en uitbetaalde woonvoorziening.
1.
Het college van burgemeester en wethouders richt ten behoeve van de uitvoering van dit besluit de administratie zodanig in dat alle van belang zijnde gegevens en bewijsstukken ten behoeve van het besluitvormings- en controleproces zichtbaar en controleerbaar zijn vastgelegd.
2.
Het college van burgemeester en wethouders verleent desgevraagd aan Onze Minister of aan door hem aangewezen personen kosteloos inzage in de administratie, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 6. Nadere regels
Onze Minister stelt nadere regels over de wijze van aanvragen van een voorschot, declareren en de in
artikel 4, eerste lid, bedoelde verklaring, het rapport van bevindingen en het onderzoek dat resulteert in deze verklaring en het rapport van bevindingen.
Artikel 8. Besluit
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit rijksvergoeding Wvg-woonvoorzieningen.
's-Gravenhage, 2 maart 2000
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Uitgegeven drieëntwintigste maart 2000
De Minister van Justitie,