Besluit van 9 oktober 1991, houdende regels betreffende de beloning of vergoeding voor de bemiddeling bij en de bevordering van de totstandkoming van krediettransacties alsmede de wijze van uitbetaling daarvan
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 28 mei 1991, nr. 91046391 WJA/W, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Financiën;
Gelet op artikel 27, tweede lid, van de Wet op het consumentenkrediet ( Stb. 1990, 395);
Gehoord de Adviescommissie consumentenkrediet;
De Raad van State gehoord (advies van 2 september 1991, nr. W10.91.0275);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 30 september 1991, nr. 91080228 WJA/W, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Financiën;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
a.
wet: de
Wet op het consumentenkrediet ( Stb. 1990, 395);
c.
provisie-overeenkomst: een tussen een kredietgever en een kredietbemiddelaar of leverancier tot stand gekomen overeenkomst betreffende provisies.
Artikel 2
Het uitbetalen, aanvaarden of in rekening brengen van provisie is verboden anders dan ter uitvoering van een provisie-overeenkomst, die voldoet aan het bepaalde in
hoofdstuk II.
1.
Een provisie-overeenkomst dient schriftelijk te worden aangegaan.
2.
Zij dient te bepalen dat slechts aanspraak op provisie bestaat ter zake van tot stand gekomen krediettransacties.
1.
De provisie-overeenkomst dient te voorzien in een regeling volgens welke een kredietbemiddelaar of leverancier alleen van maand tot maand gedurende de looptijd van de desbetreffende krediettransactie aanspraak op provisie heeft ten bedrage van een in de overeenkomst te bepalen percentage van het uitstaand saldo ter zake van die transactie, zoals dat saldo luidt op de laatste dag van de desbetreffende maand.
2.
Het percentage, bedoeld in het eerste lid, dient te gelden voor alle door de kredietgever af te sluiten krediettransacties, welke tot stand komen door bemiddeling van de kredietbemiddelaar of leverancier, behoudens het bepaalde in
artikel 5.
Artikel 5
Partijen kunnen schriftelijk een wijziging van het in
artikel 4 bedoelde percentage overeenkomen, met dien verstande dat:
a.
een tussen partijen overeengekomen percentage telkens gedurende een aaneengesloten tijdvak van ten minste een maand dient te gelden;
b.
ten aanzien van reeds tot stand gekomen niet-doorlopende krediettransacties het percentage blijft gelden dat gold op het tijdstip waarop de krediettransactie werd afgesloten;
c.
ten aanzien van reeds tot stand gekomen doorlopende krediettransacties het percentage telkens eerst na 24 maanden kan worden gewijzigd uitsluitend in het percentage dat tussen partijen voor nieuw af te sluiten krediettransacties geldt op het tijdstip waarop de wijziging plaatsvindt.
Artikel 6
De provisie-overeenkomst dient te bepalen dat over de periode waarin een kredietnemer ten minste twee maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen termijnbedrag, ter zake van de desbetreffende krediettransactie geen provisie is verschuldigd.
1.
De provisie-overeenkomst dient te bepalen dat met ingang van het tijdstip waarop het door de kredietnemer verschuldigde door de kredietgever vervroegd wordt opgeëist in een geval als bedoeld in
artikel 33, onder c , van de wet, ter zake van de desbetreffende krediettransactie geen provisie meer is verschuldigd.
2.
De provisie-overeenkomst dient een gelijke regeling te bevatten voor gevallen waarin de tot de krediettransactie behorende overeenkomsten worden ontbonden, met dien verstande dat de provisie-overeenkomst dient te bepalen dat, indien de ontbinding ongedaan wordt gemaakt op grond van
artikel 42, tweede lid, van de wet, weer provisie verschuldigd wordt over de periode gerekend vanaf het tijdstip waarop de ontbinding ongedaan is gemaakt.
Artikel 8
Het is verboden provisie uit te betalen in de vorm van het verstrekken van zaken of het verlenen van diensten.
1.
Artikel 2 geldt niet voor niet-doorlopende krediettransacties, welke zijn afgesloten voor het tijdstip van in werking treden van dit besluit.
2.
De provisie-overeenkomst, bedoeld in
hoofdstuk II, dient tevens te gelden voor doorlopende krediettransacties, welke zijn afgesloten voor het tijdstip van in werking treden van dit besluit.
Artikel 10
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet in werking treedt.
Artikel 11
Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit provisie kredietbemiddeling.
's-Gravenhage, 9 oktober 1991
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
Uitgegeven de vierentwintigste oktober 1991
De Minister van Justitie,